een
kinderhand is snel gevuld zij hebben heel wat meer geduld zien
het grote in het kleine kunnen in hun dromen nog verdwijnen doe
hun onschuld dus geen pijn
zing vogeltje zing laat je prachtig lied horen zing vogeltje zing je hebt zo'n mooi gezang en zo ben je de hele dag aan de gang zing vogeltje je mooiste lied voor mensen met verdriet zing vogeltje met al je pracht zo schenk jij de mensen weer kracht zing vogeltje zing Jou lied klinkt zo mooi als van een nachtegaal zing vogeltje zing laat horen je prachtig lied
kijk
niet achterom maar kijk naar de dag van morgen want in elke
nieuwe dag ligt nieuwe hoop verborgen al lijkt de toekomst nog zo
somber heb vertrouwen en blijf geloven dan zal de zon weer
schijnen
op deze zee van gras of dromen liggen bloemen in manden vol wensen en verlangens matte rozen en bladeren van goud en geen mens kan vertellen wat het is dan alleen de hemel wellicht
Soms gaat de tijd onopgemerkt voorbij glijd het langzaam door je vingers en valt voor je het oprapen kan in een herinnering van het verleden in het niets op de grond...
daar achter die mooie zon daar wacht het hof van eden het hemels paradijs waar engelen vrij vliegen gods liefde overal aanwezig is waar de bloesems eeuwig bloeien de rozentuin welig tiert de liefde heerst geluk eeuwig zal duren daar achter die mooie zon
het is mooi na de dooi alle geuren komen weer los dieren komen naar buiten vogels beginnen te fluiten knoppen worden weer groen er is weer veel te doen ja de akkers moeten weer klaar het is weer voorjaar de lucht zo blauw de winter is gauw over
Slaap mijn liefje, slaap toch zacht De maan en de sterren staan al op wacht Stralend verspreidend hun glinsterpracht Slaap maar liefje, sluit je oogjes maar Trek de dekens maar op tot je kin Tussen je poppen en je teddybeer Morgen is er weer een nieuw begin Slaap mijn liefje, slaap zacht
buiten staat de winter weer voor de deur koude sluipt weer over de grond en de ijslaag wordt weer dikker heerlijk genieten rode neusjes koude handjes maar op hun mond een blijde lach straks wat warme chocolade op een koude winterdag
De Kerstboom weg vandaag gaat het toch gebeuren voorzichtig beginnend met de piek een erfstuk van lang geleden de rode en zilveren ballen het engeltje glijdt naar benee de lampjes keurig om een stukje karton om ergernis een volgende keer te voorkomen k sta stiekem een beetje te treuren het was zo gezellig die lichtjes in huis ook alle andere kerstatributen verdwijnen weer netjes in de doos leeg, kaal, en met t geluid van storm en regen speur ik snel andere gezellige lichtjes weer op de glazen potjes en vaasjes waar een lichtje in past de schaal met heel veel gekleurde drijfkaarsjes de prachtige kandelaar weer uit de kast straks nog een mooie bos bloemen dan gaan toch de lichtjes weer aan en wordt t evengoed weer sfeervol dag Kerstboom, vol weemoed laat ik je gaan...
Driekoningen wordt zowel door protestanten als katholieken gevierd. Willem Barentsz vierde het tijdens de overwintering op Nova Zembla.
Kinderen lopen de avond voor Driekoningen in groepjes van drie verkleed met een kroon langs de deuren; een van hen heeft een zwart gemaakt gezicht. Ze dragen daarbij lampionnen en zingen de volgende woorden:
Drie koooningen, drie koooningen, geef mij nen nieuwen (h)oed.
Mijnen ouwen is verslee-eeten, mijn moeder mag 't nie wee-eeten.
Mijn vader heeft het geld, op de toonbank neergeteld.
Oorspronkelijk luidt de laatste zin "op de [russel] rooster geteld. Op de rooster tellen betekent hier: geen geld hebben of geen kunnen bijhouden. Bron: "Driekoningenzingen" van P. Spapens (blz. 76). Deze versie wordt in Vlaanderen nog altijd gezongen.
(De laatste twee regels luiden ook wel: "Mijn vader heeft geen geld, is dat niet slecht gesteld?",
Als beloning voor het zingen krijgen ze eten, snoep en geld. De lampionnen zijn een overblijfsel van een oude heidense gewoonte, waarin men fakkels droeg om boze geesten te verjagen. Het snoepgoed dat werd uitgedeeld, stamt van heidense offermalen. De boon in de koek en het kaarsjespringen zijn ook afgeleid van heidense gebruiken. De Germanen mochten in de twaalf nachten van de nieuwjaarsfeesten geen peulvruchten (hun hoofdvoedsel) eten en de 'heilige boon' betekende het einde van die vasten.
In huis werd Driekoningen met eten, drank en gezang gevierd, Jan Steen heeft dit geschilderd (Het Driekoningenfeest). Bekend is het Koningsbrood of koningentaart die men bakt: er wordt een bruine boon of muntstuk in verstopt en degene die hem vindt is die dag "koning(in)". (Dit wordt beschreven in het autobiografische kinderboek "Blijf lachen Irmgard" van Irmgard Smits). Degene die de koning is, is die dag de baas in huis!
Ook kende men de koningsbrief: zowel in huiselijke kring als op een groot officieel feest. Men kon in een ton papiertjes grabbelen en degene die de koningsbrief trok, werd door iedereen getrakteerd en was de baas. Tevens werden er brieven getrokken voor de functie van raadsheer, rentmeester, secretaris, zanger, speelman, kok, portier, schenker en zot en zottin. Volgens een legende hoorde koning Frans I van Frankrijk in 1521 voor het eerst over zo'n koningsbrief, hij verklaarde de 'koning' de oorlog en ging erheen, maar werd ontvangen met sneeuwballen, appels en eieren. Een dronken man gooide zelfs met een stuk brandend hout, maar koning Frans zag in hoe hij zich voor gek had gezet en weigerde de man te vervolgen.
Een andere veel voorkomende traditie is het bakken van een taart waarin een bruine boon verborgen zit. Degene die het stuk met de boon vindt, krijgt een kroontje als "koning" van de dag.
In Sint-Niklaas is een Driekoningenstraat. Elk jaar was er dan een grote Driekoningenstoet, waarin de Drie Koningen zelf als reus meeliepen; vandaag bestaat deze folkloristische stoet niet meer en zijn deze reuzen stadseigendom.
Driekoningen is bij veel gezinnen het moment om de kerstboom buiten de deur te zetten.
Driekoningenfeest, schilderij van Jan Steen
Beschrijving schilderij
Het driekoningenfeest was in de Nederlanden erg belangrijk en werd traditioneel gevierd. Naar oud gebruik werd een van de feestgangers tot koning uitgeroepen, ofwel doordat hij een boon vond in een speciaal gebakken koek, ofwel, zoals hier gebeurd is, door het trekken van een lot. Jan Steen heeft de verrassende oplossing bedacht om het jongste kind koning te laten zijn. Het staat met een fraai versierde, papieren kroon op het hoofd, vastgehouden door zijn lachende moeder, op tafel en houdt trots het ereglas vast. Het hoogtepunt van de avond was het moment dat de koning zijn eerste slok nam. Maar hoewel de jonge koning op het punt staat om zijn eerste teug te nemen, zijn de overige feestgangers al aan het brassen geslagen. Een jongetje heeft een hap genomen uit een versgebakken wafel en biedt de rest lachend aan de koning aan. Eierschalen op de grond naast een grote pot met beslag geven aan dat er nog meer wafels zullen volgen. De man die met zijn rug naar de toeschouwer zit, houdt het deksel van zijn kruik open, wat aangeeft dat ook het drinken al begonnen is. Een violist speelt er lustig op los en een nar zorgt voor een vrolijke noot door zijn tong uit te steken naar het stijve paar links, terwijl hij zijn fallisch versierde stok hun kant op richt. Ook wie niet aan tafel zit, geniet met volle teugen. Links op de voorgrond heeft een meisje haar jurk opgeschort om over drie brandende kaarsen symbolen van de drie koningen te springen. Een jongetje kijkt toe of ze zich aan de regels houdt. Tenslotte is er de vrolijke troep die aan de deur door de meid wordt verwelkomd: dat zijn de sterrenzangers, muzikanten die met papieren kronen getooid over straat rondzwierven met de traditionele ster die de bijbelse koningen naar Jezus Christus had geleid.
Het feest ontstond in de vierde eeuw in het oosters christendom en was oorspronkelijk bedoeld om de verschijning van de vleesgeworden Zoon van God op aarde te vieren (επιφάνεια, epiphaneia is Grieks voor 'verschijning'). Daarbij werden de tekenen van Jezus' goddelijkheid herdacht: de geboorte uit de Maagd Maria, het bezoek en de aanbidding van de Wijzen uit het Oosten, gebeurtenissen uit Jezus' jeugd en de doop door Johannes de Doper.
De Kerk van de Latijnse ritus vierde de geboorte van Jezus echter steeds op 25 december. Met de overname van het feest van de epifanie op 6 januari door de Latijnse Kerk werd daarom alleen de aanbidding der wijzen herdacht, waarmee de bekendmaking van Christus aan de wereld wordt gevierd.