Op reis
Een groep kraanvogels hoog in de lucht Ze kijken niet om, vliegen gestaag vooruit Wat willen ze vertellen met hun luide roep Ginds, achter onmetelijk verre horizonten Daar willen ze naar toe Daar is hun thuis, of misschien toch niet Ze zullen er niet blijven Zijn altijd onderweg, op zoek Ze leven in heimwee naar wat ze achterlieten Ze komen en gaan, komen en gaan, komen en gaan Eindeloos lang
|