Liesjexml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Op een dag liet ze zich horen met luid gekwaak. Het was een grauwe gans die heen en weer liep langs de afsluitingsdraad, die onze weide scheidt van de Demer. Ze liet duidelijk verstaan dat ze graag aan de andere kant van de omheining wilde zijn. Hoe moest ik dat aan boord leggen? Als ik de omrastering zou wegnemen, konden onze eigen kippen, ganzen en eenden ontsnappen. Ik bedacht een truckje. Eerst maakte ik een bijkomende kleine ruimte met heining af tegen de bestaande afsluiting, dan kon ons pluimvee niet ontsnappen, en daarna zette ik het kippengaas aan de beek open. Als de grauwe gans dan in de nieuwe ruimte zou komen, kon ik haar verder doorlaten naar onze weide. Het duurde niet lang of ik zag ze al staan achter de tijdelijke afsluiting, luid roepend om aandacht. Nu was het zaak om zo onopvallend mogelijk naar de plaats te gaan waar ze zat, zodat ze niet zou wegvluchten, dacht ik. Maar dat bleek helemaal niet nodig. De grauwe gans bleef gewoon staan wachten tot ik er aankwam en ze aarzelde geen seconde toen ik haar doorliet naar onze weide. Onmiddellijk ging ze op verkenning op haar nieuwe terrein, luid kwakend haar aanwezigheid aankondigend aan de andere weidebewoners.
De grauwe gans deed alsof de weide van haar alleen was. Als er een van onze kippen, eenden of boerenganzen te dicht in haar nabijheid kwam, liet ze merken dat ze daar niet mee was opgezet. Ook op mijn gezelschap was ze niet gesteld, dat kon ik horen aan het aanhoudend indringend kwekken.
Zon innemende aanwezigheid tussen ons pluimvee moest natuurlijk een naam krijgen, we doopten haar Liesje. Zolang Liesje bij ons is geweest, hield ze zich afzijdig van de andere gasten. Ze leefde op haar eentje, tot er iets speciaals gebeurde. We bemerkten dat ze bezig was met eieren te leggen, goed verscholen onder een dennenboom. Ze had evenwel geen mannelijke soortgenoot, dus konden haar eieren niet bevrucht zijn. Ons koppeltje boerenganzen was in die periode ook aan het leggen en wij namen een paar eieren van die nest weg en legden die onder Liesje, die al een paar dagen zat te broeden. Na een week of vier zagen we een geel donzig wezentje tussen haar beschermende vleugels doorpiepen. Liesje had twee jongen, het waren wel koekoeksjongen, maar zij beschouwde ze als haar eigen nakomelingen, en o wee wie kort in haar buurt durfde te komen. Meer om de anderen dan haarzelf te beschermen, plaatsten we Liesje met haar jongen achter een omheining. De kuikentjes groeiden dat je het zag en al vlug waren ze groter dan hun surrogaatmoeder. Maar de moederband kon niet verbroken worden en zolang Liesje leefde zijn de drie in elkaars buurt gebleven, moeder grauwe gans en haar nazaten boerenganzen. Eén jong was hagelwit, het andere meer grauw van kleur, zodat die wat meer op haar moeder leek.
Jarenlang leefden ze met hun drieën in vrede tussen de andere bewoners op de weide en vormden ze een onafscheidelijk clubje. Liesje bleef de attractie van de weide en wie zich op haar territorium begaf werd verwelkomd met luid gesnater, flink aangewakkerd door haar overmaatse kompanen.
Op een koude zondagmorgen ging ik zoals gewoonlijk vroeg in de voormiddag eten en drinken geven aan ons pluimvee. Het viel me op dat ik Liesje niet hoorde. Dat was hoogst abnormaal, er moest iets aan de hand zijn. Haar twee metgezellen verraadden haar aanwezigheid door steeds in dezelfde buurt rond te hangen. En ja hoor, daar vond ik Liesje, verscholen onder de dennenboom waar ze ooit had gebroed. Ze kwam niet meer eten en na een tijdje zag je haar zo vermageren. Haar ogen werden dof en haar ooit zo blinkende pluimen vaal. Op een morgen vond ik haar levenloos onder de dennenboom. Dicht bij de draad aan de beek, waar ik haar voor het eerst had gezien, heb ik haar een laatste rustplaats gegeven. Haar heengaan liet een leegte achter in de weide. De boerenganzen hebben nog lange tijd naar hun moeder gezocht, voordat ze zich tenslotte bij hun soortgenoten in de weide aansloten.
|