We proberen de bronnen welke we gebruiken terug te geven bij elk onderwerp, mochten er opmerkingen zijn worden deze aangevuld op aanvraag of worden de publicaties verwijderd.
De Roterijstraat, een van de vroegere gekendste straatkermissen van Kortrijk, die lang is blijven bestaan. Er waren veel herbergen in de straat. Verkleedpartijen, toneel, spelletjes, lichtjesprocessie enz. Was een joviaal volk waar veel “Vedetten” tussen zaten. Iedereen van de straat en de omliggende straten deden mee. Verbroederden met de straatkermis van de nabijgelegen Watermolenstraat. Op dergelijke feestjes werd een ferm glas gedronken, gefeest en gedanst, niemand was met zijn GSM bezig.
Zicht vanuit richting Brugsesteenweg in richting Burgemeester Vercruysselaan. Achteraan links de Antoon van Dycklaan.
Van de Lange-Brugstraat tot het Plein. In 1580 ontstaan op eigendom van de Groeningeabdij, daarvoor aangekocht door de stad Kortrijk. In 17de-18de eeuw was het de "Houtmarct en Beestenmarct", vanaf 1619 had de plaats de functie van beestenmarkt. In 1876 kwam de officiële naam Houtmarkt. De bomen werden er geplant in 1808 en in 1822 terug omgehakt. In 1843 verschenen er ijzeren palen om de dieren aan te binden. In 1859 verhuisde de beestenmarkt naar de huidige Veemarkt. De groentenmarkt verhuisde in 1957 eveneens van de Houtmarkt naar de Veemarkt. Gegeven moment was er een paardenmarkt, het plein werd eveneens gebruikt om circustenten op te plaatsen bij gelegenheden, in 1939 stond er her circus Bouglione met 8000 zitplaatsen, het grootste van Europa. De laatste jaren was het een open parking met vijf platanen. In de vroegere jaren waren er in de omgeving een tiental kroegen, waarvan een vijftal erkende bordelen met elk vijf meisjes. Deze verdwenen na de eerste wereldoorlog. Het laatste bordeel verdween na de 2e WO. De St Niklaasstraat die op het plein uitkomt noemde in de 15e en 16e eeuw het Bordeelstraetkin, naar de activiteiten welke er plaatsgrepen.
Herbergen op het plein noemden : Het Fortuintje – Schild en vriend – Prinse Eugene van Savoien – Den Prins – In de Lindeboom – A la ville de Tournai – Au Mouton Blanc – Palais du Cristal (een luxebordeel met veel spiegels met beschikbaarheid van 7 bedden) – In de Leeuw van Groeninge – In de Lambeth Walk – Den Bonten Osse – Au boeuf d4Or – Waldhaus – Novada – In den Turner – Het Neerhof – Cour des Princes.
De St Niklaaskliniek wordt niet opgenomen in deze omschrijving en zal deel uitmaken van een afzonderlijke publicatie.
Het plein getrokken vanuit de vroegere St Niklaaskliniek en nu vanuit het rustoord. De groene omgeving oogt uiteraard mooier dan de tarmac parking. Op de onderste foto is achteraan de groothandel Verwee reeds afgebroken, de foto moet van na 1970 zijn. Er is een goed zicht op de Groeningelaan op de woning van de vroegere waterdokter Vander Plancken en omgeving. Rechts daarvan het appartementsblok van de Goedkope Woningen aan het Plein. De muur van het Begijnhofpark is nog niet ontsloten en dus nog niet toegankelijk. Centraal uiterst achteraan op de zwart wit foto de Collegetoren. Op de kleurfoto is deze reeds afgebroken en vervangen door de nieuwe “Wolkenkrabber” de appartementen van de K-Tower aan de Diksmuidekaai.
Op de hoek met de Lange Brugsstraat staat de herberg “Cusco” voorheen ’t Fortuintje, woning die er al stond van in 1641. Werd door handelaars druk bezocht tot in 1957 en de markten er verdwenen. Noemde in de 19e en 20e eeuw “Het Fortuintje” Had ook nog de benamingen Cosmopolite (1970) , Charo (1996) en Yplos, laatste een homobar. Nu een rustige Horeca klassezaak, het bezoeken waard.
Houtmarkt nr. 3-4. Vroeger twee eenvoudige bakstenen lijstgevels uit de 19de eeuw. De rechtse werd afgebroken en ingenomen door de academie. De linkse werd gerenoveerd.
De huidige “Academie” was in 1726 de herberg ‘Prinse Eugene van Savoien” (Oostenrijks veldheer) . Men oefende er het Gaaibolspel. De herberg werd 1831 werd omgebouwd tot een Rijkswachtkazerne. In 1879 waren er één Marechal de logis, acht gendarmen te paard, één brigadier en vier gendarmen te voet. Tijdens de 1e WO werd het gebouw gebruikt als Fendgendarmerie en gevangenis. Na de oorlog was het een gevangenis voor politieke gevangenen. Sedert 1945 huist de academie er. De rechtbank heeft er ook een tijdje gezeteld na de brand in het justitiepaleis. Op de rechtse foto staat het opschrift “Nationale Gendarmerie”, doch het gebouw deed dienst als gevangenis tijdens de eerste wereldoorlog. Merk de dichtgemetselde vensters en de Duitse soldaten in de poortopening. De gevangenis was voorzien van een Duits afluistersysteem achter de plinten verstopt. De krijgsgevangenen werden afgeluisterd. Militaire info werd doorgespeeld naar de Duitse legertop .Rechts van de academie stonden eveneens twee stadswoningen inmiddels eveneens afgebroken.
De straat tussen de Houtmarkt en de Groeningestraat behoort tot de Houtmarkt. In de volksmond werd deze vroeger “De spleete van Verwee” genoemd. Links de loodsen van Verwee. Rechts een huizenrij met uiterst rechts een herberg. Inmiddels werden alle woningen tussen de loge en de hoekherberg aan de Groeningestraat afgebroken en vervangen door nieuwbouw.
Voorheen de weverij van Catteaux-Gauquié. De zusters van de “Arme Klaren” klaagden dat ze van het lawaai van de machines niet konden bidden. In 1899 kwam er de groothandel in voedingswaren Verwee, afgebroken in 1970, nu appartementen. Er was een koffiebranderij en Verwees koffies waren goed bekend. De Houtmarkt rook dan ook regelmatig aangenaam naar koffie. Verwee was gekend van de kruidenierswinkels “Vivo” (Vrije Inkoop en Verkoop Organisatie) dit sedert 1952, een tegenhanger van de gekende Centra winkels.Opvallend hoeveel Volkswagen kevers er toen reden.
Vrijmetselaarsloge van het Groot-Oosten - Houtmarkt 18 , huis met een blinde gevel. Het eerste gebouw werd opgetrokken in 1880 door Charles Georges en in 1907 aangekocht door de Kortrijkse Loge. Een passer en winkelhaak symbolen van “Le Grand Orient” werden boven de ingangsdeur aangebracht. Het gebouw liep bomschade op in de Eerste Wereldoorlog (1917) , waarna terug opgebouwd in 1920 naar ontwerp van Brussels architect dit in Dorische stijl. Tijdens de 2e WO werd het lokaal door de Duitsers gebruikt als preventief geneeskundig centrum. Er werden daar tussen 1940 en 1944 tweeduizend onderzoeken gedaan op Kortrijkse vrouwen van lichte zeden. Er vergaderen vier logen, Vriendschap , de vrouwenloge, de reguliere grootloge met Schotse ritus en Acasia. Hier in een zwarte en een witte versie, blijven allebei even geheimzinnig !
Bovenaan de gevel staat een beeld van een vrouw met haar vinger op de mond en het opschrift “Amicitia Fortior”. De vrouw betreft een Athenabeeld (Godin van de wijsheid).
Tussen het gebouw van de Loge en herberg Het Neerhof waren verschillende zelfstandigen gelegen, waaronder Roeland Deschamps , Nicos doopsuiker en een bloemenwinkel. Deze zaken leefden met de bezoekers van de St Niklaaskliniek, inmiddels allemaal verdwenen. Op de daken stonden nog TV antennes en de parking was praktisch altijd volzet.
De rij van het Neerhof naar de spleete van Verwee toe. Bemerk vooraan dat de kabels van de elektriciteit nog aan palen hangen en niet ondergronds liggen.
In 1872 werd het Neerhof al vermeld. Tijdens de tweede wereldoorlog deed het gebouw dienst als apotheek van de Wehrmacht. Er was er ook een veldkeuken. Buurtbewoners kregen door het venster een kom soep aangereikt. Van 1972 tot het jaar 2000 werd de herberg opengehouden door Roland Van Ruymbeke. Hij werd er dood aangetroffen achter zijn tapkast.
De markt omstreeks 1917 en vandaag. Het linker gebouw werd gebruikt door het Duits leger, boven de poorten zijn Duitse opschriften aangebracht. Er was een tyfusafdeling en een ontluizingsafdeling. Gekwetsten van het offensief bij Ieper werden er eveneens verzorgd. Bij uitvergroten is een militair zichtbaar. Kasseileggers zijn aan het werk. Uit de St Niklaasstraat komt een paard met kar gereden.
De Paardenmarkt op het plein. Achter de paarden zien we herberg Schild en Vriend en rechts ervan het Fortuintje. Rechts op de zwart wit foto staat reeds de vermelding Academie. De foto is genomen halverwege de jaren 1920.
Bestond reeds in 1898, een volkscafé van de brouwerij Malfait. Jarenlang opengehouden door Martin Bolle een gekende Kortrijkzaan (jaren 1970-80) , die ook taxichauffer was. De gevel van de herberg komt uit op de Houtmarkt, doch is wel gelegen in de Lange Brugstraat. Hier de inhuldiging van de wijkburgemeester van de straatkermis van de Lange Brugstraat en de Houtmarkt.
Enkele panoramische foto's van het plein in zijn huidige staat.
DE BROELTORENS EN DE LEGENDE VAN NEPOMUCENUS - DEEL 1/2 -
Hij is patroon van de drenkelingen, priesters en biechtvaders, van de bruggen, de schippers, (waterrad-)molenaars en alle beroepen die met riviervaart te maken hebben. Het oorspronkelijk beeld werd gemaakt door Lieven Heldenberg in 1741 in opdracht van Leonard-Jozef Surmont en stond op de houten brug tussen de Leiestraat en de Budastraat met zijn rug naar Frankrijk. Kortrijk was toen juist vier jaar lang geteisterd geweest door Franse vijandelijkheden. Foto hieronder, het beeld op de oude Leiebrug, een schilderij van Depratere Henri uit 1815.
In 1882 verhuisde het beeld naar de Broelkaai . In 1913 werd het beeld op de Broelbrug geplaatst. Later werden nog twee kopiëen gemaakt (in 1922 en 1947) na vernieling tijdens de wereldoorlogen van 1914-18 en 1940-45. De heilige heeft een stralenkrans met vijf sterren rond het hoofd. De vijf sterren staan voor de vijf letters van het woord tacui (ik heb gezwegen). De vijf sterren herinneren aan de vijf lichtjes die de plaats zouden aangeduid hebben waar het lijk van de heilige zich bevond. Foto van het beeld op de Broelkaai. Links achter het beeld de Burgemeester Tayaertstraat (Tayaertsgat genoemd) en de olieslagerij Devos, later meubelfabriek Degezelle. Rechts de toren van de kapel van de Paulinen.
Het beeld langs de Broelkaai. Bemerk de vijf grote sterren, die op de latere beelden in een kleinere versie werden aangebracht. In de sokkel staat geen tekest zoals later, doch een soort rooster.
DE BROELTORENS EN DE LEGENDE VAN NEPOMUCENUS - DEEL 2/2 -
Nepomucenus tijdens de overstromingen van 1894 met zijn voeten in het water. Links er van de zuigtoren van de Kortrijkse Bloemmolens.
Johannes Nepomucenus (Pomuk in Bohemen rond 1350-1393) was pastoor van de Sint-Galluskerk in Praag. Zijn ouders moeten redelijk welvarend geweest zijn, want hij kon studeren aan het plaatselijke klooster, later in Praag en zelfs aan de universiteit van Padua. In 1389 werd hij benoemd tot vicaris-generaal van de aartsbisschop. In die functie raakte hij verwikkeld in een strijd met koning Wenceslaus van Bohemen om de rechten en vrijheden van de kerk te vrijwaren. De koning zon op wraak. Op 20 maart 1393 werd Johannes tijdens onderhandelingen tussen Kerk en Hof gearresteerd. Diezelfde nacht werd hij afschuwelijk gefolterd en vanaf de Karelsbrug in de Moldau gegooid en verdronken. De werkelijke redenen voor dit gruwelijke optreden blijven vaag, maar volgens de volksmond zou Wenceslaus woedend zijn geworden toen Johannes had geweigerd te verklappen of de koningin al dan niet gebiecht had dat ze er een minnaar op nahield. Hij werd in 1393 gevangen genomen en in de Moldau verdronken. Nadien zou de bisschop van Praag hierover een brief hebben geschreven naar Paus Bonifatius IX: "Nadat men zijn rechter- en linkerzij zozeer verbrand had dat hij in feite al ten dode was opgeschreven, werd doctor Johannes, mijn beste vicaris, openlijk door de straten van de stad naar de Moldau gesleept. Terwijl zijn handen op zijn rug werden vastgemaakt, bond men hem - als ware hij een wagenwiel - met zijn hoofd aan zijn voeten; in zijn mond zette men een stuk hout rechtop zodat deze wreed werd opengescheurd. Zo hebben ze hem naar beneden gegooid en verdronken". In 1729 werd hij heilig verklaard.
Vaak vindt men een beeld van de heilige Johannes van Nepomucenus op of naast een brug. in België onder andere in Brugge (Wollestraat), Antwerpen (Lange Nieuwstraat ), Kortrijk (Op de brug over de Leie, tussen beide Broeltorens), Aalst (Houtmarkt) en Malmedy (Brug over de Warche).
Hieronder het beeld. Bemerk achteraan links de vroegere Ijsfabriek. Rechts Ten Broele-instituut, inmiddels afgebroken.
Toen de heilige in de golven van de rivier was verdwenen, kwam zijn lichaam plotseling bovendrijven, omstraald door vijf helder blinkende sterren. Een hele menigte mensen kwam nieuwsgierig op het licht af dat daar midden in de nacht op die ongewone plek zo'n bijzonder schijnsel gaf.
Men vond het lijk en herkende de geliefde predikant. Ook de koningin stond vanuit haar slaapkamerraam in het paleis het drukke geloop gade te slaan. Ze vroeg haar man wat dat allemaal te betekenen kon hebben. Deze antwoordde in het geheel niet, en omdat hij voelde dat de gebeurtenissen een wending namen die ongunstig voor hem konden uitpakken.
Bij het aanbreken van de dag kwamen alle mensen uit de hele stad naar de plaats waar men de priester uit het water op de oever had gelegd. De priesters droegen het in een plechtige processie onder het rouwbeklag van het volk naar de domkerk daar niet ver vandaan.
Duizenden mensen stroomden toe. Ieder wilde nog eenmaal die mond zien die zo inspirerend gepreekt had en nog één keer de hand kussen die hen zo dikwijls gezegend had. Vooral de armen van de stad konden maar geen afscheid nemen van hem die voor hen altijd geweest was als een liefhebbende vader.
Aanvankelijk beval koning Wenceslaus nog wel het lijk op een onbekende plaats te begraven. Maar het werd heel snel ontdekt. Rond de plaats waar Johannes begraven was, hing zo'n heerlijke geur van heiligheid dat hij binnen de kortste keren werd ontdekt.
Onder plechtig vertoon werd hij nu bijgezet in de Domkerk te Praag. Daar werd hij door de gelovigen vereerd.
Hieronder het beeld in zijn huidige staat anno 2017.
Een regenachtige dag in 1919. Tijdens Wereldoorlog I werden zes Kortrijkzanen gefusilleerd. Maurice Hofman, goudsmid, Achille Coigné , goudsmid, Aloïs Van Gheluwe, rustend eerste-wachtmeester bij de rijkswacht, Théophile Goedhuys,hoofdtreinwachter, Maurice Decabooter, postbediende, en Cyrille Vande velde, hoofdkondukteur. Op 23-24 augustus 1919 werd het stoffelijk overschot van de zes gefusilleerden plechtig van de Grote Markt naar het Sint-Janskerkhof overgebracht. Onderaan rechts een eenheid van de Rijkswacht te paard. Ervoor een legereenheid te paard. Rechts het stadhuis. Op de hoek van de Rijselsestraat de Estaminet “A La tete d’or” (Later Het Kopke). Links ervan de gevel van café “t’Belfort”. Bemerk dat er in de dakgoot vier personen zitten paraplus incluis. Alle vensters staan open gevuld met kijklustigen. Links “Au Savoyard” nog steeds bestaande. Alle vlaggen hangen “halfstok”.
Carrousel van de Rijkswacht in de Zwevegemsestraat tijdens de jaren 1960. Bemerk de gekende winkels van destijds, “ Wijnkelder” en de “Codi”. Rechts staat een camionette aan de “Wijnkelder” met opschrift “Franse wijnen Rocher “. Achteraan rechts bestond nog de cinema Palace. Achteraan links café Paris. Bemerk ook de vele TV antennes op de daken. Achteraan de foto op de hoek van de Veemarkt en de Kleine St Jansstraat stond een huis met torentje dat in 1908 gebouwd werd. Na de Tweede Wereldoorlog was het een kantoor van de Kredietbank. Het gebouw werd samen met drie aanpalende woningen in mei 1976 gesloopt voor de aanleg van de Romeinselaan.
De Carrousel van de Rijkswacht in hun azuurblauwe tuniek, bestaat uit één officier, 32 ruiters en een kliek met een paukenist en zes trompetters. Ze koppelen paardrijdend de dressuur aan de onstuimigheid en de beweging. Tijdens hun dressuuroptredens worden ze begeleid door het muziekkorps van de Rijkswacht, op Weense operettemuziek, Amerikaanse Musicals van voor en na WO 2.
Carrousel van de Rijkswacht op de Grote Markt, de klaroenblazers en de paukenist vormen de Kliek, gevolgd door de ruiters. Op de achtergrond het historische stadhuis. Links Restaurant “Savoyard” , het hotel “Belfort” en het “Kopke”. Merken van bieren Stella Artois en Anglo Belge (Inmiddels niet meer bestaande) , voor die zaken een attobushalte vermeldende “St. Elisabeth”. Rechts op de foto, in de Overleiestraat een woning met bovenop het gebouw “FAMO”, (Kledijwinkel ?). Jaartal foto niet gekend.
Rijkswachters te paard op de Sinksenfeesten 1977. Op het pui van het stadhuis staat het stadsbestuur, we herkennen Burgemeester Antoon Sanssen – Dejaeghere Joseph…De voorste ruiter met sabel op schouder betreft een opperwachtmeester (drie latten) heeft ook de vleugels van Para Commando en eronder de medaille van het Koninklijk escorte. Dragen het nieuwe blauwe uniform. Allen zijn drager van de paradekoorden en witte handschoenen. De paarden zijn klassiek opgetuigd, met dubbele toom, de hoeven zijn mooi gezwart en achteraan zijn “ruitjes” getrokken.
Café "De Ster" & Standplaats voor velos...tijdens de veranderingswerken in geciteerde herberg kwam een muuropschrift tevoorschijn vermeldende "CAFE - STANDPLAATS VOOR VELOS". Deze is geschilderd op de vroegere buitenmuur van het huidige Grieks restaurant bij Spyros. Moet al op de muur staan van voor de bouw van "De Ster". Ik heb nooit een fiets weten staan binnenin de Ster !
Panorama met vooraan het Prinses Marie Joséplein en een dieptezicht naar het centrum toe. Foto begin 1950. Onderaan de Marie Joséplaats (zo noemde het plein toen) , merk de pas aangeplante wilde notenboompjes. Links in de Passionistenlaan staan de noodhuisjes nog welke geplaatst werden na de oorlog, die werden afgebroken in 1956. Op de spoorwegberm komt de stoomtrein aanrijden met veel dampvertoon, de rookpluim wijst er op dat hij richting Gent rijdt. In de Jan Breydellaan stonden nog zeer mooie bomen, die in 1955 de plaatst hebben moeten ruimen, zogezegd omdat de eerste stadsbus naar de Olmenlaan er zou moeten door rijden.
(Bronnen archief turbo - beeldbank)
Hieronder : Op meerdere plaatsen in Kortrijk werden na de zware bombardementen primitieve noodwoningen opgetrokken in een soort assesteen (of zenders) , welke weinig plaats boden en meer dan tien jaar in gebruik waren. Op de gelijkgrondse berm van de Passionistenlaan aan de kant van de spoorweg stonden noodwoningen over ongeveer de volle lengte van de straat. De trein passeerde meerdere keren daags op enkele meter achter de woning. Op een van de foto’s passeert het muziekkorps van het Sint Amandscollege.
Hieronder : Onderaan links van het panorama lag juist buiten beeld een voetgangersbrug (Paserelle) over de spoorweg. Op de foto een bijeenkomst bij het kapelletje aan het Marie Joséplein. Dit kapelletje werd tijdens de meimaand veel aangedaan door gelovigen. Heden 2017 zie je sporadisch nog een oudere die er stopt en mijmerend naar het kapelletje kijkt. De hoekwoning links is nog steeds bestaande en in identieke staat. De brug werd veel gebruikt door omwonenden, veel ouderen zullen zich als kind te brug herinneren toen ze er over moesten naar school, en boven bleven staan tot de stoomtrein gepasseerd was. De woningen centraal achteraan zijn inmiddels afgebroken. Op het terrein achter de brug lag de vroegere Barco inmiddels eveneens afgebroken en nu is er het woonpark “Park 1302”.
Op de hoek van de Grote Markt en de Korte Steenstraat ligt een woning uit de tweede helft van de zeventiende eeuw (1673). Het heeft een gevel in rode baksteen met trapgevel en gevelankers.
Het gebouw heette in de 16-18e eeuw “Het Gouden Cruys”. De bekende drukkersfamilie Van Ghemert woonde er. Antoon Van Ghemert vervaardigde van 1560 tot 1570 papier in een watermolen. In 1906 vestigde apotheker Himpe er zich, het was een apotheek tot 1963 met als laatste uitbater Moncarey. Links in de Korte Steenstraat lag het huis “De Mol”
De hoek wordt gemarkeerd door een fraaie natuurstenen nis met een “Madonna met kind”, een kopie van een 15de-eeuws beeld. Het origineel gepolychromeerd beeld is in Kortrijks privébezit. In 1983 werd het hoekhuis beschermd als monument.
Bepaalde tijd was het de gekende kledijwinkel MERINOS , thans is er de herenboetiek VENETO..
De oude foto moet tijdens de zomer genomen zijn, vele vensters boven staan open. Boven de ingang van de apotheek hangt zoals de naam het zegt een gouden kruis. In de vitrine staan diverse producten maar ook veel reclame, opmerkzaam is een bord met tekst “Ik adem weer”. Voor de woningen zijn deksels naar de kelder voorzien te zien om kolen in te doen. Opvallend zijn ook de vele vlaggenmasten aan de woningen. De staat van de voetpaden is allesbehalve. Links hangt een verkeersbord, waarschijnlijk verboden te stationeren, wat geen probleem zal geweest zijn, er waren bijna geen voertuigen. Het straatnaambord “Korte Steenstraat” is eveneens zichtbaar.
Rechts van de apotheek merkt men het naambord in spiegelbeeld van herberg SAAZ die toen reeds bestond en nu nog dezelfde naam draagt (nu ook leegstaand). Een huis verder een gevelbord met vermelding “Grande Charcuterie Centrale”. Nog een woning verder een uithangbord met “Restaurant” op.
Op de recente foto is de bovengevel bijna identiek gebleven, de schoorstenen zijn verdwenen, onderaan is de mooie gevel verdwenen.
De lantaarn voor de nis is sedert enkele jaren gesneuveld tijdens een onweer.
De Korte Steenstraat is sedert 1961 de eerste Belgische “Shopping street”.
(Bronnen : Archief Turbo - Beeldbank.)
Onder de gevelnis met "Madonna met kind"
Onder foto van de nis ondertekend door Theodoor Sevens
Onder foto van het origineel geploychromeerd beeld in Kortrijks privébezit.
Sinds meer dan 300 jaar torent Mercurius boven de Grote Markt van Kortrijk uit. Burgemeester Schinckele liet het beeld op de Halletoren plaatsen in 1712.
Mercurius is de Romeinse god van de handel en winst en is een vriend van reizigers en kooplieden. De Grieken noemden hem Hermes. Hij brengt voorspoed en zegen over de stad. Hij staat gekend voor zijn behendigheid snelheid en listigheid. Aan zijn hoed en schoenen zijn vleugels bevestigd en hij heeft een herautstaf (staf die een koerier of onderhandelaar ongehinderde doorgang moest verlenen in het oude Griekenland) in de linkerhand. Rondom de staf wentelen zich twee slangen. In zijn rechterhand houdt de god het wapenschild van Kortrijk omhoog.
Het beeld op de Halletoren kent een bewogen geschiedenis. Doorheen de eeuwen stond er ook een vergulde arend op de spits en ook een leeuw. Tijdens de tweede wereldoorlog werd Mercurius van de toren geblazen door bombardementen. Tijdens de tweede wereldoorlog was hij terug slachtoffer van bombardementen en keerde pas terug in 1951. In 1971 liet een storm hem landen op de parking van de Markt. In 1990 werd hij gerestaureerd en opnieuw verguld. Vroeger draaide het beeld mee met de wind nu werd hij vast bevestigd. Bewonder hem als heraut (functionaris, boodschapper en/of ceremoniemeester) voor onze stad.
Het beeld is van verguld brons en meet ongeveer 120 cm (zonder sokkel) . Het is gemaakt door een onbekende beeldhouwer. Het draagt de inscriptie ‘Scinck Scinkele” een verwijzing van de opdrachtgever en de schenker. Denis de Schinckele (1664-1727) was burgemeester van Kortrijk van 1702 tot 1724 met enkele onderbrekingen. Hij verwezenlijkte de Reepkaai en plaveide meerdere wegen naar Menen Gent en Doornik. Zijn naam bleef voortleven in de Burgemeester Schinckelstraat op Overleie en de vroegere gekende Schinckelfeesten. Doorheen de eeuwen werden er meerdere herstellingen aan verricht. In 2014 volgde terug een volledige restauratie en hij terug paraat voor geruime tijd.
De club werd officieel gesticht in 1939 door enkele enthousiaste bestuursleden die de watersport als liefhebbers beoefenden, maar reeds begin de jaren dertig was er al vaaractiviteit op de Leie te Kortrijk. Eén der clubleden bouwden van het lidgeld, van zijn leden, en met veel goede wil de bestaande hangaar om tot de huidige bar en kleedkamers en botenloods. In 1948 werd de conciërgewoning gebouwd op deze grond. De club was intussen uitgegroeid tot 300 leden en kende een zeer bloeiend bestaan. Al vlug bleek de kwaliteit van de kortrijkse kajakvaarders meer dan behoorlijk! De successen op zowel nationaal als internationaal niveau bleven niet uit.
Onder het trainersschap van Jef Masys ging het K.Y.K.C voor de wind en waren er verschillende afvaardigingen naar Europese- en wereldkampioenschappen en zelfs naar de Olympische spelen van London. Boegbeelden van de toenmalige formatie waren onder meer de gebroeders Jef & Piet Masys, Julien Vandenbogaerde, Hilaire Deprez en Anna Vanmarcke. De clubkleuren werden naar Kortrijkse gewoonte rood-wit waarbij het embleem een wit veld werd met een rood kruis. In de jaren vijftig kwam er een vaarder die het clubgezicht zou worden gedurende verschillende decennia: Gustaaf Gaillaert, de varende facteur, was ontegensprekelijk verbonden met de Leie en K.Y.K.C.
De club werd min of meer elitair en het kajakgebeuren werd naar de achtergrond verwezen. Gustaaf Gaillaert en Etienne Herman waren echter de vaarders die het kajakken in Kortrijk in leven hielden. Een tragisch ongeval met een yacht zorgde voor heel wat spanning en samen met het sterk vervuilen van de Leie zorgden voor een leegloop in de club. Begin de jaren zeventig was de clubwerking bij K.Y.K.C gezakt tot een zeer laag peil de club zat niet alleen sportief maar ook financiëel aan de grond. Met de komst van Maurice Maes kwam hier verandering in, hij richtte een nieuw clubbestuur op in een periode van 5 jaar was de club financieel kerngezond. Het was ook de periode dat er voor het eerst een donkere wolk boven het clubgebeuren verscheen: de Leie zou verbreed worden en de club werd met onteigening bedreigd. Halverwege de jaren zeventig startte Jaques Gaillaiert, zoon van de voorzitter & kajakmonument Gustaaf, een jeugdwerking op.
Al van in 1988 wist de club dat zijn lokaal bedreigd was door de geplande Leieverbredingswerken. De vijfde en laatste fase van dat immense project bestaat immers uit de rechttrekking van de rivierbocht tussen Kortrijk en Harelbeke, precies waar het KKYKC huist. Eind 2002 werd de dreiging concreet. Het Vlaamse Gewest bood 10.000 euro om het lokaal in der minne aan te kopen. Wanneer de club zijn vertrouwde stek moest verlaten, kon men nog niet zeggen. Pas enkele maanden voor de baggerschepen daar aan de slag gingen, zou het ontruimingsbevel komen.
Inmiddels zijn de gebouwen verdwenen en moesten plaats maken voor de nieuwe gebouwen van de Familie Bert (Pentascoop) er is momenteel zelfs een binnenhaven aanwezig.
Zie ook vervolg.
(Bronnen – Artikel van KYKC – Beeldbank – Archief Turbo)
Nu en dan was er een overstroming, hier met uitbaters Robert en Wiske met hun voeten in het water...
Onder idyllisch tefereeltje met de kanoclub op de achtergrond, Rechts lagen de Wikings.
Het terras van de club, op de voorgrond bokser Jean Pierre Coopman met twee "zendarms". Op de achtergrond verschillende vaste leden van de club.
Nu en dan doken eigenaardige constructies het water in. Getrokken van aan de club met zicht op de St Elooisdreef waar de woningen nog in aanbouw waren.
Leden van de club die meededen aan de olympische spelen.
De gebouwen in verval voor de afbraak, een jammerlijk einde van vele jaren sportgenot.
KARABOEJA - EET ER MAAR VEELE, GOED VOOR DE KELE...
Wie kent nog “Karaboeja” (of Cara bouja) die de maandagochtend op de markt van Kortrijk drop verkocht. Er waren toen niet veel “zwarte mannen” in Kortrijk en veel mensen vertraagden aan zijn kraampje om hem eens goed te bekijken, kinderen deden soms een omweg omdat ze er schrik van hadden. Het betrof een goedlachse “zwarte” met parelwitte tanden die luidop riep dat hij “Karaboeja” verkocht. Zwarte snoep van kalisse die met een hakbijl uit een groot blok gehakt werden en verpakt in kleine zakjes, met de smaak van anijs en het uitzicht van antraciet kolen. Het zou goed zijn tegen de hoest en vele andere kwalen. Jaren was hij gekend in Kortrijk en op andere markten, hij deed ook koersen, wijkkermissen, braderijen en andere gelegenheden aan. Zijn vaste plaats was aan de ingang van de Jan Persijnstraat. Zijn materiaal bestond uit een bruine oude valies, waar een kleine klaptafel instak, een hakmes, zijn “Karaboeja” en kleine witte papieren puntzakjes. Niets werd afgewogen, het zakje werd gewoon gevuld. Winter en zomer droeg hij een mantel toegebonden met een koord. Zijn zoon zou de handel verder gezet hebben, nog steeds volgens het oorspronkelijk recept. Een misverstand is dat niet de persoon “Karaboeja” noemde, doch wel de snoep. Er waren tientallen verkopers van die snoep.
Het is in feite een Brusselse uitvinding van een bakker en een Congolees die begin de twintigste eeuw overschotten van gesmolten suiker mengden met anijs. "Cara Bouja" is Swahili voor "Brokken snoep"
Over gans België waren er vele zwarte medemensen die “Karaboeja” verkochten.
Zijn uitroepen waren gekend, zoals :
Lekke lekke laboeja, goed voor maaga, goed voor keela, eet er maar veelja.
Karaboeja voor de kele, eet er maar vele.
En tegen de kinderen : Niet bang zijn van zwarte man.
In de studie "In het land van Banoko" van Aziza Etambala noemt men dergelijke verkopers "Carabouya-Congolezen". Reeds voor de eerste wereldoorlog stonden dergelijke verkopers op de Brusselse groentenmarkt met producten van acacia die een purgerende werking hebben. Tevens met gekookte rietsuiker tegen de hoest en bronchitis. Deze gewoonte zou in 1910 ontstaan zijn. De suikerbonbons werden aanvankelijk gemaakt in een Brusselse suikerbakkerij. Ook tijdens de tweede wereldoorlog verkochten Kongolese negers (zo mogen ze nu niet meer genoemd worden!) langs de straten zwarte suikerbollen.
Na de oorlog werd er gefeest, waartoe de bevolking na jarenlange ontbering redenen toe hadden. Met “Den Duits” werd de draak gestoken. Zeker aan de Brugsesteenweg deden ze het. Marcel Dupont, garagist uit de Watermolenstraat, had een onderstel en het grootste deel van een Duitse tank “German Tank Destoyer Marder I”. Deze werd verbouwd en gebruikt voor optredens. In samenwerking met de bevolking en voornamelijk met de Familie Flypo van herberg “Zeebrugge” gekend van het gezelschap “Flip & Plap” gebruikte men de tank jarenlang als blikvanger bij de straatfeesten. Met originele Duitse kostuums reed men door de omliggende straten van Overleie om volk te trekken. Ongekend volksplezier waar we nu nog enkel van kunnen dromen.
Met dank aan Roger “Mourinho” Flypo laatste “restant” van café Zeebrugge…
Achter het stuur in de kabine Marcel Dupont - Rechtstaand met granaat in de hand Roger Flypo - Ernaast zittend, de straatburgemeester van de Watermolenstraat Lainez.- rechts er naast "Flap" van "Flip & Flap".
Aan de Izegemsestraart met links den Boulevard.
In volle snelheid...die kleinen moet springen om te overleven !!!
Geboren op 30 september 1920 uit een gezin met vier kinderen en wonende aan de Vlamingstraat nr. 10.
Zijn moeder stierf in 1932 toen Richard 10 jaar was, waarbij hij thuis bleef om het huishouden te doen. Het gezin verhuisde toen naar de Marionetten. Zijn vader een scheepslosser ging werken op de Veemarkt, aan wie Richard de “stiel” leerde. Na de oorlog huwde hij met Madeleine Hamers en ze gingen in Zulte een voddenhandel uitbaten. Zijn koopwaar verkocht hij door aan Degels langs de Wandelweg. Het gezin kreeg twee kinderen, Rita en Marie-Louise. Beide kinderen werden onmiddellijk onttrokken aan het ouderlijk gezag. Later was er geen contact meer tussen de ouders en de kinderen. Na zijn dood moest het stadsbestuur zelf zijn familie opsporen. Madeleine kreeg op het laatste van haar leven gewrichtsreuma. Richard nam haar mee in zijn triporteur en zo toerde hij met haar rond toen hij oud metaal ophaalde. Nooit werd Richard met de vinger gewezen als oneerlijk, hij stelde zijn leefregel in verhouding met zijn armoede. Na de dood van zijn vrouw kon Richard het drinken niet laten en verloor daardoor zijn woonst. Op die manier kwam hij terecht op de hoek van de Condédreef en de Hoog Mosscherdreef bij landbouwer Spycarelle, die Richard een bepaalde ochtend slapend aantrof tussen de koeien. Hij stuurde hem eerst weg maar dat was buiten de waard gerekend en Richard (had een spreekprobleem) sprak “Richard komme weere…”. Wat ook zo geschiedde en waarbij de landbouwer een bed plaatste in de stallen bij de koeien. Hij verbleef er tot aan zijn dood. Eénmaal ging hij naar een logementshuis maar betaalde er niet en kwam enkele dagen terug met als zijn bezittingen, twee plastiekzakken. Zijn triporteur die hij kocht aan een bierhandelaar voor 2000 frank was zijn enig bezit. Nadat de landbouwer geen koeien meer had kon Richard zijn verblijf uitbreiden. Zijn kledij hing aan een draad naast zijn bed, eten deed hij wanneer het hem paste, hij kreeg soms eten van de landbouwer, zijn leuze was alcohol is ook voedsel. Toen ik hem eens ging gaan bezoeken in zijn stal sprak hij “Ronny en Richard één gaan drinken”.
De meeste mensen kenden hem als “Richard”, anderen spraken hem aan met “Snoekske”, vroeger noemde men hem “Roste Richard”. Was een graag gezien figuur die met zijn triporteur schroot, lompen en andere spullen ophaalde. Nu en dan deed hij een “verhuis” voor enkele pinten bier. Door veel mensen uit de branche van de veehandel en de land- en tuinbouw was hij goed gekend. Vele jaren hielp hij dieren in en uitladen op de Veemarkt en hielp er ook met de fruit en groentenhandelaars. Achteraf bleef hij steevast hangen in een van de herbergen aan de Veemarkt, waar iedereen hem pinten betaalde tot hij…het niet meer zag zitten. Hulp van het OCMW heeft hij altijd geweigerd en leefde van de opbrengst van zijn vervoer en drinkgeld.
Richard leefde zorgeloos als een vagebond want bezittingen had hij niet. Toen werd vernomen dat hij was overleden kwam een spontane actie op gang waarbij tal van mensen van oordeel waren dat hij een waardige begrafenis verdiende. Door schepen Decabooter, begrafenisondernemer Olivier Bloyaert en vele anderen werd daar ook voor gezorgd. De begrafenisplechtigheid ging door op 8 september 1995 in de kerk van het H Hart. De begrafenis werd druk bijgewoond door vele personen, waarbij achteraf zoals Richard het zou gewenst hebben een ferme pint werd gedronken , voornamelijk aan de Veemarkt. Een echt dorpsfiguur was heengegaan.
Een anekdotes
Hij moest eens een achterstallige boete betalen voor dronkenschap. Toen de Rijkswacht de boete ging innen kon hij niet betalen. De handelaars van de veemarkt legden samen uit om dit te vereffenen. Ze deden een omhaling die veel meer bedroeg dan de boete en gaven hem de overschot, waar hij drie dagen mee dronk. De volgende week ging hij naar de Rijkswachters om te vragen of ze soms geen boete voor hem meer hadden liggen.
Tijdens de oorlog was Richard verplicht tewerkgesteld in Duitsland, Leipzig. Hij werkte er in een vliegtuigfabriek. In november 1943 kregen ze er bezoek van maarschalk Göring, Richard wou hem ne keer iets zeggen en…werd onmiddellijk verwijderd.
Tijdens de autoloze zondagen mocht William "Shake" Toye de bakwagen van Richard lenen, waarbij deze tijdelijk als pronkstuk terecht kwam in café "Bristol" aan het stationskwartier.
Van de Broelkaai tot de Ijzerkaai was het vroeger een klein “wegelke” langs de Leie. In 1923 werd de straat op een breedte van 12 meter gebracht en in 1925 kreeg het zijn huidige naam. In 1979 werden de straatstenen vervangen. Sedert 1980 is het er éénrichtingsverkeer. Het laagste deel van de Damkaai was tot voor enkele jaren de enigste plaats in Kortrijk, waar er tijdens de winter nog overstromingen waren. Op de hoek van de Dam en de Damkaai lag het lusthof “Cercle Musical”, in de volksmond het “kalotepark” genoemd. Een gedeelte ervan werd in 1927 verkocht voor de uitbreiding van de ijsfabriek die er naast lag. Deze fabriek werd in 1909 opgericht voor de fabricatie van ijs, voor het bewaren van voedingswaren voor koelkasten van slagerijen, winkels, cafe’s…de fabriek werd gesloopt in 1974. Op het terrein kwam de residentie Ten Broel. In 1979 verdwenen er de laatste bomen van het vroegere kalotepark voor het oprichten van het flatgebouw Ter Leie. Erachter kwam de huidige parking. Op de oude foto, waarschijnlijk bij de vervanging van het wegdek in 1979,merkt men links de vroegere fabrieken inmiddels vervangen door de appartementen van het Guldensporenwegplantsoen. Tevens ligt er inmiddels de “haven van Kortrijk” . Achteraan de foto’s is de Broeltoren de het gebouw van de school van de Paulinen “Ten broele” nog herkenbaar. De reling langs de Leie is nog steeds de originele.