Met sherry kun je heerlijke gerechten maken. Maar eerst de oorsprong van sherry. Al 3 duizend jaar worden in het westen van Andalucië druiven verbouwd,maar sherry is waarschijnlijk pas in de 13 de of 14 de eeuw uitgevonden, Andalusische zeelieden ontdekten op hun reizen dat wijn langer goed bleef als je er wijngeest bij deed. Zo kwam de oervorm van sherry. Deze naam is tegenwoordig gereserveerd voor wijn uit de ¨de gouden driehoek¨,dat zijn de steden Jerez de la Frontera,Sanlúcar de Barrameda en El Puerto de Santa María (dit is een prachtige stad) in de provincie Cádiz. De druiven groeien op witte krijtgronden (albarizas). Op 94% van de grond teelt men de druif palominofino,die het beste is voor het maken van sherry en 6% de druif pedro ximéz en moscatel ,die de wijn zoeter maakt. Eerst laat men de most van de palomino druiven gisten tot een droge witte wijn,die wordt met wijngeest op een alcoholgehalte gebracht van 15 à 16 % en in eikenhouten vaten gedaan.Men vult ze voor twee derde zodat de vochtige lucht van de Atlantische Oceaan erin kan door dringen. Het eerste jaar ligt de wijn in de koelte van de bodega en de grof gevlochten matten laten weinig licht door ,maar wel de zee wind.
|