De Meimaand, in zijn blij gewaad,
weêr overal te blinken staat,
vol groene en versche blaren;
o mensch, wat zal t hierboven zijn,
wat zal t in s hemels hoven zijn?
Dat zal u, zal u varen!
Vergeet toch uwen Schepper niet,
als g' hier zijn' schoone Meimaand ziet,
en tracht Hem niet te onteeren,
in woord of werk, t zij vroeg of laat,
maar peist hoe dat t hierboven gaat,
in t eeuwig huis des Heeren!
t En duurt hier niets, hoe lief en schoon
t mag heeten; maar, de hemelkroon
zal nimmermeer verslenzen:
verdient dan dat gij hebben meug't
des hemels onverwelkte vreugd,
ver boven de aardsche grenzen!
Verdient, die oud of jong nu zijt,
en hier een stonde lang verblijdt
uw arem sterflijk herte,
dat t geen gij doet of laat nadien
u altijd moge blijven blijen,
en dat t u nooit en smerte!