appellewainnis : onnozel of sullig manspersoon.
alloverranderdag : om de twee dagen. Op de vraag : "Ga je daar elke dag heen?" antwoordt een Lebbekenaar : "Allooverranderdag".
bèèrevvel : (berevel) benaming voor een bontmantel.
bèèremoeits : de benaming voor een bontmuts.
beslimm'n : iemand beslimmen betekent iemand te vlug af zijn, iemand voor zijn.
boît : van het Franse woord "boîte", bedoeld wordt een doos waar drden van een elektrische leiding samenkomen of de brievenbus.
ellentriek of elletriek : elektriciteit. Vroeger gebruikte men vaak "ellentriek". Zo waren er "ellentrieke treinen" en "ellentrieke vier'n" (elektrische kookfornuizen).
gebbier'n : geburen. Hier wordt echter de witte, ongebakken kant van een brood bedoeld, die ongebakken gebleven is door in de oven tegen een ander brood aan te leggen.
gezzeggelleik : gehoorzaam. Dat kind is "gezeggelleik" : gehoorzaam.
ongezzeggleik : ongehoorzaam.
kesk(e)n : kaarsje of een portie smeerkaas
kiel : benaming voor werkjas. Een kieltje was een "kilken". "Kiel" werd ook gebruikt als benaming voor een stofjas (ook 'kaspoesjèèr').
kompozzies'ns : van het Franse 'composition' dat o.m. proefwerk betekent. Vroeger was het de benaming van de driemaandelijkse examens of proefwerken.
lang'nausem : kauwgom, in de volksmond ook 'in(g)else sjik'.
ooverjaur : vorig of verleden jaar.
potscheel : woord dat smalend gebruikt werd voor een platte dameshoed.
maut : staat niet alleen voor maat (inhoudsmaat) en makker (eveneens maat) maar ook voor medespeler. In het kaartspel spreekt men van 'maut'n', medespelers. Tegenspelers zijn 'teegemmaut'n'.
meegt : meug, trek, lust of begeerte. Zo zegt men : ' 't Is zijne meegt ' ('t Is naar zijn zin) en ' 't Is mijne meegt' ('t Is iets wat ik graag eet). Als tegenstelling gebruikt men 'teegemmeegt'.
moië steeken : meisteken : mei betekent lovertak. 'Moiësteken' is een lovertak aanbrengen op de ruwbouw van een huis, wanneer de ruwbouw klaar is. Het is was passend en de gewoonte dat de werklieden getrakteerd werden door de eigenaar van de woning.
riëin de knots : helemaal niets. 'Riëin de knots krijgde gij, jong !' (Jij krijgt helemaal niets).
da vroiëft zij gat me oiille om niet zwet te werr'n : dat is iets vanzelfsprekend.
toor en vandam : een benaming die wel eens gebruikt werd voor een paar (man en vrouw, liefste op leeftijd, die zich goed verstaan). Een uitdrukking die in dezelfde betekenis werd gebruikt was : pol en verzejennie (Paul en Virginie).
Bron : Lebbeeks ereburger Achiel Vermeiren - Heemkring Lebbeke
|