Eerste probleem: hervernauwing
Zon ballondilatatie heeft als grote voordeel dat je snel en zonder groot risico een vernauwde slagader kunt openduwen en weer doorgankelijk maken. Alleen is het niet zo efficiënt. Soms klapt het bloedvat tijdens de hospitalisatieperiode erna alweer dicht; bij 30% van de behandelde personen treedt in de maanden erop hervernauwing op.
Eerste oplossing: de stent en de drug eluting stent
De komst van de stent heeft de ballonprocedure veel doeltreffender gemaakt. Samen met de ballon wordt een stent naar de plek van de vernauwing gebracht. Daar blijft hij het bloedvat openhouden.
Zelfs met een stent krijgt 10 procent van de patiënten achteraf te kampen met een hervernauwing. Het metaal van de stent veroorzaakt de groei van littekenweefsel eigenlijk een natuurlijk genezingsproces - vanaf een maand of zes na de ingreep.
Om ook dat op te lossen is vanaf 2002 een nieuwe generatie stents op de markt gekomen. De zogenaamde drug eluting stents geven tijdelijk geneesmiddelen vrij. Die middelen zijn heel krachtig en remmen de celgroei af. Het zijn dezelfde als die welke ingezet worden tegen sommige kankers. Omdat de dosis heel klein is en alleen plaatselijk werkt, zijn er helemaal geen nevenwerkingen. De geneesmiddelen zitten in een polymeer op het metaal vast.
Tweede probleem: bloedklonters
De stent heeft het probleem van de hervernauwing opgelost, maar een nieuw probleem geschapen. De stent is een vreemd lichaam, waardoor een bloedklonter kan ontstaan. Met als risico een infarct. Dat risico is tijdelijk en verdwijnt zodra een dun laagje endotheelcellen over het metaal van de stent heengegroeid is. Die endotheelcellen vormen de natuurlijke voering van het bloedvat. Tijdens de eerste zes maanden na de plaatsing van de stent loop je een risico van 1 procent op een bloedklonter.
Bij de drug eluting stent blijft dat risico zelfs iets langer bestaan. Door de littekenvorming tegen te werken, vertraag je tezelfdertijd immers de genezing van de vaatwand. Net zoals bij de gewone stent ligt het risico op 1 procent tijdens de eerste zes maanden, na een jaar heb je nog 0,6 procent kans.
Tweede oplossing: geneesmiddelen
Gelukkig kunnen we het risico op bloedklonters heel goed ondervangen met geneesmiddelen die klontervorming tegengaan. In de eerste plaats met het doodgewone aspirientje, dat iedere hartpatiënt in een aangepaste dosis dagelijks moet nemen.
Na de plaatsing van de stent komt daar tijdelijk een heel specifiek geneesmiddel Plavix bij. Men raadt internationaal aan om dat ten minste een jaar lang te nemen. Het is erg belangrijk om er niet vroegtijdig mee te stoppen.
Voor wie welke stent?
In België worden vooral gewone stents geplaatst. Alleen diabetespatiënten krijgen namelijk terugbetaling voor een drug eluting stent, omdat hun ziekte het risico op een hervernauwing nog vergroot. Ondertussen is gebleken dat ook andere groepen patiënten meer baat zouden hebben bij een drug eluting stent, maar terugbetaling zit er voorlopig niet in:
-
als de vernauwing zit op een bloedvat dat heel erg dun is
-
als een erg lang stuk van de slagader behandeld moet worden
-
in een bloedvat dat helemaal verstopt was maar toch weer helemaal is vrijgemaakt.
Stent of overbrugging?
Voor er stents waren, bestond de behandeling van een vernauwde kransslagader uit een overbrugging. Dat gebeurt ook nu nog. Met een gezond bloedvat dat van elders uit het lichaam komt, wordt een omleiding aangelegd rond de vernauwing. Dat is een grote heelkundige ingreep, waarbij de borstkas moet opengesneden worden en de risicos ook groter zijn. Het hangt af van je klachten welke procedure het meest geschikt is. Daarom wordt je hart eerst onderzocht. Heb je:
-
ten hoogste enkele vernauwingen die goed toegankelijk zijn, dan worden het stents
-
ten minste vier vernauwingen, dan krijg je beter overbruggingen.