OP EEN APRIL ZEND JE DE ZOTTEN WAAR JE WIL!
Een gebruik dat in de loop van de laatste decennia verloren is gegaan is de gewoonte om op 1 april iemand bij de neus te nemen.
In feite bestond de grap erin dat een kleine, een onnozele bloed of een lichtgelovige om een belachelijke boodschap bij een buurman werd gestuurd, onder het voorwendsel dat men iets niet in huis had en dat men ervan overtuigd was dat de buurman of de winkelier het wel zou hebben.
Deze gewoonte moet vroeger zowat overal en in alle standen van de maatschappij gangbaar zijn geweest, maar in de loop van de 19e eeuw begon die al af te nemen. Guido Gezelle schrijft in 1866 (Rond den Heerd, 1e jg., p.137): "Een dingen is zeeker: 't is dat dat gebruik van voor Christus geheel de wereld door verspreid is, of was liever, want het sterft uit."
Verzenderkensdag
In Vlaanderen werd 1 april 'Verzenderkensdag' genoemd, de Engelsen kennen een gelijkaardige variante, nl. 'All fools' day'. De persoon die men beet nam werd een 'Aprilgek'of een 'Aprilzot' genoemd. De Engelsen bestempelden zo iemand als een 'April-fool' en de Duitsers spraken over een 'Aprilnarr'.
De zogenaamde 'Aprilsgrap' werd door de Fransen een 'Poisson d'avril' genoemd en op zijn beurt vertaalde de Vlaming dit Franse woord en maakte er een 'Aprilvis' van.
Iedere Vlaming heeft ooit wel eens het spottende rijmpje gehoord: "In april zend je de zotten waar je wil". Maar onze buurlanden kenden gelijksoortige spotrijmpjes. De Duitsers zeiden: "Am ersten April schickt man die Narren wohin man will" en de Engelsen filosofeerden: "On the first day of April hunt the gawk another mile (Zend op 1 april de gek nog een mijl verder)".
Ontstaan van de Verzenderkensdag
Doorgaans wordt in Vlaanderen en Nederland beweerd dat dit gebruik zou ontstaan zijn toen de Watergeuzen Den Briel innamen op 1 april 1572. Het rijmpje dat hierop allusie maakt, is overbekend:
Op één april verloor Alva zijn bril!
Maar aangezien aprilgrappen niet alleen in de Nederlanden, maar blijkens de hierboven aangehaalde uitdrukkingen en spreekwoorden ook in de naburige landen, zelfs in heel Europa en tot in India bekend zijn, en aangezien deze grappen reeds voor de Middeleeuwen bekend waren, is het onmogelijk dat dit volksvermaak zijn oorsprong zou vinden in zo een beperkt lokale gebeurtenis.
Tijdens een India-reis maakten we ooit het Holi-feest mee, een van de meest uitbundige hindoefeesten dat wordt gevierd einde maart, begin april. Om het einde van de winter te vieren gooit men water en rode poeder naar elkaar. Ook in Thailand bestaat dit gebruik. In 1994 hebben we het met enkele reisgezellen van Aan de Schreve zelfs aan den lijve kunnen ondervinden.
Op de vooravond van het Holi-feest worden vreugdevuren aangestoken die de vernietiging van Holika, een slechte god, symboliseren (te vergelijken met het Borellefeest in Dranouter!). Maar buiten dit gestoei met water en vuur schijnt het ook het gebruik te zijn dat Indiërs op deze dag argeloze lieden van het kastje naar de muur sturen.
Anderen zoeken de aprilgrap in een overblijfsel van de Romeinse 'Ceralia', die in het begin van april ter ere van Ceres, de godin van de landbouw, gehouden werden en waarbij het landvolk elkaar op alle mogelijke manieren voor de gek hield.
De Italiaanse folklorist Garrea meent dat het ontstaan van de aprilvis toegeschreven mag worden aan het al of niet verschijnen van aanzienlijke scholen vis voor de kusten. Masure zegt ongeveer hetzelfde voor Frankrijk.
Vanwaar komt nu de gewoonte om iemand 'van het kastje naar de muur te sturen' of zoals de dialectsprekers het zo sappig kunnen zeggen: 'van Caïphas naar Pilatus'? Ons bloedeigen dialect en de Franse 'aprilvis' kunnen ons daarbij misschien helpen.
Het Franse woord 'poisson d'avril' schijnt een vervorming te zijn van 'passion d'avril' of 'aprilpassie', een woord, dat in verband is gebracht met het feit dat we in het lijdensverhaal vernemen dat Jezus eerst van Annas naar Caïphas werd gezonden en van Caïphas naar Pilatus, om vervolgens door Pilatus naar Herodes te worden gestuurd en tenslotte van Herodes terug naar Pilatus.
Om welke zaken stuurde men de goedgelovige?
Men stuurde de lichtgelovige om de meest onmogelijke en belachelijke zaken. Het zou op zich al een interessant studieobject zijn om eens na te gaan in Vlaanderen welke spitsvondigheden er zoal werden bedacht om iemand te foppen.
Het meest klassieke was dat men de persoon in kwestie om aprilzaad stuurde of om een aantal onvindbare zaadsoorten, scharen en andere zaken.
In de Westhoek konden we een aantal aprilgrappen noteren.
Je werd gestuurd: Naar een metselaar om een kasseischaar of een mortelvork. Naar een kleermaker om knoopsgaten. Naar een gareelmaker om een muizengareel of om een muizenbril. Naar een schilder om verfzaad. Naar een apotheker om olie van muizenbenen, om muggentetjes of om gestampte muggenteentjes. Naar de apotheker om 'een flesje van 't zelfde'. Meestal gaf men dan de naïeveling een gestopte fles mee, waarin men een wind had gelaten. Het resultaat bij de apotheker laat zich gemakkelijk raden. Naar het café om de 'wrange' van de biljart of om zweet van de achterdeur. Naar de boer om een palingschaar, om een patattenzeef of om borstelzaad, nagelzaad, blokzaad, pollepelzaad of kasseizaad. Naar de kruidenier om vierkante 'rondetjes'.
Met bovenstaande grappen kon je natuurlijk goedgelovige kinderen strikken, maar men bedacht ook enkele minder doorzichtige fratsen voor volwassenen.
Zo werd je met het ernstigste gezicht van de wereld verzocht om iets te gaan vragen of te gaan mededelen bij een buur. Men liet je bijvoorbeeld iemand uitnodigen op een denkbeeldig feestmaal of men liet je valse geruchten (zoals het ficitieve overlijden van een bekende persoon) rondstrooien.
Aprilvissen in de media
En toch is het gebruik om iemand op 1 april te foppen nog niet helemaal uit de wereld. Het is nog steeds de gewoonte dat kranten en weekbladen, zelfs radio en TV, op 1 april uitpakken met een bericht dat op het eerste gezicht erg geloofwaardig schijnt, maar bij nader toezien een grap blijkt te zijn.
Omdat de gemiddelde lezer vandaag de dag in veel watertjes gewassen is en niet meer klakkeloos aanvaardt, wat haast niet te geloven is, ook omdat het spectaculaire verhaal over het algemeen op de frontpagina prijkt, heeft men al vlug door dat het om een aprilgrap gaat.
We herinneren ons nog levendig hoe in de jaren vijftig 'Het Wekelijks Nieuws' erin slaagde om honderden mensen op de been te brengen om te gaan kijken naar het vliegveld van Vlamertinge waar bleek dat een ruimtetuig was geland. Er diende zelfs een speciale politiedienst te worden ingezet om het drukke verkeer in goede banen te leiden. |