Deel 3xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dodenfeest
Samhain was ook de tijd van de dood. Dieren werden geslacht en het was een tijd waarin veel oudere stamgenoten aan de dood bezweken omdat de koude zijn intrede deed. Zo evolueerde Samhain langzaam tot een dodenfeest. Eigenlijk begon Samhain als een jacht- en oogstfeest, maar geleidelijk aan kwam er de herinnering bij aan diegenen die hen gedurende de 12 laatste maanden verlaten hadden. Meer nog, deze component werd hoe langer hoe belangrijker, in die mate zelfs dat hij als hoofdelement naar voren werd geschoven.
De Kelten waren er heilig van overtuigd dat de grenzen tussen de wereld van de mens en de Andere Wereld op die bewuste nacht geopend werden, zodat allerhande geesten op aarde konden ronddolen. Zij meenden dat er tijdens die nacht een barst in de tijd ontstond, dat de Andere Wereld zeer nabij was. De dunne band tussen de twee werelden verdween. Gedurende dit interval was de normale orde van het universum opgeheven. De grenzen tussen de natuurlijke en supernatuurlijke orde waren tijdelijk veranderd, een magisch moment waarop de wetten van tijd en ruimte opgeheven waren. Zo kon de spirituele wereld zich vermengen met deze van de levenden. De deuren van de Andere Wereld, stonden open. Er bestonden dus geen duidelijke grenzen tussen de wereld van de levenden en die van de doden en klaarblijkelijk vielen die helemaal weg tijdens het grote Samhainfeest.
Hierdoor waren de Kelten er van overtuigd dat de doden op die nacht naar de aarde terugkeerden. Het lag voor de hand dat door de naderende winter, de arme, huiverige, hongerige geesten van de kale akkers en bladloze bomen naar de beschutting van het vertrouwde huis dreef. Het gaat vooral om de terugkomst van de afgestorvenen van het laatste jaar. Deze zouden een lichaam zoeken om in te wonen. Bijgevolg trokken de doden op aarde rond op zoek naar levenden, met als enig doel hen in bezit te nemen. Men geloofde dat dit hun enige hoop was om het leven na de dood te kunnen bereiken.
Ook geloofden ze dat alleen de slechte geesten terugkwamen. De oude Keltische druïden waren er namelijk van overtuigd dat op Samhain, Satman, de God van de dood, de menigte van slechte geesten tevoorschijn riep. De doden zouden vernieling en rotzooi komen veroorzaken onder de levenden omdat zij jaloers waren op hen en daarom grappen probeerden uit te halen. Ook konden de doden verschillende vormen aannemen. Het waren alleen de slechte geesten die de gedaante van een dier, de slechtsten die van een kat, toebedeeld kregen en voor de nodige angst en kwelling onder de levenden zorgden. Die geesten, waarvan ooit gezegd werd dat ze wild en krachtig waren, waren nu slecht en ze hadden iets kwaads in zich.
Hoewel sommige van onze voorouders helemaal niet verrast waren door de terugkomst van de overledenen, was de overgrote meerderheid van de toenmalige bevolking er toch niet gerust in. Erger nog, zij waren er bevreesd voor. Het was duidelijk dat de levenden niet in hun nopjes waren om in bezit genomen te worden door geesten die naarstig een lichaam zochten om tijdelijk in te verblijven. Hun enige doel was die te sussen en te bedaren om op die manier stoutmoedige grappen en kwellingen in de kiem te smoren. Of het hen zo onaangenaam mogelijk te maken zodat ze wegbleven. Wat dat laatste betreft opteerden sommige voor een koele ontvangst. In functie daarvan werden in de nacht van 31 oktober de vuren in de huizen gedoofd, zodat het er koud was en de geesten aanvoelden dat ze ongewenst waren. Tegelijkertijd werden toverformules opgezegd om over meer kracht te beschikken. Verkleden en vermommen hoorde ook tot de mogelijkheden. De levende hoopte zo dat de doden dachten dat hij/zij één van hen was. Vermomd nam men deel aan een soort van dwaaltocht. Men trok naar de rand van het dorp om de kwelgeesten buiten het dorp te houden. Het maken van lawaai was ook een van de mogelijke ingrediënten. Men had er alles voor over om zo destructief mogelijk over te komen.
Andere overledenen wachtte een heel wat aangenamere thuiskomst. Allereerst mochten zij rekenen op een verlichte ontvangst. Er werden voor hen in elk huis en elke kamer kaarsen gezet om hen naar hun vroegere woonst te leiden. Daarenboven werden ze gunstig gestemd met eten en drinken. Er werd een plaats aan tafel of bij het vuur voorzien. Als voedsel werden vooral zoetheden en cakes geserveerd, terwijl wijn hun dorst moest lessen. Soms werd ter ere van hen een avondmaal gehouden, met levenden en doden rond dezelfde tafel, waarbij niet gesproken werd. De levende gasten hielden zich stil uit eerbied voor de dode, maar ook om zich te bezinnen over de dood als een belangrijk deel van de levenscyclus.
Ook de druïden droegen hun steentje bij. Zij geloofden ook dat tijdens de nacht van Samhain geesten op aarde ronddoolden en dat de God Samhain legioenen van duivelse geesten op de been bracht. Daarom ontstaken zij 'bonfires' om die geesten angst in te boezemen. Het gewone volk daarentegen bootste de geesten na en trok van deur tot deur, verkleed in griezelige kostuums en gewapend met uitgeholde bieten, de latere Jack-o-Lanterns, om te bedelen voor kleine gaven zoals stukjes fruit, koeken en ander voedsel, de latere Trick or Treats. Men geloofde dat offergaven hen zouden vrijwaren van plagerijen door de geesten.
|