Boudewijn de Groot werd op 20 mei 1944 geboren in een Japans interneringskamp te Batavia, op Java in Nederlands-Indië. Zijn moeder overleed daar in juni 1945 en een jaar later vertrok de rest van het gezin naar Nederland. In Haarlem kwam Boudewijn te wonen bij zijn tante. Zijn broer en zus werden elders ondergebracht, omdat zijn vader naar Indië terug moest om zijn pensioen vol te maken. In 1951 werd het gezin weer herenigd en verhuisde in '52 naar Heemstede, nadat zijn vader hertrouwde. In dezelfde straat als waar zij zich vestigden, woonde ook een jongetje met de naam Lennaert Nijgh, een vriendje van het stiefbroertje van Boudewijn. Lennaert en Boudewijn zagen elkaar in die jaren dus wel regelmatig, maar trokken niet met elkaar op. Dat gebeurde pas veel later, in het najaar van 1961. Boudewijn speelde al gitaar en begeleidde zichzelf bij het zingen van liedjes van Jaap Fischer en Jacques Brel. Op het Haarlemse Coornhert Lyceum was zijn succes daarmee verzekerd en via een groepje jongens en meisjes kwam hij weer in contact met Lennaert, die weliswaar op een andere school zat, maar optrok met de Coornhertse vriendenkring.
Na zijn eindexamen in 1962 schreef Boudewijn zich in voor de Nederlandse Filmacademie in Amsterdam. Ook Lennaert toonde interesse voor de cinema en samen besloten ze een 8-mm-filmpje te maken met de al genoemde vriendenkring. In dit filmpje zingt Boudewijn twee zelfgeschreven liedjes, 'Pubertair' (later 'De kater' genoemd) en 'Bij het raam', dat die titel kreeg omdat het onder een raam werd gezongen en Boudewijn de tekst titelloos had geschreven. Het 'kunstwerk' werd in het voorjaar en de zomer van 1962 opgenomen en achteraf van dialogen, geluidseffecten en muziek voorzien, wat voor een 8-mm-filmpje bijzonder genoemd mag worden. De officiële première vond plaats op 29 dec. 1962. Tijdens een latere vertoning in huiselijke kring, begin '64, was de eveneens aanwezige toenmalige nieuwslezer Ed Lautenslager meer onder de indruk van het muzikale en schrijverstalent van het duo dan van het filmpje. Hij raadde hen aan wat liedjes te schrijven, die hij dan via een relatie bij de platenmaatschappij Phonogram zou aanbieden. Enkele maanden later, op 14 mei 1964, nam Boudewijn de nummers 'Élégie prenatale', 'Strand', 'Sexuele voorlichting' en 'Referein voor...' op, zichzelf begeleidend op de Spaanse gitaar.
De plaatjes verkochten slecht, maar maakten wel iets los. Tijdens Boudewijns eerste tv-optreden, in het talentenjachtprogramma "Nieuwe oogst", maakte met name de publieksjury zich behoorlijk druk over de schandalige tekst van 'Élégie..'. De vakjury herkende het talent van het duo wel en beloonde Boudewijn met de eerste plaats. Het tv-optreden zorgde wel voor Boudewijns eerste uitnodiging voor een zaaloptreden: in een kerk ( De Kolenkit ) voor een hervormde jeugdbeweging in Amsterdam-West tegen een honorarium van 25,00 incl. reiskosten. Het was een regenachtige avond, maar ontegenzeglijk het begin van een stralende carrière. Wim Ibo vroeg hem voor zijn "Cabaretkroniek", wat aangeeft dat Boudewijn aanvankelijk werd gezien als cabaretier, en Cobi Schreijers 'Waagtaveerne' in Haarlem werd zo'n beetje de muzikale thuishaven van Boudewijn en Lennaert. De laatste zou hier zijn eeuwig onbereikbare liefde ontmoeten voor wie hij kort daarna de lp "Voor de overlevenden" schreef.
Gebrek aan hits, hoofd van een gezin, afgewezen als cameraman bij de televisie, buitengewoon dienstplichtig op grond van het feit dat hij enig kostwinner was: redenen genoeg om te zorgen dat er zo snel mogelijk brood op de plank kwam. Dat brood ging Boudewijn verdienen als magazijnbediende bij de Amsterdamse 'Bijenkorf' , tussen oktober '64 en de zomer van '66. Als 'tussendoortje' was hij nog een jaar lang te horen als discjockey bij de piratenzender Veronica, waar hij onder de naam Marcel Oversteege o.a. een jazzprogramma presenteerde. De eerste drie financiële mislukkingen brachten de platenmaatschappij ertoe Boudewijn en Lennaert min of meer te dwingen op de commerciële tour te gaan. Producer Tony Vos, die onvoorwaardelijk geloofde in het talent van de twee artiesten, stelde voor een vertaling te maken van een Engelse versie van het Aznavour-nummer 'Un enfant de seize ans', door Noel Harrison tot Engelse hit gemaakt onder de titel 'A young girl of sixteen'. Het arrangement van zijn uitvoering werd noot voor noot overgenomen voor 'Een meisje van zestien'. En met succes, zij het wat Boudewijn betrof niet van harte. Hij en Lennaert waren nog te zeer bezig met chansons, folk en 'artistiek zijn'. Electrische gitaren, basgitaar en drums waren voor de beatmuziek en dat was heel wat anders. Maar het meisje nestelde zich vanaf oktober '65 voor 13 weken in de hitparade, het grote publiek ontdekte Boudewijn de Groot en daarmee tevens Lennaert Nijgh en met hen werd de scheidslijn tussen 'cultureel verantwoorde muziek' en 'muziek voor het grote publiek' opgeheven.
De volgende hit was 'Welterusten, meneer de president' en toen brak het moment aan waarop Boudewijn zich fulltime kon wijden aan muziek schrijven, platen maken en optreden. De eerste lp, waarop beide nummers te vinden zijn, verkocht boven verwachting. Op de plaat staan enkele vertalingen van songs van Donovan en Bob Dylan; Lennaert voegde hier nog een paar andere protestliedjes aan toe en het zou gedurende een aantal jaren de nodige moeite kosten eer Boudewijn het door hem zo verfoeide etiket van 'protestzanger' kwijt was. Daar stond tegenover dat hij in diezelfde periode wist uit te groeien tot meest populaire zanger van Nederland, hetgeen resulteerde in een eerste plaats op de hitparade in het voorjaar van 1967 met het carnavaleske 'Het Land van Maas en Waal'. De op het werk van Jeroen Bosch geïnspireerde tekst van Lennaert werd door Boudewijn van muziek voorzien met de aanvankelijke bedoeling het lied de sfeer mee te geven van Bob Dylans 'Rainy day women #12 & 35'. Arrangeur Bert Paige zocht het iets meer in de Europese traditie en maakte er een carnavalshit van.
De lp "Voor de overlevenden" (1966; gouden en platina plaat, Edison) werd algemeen gezien als Boudewijns eerste echt volwassen produkt. Een album vol klassiekers met thema's als verloren en onbereikbare liefdes, voorbijgaande vriendschappen en voorbije jeugd. Met name de onbereikbaarheid van die ene grote liefde, het verdriet en onbegrip daarover en tevens het besef dat zoiets bij alle grote kunstenaars tot meesterwerken heeft geleid, maakten de teksten van Nijgh op deze plaat tot literaire juweeltjes die door niemand in de Nederlandstalige popmuziek zijn geëvenaard. De lp was ook de eerste met uitsluitend arrangementen van Bert Paige, die zich op de volgende plaat zou manifesteren als de allerbeste en meest veelzijdige in zijn vak. Onder invloed van het opkomende hippiedom en min of meer 'uitgedaagd' door het verschijnen van de revolutionaire lp "Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band" besloten De Groot en Nijgh vol overgave in te springen op het verschijnsel psychedelische popmuziek.
De lp "Picknick" (1967; gouden en platina plaat, Edison) was het resultaat. Hetzelfde team van de twee eerste albums, producer Tony Vos, arrangeur Bert Paige en technicus Albert Kos stond het tweetal terzijde, het budget was ruim genoeg en er heerste een sfeer van 'alles kan'. Dat bleek vooral uit de arrangementen van Paige, die alle remmen losgooide en de teksten vol kleurige kristallen, bonte bloemen, jassen met bellen, opnieuw Jeroen Bosch, zon, honing, zang en dans voorzag van duizelingwekkende arrangementen. Het duet met Elly Nieman, 'Meester Prikkebeen', leverde Boudewijn een nieuwe toptien-notering op en het undergroundblad "Hitweek" riep de lp uit tot eerste echte Nederpopalbum. Met Lennaert ging Boudewijn nu ook nummers voor anderen schrijven, onder meer voor Liesbeth List.
Het jaar daarop werd de samenwerking tussen Nijgh en De Groot verbroken vanwege een project dat Boudewijn opzette met zijn studiegenoot van de filmacademie Lucien Duzee. Samen schreven ze de tekst van een soort luisterspel getiteld 'Heksensabbath'. Het epos vormde het grootste deel van het album "Nacht en ontij", waarop verder nog het lied 'Babylon' staat, alsmede een kort muzikaal intermezzo. 'Babylon' werd door Lennaert als liedtekst aangeleverd, maar Boudewijn veranderde er zoveel aan dat hij op het label als tekstdichter vermeld staat. Het muzikale intermezzo ontstond spontaan in de studio, waar op dat moment een nieuw fenomeen stond te pronken: de mellotron, een klavierinstrument dat bestond uit een groot aantal korte audiotapes die door middel van een pianoklavier geactiveerd konden worden en aldus de toon van een muziekinstrument lieten horen, bijv. strijkers, blaasinstrumenten, gitaar, bas, etc. Op die manier kon je dus een melodie en ook de begeleiding spelen. Een voorloper van de sampler als het ware. Als gimmick werd bij het album een gratis singletje gevoegd met daarop 'Aeneas nu' en 'Wie kan me nog vertellen', beide met tekst van Boudewijn, hoewel voor het eerste nummer hetzelfde geldt als voor 'Babylon': Lennaert schreef de oorspronkelijke tekst, maar Boudewijns veranderingen waren zo rigoureus, dat hij als tekstdichter vermeld staat. 'Heksensabbath' staat bol van de symboliek, occulte scènes, heksen, duivels, magiërs, kobolden (door Boudewijn op de plaat hardnekkig en abusievelijk kobolten genoemd) en satanaanbidders. Er werd flink met mythische en mystieke namen gegooid en Nederland liep er dan ook niet warm voor. De verkoop stak schril af bij die van de vorige platen, hoewel er tot op de dag van vandaag een zeer trouwe groep fans is die de plaat koestert.
De plaat sloeg niet aan, de samenwerking met Lennaert lag stil, de optredens in het land zorgden vaak voor enorme frustraties omdat het publiek dacht de plaatuitvoeringen van Boudewijns repertoire te horen te krijgen, maar moest het doen met een simpele gitaarbegeleiding. Dat viel tussen het beatgeweld van die tijd meestal niet in goede aarde en zorgde voor ontevreden reacties. Een en ander was er de oorzaak van dat Boudewijn besloot het Nederlandstalige repertoire te laten voor wat het was en zich te richten op Engelstalige beatmuziek. Een korte afscheidstournee met als begeleidingsgroep de band Names and Faces voerde hem in 1969 door Nederland en Vlaanderen.
In de studio werd gewerkt aan een Engelstalige single, 'In your life', met een studioband die de naam The Tower kreeg. Hierin speelde o.a. mee Eelco Gelling, in die tijd gitarist bij Cuby and the Blizzards. Dezelfde groep had hem ook al begeleid op 'Heksensabbath'. Het singeltje had zowaar enig succes, haalde voor korte tijd de hitparade, maar mondde niet uit in een succesvolle Engelstalige carrière. Een tweede single met The Tower flopte, evenals twee pogingen met een andere studiogroep (Session), waarin Ekseptiontoetsenist Rick van der Linden te horen is. Niettemin besloot Boudewijn met een aantal muzikanten naar Dwingeloo te verhuizen met als doel een band op te richten en Engelstalig repertoire te schrijven. Het liep op niets uit en na een barre winter op het Drentse platteland keerde De Groot in 1970 terug naar de Randstad. Het geld was op, maar platenmaatschappij Phonogram wilde hem graag hebben als producer, waarschijnlijk met in het achterhoofd dat nieuw Nederlandstalig repertoire niet lang op zich zou laten wachten. De Groot vestigde zich in Amsterdam, belde zijn oude makker Lennaert en stelde voor de draad op te pakken. Nijgh stemde in en in 1973 verscheen de lp "Hoe sterk is de eenzame fietser". Deze keer werden er ook teksten geleverd door Ruud Engelander. Van zijn hand verscheen o.a. het nummer 'Jimmy', genoemd naar Boudewijns jongste zoon, die in '72 werd geboren. Het nummer haalde glansrijk de hitparade, de lp was al even succesvol, kreeg een Edison en werd beloond met goud en platina.
Als producer was De Groot verantwoordelijk voor de comeback van Rob de Nijs, voor wie hij samen met Lennaert hits schreef als 'Jan Klaassen de trompetter' en 'Zuster Ursula'. Het nummer 'Malle Babbe', dat groot werd gemaakt door Rob, werd door Nijgh en De Groot geschreven voor Adèle Bloemendaal. De Groot produceerde ook platen met The Blue Diamonds, Frank Kraayeveld van The Bintangs, Oscar Benton, Willeke Alberti en Henny Vrienten, die zich op dat moment als artiest nog achtereenvolgens Ruby Carmichael en Paul Santos noemde en in het Engels zong.
In 1975 volgde een ontmoeting met een andere medeleerling van de filmacademie, Renee Daalder, en ook deze keer was het resultaat een lp: "Waar ik woon en wie ik ben". De teksten werden voor een groot deel geschreven in een appartement in het hartje van Parijs; de nummers werden uiteindelijk opgenomen in de splinternieuwe studio van Ely van Tijn in Duivendrecht, met muzikanten als Ernst Jansz, Willem Ennes en Hans Hollestelle. De plaat werd ingezongen en gemixt in The Village Recorder in Los Angeles, waarmee een jongensdroom werkelijkheid werd: Boudewijn woonde een maand in Hollywood.
Samen met het latere album "Maalstroom" is "Waar ik woon en wie ik ben" de meest persoonlijke lp uit het oeuvre van Boudewijn. Op deze plaat rekent de zanger keihard af met zijn verleden en geeft een openhartige kijk op het wie, wat en waar van 'een succesvolle zanger in Nederland'. In een interview stelde hij dat Lennaert (en geen enkele andere tekstdichter, wat dat betreft) niet de juiste man was om dit soort persoonlijke teksten te schrijven. Dat kan alleen degene over wie het gaat, m.a.w. Boudewijn zelf. In 1976, na een tweede kort verblijf in Amerika, maakte Boudewijn de Groot een tournee door Nederland en Vlaanderen samen met de voor die gelegenheid geformeerde Jeroen-Boschband, waarin opnieuw de namen opdoken van Ernst Jansz en Henny Vrienten. Het publiek vulde de zalen tot de laatste stoel.
In 1977 vertrok De Groot opnieuw naar Hollywood, nu voor langere tijd, waar hij in de loop van zijn verblijf aan een workshop arrangeren begon bij Dick Grove's School of Music. Na een jaar keerde hij terug naar Nederland. In 1979 volgde een tour door Nederland en Vlaanderen met een band die voornamelijk uit Belgische muzikanten bestond. Alleen Henny Vrienten was overgebleven van de vorige begeleidingsgroep. Het jaar daarop dook het gezelschap de studio in voor het opnemen van de lp "Van een afstand". Op deze plaat vinden we ook het nummer 'Een tip van de sluier', de titelsong van een film van Frans Bromet, met wie Boudewijn op de filmacademie in dezelfde klas had gezeten.
In de zomer van datzelfde jaar, 1980, besloot Boudewijn voor de derde keer naar Hollywood te gaan, deze keer om zijn arrangeercursus af te ronden en aan te vullen met een workshop filmmuziek. Tussendoor vloog hij nog eenmaal over voor een tour met muzikanten die hem al jaren in de studio hadden begeleid. Van de tour werd een lp gemaakt die onder de titel "Concert" in 1982 werd uitgebracht. In 1983 kwam De Groot voorgoed terug naar Nederland. In een poging zijn marktgebied uit te breiden besloot hij een Duitstalige lp ("Bo", 1983) uit te brengen met overigens opmerkelijk goede vertalingen van bekende en minder bekende stukken uit zijn repertoire. Het project stierf, mede door erbarmelijke promotie, een stille dood. Het jaar daarop bracht Boudewijn alle ellende van een verbroken relatie, financiële problemen en artistieke verwarring samen in een repertoire van negen zeer somber klinkende nummers. Een verzameling liedjes waarvoor hij zelf ook de teksten schreef. Aangevuld met het melancholische 'Vlucht in de werkelijkheid', de enige tekst van Lennaert in dit kleine oeuvre, vormde een en ander het repertoire voor de lp "Maalstroom". Te veel alles zelf willen doen was er de oorzaak van dat de plaat niet uit de verf kwam, hoewel het basismateriaal op z'n minst boeiend is. 'De liedjes vind ik nog altijd prachtig en ze verdienden dan ook een waardiger behandeling,' volgens Boudewijn zelf. Uiteraard waren de verkopen navenant. Het publiek kon niet door de somberheid heenluisteren, waarbij kwam dat de arrangementen op z'n zachtst gezegd niet boeiend genoeg waren.
Wellicht was het mislukken van "Maalstroom" er mede de oorzaak van dat De Groot in 1984 besloot het tijdelijk voor gezien te houden. De volgende periode van muzikale stilte vulde hij met het vertalen van thrillers en detectives voor uitgeverij Luitingh, ondermeer een aantal boeken van Stephen King. Daarnaast stelde hij voor de IKON een tv-serie samen over subculturen in de Nederlandse popmuziek en produceerde hij de muziek voor een aantal films van Pim de la Parra, alweer een medeleerling van de filmacademie ("How to survive a broken heart" met muziek van zoon Marcel, "De nacht van de wilde ezels" en "Lost in Amsterdam"). Daarnaast schreef hij de muziek voor twee films van de cineast Paul Ruven. Incidenteel hield hij zich ook nog bezig met het produceren van platen van Bram Vermeulen, Rowwen Hèze en The Shooting Party. Zijn samenwerking met Pim de la Parra zorgde ervoor dat hij in 1990 de hoofdrol kreeg in diens minimal movie "Let the music dance".
De muzikale stilte werd pas echt verbroken door de musical "Tsjechov", waarin hij de titelrol speelde. De première vond plaats in 1991 in de Amsterdamse Stadsschouwburg en de musical werd zeer enthousiast ontvangen. De naam Boudewijn de Groot was voor het grote publiek weer verbonden met het theater. Het acteren in "Tsjechov" beviel hem en de producenten zo goed, dat hij in 1995 werd gevraagd de rol van Otto Frank te spelen in "Het dagboek van Anne Frank" van Mies Bouhuys.
Hierna bleek de tijd rijp voor het oppikken van de muzikale draad. Van 1996 tot 1998 tourde hij met een groep van zeven uitgelezen muzikanten, onder wie zijn ouwe maatje Ernst Jansz, door Nederland en Vlaanderen met het programma "Een nieuwe herfst". De titel was die van de cd die in het voorjaar van dat jaar uitkwam, een plaat met arrangementen van en geproduceerd door Jakob Klaasse. Klank en kleur van de cd deden denken aan de jaren van Bert Paige en het publiek liet zich dan ook niet onbetuigd en sloot Boudewijn opnieuw uitbundig in zijn armen. Het werd de zoveelste gouden plaat voor de artiest. Maar het allerbelangrijkste was wel de bijdrage van Lennaert, die na zoveel jaar van stilte opeens met een aantal wondermooie teksten kwam. Het duo was het nog niet verleerd, al kwamen de teksten wat trager en moeizamer tot stand dan ooit het geval was geweest. De tour liep ruim twee seizoenen voor uitverkochte zalen en een uitbundig publiek, dat ook nu weer alle generaties omvat. Na een aantal 'normale' Edisons kreeg Boudewijn in 1998 het beeldje uitgereikt voor zijn totale oeuvre. Het jaar daarop volgde een al even belangrijke onderscheiding: ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, welke benoeming hij mocht delen met Lennaert.
Radio 2 kent aan Boudewijn, als eerste, de Radio 2 zendtijdprijs toe. De toekenning van deze prijs geeft aan dat Boudewijn de Groot artiest van blijvende waarde is voor de Nederlandse popmuziek.
Op 19 februari 2000 vond de première plaats van de tweede serie voorstellingen van "Tsjechov", met een nieuwe cast maar met Boudewijn opnieuw in de titelrol.
Twee jaar later volgde wederom een tour, getiteld "Andere tijden", met grotendeels dezelfde band als bij de tour van '96. Opnieuw uitverkochte zalen en een laaiend enthousiast publiek.
2004 is voor Boudewijn het jaar van de ronde getallen. Begin van het jaar brengt hij zijn 10de album uit getiteld "Eiland In De Verte" met hierop enkele van de laatste teksten die Lennaert Nijgh vlak voor zijn overlijden in 2002 heeft geschreven. Het album haalt platina. Verder viert Boudewijn 40 jaar muziek maken (14 mei) en zijn 60e verjaardag (20 mei). De hieraan gekoppelde korte jubileumtournee "Eeuwige Jeugd" trekt volle zalen en is zo'n succes dat het in 2005 in reprise wordt genomen.
Op 11 juli 2004, wordt de Vlaamse feestdag (ter herinnering aan de gulden sporenslag) in Brussel afgesloten met een groot concert op de Grote Markt. Boudewijn de Groot is de centrale gast en 11 Vlaamse artiesten vertolken hun favoriete klassieker uit zijn repertoire.
Eind 2004 is Boudewijn te zien als acteur in de populaire Belgische politieserie "Flikken". Boudewijn speelt in deze zesde serie de rol van de profiler Robert W. Nieuwman.
Het jubileumjaar werd op 6 december 2004 afgesloten met een optreden met het Metropole Orkest in Carré welke rechtstreeks via radio 2 te beluisteren was.
Op 28 november 2002 overleed Lennaert Nijgh na een kort ziekbed, weliswaar plotseling, maar voor Boudewijn en Lennaerts naaste omgeving niet geheel onverwacht. Lennaert was al een aantal jaren zwak, had in '98 met dezelfde problemen in het ziekenhuis gelegen en ging de maanden voor zijn overlijden zienderogen achteruit. Een onvervangbaar verlies, waar alleen maar tegenover staat dat Lennaert een kostbare schat aan ongeëvenaarde teksten heeft nagelaten, die in lyriek, zeggingskracht en vernieuwende waarde niet snel overtroffen zullen worden. Ze zijn van doorslaggevend belang geweest voor de volwassenwording van de Nederlandstalige teksten in de popmuziek. Hoewel Boudewijn veertig jaar lang een duo heeft gevormd met Lennaert en diens teksten al die jaren is blijven zingen en daarmee gedurende zijn hele carrière een hommage aan Lennaert heeft gegeven, brengt Boudewijn op 27 november 2005 een ontroerende negen uur lange ode aan Lennaert. Tijdens "de Marathon" in de Philharmonie te Haarlem kwamen, in chronologische volgorde, alle 76 liedjes voorbij die Lennaert en Boudewijn samen geschreven hebben en die Boudewijn zelf ook ooit heeft gezongen, al was het maar één keer.
Eind 2005 bereikte het lied "Avond" de eerste plaats van de Radio 2 Top 2000 aller tijden en verstootte daarmee 'Bohemian Rhapsody' van Queen van de eerste plaats. "De Avond" was aanvankelijk in 1973 geschreven en gecomponeerd voor Rob de Nijs voor diens album 'In De Uren Van De Middag'. Lennaert Nijgh schreef indertijd de tekst voor zijn vriendin Anja, de huidige echtgenote van Boudewijn. In 1995 herschreef Boudewijn het lied en nam het nummer op voor zijn album "Een nieuwe herfst". Anja is sinds 1990 de echtgenote van Boudewijn.
Net als in 2003 tourt Boudewijn in 2006 kort met het Limburgs Symfonie Orkest door Nederland.
Begin 2007 verschijnen er gelijktijdig een boek: "Hoogtevrees in Babylon" waarin al Boudewijns eigen teksten van uitleg worden voorzien en een nieuwe cd: "Lage Landen" waarvoor Boudewijn 6 eigen teksten schrijft.
Tegerlijkertijd start een nieuwe tournee met dezelfde naam: Lage Landen.
Met zijn nieuwe CD staat Boudewijn in één week tijd op nummer 1 in de Nederlandse album top 100. Voorzover bekend is dit nog niet eerder gepresteerd door een leeftijdsgenoot.
Op 26 maart 2007, in het TV-programma Pauw en Witteman, mocht Boudewijn een gouden plaat voor zijn album "Lage Landen" in ontvangst nemen.
|