Bob Scholte (Amsterdam, 21 februari 1902 - Amsterdam, 3 november 1983) was een Joods-Nederlandse zanger.
Scholte werd ontdekt door Jules Monasch, die hem in contact bracht met Bram Godschalk. Na zijn lagere schooltijd werd besloten dat Scholte voorzanger zou worden in een synagoge. Hij heeft om deze reden enige tijd lessen gevolgd op het Joods Seminarium, echter voorzanger is hij nooit geworden.
Zijn eigenlijke artiestenloopbaan begon toen hij in 1916 van Nap de la Mar een kinderrol aangeboden in de operette De Marskramer; als klein kind heeft hij vele optredens gedaan in het Tip-Top Theater in de Jodenbreestraat.
In 1931 trad Scholte in dienst van de AVRO. Bij het orkest van Kovacs Lajos kreeg hij nationale bekendheid met de liedjes Oh Monah, Goedenacht en welterusten, Een huis met een tuintje en We gaan naar Rome. Hij was regelmatig medewerker aan de Bonte Dinsdagavondtrein.
In de Tweede Wereldoorlog overleefde Bob als enige van zijn gezin en overige familie het concentratiekamp Auschwitz.
Na de oorlog hervatte Scholte zijn loopbaan met hoofdzakelijk Joodse liederen. Ook was hij, net zoals Sylvain Poons medewerker aan het in die tijd zeer gewaardeerde programma van Wim Ibo Waar blijft de tijd.
Een van de vele onderscheidingen die Bob Scholte kreeg uitgereikt was de Gouden Harp (1966).
|