De snibbemolen in volle glorie.
Volgende tekening
In de verte de houten "Snibbemolen" te Nukerke, op een hoogte van 125m. Omer Wattez vermeldt deze molen in zijn werk "De Vlaamsche Ardennen" voor het eerst gepubliceerd in 1913, maar op een kaart van 1862 staat hij vermeld als 't Snibbe molen. De houten windmolen, in de verte, op de hoek van de Staatsbaan (nu Rijksweg) en de Molenstraat (nu Zeelstraat), is afgewaaid rond 1940 op het ogenblik dat de molenaar pas de molen had verlaten. Het molenaarshuis werd later de herberg " 't' Molenhuis" en staat tot heden nog aan de overzijde van de Zeelstraat (tot 1977 Molenstraat) . Aanvulling: de site werd afgebroken in 2020 om ruimte vrij te maken voor een eventuele Ring rond Ronse. De laatste twee molenaars waren Theofiel Bostijn die opgevolgd werd door zijn zoon Julien. Zijn dochter, Simone, woont nu bij haar dochter, Marie-Paule Deschamps in Ronse. In hoofdzaak werd hier notenolie geproduceerd. Nadat de molen onbruikbaar was werd het vele hout tijdens de oorlogsjaren links en rechts als brandhout aan de man gebracht. Richard De Bisschop heeft jarenlang samen met zijn vrouw, Irma Decuyper, de herberg "In 't molenhuis" opengehouden. De woning met bijgebouwen staat op de hoek van de huidige Rijksweg en Zeelstraat. De handboogschutters van de Nukerkse schuttersmaatschappij schoten er naar de liggende wip. De staande wip stond op de terp waarop vroeger de molen stond. In de jaren tachtig verhuisde de staande wip naar het sportterrein langs de Kortekeer. Tot in de jaren 50 waren de vier stenen voeten, op de terp, de enige getuigenissen van de molen. Ook in die periode werd de terp afgegraven om er zavel te ontginnen maar na enkele jaren werd de zavelput gedempt met allerlei afval. Op het voorplan ziet u de stenen windmolen "Ten Kruissens" in volle glorie, honderd meter verder eveneens op het grondgebied van Nukerke. Zie verder bij molen "Ten Kruissens". Alleen al in Nukerke stonden 5 windmolens wat een bewijs is van de toenmalige rijkdom van de streek. De woning van de laatste molenaar Bostijn werd in februari 2013 ten gronde afgebroken.
Snibbemolen en molen Ter Kruissens
Windmolen Ter Kruissens
Stenen graan- en oliewindmolen "Ten Hengst", gelegen langs de Ommegangstraat te Nukerke, 112,5m boven zeeniveau op een afgeplatte heuveltop, een getuigenheuvel. Deze molen stond reeds vermeld in het "Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst van 1772" als "De wint Meulen ten hingst". Hij zou dateren uit 1571. Deze molen werd in de volksmond zo genoemd omdat de wieken wild konden te keer gaan. De molen werd door een blikseminslag volledig vernield in 1831. Deze graan- en oliemolen werd nadien herbouwd door Constant Kervyn. Meer dan eens werden de wieken tijdens een storm afgerukt. Hij vormt een mooi geheel met de gerestaureerde molenaarshoeve. Sinds K.B. van 30-12-60 is de molen een beschermd monument en kan hij weer lustig met zijn wieken zwaaien. Laatste restauratie gebeurde in 2004. Dat er destijds , alleen al in Nukerke, 5 windmolens en 2 watermolens actief waren getuigt van een zeer grote rijkdom aan graangewassen en een zekere welstand voor de bevolking. Zie ook het Nukerkse wapenschild. De gemeente Nukerke kreeg bij koninklijk besluit van 1843 een mooi wapen toegekend waarvan de beschrijving als volgt luidt: "achtergrond van lazuur(blauw) met de godin Ceres van goud, ze slaat de hand aan de ploeg en draagt een bundel korenhalmen". Ceres was de Romeinse godin van de landbouw (de vruchtbaarheid) en door haar beeltenis wordt dus deze tak van bedrijvigheid, eigen aan de gemeente, op zinnebeeldige manier voorgesteld. Nukerke was dus eertijds een heel bedrijvige en welvarende gemeente op landbouwkundig gebied, te zien aan de vier windmolens en twee watermolens.
Windmolen ten Hengst
Onder Stenen korenwindmolen "Molen Ter Slepe" ook genaamd "Molen Ten Nieuwennest" langs de Weitstraat te Nukerke op een hoogte van amper 56 m. Verklaring voor de eerste naam: de molenwieken sleepten traag wegens het feit dat ze weinig wind vingen. De molen prijkt immers niet bovenop een heuvelrug maar op een lage uitloper van de getuigenheuvels. Tweede verklaring: de naam van het café dat de naam droeg "In de Nieuwennest". De molen dateert uit de periode 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulder Devos.
Op een kaart van 1862 staat hij aangeduid als Slepe molen, gelegen langs de Wijkstraat. De molen werd verscheidene keren van de hand gedaan. De laatste eigenaars, die de molen als schenking verkregen, waren Octavie-Sidonie De Langhe en Victor De Langhe die hem ten slotte door verkochten in 1910 aan Rafaël Maes-Vandenhende. Vanaf 1938 werd de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Tot overmaat van ramp sloeg de bliksem op de molen en werden de wieken totaal vernield. Een roemloos einde stond hem te wachten. Gilbert Stockman uit Etikhove heeft later de molen opgekocht om hem volledig te restaureren, wat maar gedeeltelijk is gelukt. Nu staat hij weer te koop.
In 1968 verscheen in "De Ronsenaar" volgend artikel van AVH onder de titel "Nieuwe toekomst voor de molen ter Slepe te Nukerke". "Wie een beetje de streek van de Vlaamse Ardennen met zijn typische bezienswaardigheden kent, weet dat het gebied Etikhove-Nukerke-Louise-Marie kan omschreven worden als een verrassende oase van pittoreske heuvelachtige natuurpracht. Midden dat deinend landschap prijken - zoals overal trouwens in de Vlaamse Aedennen - een stel oude windmolens die het landelijk karakter van 't gebied nog meer affirmeren en die omwille van hun aanlokkelijkheid en hun antieke waarde trouw bewaard blijven. Een van deze merkwaardige molens is stellig de windmolen "Ter Slepe" aan de Wijtstraat te Nukerke, dicht bij de spoorweg Oudenaarde-Ronse en slechts een boogscheut verwijderd van de wijk "Donderij" te Etikhove. De molen Ter Slepe is laag gebouwd en prijkt niet zoals vele andere op een heuvel. Zijn naam heeft hij ontleend aan het feit dat zijn wieken regelmatig op de grond sleepten. (De schrijver bedoelde hiermee dat de wieken meestal traag draaiden omdat ze weinig westenwind vingen . De wind uit de andere richtingen gaven geen probleem.(six)). De niet opgehoogde plek waarop de windmolen "Ter Slepe" in stenen werd opgetrokken was niet ideaal om veel wind te vatten, vandaar het slepen van de wieken. In feite droeg deze windmolen de naam van een nabij gelegen herberg met uitsteekbord "Nieuwennest". Deze molen, heden "Ter Slepe" genaamd" dateert uit de jaren 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulder Devos en door deze laatste uitgebaat tot 1835. Op 15 december 1847 verkocht notaris Platteau van Ronse de molen met bijhorende molendam aan Louis Vindevogel. In 1848 veranderde de molen terug van eigenaar. Door schenking werd hij de eigendom van Al. De Vos uit Elzele. In 1865 werd de molen terug verkocht en kwam in handen van Vital De Langhe uit Schorisse. Deze laatste herbouwde de molen gedeeltelijk in 1880. In 1897 komt de molen toe aan de weduwe en kinderen van de Langhe en wordt een jaar later als schenking toevertrouwd aan Octavie Sidonie De Langhe en Victor De Langhe. In 1910 wordt landbouwer Maes-Vandenhende uit Ronse de nieuwe eigenaar. Vanaf 1938 wordt de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Rond die periode sloeg de bliksem in op Ter Slepe en de wieken waren totaal vernield. Nooit werden er nog andere wieken op geplaatst. Tijdens de naoorlogse periode heeft niemand zich nog voor het instand houden ervan of om een eventuele restauratie van de molenpuinen bekommerd . De molen stond letterlijk te vergaan en scheen geduldig te wachten op 'n roemloos en stil einde. Door allerlei omstandigheden veranderde de molen ter Slepe tijdens de naoorlogse periode nogmaals van eigenaar. Hij werd aangekocht door Willem Vandereecken-Baeke uit Nukerke. Bij die aankoop bleek het echter dat de heer Gilbert Stockman uit Etikhove zich om tal van redenen voor de puinen van de molen Ter Slepe begon te interesseren. Terecht had de heer Stockman ingezien dat het zeer spijtig zou zijn de molen volledig te niet te laten gaan én omwillle van zijn passende schilderachtige versieringsrol in het landschap én omwille van zijn antieke en folkloristische waarde. De heer Stockman nam kontakt op met de eigenaars Vandereecken-Baeke en slaagde erin de molen in zijn vervallen toestand aan te kopen. Onmiddellijk liet de heer Stockman de restauratie van de molen aanvangen. Het dak in alpenmutsvorm werd volledig vernieuwd. De buitenmuren van de molen werden hersteld en gedeeltelijk hermetst. Het interieur van de molen werd bijgewerkt en in zijn oorspronkelijke toestand herschapen. De restauratie van de molen Ter Slepe is thans nog volop aan de gang. De onderkeldering werd ontruimd en alles wordt thans in gereedheid gebracht voor het plaatsen van nieuwe deuren en ramen. Vermoedelijk zal de molen in de loop van de komende zomer tot een juweeltje herschapen zijn en bewoonbaar gemaakt worden. Voor de windmolen Ter Slepe is heel onverwacht 'n nieuwe toekomst begonnen. Hij werd gered van de ondergang. Het is 'n nieuwe aanwinst voor een heerlijk landschap midden de Vlaamse Ardennen."
Tot zo ver het artikel. Maar, geachte schrijver, wij moeten u zwaar teleurstellen. Dat programma werd amper verwezenlijkt, de zaak sleept nog aan, en de molen staat er nu (in 2008) nog even triestig en verlaten bij als toen die tijd.
Aanvulling: In een plaatselijke krant van mei 2006 verscheen volgend artikel.
Kunstenaar Piet Van Praet, die al enkele jaren in de vroegere molen Te Slepe aan de Weitstraat in Nukerke woont, ziet zich gedwongen om zijn "woonmolen" te verkopen. Sinds enkele maanden krijgt de man namelijk geen leefloon meer van het OCMW. Na een val drie jaar geleden, zat de kunstenaar maandenlang in een rolstoel. Volgens het OCMW is hij nu echter niet meer arbeidsongeschikt. Voor Van Praet, die de molen zelf restaureerde en inrichtte met kunstwerken uit recuperatiematerialen, is de noodgedwongen verkoop een harde dobber.(CVO)
Aanvulling mei 2011 uit Plusmagazine. Kunstenaar Piet Van Praet richtte de stenen molen Ter Sleepe (1795) in Maarkedal (tussen Oudenaarde en Ronse) als vakantiewoning in met knipogen naar Gaudi. Logeren op vijf etages tot onder de molenkap en met schitterend uitzicht op de omgeving.
Onder
In het "Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst" staat deze molen bekend als "De wint Meulen ter Geynst". Op de kaart van 1777 staat de molen bekend als Meulen te Gheyust. Ten zuiden van de molen lag de hameau Gheyust en verder westwaarts lag de hameau Capelle Straete. De houten windmolen "Ter Gheynst" prijkte op de hoek tussen de Pontstraat en Ruitegem te Nukerke. Dat het een oude molen betrof bewijst volgende tekst: "De wintmolen Ter Gheinst toebehorend hebbend dehoirs van wylent Colaert Pot is verbleven op 13.8.1582." En verder " geeft toelating aan Pieter van Butsele Pieters en Lieven Vandevelde om een nieuwe molen te mogen bouwen op den ouden molendam, waar vóór de troubles nog een molen heeft gestaan binnen de parochie van Nukerke op het cauterken ter gheynst ofte cauborrevelt die van tevoren ghenaemt es gheweest t'meuleken ter gheynst"(1690). De laatste eigenaar was Emiel De Vos-Slots. In de volksmond gebruikte men de naam "Vozenmolen". De molen werd volledig afgebroken in 1949, maar de molenstenen werden bewaard. De mechanische graanmaalderij naast de windmolen werd gebouwd in 1911 door de familie Moreels. Na Gaston Moreels zette zijn dochter Annie de zaak verder samen met haar echtgenoot, Paul Aelgoet. De activiteit in de mechanische maalderij hield op in 1993.
Een overachterkleinzoon (P.C.) van Petrus Augustus Van Malleghem liet ons volgende weten. Overachterkleinzoon (P.C.)van Petrus Augustus Van Malleghem, molenaar te Nukerke (molen Ter Gheynst door een storm vernietigd in 1942, gelegen op de kruising van de Pontstraat en de Boularestraat rechtover de kapel.); zijn zoon Victor was geneesheer en een tijdlang burgemeester van Nukerke.
Onder De hoogste getuigenheuvel in de omgeving van Nukerke is de Hotond op het grondgebied van Kluisbergen in de deelgemeente Zulzeke. In de omgeving van de toren vonden onderzoekers in 1890 mesolithische en neolithische voorwerpen. Deze worden in het Stedelijk Museum van Ronse bewaard.
De Molen Ten Hotond staat langs de Zandstraat te Zulzeke, deelgemeente van Kluisbergen, waarvan sinds generaties enkel de stenen kuip overblijft want hij is ontdaan van wieken en kap. Sinds jaren doet hij dienst als uitkijktoren. Een oriëntatietafel maakt je wegwijs bij de studie van het wijds panorama. De molen staat immers op een pracht van een getuigenheuvel 140m boven de zeespiegel. Den hoogste top van de heuvel is 150m hoog en ligt een paar honderd meter verder oostwaarts in het bos (aan het waterreservoir). Insiders beweren dat men vanop de toren tot 107 kerktorens kan waarnemen, uiteraard bij zeer uitgeklaard weer.
De huidige taverne was eertijds het molenaarshuis gelegen naast de voormalige windmolen. Deze oude molenaarsite ligt op de hoogste plek in de Vlaamse Ardennen, tevens het hoogste punt van Oost-Vlaanderen. Reeds in 1672 werd de site voor het eerst vermeld en was in 1684 gekend als "Hootont meúlen". Toen nog een houten staakmolen. Deze werd later vervangen door deze stenen molen die werkte als olie- en korenmolen van het type grondzeiler. Op de Ferrariskaart staat de molen bekend als "H. Den Hootont en Hootont Molen" gelegen aan de westrand van het Slange Bosch. Deze stenen molen werd grondig hersteld in 1845 en 1911. Tijdens deze laatste herinrichting werd het olieslagwerk verwijderd. In 1943 werd de uitbating stop gezet en werd de maalinstalatie beetje bij beetje afgebroken. De wieken en de kap verdwenen. De stenen kuip die nog restte kreeg een toeristisch functie als uitkijktoren. Die werd zelfs in 1957 voorzien van een oriëntatietafel. Sinds een paar generaties is deze site eigendom van de familie Vande Wiele. Lees verder in rubrieken.
Onder Hof te Meulebroecke; de watermolen werd reeds in 1571 vermeld als molen "te Meulebroeck". Deze in oorsprong graanwatermolen is van het type bovenslagmolen omdat het aangevoerde water van boven af op de schoepen van het aandrijfrad valt. Deze vorm van energie is reeds drieduizend jaar oud. " De weg naar de watermolen was lange tijd niet gekasseid omdat dat een private weg was. Deze watermolen is samen met de boerderij in 1858 gebouwd door Leo Devos, grootvader van Albert Antrop. In het molenhuis lagen 2 stellen molenstenen, 2 koppels dus. Eén voor het malen van tarwe en één voorbehouden voor dierenvoedsel. Waar men kon opteerde men voor een watermolen omdat het opzetten van een houten windmolen toen een fortuin kostte. In de naastliggende schuur van 12m op 24m stond de dorsmachine, een vaste en niet op wielen. Een deel van de vloer was niet verhard en diende als dorsvloer of deel waarop dus de dorsmachine stond. Die bleef er natuurlijk staan want ze werd aangedreven door lange brede riemen die op hun beurt in beweging kwamen door de drijfkracht van het waterrad in beweging gebracht door het water van de Meulebeek. Een schoft hield het water op in een grote vijver. Er was voldoende water om gedurende 2 uren op volle kracht te dorsen. Er werd afgesproken met de molenaar van 't Moleke om gelijktijdig te werken. Zo spaarden ze veel water. Aan de overkant van 't Moleke was een grote waterreserve. Tijdens de oorlog van 14-18 kwamen landlieden soms van een uur ver naar de Meulebroecke. Te voet met een zakje graan van 25kg op de rug, voortdurend de omgeving afspiedend om niet gepakt te worden. Het gemalen graan namen ze mee naar huis maar "bulden" (zuiveren) moesten ze zelf doen. Weet je dat de kleine man die weinig middelen van bestaan had soms zijn graan maalde door middel van een koffiemolen! In dat molenhuis was er ook een stampkot waar lijnzaad (vlaszaad) tot olie werd gestampt door middel van een stenen klopper of stamper. Die olie was toen veel geld waard. Daarom werd ze verkocht aan handelaars die afnemers hadden in de verfindustrie. Wat bijzonder was aan die stampinstallatie is het feit dat gans dat mechanisme en gans de constructie zelfstandig stond. Dus niet bevestigd aan muren of zoldering. De reden was eenvoudig; door het gestampt en geklop zouden de muren het snel begeven hebben. Het is jammer dat zo'n installatie is verdwenen. Het zou nu een pracht van industriële archeologie zijn. Iets over het malen zelf. Het principe was "U vraagt wij malen!". Je kon op verschillende wijzen malen; rondmalen op 100, dat was voor zwijnenvoer. Er werd ook gemalen op 80 en op 60. Bijvoorbeeld roggegraan op 100 malen of rondmalen gaf bruinbrood. Graan op 80 gemalen gaf lichtbruin brood en wit brood verkreeg men door op 60 te malen. Om mooie, witte bloem te bekomen werd het graan eerst geperst tussen de stenen zodat tijdens het malen de pel geheel bleef. En sowieso werd er gemalen vanaf 100 kg graan. En raar maar waar, gedurende den oorlog vroegen velen te malen op 60. Meer kom je te weten in de vollledige tekst.
Watermolen "Te Meulebroecke"
Onder De grote hoeve "Ten Broecke" is als site met walgrachten en voormalig foncier van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangwekkende getuige voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. (Ministerieel Besluit 14-07-2004). De woning werd in 1911 voorzien van een pannendak.
Bijlagen: Ter Geynst (424 x 600).jpg (81.5 KB)
|