Nukerke in 1872 In dat jaar waren er in Nukerke 453 gebouwen verdeeld over de volgende gehuchten: Dorp 27, Grote Steenweg 57, Holand 37, Sint-Hermes 36, Eitje 33,Heide 32,Kapelle32, Turkije 30, Groenendaele 26, Bekelings 22, Spichtenberg 22, Keimeers 20, Melink 20, Dieriks 19, Terpoort 19, Ponts 13, Zak 8
Op den Dries... Daar werd in het ouderlijk huis Aloïs Willems geboren als zoon van Desiré en Melanie Verhellen. De oude woning werd in 1953 grondig gemoderniseerd; strooidak en lemen muren verdwenen. Een houten balk, verborgen in het plafond draagt het jaartal 1668. In oorsprong behoorde dit landhuis toe aan de boerderij van Staf Vandeputte, een grote vierkantshoeve aan de overzijde. Dat was toen een rijke, invloedrijke en devote familie want “Anna Theresia Vandeputte geboren te Nukerke op 30 september 1795 schonk aan de parochiekerk een heel mooi kleurrijk glasraam, O.-L.-Vr. van Lourdes voorstellend. Dit glasraam is geplaatst in de noordenmuur van de kerk.”
Octaaf Verhellen, broer van Melanie was toe “carton” (van het Franse carter dat voerman betekent ?) op de boerderij van Vande Putte.In de loop der tijden werd het landhuisje van de familie Willems uitgebouwd tot een zelfstandige boerderij.
VOLKSFIGUREN ROND DE EEUWWISSELING
Zoals ieder weet was er toen noch radio na televisie. Toch had de volksmens zijn plezier en dat zocht zij/hij met veel vertier in een stammenee zoals daar was de stammenee “In ’t Bisdom, gelegen op de hoek van de Sponde en de Chaussée de Renaix (Ronsestraat). Op de andere hoek van de Sponde woonde een concurrent. namelijk de stammenee “In de Pastorij”.
“In ’t Bisdom” was een heel geliefd oord. De kroegbaas was immers Filie De Bisschop, een echte dorpsfilosoof en bovendien boer, kandelaarder, beenhouwer, slager, metser, kroegbaas, dichter, zanger… Die laatste eigenschappen zorgden voor veel ambiance in zijn kroeg. Er heerste een ideale sfeer waar volksliedjes spontaan ontstonden. De meeste van die liedjes dreven de spot met (meestal) een welstellende of met vrouwen en mannen die zich wat hoger achtten op de maatschappelijke ladder. Zo heeft Filie De Bisschop een schrift vol liedjes geschreven. Na zijn overlijden in 1921 volgde zoon Tryphon (geboren in 1897 ) in zijn sporen. Hier volgt zo’n liedje. Het gaat deze keer over volksmensen en hun “lapnamen”.
“Stanse faro, Binde Manse, Pierkitsies en Bunies Fie, Bruno Keerke moe nie mier werken,
En Pierk Hanson is mee pensoen.”
Diezelfde Theofiel kreeg het ook aan de stok met “paster Dutordoir”. “Filie was nen donkerblauwen én is eens mee de blauwe opgekomen. Paster Dutordoir wist blijkbaar vooraf dat de katholieken 2 stemmen zouden te kort komen. Daarop liet hij Pauli margerine, die op bietenampagne was in Frankrijk, terugroepen. Niettemin kwamen de liberalen aan de macht". Daar lees je verder meer over.
Nog zo’n anekdote. In de tijd van Tudortoir gingen nog alle mensen naar de kerk. Zoals gebruikelijk zaten de grootste katholieken vooraan en de slechte achteraan. (In Christus’ tijd was dat juist omgekeerd). Filie en zijn blauwe vrienden stonden steeds op een rijtje achteraan leunend tegen de middelste portaaldeur. Immers de klokkentoren en ’t portaal zijn gemeentelijke eigendom zeker? Je zou dus kunnen zeggen dat ze daar een beetje op niemandsland stonden. En dat kon Tudordoir blijkbaar niet slikken. Bovendien, de liedjes die Filie maakte waren voor de pastoor te obsceen en dat was ook niet naar de zin van de pastoor. Op een mooie zondagmorgen riep hij vanop het kansel: ” De Bisschop , da moet hier gedaan zijn met die schunnige liedjes… ’t is hier binnen of buiten, hebde dat begrepen!” Felie, welbespraakt zoals hij was, had nogal vlug zijn antwoord klaar en riep: ” Awel ’t is buiten menier de paster!” De kerkgenoten giggelden en Filie draaide zich om en verliet de kerk van Nukerke om niet meer terug te komen. Daarna bleef hij zijn zondagsplicht vervullen en reed met de fiets dan maar naar de kerk van Leupegem.
Naar men vertelde moeten er in deze periode een 49-tal herbergen geweest zijn in Nukerke. De meeste cafés hadden naast een sociaal karakter tevens een economisch nut. Op plaatsen waar twee of meer wegen samenkwamen was er een herberg gevestigd. Mensen die goederen of een pakje hadden te verzenden kwamen daarmee naar de grote baan, leverden dat tegen betaling af aan de kroegbaas en deze zorgde er voor dat de juiste vervoerder het pakje meenam. Alle vervoer ging toen nog met paard en kar, wagen, koets …
Theofiel De Bisschop heeft tijdens het kandelaren van een boom zich eens lelijk vergist en is wegens de gladheid van de schors van een stam ongelukkig naar beneden gekomen en was zwaar gekwetst. Hij is in 1921 overleden.
Onze streek was begin de 20ste eeuw nog veel bebost. Vele bomen werden gekandelaard om dikke stammen op te leveren voor de scheepsbouw. Tijdens de oorlog 14-18 hebben de Duitsers onze bossen kaalgekapt. Het hout ging naar de loopgrachten. Na de oorlog hebben veel boseigenaars gekozen om sparren aan te planten. Deze bomen groeien snel en brengen dus vlug hout voort.
Nu een verhaal van twee inwoners die de overgang naar de 20ste eeuw hebben meegemaakt. Dit verhaal uit 1973 is een weergave van een interview met Remi Pot en Aloïs Willems. Het gesprek werd zo getrouw mogelijk weergegeven. Vandaar het soms oude woordgebruik.
Remi Pot werd geboren in Etikhove in 1892 en Aloïs Willems werd in 1897 geboren in Nukerke. Gedurende vele jaren waren ze buren op ’t Holand, Den Dries in de volksmond. Hun verhaal
Aloïs en Remi: “Toen wij naar school gingen in onze kindertijd moesten wij nog niet opletten voor de auto’s. D’er waren er nog gene. Wij aten toen veel boterhammen, eieren, soms vlees. Sommige mensen aten toen al twee keer per dag vlees. Ik ben in Etikhove naar de school geweest en zat bij meester Vande Putte. Meestal gingen de kinderen op kloefen naar school.
Aloïs.: Voor mij was dat naar school gaan wel een half uur stappen. D’ Holandstraat was toen al gekassied. En als ’t winter was dan zat de sneeuw soms in ons kloefen. In de school bleven de kloefen in de gang staan. Wij gingen op ons kousen naar binnen. Sommige kinderen deden gebreide sokken aan in de klas. Als het regende droegen we een kapmantel. Ge weet wel, zoals de facteur er nu nog een draagt. We namen onze boterhammen mee en warme soep kregen we van de nonnekes. Ik denk dat we 1 cent betaalden voor een tas soep. De minder begoeden betaalden niet. Pas als we onze plechtige communie deden kregen we schoenen maar tijdens de week liepen we steeds op kloefen.Wij, de jongens, droegen een pofbroek,zo’n broek tot aan de knie, ja met een rekker in. Punten en rapporten bestonden toen nog niet. Meestal schreven we op een stenen lei met een griffel. Af en toe schreven we in een cahier, allé een schrijfboek, met een inktpen. Kleurpotloden bestonden toen niet in de school. Een boekentas hadden we niet want we namen niets mee naar huis. Alleen de catechismus ging mee. Ik herinner mij nog de vakken heilige geschiedenis, aardrijkskunde en vaderlandse geschiedenis. Van die vakken hadden wij een boekje. We leerden ook andere vakken zoals het abc, rekenen, optellen, aftrekken … Straf schrijven bestond toen niet. Maar ’t was de tijd van de kloefen hé. Dus de kloefen uit en met de knieën in de kloefen. Nog niet braaf ? Dan kwam er een andere straf. Soms kwam meester Jan met zijnen regel rond en sloeg op ons kneuten. Als we dorst hadden dan dronken we water aan de pomp want leidingswater bestond nog niet in Nukerke.”
Aloïs ging naar de kleuterklas in het schooltje naast de villa Van Malleghem, achter de kerk. “Daar waren in mijn tijd 2 kleuterklassen. Ik zat in de klas van de kinderen die geboren waren in 1897. We verzamelden op de koer van de meisjesschool en gingen vandaar met de zuster de plaatse af naar de klassen. In de klas was er geen verlichting en als het te donker was om iets te leren dan deden we niets. En we waren helemaal niet verplicht om naar school te gaan. Als we groter waren staken we veel deugnieterij uit. Soms moesten we schoolblijven omdat we niet op school aankwamen, maar we moesten ook blijven als we ons les niet konden.”
De voorschoolse opvoeding noemde vroeger de bewaarschool of fröbelschool voor kinderen van 3 tot 6 jaar. In oorsprong was de voorschoolse opvoeding uitsluitend een particulierinitiatief. De eerste officiële kleuterscholen startten in 1843 en het zal nog tot 1879 duren voor aleer de gemeenten verplicht werden om een bewaarschool op te richten. De oprichting van de lagere scholen was reeds verplicht vanaf 1842 en 't was kosteloos voor kinderen van behoeftige ouders. De leerplicht voor kinderen van 6 tot 14 jaar kwam in voege in 1914 en de wet van 19 mei 1914 voorzag de oprichting van de 4de graad lager onderwijs. Het lager onderwijs was toen kosteloos.
“De eerste communie bestond toen ook al, dat was op 7 jaar. Goede katholieken mochten de bijbel niet lezen. De meeste kinderen gingen naar school tot aan hun plechtige communie. En eens dat voorbij speelden we koewachtertje bij een boer.” “ Ik”, zei Remi, “ ik verdiende 8 frank per maand en er waren er niet veel die zo veel verdienden. We kregen wel eten op de boerderij. Foto’s van die tijd hebben we niet. Dat is spijtig. Maar sommige jongens bleven gemakkelijk thuis. Vooral als ge van de oudste waart. Die bleven gemakkelijker thuis om te werken. Ik was van de jongste en gingmeer naar de school. Soms ging er een zondagschool door. In Etikhove was er soms avondschool. We gingen daar naar toe om te leren. ’t Was gratis en zelfs grote mensen van 20 jaar mochten komen. En een bibliotheek in de klas dat bestond nog niet. We hadden zelf weinig boekjes en ze moesten dan nog in de school blijven. En gedichtjes leerden we ook maar we zijn die vergeten. Bomen schreven wij toen nog met twee o’s.”
Veel boeken hadden we niet. Den schoolopziener kwam somwijlen naar de klas.
In de lagere school zat ik bij meester Jan, op het dorp. De man had een zakuurwerk want polshorloges kenden ze nog niet. Op zijn neus stond een pince-nez met een koordje vastgelegd zodat hij niet zou rondvliegen en op de grond zou vallen als de meester eens naar iemand uitvloog. Het brilletje zat met een ressorke op de neus vast. Onze meester had geen kiel aan. Ik denk dat onze meester Jan de eerste was in Nukerke die een fiets had. We gingen volle dagen naar school van maandag tot vrijdag en de zaterdag was er school tot ’s middags. Sommige kinderen doken de school. Er werd ook haagschool gehouden vooral tijdens de fruittijd.
Remi: ”Ik moest eens schoolblijven met een kameraad. Omdat ik mijn les niet kende. Als straf moesten we het onkruid trekken in de lochtingvan de meester. Die lochting lag waar nu ’t kerkhof ligt (in Etikhove). We kropen over de muur en begonnen te wieden. Of we het wisten of niet maar we hadden al de prei uitgetrokken want we dachten dat het onkruid was. De meester had dat vlug in de mot. ’s Anderendaags moesten we een wieske (ge kent dat wel hé, zo'n fijn wilgentakje) meebrengen naar de klas en het aan de meester geven. Maar dan hebben we er van gehad. In de benen, hé! De schoolblijvers moesten soms de klas kuisen. De wc’s bestonden uit een hokje met een plank waarin een rond gat was.
Op school was er geen bibliotheek. We hadden weinig schoolboeken en die moesten altijd in de klas blijven. En schriften , we hadden er “meeruize” (amper) twee of drie. We zaten met zes op een lange bank zonder leuning. Onze rug leunde tegen de bank achter ons. We mochten niet te veel schommelen terwijl er geschreven werd. En het houten bord hing niet aan de muur maar stond op een driepikkel, een ezel zoals ze zeggen. De meester schreef er op met krijt. Ja, ’t was in de tijd van Koning Leopold II. Er waren weinig kranten in onze kindertijd. We kochten af en toe ’t Volk van Ronse. Soms was er zondagschool maar in Etikhove was er ook ’s avonds school. We gingen daar naar toe om te leren. En ’t was gratis. Examens hadden we niet.”
Thuis stonden er toen niet veel teloren op tafel. In ’t midden stond een grote teil met eten en ieder at met een houten lepel. Ons huis dat was maar om zo te laten; aarden muren met stokken er in verwerkt, aarden vloeren , strooien dak en de zoldering gelegd met planken en daarop aarde geplakt voor de warmte.
Aloïs: In 1913 heb ik voor het eerst een vliegtuig gezien. Het had een noodlanding moeten doen op de Eerstkouter, daar boven 't Moleke. ('t Moleke noemde vroeger meulen ter Eertsbrugge). We waren juist bezig met de oogst te pikken. ’t Was de tijd dat de boeren op ’t land werkten met een span koeien of een ossenspan. Boeren die meer land hadden bezaten één of twee paarden. Bij Remi hadden ze thuis 2 ossen en zeven koeien. De ossen deden het werk. Veel mensen leefden van de opbrengst van een klein boerderijtje. Wij hadden thuis 31 dagwand. Eén ha is 3,25 dagwand groot en één roe is 5,57 m in ’t vierkant. Het geld was toen een centiem, twee centiem en een frank was toen al veel geld. De dichtste winkel was in de Vinke, bij Ryckbosch. En cafés… er waren er veel...
Remi werd vrijwillig soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ik ben geboren in 1890. In 1912 ben ik vrijwillig binnengegaan en ik ben pas in 1919 afgekomen. Wij mochten weinig naar huis komen tijdens onze dienst. In totaal ben ik zeven jaar soldaat geweest. ‘k Heb ook aan den IJzer gevochten en veel geluk gehad zeker! Ik had als wapen een karabien. Die schoot 200 m ver. Ge moest al goed kunnen schieten om iemand te raken. Aan het front kregen we zelfs af en toe gymnastiek. In ’t leger was het al Frans maar de officieren verstonden vloms. ’t Commandement werd altijd in ’t Frans gegeven.(een oud zeer waar vele soldaten over klaagden en vele jonge Vlaamse soldaten zouden de dood zijn ingejaagd omdat de bevelen niet goed werden begrepen. Sommigen droomden toen reeds van een zelfstandig Vlaanderen). Om de 14 dagen veranderden we van linie. We schoven naar achteren naar een tweede en nadien naar de derde linie en na een tijd zaten we terug in de voorste en gevaarlijkste loopgrachten. Ik ben in den oorlog gewond geweest aan mijn arm.
De oorlogsjaren waren maar triestige jaren om te leven. Er was weinig eten en als ge eten wilde dan moeste dat duiken want de Duitsers eisten alles op voor hun leger. Als we honger hadden aten we al eens een raap.
De dokter kwam toen te paard, dus als ruiter op huisbezoek. Ik heb nog horen zeggen dat ’t eerste hospice was waar Marc Capiau heeft gewoond. ’t Ander is gebouwd dankzij Van Malleghem.
Na de oorlog is Remi een tijdje naar Parijs gaan werken, aan de vélodrome. Aloïs heeft na de oorlog nog kleren gemaakt. Ha, de tijd van nu is toch veel beter. Remi, in de buurt noemden we hem Mietje, stierf in 1976. Aloïsverliet ons op 5 februari 1979.
De Eerste Wereldoorlog begint op dinsdag 4 augustus 1914 waar de Duitse troepen bij Visé de Maas overstaken. Bij het naderen van de Duitse troepen op 22 augustus slaan de mensen in onze streek massaal op de vlucht. Deze dag staat bekend als de “vliegende maandag” of de “vluchtersmaandag”.
De oorlog eiste zijn tol want volgende Nukerkse personen zijn “Gestorven voor België”:
“Remi Joseph Gilleman, soldaat bij het 3de regiment jagers te voet, stamnummer 52575 oud 24 jaar 3maanden en 18 dagen te Nukerke gehuisvest, ongehuwd is overleden aan het front op 5 september 1914 ten tienen half ure ’s avonds. Hij was geboren te Nukerke als zoon van Theophielus Josephus Gilleman, gemeenteonderwijzer oud 52 jaar en van wijlen Melanie Van Lancker”
“Het jaar negentien honderd achttien den acht en twintigste October is overledenom twaalfuur en dry kwart ’s middags ten gehuchte Kruissens Dhondt Theophiele dagloner en geboren den 28 februari 1860.”
“Vander Spoilden Marie-Clemence huishoudster overleden ten gehuchte Keizereistraat”
“Huysman Romanie huishoudster te Quaremont is heden om elf uren ’s middags ten huize ten gehuchte Steenweg overleden op 2 november 1918”
“Depoorter Germaine is ten huize van Modest Ysebaert (61 jaar en landbouwer) overleden ten gehuchte Steenwegop 2 november 1918”
“In het jaar 1918 den vijfden November om negen uren ‘s morgens ……… verklaren dat gisteren rond acht uren ’s avonds ten gehuchte Steenweg overleden is Reynaert Alfred werkman, geboren te Ronse in 1891, zoon van Gustaaf Reynaert oud zestig jaar.”
“In het jaar 1918 den vijfden November om negen uren …… aangifte van overlijden van Baele Amandina-Angela huishoudster hier geboren den zeventiende Augustus 1893 dochter van Charles. Ze is gisteren overledenten haren huize en ten gehuchte Steenweg rond zes uren ‘s avonds.”
“Het jaar negentien honderd achttien den vijfden November om negen uren ’s morgen voor ons, Joseph T’Sjoen Burgemeester… zijn verschenen Gustaaf Reynaert oud zestig jaren en Charles Louis Baele oud vijf en vijftig jaren beide dagloners alhier wonende… dewelke ons hebben verklaard dat gisteren 4 november 1918 rond zes uren ’s avonds ten huize nummer zeven en zeventig en ten gehuchte Steenweg overleden is Baele Jozef-Octaaf werkman alhier wonende…”
Oude vlaktematen in Nukerke gebruikt maar na de jaren 40 in onbruik geraakt.
1 ha = 680 roeden
45 a= 300 roeden
1 gemet = 300 vierkante Rijnlandse roeden, halve mogen werk = 4258 m²
Een Rijnlands gemet is 4592m² in het Gentse
1 roe = 3,90 m op 3,90 m of ongeveer 4 stappen op vier
1 dagwand = 100 roeden
1 ha = ongeveer 3,25 dagwand
1 bunder = 100 vierkante roeden = 1 ha = anderhalve morgen werk (volgens W.P.)
1 Nukerkse bunder is ongeveer 1 ha
1 bunder is 4 dagwand en 1 dagwand is ongeveer 30 a
Over herbergen, cafés of staminees
Was er geen industrie langs de nochtans drukke steenweg Terneuzen-Valenciennes des te meer waren er herbergen en afspanningen. Even opsommen: “Den os”, “De lustige boertjes”, ”Staminee”, “In ’t bisdom”. Deze herberg stond op de hoek van de Steenweg en de Sponde (Elsstraat), en werd open gehouden door Milie ofFilie De Bisschop. Ze hadden een zandgroeve aan de Mellinckstraat naast de spoorweg en een zandgroeve in de Kortekeer waar de sporen van afgraving nog duidelijk zichtbaar zijn, o.a. aan het voetbalveld. Langs de Mellinckstraat werd de groeve later terug gedeeltelijk opgevuld.
Theofiel was slager, beenhouwer, herbergier, metselaar, zandontginner, steenbakker. Hij was specialist in het kandelaren van oude en zieke bomen. De grootste takken werden danig ingekort dat de boom de vorm kreeg van een kandelaar.
Andere cafés zijn: In 't Bisdom, De pastorij, In de Keizer (hoek van de Sponde bij Albert Hantson), In de kroon (bij Louise De Bisschop, een nazaat van Filie), Den Engel (bij Germaine en André Den Haerynck), Truweeltje (bij Valère Deriemaeker), Léon d'or (bij Clara Ceuterick) als het clubhuis van Eendracht Nukerke want lange tijd kleedden de spelers van de voetbalclub Eendracht Nukerke zich in het achterhuis van het café. Verderop naar de Kruissens toe waren er Den appel, ‘t Zonneke, ’t Neerhof (bij René Callebaut), De drie roze broekjes (bij den zwarten Merie, Omer Deriemacker) anders gezegd Te speelders bij Speeldersen Zwarten,Den beitel, Chalet la Croix, Sint-Martinus (Eglantierstraat), Bij stupies (tijdelijk), Den Elst (tijdelijk).
Het was lang de gewoonte dat er ook café werd gehouden "achter “ de deur". In praktisch elk kruidenierszaakje kon je toen, tegen betaling, snel een jenever (een dsureke) achteroverslaan.
Nukerkse figuren die iedereen kende Tot de jaren 70 lagen de namen van bekende figuren zodanig goed in de volksmond dat men ze vervormde tot soms grappige "lapnamen". De ouderen onder ons kenden zeker vozen fijni, koekenbaksen né, vozen wieten, zwarten grielie, wieten grielie, poene rôsten, bietozen dieken, chique nijs, speelderzen zwarten, neetje deust, roosten meerie, kootsiezen meerie en kootsiezen langen, klein schuurke, cuypersen Georges, deestie de voos of vôzen deestie, schuriezen tavi, caleboutsen né, keyzerzen milie, m[e]derzen Gastonk, schoeperzen Frans , schoeperzen filie, Bekie, ’t cabineurke, bavoos anna, marstiezen richard, pijpke, bieliezen georges, meriekôi, de van muries of murkies, moustache, notiezen marc, panti ( Richard), Lauwkiezen boeri, boerizen Marc, Neetje voos … En er zijn er nog!
Prachtige vergezichten in ons mooie Nukerke.
Vanaf Heynsdaele slingert de Zandstraat over de Hotond, door een prachtig beukenbos naar de Kruisberg. Een prachtig stukje Ardennen. Links en rechts sta je vol bewondering voor de prachtige panorama’s. Eens de Kruisberg gedwarst volg je de toeristische Ommegangstraat richting Louise-Marie, aan de voet van het Muziekbos. Merk op dat de noordenflank mooie brede vergezichten biedt richting Scheldevallei. Het is een landschap als een zacht golvend lappendeken met vruchtbare akkers en groene weiden kriskras door mekaar langs heuvels en diepe valleien, terwijl de zuidenflank stijl en bebost is. Bossen ontstonden immers daar waar de leemlaag ontbrak of bedekt is met zand. Maar ook in dat golvend landschap komen steile, beboste hellingen voor op de westzijde van de uitlopers. De namen van die hellingen liegen er niet om: Spichtenberg, Kortekeer, Holand, Donderput, Daelbos en even buiten Nukerke, Koppenberg, Patersberg, Taaienberg, Zandstraat,Waeyenberg,Hemelberg, Haagberg, Muur….Spreekwoordelijker kan het niet. “Bergen” om je tanden op stuk te bijten.
Als je de streek komt bezoeken zoek dan eens boven het bladerdek de spitse Nukerkse kerktoren, de enige trouwens zichtbaar vanaf de omliggende heuvels, zoals de Hotond, de Ommegangstraat, de hoogte van Volkegem en Edelare ….
Vondsten en historische overblijfselen in de omgeving
Verscheidene bronnen melden volgende vondsten:
Fossiele schelp in Louise-Marie opgedolven bij het graven van een artesische put van 20m diepte.
Haaientanden in de zandgroeven.
Silexscherven in Kwaremont, een werkplaats waar jagers hun gereedschappen voor de jacht klaarmaakten.
Twee gepolijste stenen bijlen, silexbijlen en pijlpunten in Etikhove
Grafheuvels in Bois Joly (Hogerlucht) en in Kluisbergen. De graven waren bij vondst echter geplunderd.
Een grafheuvel op de Kraaie in Heynsdaele.
In Kwaremont vond men ijzerslakken wat erop wijst dat men er geprobeerd heeft ijzer te winnen uit de ijzerzandsteen
Tumuli op de Muziekberg
Resten van 3 Romeinse nederzettingen waar dakpannen, gebruiksvoorwerpen en aardewerk werden aangetroffen.
Bij de ontginning van van een steengroeve achter de St-Britiuskerk te Etikhove werden silexbijlen en vuursteen gevonden.
Op de Maarkedries te Etikhovevond men 18 Gallo-Romeinse begraafplaatsen
Romeinse dakpannen en stuk grafzerk te Ronse
Gouden halssnoer te Frannes
De middeleeuwse “tiendenschuur”te Etikhove is een deel van het vroegere kasteel dat stond in de bocht van de Maarkebeek. De eigenaar was de familie Ladeuze. Het kasteel werd afgebroken in 1824 en de stallingen werden verbouwd tot woningen.
Romeinse villa’s op de flank van de Muziekberg.
De twee grote zwerfstenen in het Kluisbos
Nagebootste dolmen op het kerkhof van Hogerlucht te Ronse
De windmolens Ten Kruissens ,de Molen Ten hengst, de windmolen Ter slepe, resten van twee watermolens.
Kort na de invasie op 10 mei 1940 werd ook Nukerke bezet door de Duitsers. Over die bezettingkom je meer te weten in de volgende vroegere teksten en/of ooggetuigen verslagen
“Doch nu waren donkerder dagen in ’t verschiet. Met September werd de algemene mobilisatie afgekondigd, en heel den winter 1939-40 werden we telkens opgeschrikt door dringend oorlogsgevaar. Den 10 Mei had de vreselijke uitbarsting plaats en reeds den 20 Mei deden Duitse soldaten hun intrede in het vreedzame Nukerke. Ze legden beslag op alle mogelijke plaatsen en stelden hun kanonnen op rond het hospice voor den slag aan de Schelde. En zo geraakte het Gesticht in de volle branding. Projectielen kwamen terecht in stallingen en op het verdiep in huis,metbetrekkelijk weinig stoffelijke schade. Drie dagen en drie nachten duurde het bombardement.
Op Sacramentsdag, 23 Meiwaren de Duitsers over de Schelde. Nu trad rust in. De E.H. Pastoor zou de H. Mis lezen in de kapel van het Gesticht, maar was opgesloten. Toen verzon men een list: er werd aan de Duitsers gemeld dat een grote zieke een priester vroeg. Aanvankelijk bleef alles vruchteloos doch weinige tijd nadien, meldde zich de E.H. Onderpastoor aan, onder bewaking van een Duits soldaat. Zr Suzanne die ziek lag in haar ligstoel, speelde perfect haar rol van zware zieke, biechtte in ’t bijzijn van de schildwacht en ontving de H. Communie.
’s Namiddags waren de geestelijken vrij. Daarmee had het Hospice zijn beroerde oorlogsdagen beleefd. Het werd nu stiller en normaler. Enkel de bevoorrading van de 98 inwoners – 10 Zusters, 48 ouden van dagen en kostdames, 40 weesjongens – leed last. Maar dank aan het wijs beleid van Moeder en de ijverige medewerking van de Zusters, was de voeding verzekerd. Het Hospice heeft de oorlogsjaren flink doorgemaakt.”
"Reeds in 1940 werden in Nukerke langs de Boelaertstraat, tussen de Steenweg en het dorp” op de velden van de toenmalige burgemeester Richard Deschaumes een grote, lange houten barak opgericht samen met een grote veldkeuken. Hoe is die daar terecht gekomen ? Niet omdat de burgemeester de Duitsers gezind was. Neen, de reden was dat hij niet wou dat andere landbouwers in de miserie kwamen. Het was de taak van de burgemeester een terrein aan te duiden. Dus nam hij zijn verantwoordelijkheid. Nog tijdens de oorlog zou hij zijn ontslag geven als burgemeester. Arthur Verdonckt, 1ste schepen, werd waarnemende burgemeester. Na de bevrijding nam Deschaumes zijn taak als burgemeester terug op. Opportunisten maakten dadelijk van de gelegenheid gebruik om het Verdonckt ferm lastig te maken. Zoals eerder vermeld waren er tijdens de oorlog een vijftal mannen die deel uit maakten van de witte brigade. Bij de bevrijding waren er een honderdtal."
Terug naar de barak. Die was uitgerust met een grote zaal, keuken, douches, slaapzalen … De eerste bewoners waren Russische krijgsgevangen of zo iets. Of waren het overlopers of opgeëisten uit Sudetenland? Feit was dat ze het goed hadden en een opleiding kregen. Af en toe passeerden ze de rookkamer om te worden ontluisd. Hun marsoefeningen deden ze op de Steenweg die ze op en af stapten. Na de oorlog heeft een onverlaat nog proberen brand te stichten in de barak. Nadien werden de gebouwen nog een tijdje gebruikt voor de opleiding van Belgische rekruten. Nog rond de jaren 50 kwam de barak in verval en werd afgebroken. Volgens een anekdote zou de latere veldwachter Eugeen Van Dijck, afkomstig uit het Antwerpse, zo zijn Liliane ontdekt hebben toen hij hier zijn militaire dienst deed.
Tijdens de beschieting van de Engelsen die gelegerd waren aan de Schelde in Kerkhove kwamen verschillende Duitse soldaten in Nukerke om. Die werden dan ter plaatse begraven. Zo wist men van een graf in de Sponde en twee graven langs de Boelaertstraat, nu Nukerkestraat nr 6.
De strategisch ligging van Nukerke was er de oorzaak van dat de Engelsen vanachter de Schelde op aanstormende Duitsers onder vuur namen. Honderden obussen zijn her en der neergevallen en ontploft. Tijdens die beschieting bleven veel gezinnen gedurende veertien dagen dagen nacht in kelders. Een tijd lang bivakkeerde een Duitse eenheid op het voetbalveld Eendracht Nukerke langs de Steenweg rechtover de smidse aan “Den Engel”. Vooral de Sponde was voor de oorlogvoering een strategische plaats. De Duitsers hadden vanaf die hoogte immers een goed zicht op de Scheldevallei. Eens de Duitsers de Schelde hadden overgestoken waren de oevers bezaaid met honderden achtergelaten, (gestolen) fietsen waarmee de Duitsers zich verplaatsten. Het nieuwtje verspreidde zich als een lopend vuurtje. Dus wie kon trok te viervoet naar de Onderbos in Melden om een fiets te bemachtigen. Zo zijn veel mensen aan hun eerste fiets geraakt.
Tijdens de dagen van de bevrijding werd er amok gemaakt in het torenhof aan “Den appel”. Wat is de juiste toedracht ? De bewoner Jan Van Acker was in het atheneum van Ronse verbonden als leraar Nederlands.Hij zou in de klas een briefje hebben afgenomen van een leerling die dat wou doorgeven. Tijdens de speeltijd bekeek hij dit briefje samen met een paar leerkrachten. Er bleken namen op te staan van zogenaamde “witten” die werden opgenomen enweggevoerd. Studenten werden aangesproken om de leraar aan te pakken. Daarop werd zijn woning aangevallen en geplunderd. Van Acker en zijn gezin konden ontkomen langs de velden. Hij zelf bleef een tijdje lang de plundering gade slaan vanuit het naastliggende veld. De familie Van Acker heeft de woning verkocht en is naar Mortsel verhuisd. Tijdens de bouw van het “torenhof” woonde het gezin langs de Steenweg, nu huisnummer 107. Het “torenhof” werd gebouwd kort vóór de oorlog door Georges Vancoppenolle voor Jan Van Acker. Een gelijkaardige woning met toren van de schilder Jos Van den Abeele staat op de Edelareberg.
Zo werd ook dokter Glibert opgepakt. Toen de dokter een bevalling was gaan doen in het gezin Hantson in “De vinke” waren twee gewapende mannen naar zijn woning getrokken. "Eenen stond aan de voordeur terwijl de andere aan de achterdeur stond". Ze wisten blijkbaar niet dat de dokter met ernstige zaken bezig was. In elk geval kreeg de vrouw des huizes de opdracht de dokter mee te delen dat hij zich persoonlijk kon aanmelden bij “De wacht” in Ronse. Na de bevalling nam de dokter zijn tandem en samen met zoon Prosper reden ze naar Ronse. De politiecommissaris Delobel vroeg hem;” Wat komde gij hier doen ?” Hij werd echter vastgenomen en opgesloten eerst in Ronse, dan gedurende 6 maanden in Gent-Brugge waar hij ziek is geworden. Korte tijd na zijn vrijlating overleed hij in 1946. Tijdens de bezetting werd hij aangesteld om de keuring te doen van de opgeëiste mannen die zouden te werk gesteld worden in Duitsland. Moeilijke taak ook al waren er die zich vrijwillig aanboden om te kunnen gaan werken in Duitsland. Sommige gezinnen leden heel grote armoede.
Als kind hoorden en zagen we hele kolommen Duitsers de steenweg naar Ronse opstappen. Ik hoor mijn angstige moeder nog zeggen: ”Ga van dat venster weg dat ze je niet zien!” De oorlog heeft in Nukerke niet zo actief ingegrepen, op een paar inslagen na. Aan “Den beitel” werden aan de kant van de boerderij Decordier door de Duitsers loopgrachten gegraven. Van op die plaats konden ze de Steenweg in beide richtingen onder schot houden.
Om meer te weten over deze oorlog in Nukerke lees je best de rubrieken die gaan over de oud-strijders. De verhalen werden door hen geschreven of verteld. In alle andere verhalen komt de oorlog ook aan bod.
Deze oorlog heeft in Nukerke, op de slachtoffers na, geen sporen nagelaten. Echter, in de Spijker, beneden in het bos, tref je nog resten aan van een Duitse schietstand uit de Grote Oorlog.
In die dagen hielden de Duitse dekkingstroepen nog hevig weerstand aan de oevers van de Leie en de Schelde. Om hun aftocht te vertragen of te verhinderen nam een Engels artilleriebataljon stelling in het diepe dal aan de Letterstraat tot achter ’t Zonneke. Zwaar geschut nam de scheldebrug te Kerkhove onder vuur. Bij elk schot trilden de flinterdunne ruiten in de kozijnen. We hadden schrik dat die ruiten aan diggelen zouden vliegen. Wij, toen nog kinderen, stopten onze oren af met onze handjes en keken angstig om ons heen. Tijdens de beschieting verbleven wij soms in de gewelfde kelder van Marcel Lepez. Daar waren wij toch meer beschut tegen eventuele obussen van de Duitsers. Na enkele dagen kwam er een einde aan het schieten. De Britten braken hun bivak op en vertrokken richting Oudenaarde. Waren dit dan de laatste schermutselingen die we in Nukerke zagen?
Tijdens de eerste oorlogsjaren eisten de Duitsers alle beschikbare mannen op om te gaan werken in de Duitse industrie. Zo kregen de veldwachters de opdracht de opeisingbrieven aan de man te brengen. Maar tegen de dag van uitvoering doken sommigen mannen onder en verschenen niet op het appel. De Duitsers maakten een lijst op en vergezeld van een paar Duitsers werd jacht gemaakt op die mannen. Meestal probeerde men die ondergedoken ’s nachts op te pakken. De champetter leefde natuurlijk mee met die families en had een goed trucje. Wat deed hij ? Wel hij maakte, indien mogelijk, een grote omweg en passeerde gehuchtenwaar de honden gemakkelijk blaften. Dat was bij nacht het sein van onraad en konden de mensen maatregelen treffen. Binst den oorlog werd de champetter bij de “Bende van de witten” gerekend. Maar na een paar geheime vergaderingen heeft hij daar gauw komaf mee gemaakt. In Nukerke bestond de “Bende van de witten” in oorsprong uit 5 man:Maurice Maes, Michel Van Moorleghem, Michel Maes, Hector Van Moorleghem en Charles Verdonckt. Maar die laatste hield het dus gauw voor bekeken. Onmiddellijk na de bevrijding waren er plots wel honderd witten. Maar dat was uit opportuniteit zeker !
Als die Engelse vlieger neergevallen was in Etikhove dan was dat ook een grote bedoening want die piloot was niet te vinden. Neen, dood was hij niet en hij is ook niet in Duitse handen gevallen. Hij zat enkele dagen in een hennenkot in Louise-Marie.
Boven Nukerke heeft een Engels vliegtuig om een of andere reden eens een kerosinetank moeten lossen. Die is in de Sponde neergekomen, onbeschadigd maar verzonken in de grond. Madam conteur (’t cabineurke) was daar nogal gauw bij en verzocht de kijklustigen zo vlug mogelijk het hazenpad te kiezen wegens ontploffingsgevaar. Ja, de meesten waren niet vertrouwd met dat gevaarlijk goedje. Maar wat is er gebeurd met de inhoud. Wie was daar mee gaan lopen? Je kan het wel raden zeker. Dat goedje was goud waard op de zwarte markt. De Nukerkenaren waren heel voorzichtig in hun doen en laten. Immers, er waren bij sommige particulieren Duitsers ondergebracht. Tegen heug en meug moest men die Duitsers een convenabele slaapgelegenheid aanbieden. Zo was er een LeutnantWilcher ondergebracht bij dokter Glibert. Soldaat Adolf Heindfalt alias “den Dolf” was bij de champetter gehuisvest. “Den Dolf” werkte in de veldkeuken maar volgens zijn zeggen was hij in het burgerleven “ein Gartenbauer in Dinkelsbühl (Beieren)”. Voor hun eten gingen ze naar de veldkeuken in de Oude Boelaerdstraat op een veld van Deschaumes Richard. Dokter Glibert woonde reeds vanaf 1937 in de nieuwe moderne woonst. Voordien woonde hij sinds 1926 in de woning tussen T’Sjoen en“De krone”
In 1940 hielden de Engelsen nog een tijdje stand achter de Schelde in Kerkchove. Vandaar nam hun artillerie de Steenweg onder vuur om oprukkende Duitse troepen tegen te houden. Bij die beschieting kwamen Duisters om. Zo werd er ene begraven in de Sponde. Later werd die opgegraven.Maar ook kwam vrouw Geerseau en kind om het leven op het plankier van hun woning in De Spijker 1. Daar werden ze getroffen door de scharpenels van een Engelse obus.
"Tijdens de oorlogsjaren lagen dus heel wat taken weggelegd voor de champetter van het dorp. De dieren nauwkeurig geteld zoals koeien,varkens en schapen. Ja, die schapen leverden wol en die was gegeerd door de Duitse bezetter. Er was tijdens en na de oorlog een strenge controle op het kweken van tabaksplanten. Sommigen gingen zo ver dat ze tabaksplanten kweekten midden op de kouter in een korenveld. Bij een telling was de champetter steeds vergezeld van een garde van de belastingen. De champetter wilde wel elke inwoner tot vriend hebben maar een optreden was soms nodig. Ook de champetter had een huisgezin. Hij moest dus al eens schipperen. Tijdens de bezetting mochten de boeren niet zelf karnen want de melk moest naar de melkerij die onder Duitse controle stond. Opdat de boeren niet zelf zouden kunnen karnen werden de karners (karnmachine) verzegeld. Maar ge weet hoe dat gaat. Dat touwtje wilde al eens stuk gaan en dan moest de boer de hulp inroepen van de veldwachter om er een nieuw loodje te komen aandoen. Natuurlijk had de nijverige boer de achter gehouden melk gekarnd en de boter tegen grof geld verkocht op de zwarte markt aan een of andere rijke familie. Hoe zou je zelf zijn hé ! Het moet gezegd, voor wat hoort wat en er viel dus voor de champetter wel eens een half kilootje boter naast de pot!" (L.V.)
Tegen het einde van de oorlog organiseerden sommige Nukerkse boeren zich om in konvooi naar de Borinage te rijden met wagens volgeladen met graan en paardenbonen. Op de terugweg brachten ze een maximum aan steenkolen mee. De wagens werden getrokken door 2 paarden en ze deden er, heen en terug, 3 dagen over.
De bevrijdingvan onze streek kwam inzicht (Brussel was reeds op 2 september 1944 bevrijd). Op een mooie zondag op 3 september 1944 rolden lange kolommen Engelse pantser- en wielvoertuigen over de Steenweg van Ronse naar Oudenaarde. Mensen uit Zulzeke en Etikhove kwamen samen met gans Nukerke om de bevrijders te verwelkomen. Aan “Den engel” stond er een massa volk. Een gelukkig volk, zingend en juichend om de bevrijding. Het knarsen van de ratelende rupsbanden op de kasseien overstemde het gejuich. Zonder stoppen en in snelle vaart bolde het lange ijzeren gevaarte de Steenweg naar beneden. Onze streek werd bevrijd door het” V Royal Tank Regiment, 7 th Division, 2nd Britisch Army.”
Pas bevrijd van oorlogsgeweld ! Sommige burgers vonden de tijd rijp om af te rekenen met buren en kennissen. Oude buurtconflicten werden boven gehaald. Het was vaak voldoende een Vlaams katholiek te zijn, een dagblad te lezen, ‘t Volk van Ronse te kopen of een halve intellectueel te zijn om in de gendarmerie van Ronse aangegeven te worden op basis van collaboratie…”Ik heb mensen weten oppakken door de gendarmes. Die brachten de mannen naar de kelders onder het stadhuis van Ronse.” Op enkele woningen werden swastika’s aangebracht. In de buurt van ’t Zonneke daagde een groepje geweldenaars op en lieten iets verderop in de buurt een strooien pop verbranden. Aan “Den Appel” werd de woning van Jan Vanacker (een leraar) geplunderd. De rest lag buiten voor het grijpen. Het gezin, dat onraad rook, was de dag voordien al door de velden gevlucht op weg naar Oudenaarde.
Behaeghel
"Zondag 3 september was een spannende en heuglijke dag. Rond 14u30 hoorden we een hevige ontploffing gevolgd door een grote zwarte rookwolk op de hoogten van Kwaremont. Enkele minuten later volgde een tweede harde explosie. Achteraf vernamen we dat de Duitsers nog de tijd namen om hun V1-installatie door een achterhoede te laten vernietigen ook al zaten de Engelsen hen zeer kort op de hielen. Rond die tijd stonden de eerste Engelse verkenners reeds in Ronse, tot vreugde vanelke Belg.”
Laat de boonen lang koken, daags te voren zal men rein water gelaten hebben en doe ze door de zeef. S’Anderdaags van deze brei langwerpige balletjes maken, in fijne suiker en in poederchocolade gerold."
Dit wapenschild werd toegekendaan de nieuwe gemeente Nukerke tijdens het Hollands Bewind op 4 augustus 1818 en definitief bevestigddoor de Belgische regering op 11 september 1843. Voorde en Zulzeke hebben een identiek wapenschild. Het staat met zekerheid vast dat de naam Nukerke betekent Nieuwe kerk,Nova Ecclesia. Dit kan verklaard worden door het feit dat de kerk van Nukerke, wiens patronaat toebehoorde aanhet kapittel van Kamerijk ( Cambrai, nu Noord-Frankrijk), omwille van het groot aantal gelovigen dat er de godsdienstige plichtenkwam vervullen, tot afzonderlijke parochie werd verhevenen aldus werd afgescheiden van Melden. Nukerke vormde reeds lang met Melden een "vierschaere"en maakte met zeven andere localiteiten , deel uit van de baronie die de grondeigendommen, gelegen tussen de twee beken de Marcke en de Ronne groepeerde. Deze baronie in de kasselrijvan Aalstwas leenplichtig tegenover het feodaal hof van de hertog van Kleef te Heinsberg nabij Aken. In 1647 behoorden de dorpen, Nukerke, Edegem, Leupegem, Volkegem, Elst, Melden en Kerkem aan de Baron van Pamele toe. De Nederlandse regering kende op 4 augustus 1818 aan de gemeente Nukerke een wapen toe van lazuur met de godin Ceres van goud. Ceres was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid. Daarom stond ze op het wapenschild afgebeeld met eenbundel korenaren in de linkerarm en de rechterhand aan de ploeg geslagen.Dit wapen werd bekrachtigd bij KB van 1 september 1843. In oude documenten werd de volgende schrijfwijze van de gemeentenaam teruggevonden: 13 en 14de eeuwNeukirchen, 1538 Nieukerke, 1618 Nova Ecclesia, 1657Neukercke, 1678 Nieukerk , 1679Neukerk, 1689 Nieukercke, 1733Neuféglisse, 1736Nuyckercke, 1746 Noeuf es-glisse, 1748 Nukerke, 1767 Nukercke, 1779 Nieuwkercke , 1851 Nukerke en sindsdien ongewijzigd.
"Landboeck der Prochie van Nukerke Lande van Aelst"
Interpretatie betreffende het "Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst". Het document bestaat hierin dat elk perceel grond en elk huis, alle wegen en waterlopen die bestonden in 1772, op perkament zijn aangebracht. Zo bestaat dittweedelig "Landboeck" uit 23 perkamenten of kaarten die achtereenvolgens een bepaald deel van de parochie voorstellen. Petrus Joannes Bonné, landmeter, zou de metingen komen doen met toestemming van de burgemeester Baillui en de schepenen van de parochie op 2 .. 1768. Ieder stuk land zal in het "Landboeck" opgetekend worden door middel van kleurrijke kaarten. De metingen werden gedaan in november 1771. De burgemeester en de schepenen deden dan ook na de goddelijke diensten te Ronse, Etikhove, Zulzeke, Melden en Nukerke publiceren dat de voornoemde landmeter zou verblijven bij Urbanus Vander Straeten en dat iedere eigenaar inspektie mocht komen doen aangaande hun eigendom en gebruik, dit gedurende de maanden maart, april en mei 1772. Dit deed men om fouten en missingen te verbeteren, of misschien ook om een hermeting te doen ten koste van de verongelijkte. Hierbij noteert men dat de metinggedaan werd in Aalsterse maten of 93 Roeden terwijl dit overeenstemt met 100 Nukerkse roeden en dit geldt voor alle gronden, bossen en weiden van de parochie voor ze gecoteerd waren, alle bestaande gronden, bossen en weiden, als degene palende aan de heirweg, dorpswegen, Pontwegen, zijwegen en bermen, de grachten daarlangs zijn niet meegemeten. Daarna volgt nog een beschrijving aangaande de afspanning met hagen, de waterlopen en de scheidingslijnen en helfthagen.
Het parochiaal register Het parochiale register met geboorten tot 1603 en huwelijken, alsook de overlijdens vanaf 1629 tot 1800 berustten reeds in 1955 in het rijksarchief te Gent Nog in 1956 zei de gemeentesecretaris P. Hoffmann:"Op onze parochie zijn geen geschiedkundige werken verschenen." Let op het woord " parochie", waarmee men eigenlijk gemeente bedoelt. Een woordgebruik dat is gegroeid uit het feit dat een parochie (prochie) als gemeenschap eerder bestond dan gemeente als entiteit. Let tevens op de schrijfwijze van de lange a. Bij het ontstaan van het middelnederlands kwam men op de idee de lange a te schrijven als ae. Zie de vele eigennamen.
Gemeentehuis met pui of bordes, onderpastorie en pastorie te Nukerke. De eerste twee gebouwen werden in 1970 jammerlijk gesloopt om plaats te maken voor een parking. Sindsdien is het dorpsplein een kale plaats. Velen zullen met heimwee terugdenken aan de tijd toen onze geüniformeerde veldwachter, Kamiel Verdonckt, iedere zondag na de hoogmis, de trappen van de pui besteeg , met een armbeweging de aandacht van de menigte vroeg en vervolgens op een statige wijze de “berichten aan de bevolking” kond maakte terwijl groot en klein, opkijkend in de richting van de veldwachter, met aandacht en respect voor het gezag in stilte luisterden. Nadat “en ieder zegge het voort “ weerklonk verbrak het geroezemoes de stilte van de “plaatse”. Onze gemeentesecretaris was toen Paul Hoffmann, een gedreven man. Hij is als 16-jarige knaap vrijwilliger geworden tijdens “de Groote Oorlog”. Hij is begonnen als loopjongen met als opdracht berichten van en naar het front te brengen.
Over dit gemeentehuis met pui wist Paul Hoffmann, die gemeentesecretaris was tijdens en na de oorlogsjaren , met zekerheid te vertellen dat dit gebouw reeds in 1772 bestond. De beschrijving komt immers voor op het eerste perkament van het “Landboeck der Prochie van Nukerke Lande van Aelst”. Men weet echter niet wanneer het gebouwd is aangezien het “Landboeck” (1772) het oudste document is dat vroeger in Nukerke berustte. Het gebouw was vroeger, dus minstens vanaf 1772, de pastorie en is pas in 1903 of 1904 gemeentehuis geworden. De huidige pastorie is in die jaren gebouwd.
Maar wat onze pientere secretaris niet wist dat is dat er boven zijn hoofd, in de nok van het dak de datum van constructie zat. Namelijk, bij de afbraakwerken werd in de nok van deze in oorsprong pastorie “een inkerving in loden slab “A van quaille 1751” gevonden. De dakdekker moet ene Adriaan van Quaille zijn. Naast deze pastorie met pui stond het huis met pui van de onderpastoor. Het klein, muf kantoortje van de secretaris zou een vroegere slaapkamer geweest zijn. Het gemeentehuis zelf was vanaf 1770 ondergebracht in de herberg “In ’t oud gemeentehuis” (zie beschrijving bij nr 6) , schuin tegenover de pastorie. Later heeft men het secretariaat verplaatst naar het huis waar nadien de koster Deriemaeker woonde (nu drukkerij). Eerst rond 1903 of 1904 is de pastorie gemeentehuis geworden, terwijl iets verderop dus een nieuwe pastorie werd gebouwd (zie gebouw links). Aan de oude pastorie bracht men enkele veranderingen aan zoals de ingang en de toegangstrap. Rond 1905 plaatste men in de hoek van de voorgevel en de westelijke zijgevel een O-L-Vrouwbeeld. Dit beeld was een geschenk van de toenmalige dorpsonderwijzer van de katholieke school, “meester Jan”, aan zijn gemeente. (Zie de klasfoto van 1914). Meester Jan woonde op het dorpsplein in de woning waar nu de familie Georges Aelvoet-Restiaens woont. Jarenlang gaf meester Jan aan zijn oud-leerlingen ‘s zondag na de mis les in de “zondagschool”. De Ontvanger van Belastingen had zijn kantoor tot 1912 naast het gemeentehuis, nadien werd zijn bureel verhuisd naar de herberg “In den Engel” om nadien te verhuizen naar de woning naast de brouwerij ‘T Sjoen. Jammer dat een gemeentebestuur in de jaren ’70 een onverantwoordelijk besluit heeft genomen om een 18de eeuwse site met de grond gelijk te maken.
Potloodtekening van de houten “Snibbemolen” te Nukerke
De houten “Snibbemolen” te Nukerke, stond op een uitloper van de mooie getuigenheuvel op een hoogte van 125 m. Omer Wattez vermeldt deze molen in zijn werk “De Vlaamsche Ardennen” voor het eerst gepubliceerd in 1913, maar op een kaart van 1862 staat hij vermeld als ’t Snibbe molen. Op een kaart uit 1777 staat de staakmolen vermeld als “Snebbenmolen”.De houten windmolen, op de hoek van de Staatsbaan (nu Rijksweg) en de Molenstraat (nu Zeelstraat), is afgewaaid rond 1940 op het ogenblik dat de molenaar pas de molen had verlaten. In hoofdzaak werd hier notenolie geproduceerd. Nadat de molen onbruikbaar was werd het vele hout tijdens de oorlogsjaren links en rechts als brandhout aan de man gebracht.
De Snibbemolen stond op grondgebied Nukerke maar de molenaarswoning, de taverne “In ’t molenhuis’, stond op grondgebied Zulzeke. Volgens Marie-Paule waren de laatste molenaars Jules Maes en nadien Richard Langhie, in de volksmond “Schoenie”. Na Schoenie hield het gezin Richard De Bisschop - Irma Decuyper de herberg open vanaf 1953 tot 1976, de dag dat Richard met pensioen ging. Nadien verdween het volkscafé voor goed. Zoals hierboven reeds vermeld stond de molenaarswoning met bijgebouwen op de hoek van de huidige Rijksweg en Zeelstraat. Het café met bijgebouwen werd toen gehuurd van de brouwerij Van Ghoy uit Schorisse.
De Nukerkse handboogschutters-gilde Sint-Sebastiaan, schoten er naar de liggende wip. Men telde er soms 88 schutters. De eerste staande wip bestond uit een ijzerwerk gefabriceerd op het hoogste punt van de verticale wiek. Op scherpe pinnen werden de vogels, ook gaaien genoemd, bevestigd. Van spitsvondigheid gesproken. Zie tekening uit het jaar 1888. Na het verval van de molen verhuisde de gilde naar de Ommegangstraat (naast het magazijn van Pierre Maes) waar madame Willems hun een lap grond ter beschikking had gesteld waar een echte staande wip werd opgericht. Enkele eiken balken afkomstig uit de molen werden gebruikt om de staande wip in de grond te bevestigen. Zie foto van zo’n eiken balk die bij telling van de jaarringen van een eik van minstens 80 jaar afkomstig is. In de jaren tachtig verhuisde de staande wip naar het sportterrein langs de Kortekeer.
Terug naar de molensite. Tot in de jaren 50 waren de vier stenen voeten, op de terp, de enige getuigenissen van de molen. Ook in die periode werd de terp afgegraven om er zavel te ontginnen maar na enkele jaren werd de zavelput gedempt met allerlei afval. Die zavel was geen degelijk bindmiddel voor de mortelbereiding.
Op een andere tekening ziet u op het voorplan de stenen windmolen “Ten Kruissens” in volle glorie, honderd meter verder eveneens op het grondgebied van Nukerke. Zie verder bij molen “Ten Kruissens”. Alleen al in Nukerke stonden 4 windmolens wat een bewijs is van de toenmalige rijkdom van de streek.
Aan de overkant van “Het molenhuis” stond de woning (nr 58) van het gezin Julien Bostiyn. Daar was ook café en Julien Bostyn was nadien velomaker. De woning werd gesloopt in februari 2013 ter vervanging van een nieuwbouw. Zijn dochter van Julien, Simone, woont nu bij haar dochter, Marie-Paule Deschamps in Ronse.
3.Hospice of "Oudemannenhuis" te Nukerke, geslooptbegin jaren 70 toen de werken aanvingen voor de bouw van de nieuwe verpleeg- en rustoord, de Samaritaan. In het hospice werden zowel oude vrouwen als mannen opgenomen die niet meer zelfstandig konden leven. De plaatselijke oudjes hadden natuurlijk voorrang. De dagelijkse zorgen waren in handen van enkele zusters van Barmhartigheid. De enkele ongezellige kamers hadden hoge plafonds. Aan het hospice was een grote boomgaard en moestuin verbonden waarin de meest-valide bewoners van het tehuis konden werken. De zusters haddenook de zorg van gerechtskinderen en wezen op zich genomen. De meisjes verbleven in de kloosterwoning, gelegen op de speelplaats van de vrije school terwijl de jongens in een bijgebouw van het hospice verbleven. Niet te verwonderen dat zij de "kinderen van het hospice" genoemd werden. Dagelijks kwamen zij onder begeleiding van een zuster naar de jongensschool, gelegen naast de meisjesschool. Ontwikkeling van het hospice "Vóór 1890 bestond er te Nukerke een vreemdsoortig hospice. Oude mannen en vrouwen werden er verzorgd door het echtpaar Antoon de Vos-Theresia Van der Steen, mensen van goeden wil, maar zonder bestuurlijke bevoegdheid, zodat de zaak dreigde ten gronde te gaan. Dit wilden de E.H. Pastoor Files en het Gemeentebestuur van Nukerke ten alle prijzen verhoeden, en dus werden er Zusters vanBarmhartigheid van Ronse gezonden om het vervallen gesticht terug in bloei te brengen. Den 15de december deden de Zusters er hun intrede en werden verwelkomd aan het huis van Therisie Van der Steen met een peperkoek. Toen waren er reeds twintig oudjes opgenomen. Het zogezegd hospice bestond uit een boerenwoning langs de Pontstraat, rechtover de huidige Glorieuxstraat. Het gebouwtje was met stro bedekt en was lang niet waterdicht, maar de Gemeente had plannen om een nieuw hospice te bouwen. Van Ronse kwam de tijding dat Moeder Felicitas Nukerke moest verlaten om in Heldergem een nieuw huis te beginnen. Zuster Venantia werd den 21ste september 1894 als jonge overste in het Hospice aangesteld. Rond die tijd werd de aanvang begonnen van een nieuw Hospice te bouwen dank zij de krachtdadigheid van E.H. Pastoor de Boe.Einde augustus 1897 was de bouw voltooid. Volgens overeenkomstmoesten de Zusters de ouderlingen kost en inwoon geven tegen 45 centimes daags. De kostkopers betaalden 1F. In 1901 werden de eerste weesjongens geplaatst: het was een schuchter begin, van een werk dat later zou groeien en bloeien. Tijdens de oorlog 1914-1918 werd van 1915 tot op het einde van de oorlogeen deelvan het hospice in lazaret herschapen In 1923 moest Moeder Venantia, reeds 33 jaar in Nukerke, naar Durmen verhuizen, en werd slechts na twee maanden vervangen door Moeder Aveline. De overste was reeds 20 jaarwerkzaam in het hospice. Onder haar bestuur nam het hospice verdere uitbreiding en werd de eigendomskwestie definitief opgelost door de oprichting van een Associatie in 1928, zonder winstgevend doel. De Parochiale werken van Nukerke. In 1932 mocht het H. Sacrament in het hospice blijven. Op 10 augustus celebreerde Eerwaarde Vader Akkermande eerste H Mis.Het gesticht had zulk een grote bijval dat het te klein werd, en aldus werdeen tweewoonst, grenzend aan het gesticht aangekocht. Deze woning richtte men in voor de jongens. Het gebouw kreeg de naam van "Palviljoen St-Vincentius". Langzamerhand werd de inrichting steviger en groter. Op 2 Juli 1939 vierde het hospice een 100 jarige, nl. Madame Justine Segers Tijdens de oorlog 1940-45 bedroeg het aantal inwoners, 98 nl. 10 zusters, 48 ouden van dagen en kostdames en 40 weesjongens.(tekstovergenomen uit een oude kroniek). In 1988 werd de home gesloten en stopten de kloosterorde de opvang van de kinderen. Een privéinitiatief zorgde voor de verdere opvang. Korte evolutie van het hospice. Volgende tekst werd opgesteld door de zusters. "Op 15 december 1890 deden onze zusters hun intrede in het boerenhof van het echtpaar De Vos-Van der Steen. Deze mensen hadden tot dan, met hun beperkte mogelijkheden, bejaarde mannen en vrouwen onderhouden. In dit zogezegde hospice, dat kraakte van de sleet, werd in soberheid en armoede, maar vol liefde en toewijding een twintigtal bejaarden verzorgd. Door toedoen van E.H. pastoor De Boe kon in september 1897 een nieuw gebouw in gebruik worden genomen. In 1901 werd er een jongensweeshuis aan verbonden, dat later uitgroeide tot het jongenstehuis "Paviljoen St- Vincentius". De perikelen van Wereldoorlog I en II trotseerde de instelling ondanks moeilijkheden, met moed en krachtdadigheid. Bij het begin van de jaren zestig ging de congregatie over tot het zetten van een nieuwbouw, die het oude hospice en het weeshuis ophief. Het jongensweeshuis, samen met het meisjesweeshuis, dat vanaf 1877 verbonden was met de school, werden op 1 september 1968 vervangen door een gemengd kindertehuis in Nukerke "Sint Vincentius" en een in Ronse "Zonnelied". Op 16 juni 1968 werd het eerste deel van de nieuwbouw V.-Dienst voor chronische zieken De Samaritaan in gebruik genomen. Op het einde van de zeventigerjaren werd, deels met staatssubsidies, het verzorgingstehuis voor semi-validen en bejaarden "Jericho" opgericht. De plechtige inzegening had plaats op 31 mei 1980. Wij menen daarmee een acute moderne nood te helpen lenigen, een werk dat volledig in de lijn ligt van de verlangens van de Stichter." Zuster Gisèle
Een andere tekst uit het Gedenkboek gaat als volgt verder. We citeren. “Met de dag steeg het bevolkingsaantal. Ouden van dagen wilden de zorgen der Zusters genieten, kostkopers vonden er hun gading tegen lage prijzen, weeskinderen werden er flink en vroom opgevoed. Er zat vaart in het Hospice, maar het werd veel te klein.. Gelukkig kon in Juni 1935 een tweewoonst, grenzend aan aan het Gesticht, aangekocht worden. De bewoners echter mochten voorlopig blijven. Doch in September stelde de gewezen eigenaar een deel terbeschikking. Dadelijk sloeg men de hand aan het werk, want werk was er bij de vleet. Metsers, schrijnwerkers, loodgieters, ververs waren allen druk in de weer., en in Februari 1936 was de transfiguratie gebeurd; van een krotwoning hadden ze een keurig jongenstehuis gemaakt, dat met recht den glorieuzen naam droeg van “Paviljoen St Vincentius”. De jongens waren niet weinig tevreden met hun nieuwe inrichting.
Nu was er meer ruimte in het hospice. De zitkamer der jongens werd ingericht als grote spreekplaats; hun slaapplaats werd beschikbaar gesteld voor latere noodwendigheden. Want toen in Juni 1937 negen oude vrouwtjes van het Moederhuis te Ronse, wegens afbraak der oude gebouwen, naar Nukerke werden overgebracht, konden ze plaats vinden in het leegstaande lokaal.
En steeds verder ging de uitbreiding. Weldra kwam ook het overige deel van de in 1935 gekochte tweewoonst in handen van het hospice. De zoon van de gewezen eigenaar Merchiers, die volgens een bepaling van den verkoopakt nog drie jaar zijn woning mocht betrekken, tekende den 23 October 1937 een verklaring, waarbij hij afstand deed van zijn voorrecht. Ook dit huisje werd duchtig onder handen genomen en even smaakvol en gerieflijk ingericht als het vorige deel.
Dit zelfde jaar kocht de Associatie een groot stuk land dat het sinds lang huurde van Mr H. Van Wassenhove. Het grenst onmiddellijk aan den eigendom van het Hospice en is beste labeurland.
Zoo werd de inrichting immer steviger en groter. De reputatie van het Hospice te Nukerke was voortaan gemaakt: steeds zit het barstensvol. Voortdurend komen er aanvragen, voortdurend moet er geweigerd worden. Want de oudjes leven er lang! Een onder hen, Madame Justine Segers, bereikte zelf de 100 jaar. De eeuwelinge werd plechtig gevierd op 2 Juli 1939., met een solemnele Jubelmis, een gepaste toespraak van den E.H. Pastoor Ryns en een huldezitting op het Gemeentehuis. Daar werden haar een zilveren beker, geschenk van de Koning, en een leunstoel, geschenk van de gemeente, aangeboden.
In de namiddag trok een prachtige stoet door de straten van de gemeente; hij werd door de honderdjarige in oogenschouw genomen van de eretribune, die bij het gemeentehuis was opgericht. Naast haar had Mr Aveline plaats genomen, die op verzoek van Madame Justine, deze overal vergezelde.
’s Avonds werden grote volkspelen en allerlei vermakelijkheden ingericht, die een massa volk lokten. Nukerke beleefde een zijner schoonste dagen.
Doch nu waren donkerder dagen in ’t verschiet. Met September werd de algemene mobilisatie afgekondigd, en heel den winter 1939-40 werden we telkens opgeschrikt door dringend oorlogsgevaar. Den 10 Mei had de vreselijke uitbarsting plaats en reeds den 20 Mei deden Duitse soldaten hun intrede in het vreedzame Nukerke. Ze legden beslag op alle mogelijke plaatsen en stelden hun kanonnen op rond het hospice voor den slag aan de Schelde. En zo geraakte het Gesticht in de volle branding. Projectielen kwamen terecht in stallingen en op het verdiep in huis, met betrekkelijk weinig stoffelijke schade. Drie dagen en drie nachten duurde het bombardement.
Op Sacramentsdag, 23 Mei waren de Duitsers over de Schelde. Nu trad rust in. De E.H. Pastoor zou de H. Mis lezen in de kapel van het Gesticht, maar was opgesloten. Toen verzon men een list: er werd aan de Duitsers gemeld dat een grote zieke een priester vroeg. Aanvankelijk bleef alles vruchteloos doch weinige tijd nadien, meldde zich de E.H. Onderpastoor aan, onder bewaking van een Duits soldaat. Zr Suzanne die ziek lag in haar ligstoel, speelde perfect haar rol van zware zieke, biechtte in ’t bijzijn van de schildwacht en ontving de H. Communie.
’s Namiddags waren de geestelijken vrij. Daarmee had het Hospice zijn beroerde oorlogsdagen beleefd. Het werd nu stiller en normaler. Enkel de bevoorrading van de 98 inwoners – 10 Zusters, 48 ouden van dagen en kostdames, 40 weesjongens – leed last. Maar dank aan het wijs beleid van Moeder en de ijverige medewerking van de Zusters, was de voeding verzekerd. Het Hospice heeft de oorlogsjaren flink doorgemaakt.”
De “weeskinderen”
In het hospice werden vanaf 1901 tot 1936 kinderen opgenomen. In Nukerke sprak men van weeskinderen hoewel er ook kinderen verbleven uit ontwrichte gezinnen. In 1936 herstelde men de woning naast het hospice en werd de binneninrichting aangepast om er kinderen in op te nemen. De inrichting kreeg de naam Paviljoen St-Vincentius. Dit gebouw dateert van 1798. In 1988 werd de home gesloten en beëindigden de zusters de opvang van de wees- en gerechtskinderen. Een privéinstantie zorgde voortaan voor de opvang van de kinderen.
2.Zicht op de oude dorpskomvan Nukerke, gezien vanuit de vroegere Boelaardstraat. Met zicht op de kerkOnze-Lieve-VrouwTenhemelopneming.Dit dorpszicht is sinds de eindjaren 70 onherroepelijk verdwenen. Links zie je nog de herberg "In 't oud gemeentehuis" met bijhorend kruidenierswinkeltje, waar we, in onze jeugdjaren, nadat we twee trapjes afdaalden voor 5 fr een pakje Belga konden kopen. Deze herberg was tot de afbraak eigendom van de familie Ryckbosch.Rechts bevond zich de woning "Blommaert" . In deze woningwerd in de jaren 70, endit tot aan de fusie van de 4 gemeentenop 1 januari 1977, de gemeentelijke diensten ondergebracht.Sinds die tijd ziet de dorpskern er verlaten en leeg uit en dit bij gebrek aan visie bij het toenmalige gemeentebestuur.
Evolutie van de naam Nukerke 1116 : Nova ecclesia 1275 : Nueveglize 1275 : Noeveglise 1538 : Nukeercke 1563 : Nuekercke 1568 : Nukeercke 1573 : Nuckercke 1573 : Neunkercke 1573 : Nieukercke 1583 : Nieukerkce 1606 : Nukercke1639 : binnen de prochye van nuyckercke heerlijcheede van Sulseque1695 : Nukercke 1703 : nuyckercke 1710 : neukercke 1715 : Nieuekercke 1718 : nieuwkercke 1720 : nuykercke 1726 : noeufglise, Nueve Glise (oorkonde van het Sint-Hermeskapitel te Ronse) 1772 : Nukerke en Nukercke Sindsdien Nukerke
5.De witgekalkte stenenwindmolen "Ten Kruissens" te Nukerke, ontdaan van de wieken. Deze molen bestond met zekerheid reeds in 1556, als eigendom van de familie Ladeuze te Etikhove. In 1831 werd hij eigendom van de zout- en zeepzieder Desclée-Van Malderd te Ronse.In 1864 ging de molen over naar de familie Willems uit Zulzeke en in 1899 werd de molen dan doorverkocht aan Richard Maes. Op een kaart van 1862 staat de molen aangeduid zonder naam. Tot op heden is de molen in het bezit van de familie MaesA. Een storm vernielde de wieken en in 1929 werd elke activiteit gestopt. De stenen kuip bleef staan terwijl hetinterieur tot woonhuis werd ingericht. In het "Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst" staat deze molen vermeld als "De hoogmeulen ter Cruycen"
6. Stenen graan- en oliewindmolen“Ten Hengst”, gelegen langs de Ommegangstraat te Nukerke, 112,5m boven zeeniveau op een afgeplatte heuveltop, een getuigenheuvel. Deze molen stond reeds vermeld in het “Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst” van 1772 als “De wint Meulen ten hingst”. Hij zoudateren uit 1571. In 1777 stond de site aangeduid als houten Molen Ten hynst. Deze molen werd in de volksmond zo genoemd omdat de wieken wild konden te keer gaan. De molen werd door een blikseminslag volledig vernield in 1831. Deze graan- en oliemolen werd nadien herbouwd door Constant Kervyn.Meer dan eenswerden de wieken tijdens een storm afgerukt. Hij vormt een mooi geheel met de gerestaureerde molenaarshoeve. Sinds K.B. van 30-12-60 is de molen een beschermdmonumenten kan hij weer lustig met zijn wieken zwaaien. Laatste restauratie gebeurde in 2004. Dat er destijds , alleen al in Nukerke, 5 windmolens en 2 watermolens actief waren getuigt van een zeer grote rijkdom aan graangewassen en een zekere welstand voor de bevolking. Zie ook het Nukerkse wapenschild. De gemeente Nukerke kreeg bij koninklijk besluit van 1843 een mooi wapen toegekend waarvan de beschrijving als volgt luidt: “achtergrond van lazuur(blauw) met de godin Ceresvan goud, ze slaat de hand aan de ploeg en draagt een bundel korenhalmen”. Ceres was de Romeinse godin van de landbouw (de vruchtbaarheid) en door haar beeltenis wordt dus deze tak van bedrijvigheid, eigen aan de gemeente, op zinnigebeeldige manier voorgesteld. Nukerke was eertijds een heel bedrijvige en welvarende gemeente op landbouwkundig gebied, te zien aan de vier windmolens en twee watermolens.
Over de eerste gemeentelijke dorpsonderwijzer en oppermeester weten we het volgende. Pieter Amandus Germonprez oud 47 jaren gemeenteonderwijzer geboren te Kerkhove en wonende te Nukerke ten gehuchte Pontsstraet, gehuwd met Barbara Vanhoutte oud 39 jaar en geboren te Anseghem, komt de geboorte van hun kind Guido aangeven dat geboren werd op 11 september 1850. In 1853 werd in het gezin Ivo Bonifacius geboren.
Tekening van het oud-schoolhuis behorend bij de eerste gemeenteschool langs de Pontstraat (vroeger Capellestraat) te Nukerke. Om de historiek rond de perikelen - de plaatselijke schoolstrijd - van die gemeenteschool beter te begrijpen is de geschiedenis op nationaal vlak heel belangrijk en verhelderend. Zie verder bij "Geschiedenis van het onderwijs".
“Krachtens de wet van 1842 op het lager onderwijs moest iedere gemeente op haar grondgebied ten minste één school hebben. In de meeste gemeenten werden vanaf dan, met staatstoelagen, nieuwe openbare scholen gebouwd, met als doel openbaar lager onderwijs in te richten. Ten gevolge van die wet werd langs de Pontstraat een school met bijhorend schoolhuis opgericht. Er liepen meisjes en jongens vanaf de leeftijd van 6 jaar school. Beschrijving van het schoolgebouw: er was één grote klas voor de jongens en een kleinere klas voor de meisjes. Het plafon was heel hoog en op de noordenmuur van de jongensklas was een grote platte grond van Nukerke geschilderd. De speelplaats met sanitair lag langs de Pontstraat waar ook de toegang tot de school was. De meisjes moesten zich tevreden stellen met een kleine klasruimte en een kleine speelplaats achter het gebouw, aan de kant van de Mere.Het schoolhoofd was Theofiel Gilleman. Een zekere Chlotilde De Zaeytyd, echtgenote van Theofiel Holderbeke gaf aan de meisjes handwerk. Chlotilde woonde in de zelfde straat op de plaats van de woning met huisnummer 45. Daar had haar man Theofiel een schrijnwerkerij en er was zelfs een herberg ondergebracht. Vooraan stonden drie grote, mooie linden, die gerooid werden bij de heraanleg van de Pontstraat. In de volksmond heette het daar “aan kloaten fieli”. Ook toen werd er een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. De pastoor Dutordoir predikte tegen de liberale school. Na 1930 begon het mank te lopen met de school, het aantal kinderen verminderde, tot er uiteindelijk maar één kind (Florent Brugge) overbleef en de school definitief werd gesloten. Meester Gilleman bleef nog enkele jaren in het leeg schoolgebouw wonen. Na zijn dood werd het schoolgebouw als schrijnwerkerij ingericht. Nadien werd het bewoond door Aloïs Norga die het later doorverkocht aan de familie Hector Van Moorleghem, die in het schoolgebouw een mechanische maalderij inrichtte. Een zware dieselmotor dreef een twee ton zwaar vliegwiel aan die een brede drijfriem in beweging bracht. Wielen, assen en riemen dreven twee molenstenen aan. Enkele jaren later werden de molenstenen vervangen door een trommelmolen. De activiteiten stopten in 1993, bij het op rust gaan van Marc, zoon van Hector. Enkele jaren nadien werd de molensite verkocht, werd de maalderij ontmanteld en werden de vroegere klaslokalen verbouwd tot woonruimtes.
We weten verder van meester Gilleman dat zijn zoon is gesneuveld op de eerste dag van W.O.-II. Uitzonderlijk voor die tijd was het feit dat meester Gilleman een “spreekmachine” had. Hij zou ook driemaal getrouwd zijn, met een zekere Maes, een Claus en met Gusta Tonneau. Na zijn overlijden is zijn weduwe gaan wonen in het huis naast de school (zie nr 14). Onder het burgemeestersschap van Armand Vandeputte, dienstdoende burgemeester in de plaats van burgemeester T’Sjoen, werd in 1930-1931 langs de Holandstraat een nieuwe gemeenteschool gebouwd door de metser Joseph Van Coppenolle (echtgenoot van Elvina Willems) uit de Hoevestraat 16 te Nukerke. De school omvatte naast het schoolhuis één kleuterklas en twee lagere klassen. Dit project kon verwezenlijkt worden door het feit dat Armand Vandeputte zich aansloot bij de liberalen. De tegenstanders dreven het zó ver te verkondigen dat het een “goddeloze school” was. In oktober 1986, werd dit gebouw, dat jarenlang en danig was verwaarloosd afgebroken en vervangen door een moderne constructie. De onverdraagzaamheid stak terug de kop op. Maar dat is weer een ander lang verhaal.Tenslotte werd het nieuwe project op 17 september 1988 officieel ingehuldigd door burgemeester Michel Langie, die zich volledig had ingezet voor de verwezenlijking ervan.
Oud, verlatenhoevetje langs de Pontstraat. Afgebroken in 1999.In dit hoevetje woonde jarenlangRichardVan Coppenolle, in de volksmond "t cabineurke". Deze was immers aangesteld omde compteur of de elektriciteitsmeter in de woningen op te nemen. Omdat Richard bij een stroomonderbreking naar de elektriciteitescabine moest (met de fiets, in weer en wind)om de panne te herstellenen omdat hij bovendien niet te groot van gestalte was noemde men hem met een verkleinwoordje. Richard was steeds opgewekt en een graaggeziene figuur, potlood achter het oor, sigaartje in de mond en een lederen diensttas aan de zij. Zijn leeftijdsgenoten kenden hem als “Pôlicenzenrichard”. Zijn vader en moeder haalden tijdens de diensten in de parochiekerk het stoeltjesgeld op en dat waren toen nog cenzen (stukjes van 5, 10 , 25 en 50 centiemen). Een stukje van 10 centiemen kreeg de naam van “kluitje”. Zo kreeg de familie van Richard ook de naam van “de van kluitjes" of kortweg "kluitsje”.
Gesloten vierkantshoeve langs de Ruitegem. Typische Vlaamse hoeve gelegen langs de straat Ruitegem. De hoeve werd in de loop van 2002 gerenoveerd. Hier woonden de ouders van Leontine Van de Putte Haar moeder Euthalie Heuvick werd hier geboren. Ze trouwde met Richard Vandeputte.
Vroeger noemde deze straat de Doolstraat. Niet te verwonderen zo’n lange, diepe holle weg die bij tij en ontij (bi nacht ende bi ontij) , ’s avonds en ’s nachts, een spookachtige indruk moet gegeven hebben. Takken van wilgentronken hingen als spookarmen boven de modderige weg. Verderop stonden geen huisjes meer. We kunnen ons niet inbeelden hoe een late voorbijganger zich moet gevoeld hebben bij het dansend schaarse licht van de stallantaarn. De schaduwen van de tronken wierpen schimmige figuren op de grond. Krijg je al kippenvlees ? Let maar op dat je hier niet verdoolt!
Beneden de “Doolstraat” begon de “Smouterstraat” nu Mellinckstraat die richting Etikhove loopt. Smouter komt waarschijnlijk van smout dat varkensvet is. 't Was natuurlijk nog in de tijd dat deze landweg niet was verhard en de karresporen diepe voren achterlieten.
Stenen korenwindmolen "Molen Ter Slepe" ook genaamd "Molen Ten Nieuwennest" langs de Weitstraat te Nukerke op een hoogte van amper 56 m. Verklaring voor de eerste naam: de molenwieken sleepten traag wegens het feit dat ze weinig wind vingen. De molen prijkt immers niet bovenop een heuvelrug maar op een lage uitloper van de getuigenheuvels. Tweede verklaring: de naamvan het café dat de naam droeg "In de Nieuwennest". De molen dateert uit de periode 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulder Devos.
Op een kaart van 1862 staat hij aangeduid als Slepe molen, gelegen langs de Wijkstraat. De molen werd verscheidene keren van de hand gedaan. De laatste eigenaars, die de molen als schenking verkregen, waren Octavie-Sidonie De Langhe en Victor De Langhe die hem ten slotte door verkochten in 1910 aan Rafaël Maes-Vandenhende. Vanaf 1938 werd de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Tot overmaat van ramp sloeg de bliksem op de molen en werden de wieken totaal vernield. Een roemloos einde stond hem te wachten. Gilbert Stockman uit Etikhove heeft later de molen opgekocht om hem volledig te restaureren, wat maar gedeeltelijk is gelukt. Nu staat hij weer te koop.
In 1968 verscheen in "De Ronsenaar" volgend artikel van AVH onder de titel "Nieuwe toekomst voor de molen ter Slepe te Nukerke". "Wie een beetje de streek van de Vlaamse Ardennen met zijn typische bezienswaardigheden kent, weet dat het gebied Etikhove-Nukerke-Louise-Marie kan omschreven worden als een verrassende oase van pittoreske heuvelachtige natuurpracht. Midden dat deinend landschap prijken - zoals overal trouwens in de Vlaamse Aedennen - een stel oude windmolens die het landelijk karakter van 't gebied nog meer affirmeren en die omwille van hun aanlokkelijkheid en hun antieke waarde trouw bewaard blijven. Een van deze merkwaardige molens is stellig de windmolen "Ter Slepe" aan de Wijtstraat te Nukerke, dicht bij de spoorweg Oudenaarde-Ronse en slechts een boogscheut verwijderd van de wijk Donderij te Etikhove. De molen Ter Slepe is laag gebouwd en prijkt niet zoals vele andere op een heuvel. Zijn naam heeft hij te ontleend aan het feit dat zijn wieken regelmatig op de grond sleepten. (De schrijver bedoelde hiermee dat de wieken meestal traag draaiden omdat ze weinig westenwind vingen . De wind uit de andere richtingen gaven geen probleem.(sic)). De niet opgehoogde plek waarop de windmolen "Ter Slepe" in stenen werd opgetrokken was niet ideaal om veel wind te vatten, vandaar het slepen van de wieken.In feite droeg deze windmolen eerste de naam van een nabij gelegen herberg met uitsteekbord "Nieuwennest". De molen "Ter Slepe" dateert uit de jaren 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulder Devos en door deze laatste uitgebaat tot 1835. Op 15 december 1847 verkochtnotaris Platteau van Ronse de molen met bijhorende molendam aan Louis Vindevogel. In 1848 veranderde de molen terug van eigenaar. Door schenking werd hij de eigendom van Albib De Vos uit Elzele. In 1865 werd de molen terug verkocht en kwam in handen van Vital De Langhe uit Schorisse. Deze laatste herbouwde de molen gedeeltelijk in 1880. In 1897 komt de molen toe aan de weduwe en kinderen van de Langhe en wordt een jaar later als schenking toevertrouwd aan Octavie Sidonie De Langhe en Victor De Langhe. In 1910 wordt landbouwer Maes-Vandenhende uit Ronse de nieuwe eigenaar. Vanaf 1938 wordt de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Rond die periode sloeg de bliksem in op Ter Slepe en de wieken waren totaal vernield. Nooit werden er nog andere wieken op geplaatst. Tijdens de naoorlogse periode heeft niemand zich nog om het in stand houden of om een eventuele restauratie van de molenpuinen bekommerd. De molen stond letterlijk te vergaan en scheen geduldig te wachten op een roemloos en stil einde. Door allerlei omstandigheden veranderde de molen ter Slepe tijdens de naoorlogse periode nogmaals van eigenaar. Hij werd aangekocht door Willem Vandereecken-Baeke uit Nukerke. Bij die aankoop bleek het echter dat de heer Gilbert Stockman uit Etikhove zich om tal van redenen voor de puinen van de molen Ter Slepe begon te interesseren. Terecht had de heerStockman ingezien dat het zeer spijtig zou zijn de molen volledig teniet te laten gaan én omwillle van zijn passende schilderachtige versieringsrol in het landschap én omwille van zijn antieke en folkloristische waarde. De heer Stockman nam kontakt met de eigeaars Vandereecken-Baeke en slaagde er in de molen in zijn vervallen toestand aan te kopen. Onmiddellijk liet de heer Stockman de restauratie van de molen aanvangen. Het dak in alpenmutsvorm werd volledig vernieuwd. De buitenmuren van de molen werden hersteld en gedeeltelijk hermetst. Het interieur van de molenwerd bijgewerkt en in zijn oorspronkelijke toestand herschapen. De restauratie van de molen Ter Slepe is thans nog volop aan de gang. De onderkeldering werd ontruimd en alles wordt thans in gereedheid gebracht voor het plaatsen van nieuwe deuren en ramen. Vermoedelijk zal de molen in de loop van de komende zomer tot een juweeltje herschapen zijn en bewoonbaar gemaakt worden. Voor de windmolen Ter Slepe is heel onverwacht een nieuwe toekomst begonnen. Hij werd gered van de ondergang. Het is een nieuwe aanwinst voor een heerlijk landschap midden de Vlaamse Ardennen."
Tot zo ver het artikel. Maar, geachte schrijver, wij moeten u zwaar teleurstellen. Dat programma werd amper verwezenlijkt, de zaak sleept nog aan, en de molen staat er nu (in 2008) nog even triestig en verlaten bij als toen die tijd.
Aanvulling: In een plaatselijke krant van mei 2006 verscheen volgend artikel.
Kunstenaar Piet Van Praet, die al enkele jaren in de vroegere molen Te Slepe aan de Weitstraat in Nukerke woont, ziet zich gedwongen om zijn "woonmolen" te verkopen. Sinds enkele maanden krijgt de man namelijk geen leefloon meer van het OCMW. Na een val drie jaar geleden, zat de kunstenaar maandenlang in een rolstoel. Volgens het OCMW is hij nu echter niet meer arbeidsongeschikt. Voor Van Praet, die de molen zelf restaureerde en inrichtte met kunstwerken uit recuperatiematerialen, is de noodgedwongen verkoop een harde dobber.(CVO)
Aanvulling mei 2011 uit Plusmagazine
Kunstenaar Piet Van Praet richtte de stenen molen Ter Sleepe (1795) in Maarkedal (tussen Oudenaarde en Ronse) als vakantiewoning in met knipogen naar Gaudi. Logeren op vijf etages tot onder de molenkap en met schitterend uitzicht op de omgeving.
In de VAB-brochure van maart 2013 lezen we "... kunstenaar Pépé Parolé gaf de molen andere vleugels. In de tijd dat hij er woonde, stak hij het bouwwerk vol met spiegelende kunstwerkjes en vreemde sculpturen uit recuperatiemateriaal. Dat in combinatie met de fijne decoratie van de huidige eigenaar maakt dit een vakantiehuis dat zijn gelijke niet kent..."
"Te Nukerke is de kerk in 1593 en de toren in 1593 behoorlijk gedekt, maar zonder koorvensters in 1593, die evenwel in 1595 worden hersteld; zonder één enkel venster in het schip, wordt de kerk in 1595 gewit; het dak het Onze-Lieve-Vrouwkoor, dat was ingestort in 1604, wordt in 1605 heropgebouwd; de daken van het hoogkoor zijn zo slecht zodat het regent op het altaar (1606), het nieuwe dak (1612) heeft zoveel geleden onder de storm zodat een strobedekking nodig is (1613); in 1623 krijgt de Sint-Antoniuskerk een nieuwe vloer.
In 1848 is alles klaar. De kerk, onlangs voor het grootste deel nieuw gebouwd, is althans geheel opgetrokken en het pastoreel huis bevindt zich ook in goeden staet."
Vóór de Beeldenstorm had de kerk van Nukerke vijf altaren en bewaarde ze in een zilveren kruis met relieken van het Heilig Kruis, van Sint Andreas en van de hut van Joannes de Doper. Hier bestond tevens de gewoontehet reliekenschrijn van Sint-Stefaan rond te dragen, maar het werd door de ketters in 1556 volledig vernield. "feretrum S. Stephani in nihilum reductum per hyreticos, neque quidquam recuperari potuit" (1569) In 1597 zijn er geen relieken meer.
In 1717 zijn er volgens de dekanale verslagen drie altaren. Het hoofdaltaar bezit een schilderij dat de verrijzenis van Christus voorstelt. Een ander altaar heeft er een dat de hemelvaart van Maria uitbeeldt. Men vereerde dus vooral Maria en Antonius . In 1751 vereerde men naast "de Alder-heyligste Maget ende Moeder Godts Maria, onse Patroonesse, wiens weirdig Broederschap van den H. Roosencrans alhier (tot ons geluck) verkregen is den H. Anthonius Abt, onsen Patroon" en "de H. Agatha wiens Reliquien in onse ParochiaeleKercke syn berustende, ende alhier gedient ende geert worden." Men was er blijkbaar in geslaagd nieuwe relieken op de kop te tikken; Agatha werd aanroepenals "troost ende hulpe van alle die met heete en Brandende Sieckten als wild en Vliegende vieren Gequelt worden".(Annalen Ronse)
Onze-Lieve-Vrouw Tenhemelopneming, parochiekerk te Nukerke. Deze eenvoudige classicistische dorpskerk van ca 1775 ligt op een hoogte van 87m boven de zeespiegel.Het staat met zekerheid vast dat de naam Nukerke betekent "Nieuwe kerk", "Nova Ecclesia". Dit kan verklaard worden door het feit dat de kerk van Nukerke, wiens patronaat toebehoorde aanhet kapittel van Kamerrijk ( Cambrai, nu Noord-Frankrijk), omwille van het groot aantal gelovigen dat er de godsdienstige plichtenkwam vervullen, tot afzonderlijke parochie werd verhevenen aldus werd afgescheiden van Melden. Nukerke vormde reeds lang met Melden een vierschaere en maakte met zeven andere localiteiten , deel uit van de baronie die de grondeigendommen, gelegen tussen de twee beken "de Marcke en de Ronne" groepeerde. Deze baronie in de kanselarijvan Aalstwas leenplichtig tegenover het feodaal hof van de hertog van Kleef te Heinsberg nabij Aken. In 1647 behoorden de dorpen, Nukerke, Edegem, Leupegem, Volkegem, Elst, Melden en Kerkem aan de Baron van Pamele toe. De Nederlandse regering kende op 4 augustus 1818 aan de gemeente Nukerke een wapen toe van lazuur met de godin Ceres van goud. Ceres was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid. Daarom stond ze op het wapenschild afgebeeld met eenbundel korenaren in de linkerarm en de rechterhand aan de ploeg geslagen.Dit wapen werd bekrachtigd bij KB van 1 september 1843. In oude documenten werd de volgende schrijfwijze van de gemeentenaam teruggevonden: 13 en 14de eeuwNeukirchen, 1538 Nieukerke, 1618 Nova Ecclesia, 1657Neukercke , 1678 Nieukerk , 1679Neukerk - 1689 Nieukercke - 1733Neuféglisse - 1736Nuyckercke - 1746noeuf es-glisse - 1748 Nukerke- 1767 Nukercke, 1779 Nieuwkercke , 1851 Nukerke en sindsdien ongewijzigd.
Binnenzicht van de dorpskerk te Nukerke. Het meubilair vande portiekvormige hoofd- en zijaltaren zijn 18° eeuws alsook de twee biechtstoelen ende marmeren doopvont met koperen deksel, waarop de Slang van de bekoring is afgebeeld. De doopvont werd in de jaren 70 vooraan in de kerk geplaatst. Het overige meubilair is 19° eeuws zoals de communiebank in smeedijzer en koper, het hek van de doopkapel, het koorgestoelte, de kerkmeesterbank en de kansel. De orgelkast, met muziektrofeeën, dateert van ca 1850. De schilderij De Heilige Familie is 17° eeuws. Tot de jaren 70 waren achteraan langs beide kanten van zijbeuken mooie Nukerkse landschapschilderingen op de muren te bewonderen. Deze werden echter toen overschilderd en God weet wat die moderne afbeelding moet voorstellen.De kerk van Nukerke gebouwd op het uiterste einde van een uitloper van de getuigenheuvel met een zandlemige ondergrond. Vanop de omliggende heuvels zoals de Eikenberg in Edelare, de Ommegangstraat, de Hotond, ja zelfs vanuit de vallei in Melden merk je de spitse kerktoren die als een baken hoog boven het bosrijke heuvelland uitsteekt, gebouwd op een omzeggens strategische plaats. Want vanaf hier zakt het terrein de diepte in, noordwaarts naar de scheldevallei. Het gehucht De zak heeft hier zijn naam verdiend. De Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk is gebouwd in een eenvoudige classicistische stijl en dateert uit ca 1775. De altaarwijding had plaats in 1777. In de loop van de geschiedenis is de kerk menigmaal verbouwd want een eerste kerkje stond er reeds in 1116 en staat in de kronieken vermeld alsNova ecclesia, wat nieuwe kerk betekent. De nederzetting kreeg algauw de naam Nukerke. In de omgeving van Nukerke werden pre-historische en Gallo-Romeinse vondsten gedaan, wat wijst op oude woonkernen. Tijdens de middeleeuwen hing Nukerke af van de heerlijkheid t land tussen Marke en Ronne die op haar beurt toebehoorde aan de baronie van Pamele (Oudenaarde). De Hervorming kon in Nukerke op tamelijk veel aanhangers rekenen. De bevolking leefde vooral van de bosontginning en de landbouw. Nog steeds is Nukerke een typische landbouwgemeente. Na de grote pestepidemie van 1667 tot 1669 nam de bevolkingsgroei weer snel toe.Het inwonersaantal groeide aan tot begin 19de eeuw.
Was Nukerke, als kerkgemeente, een deelparochie van Melden tot aan de Franse Bezetting de inwoners kregen pas hun zelfstandigheid tijdens Het Hollands Bewind toen Nukerke zijn wapenschild kreeg in 1843.
Laatste pastoors op een rij:
Op een doodprentje lezen we:
Bid voor de ziel van den Eerweerden Heer Joannes-Cornelus Robijns,
geboren te Buggenhout 15 April 1841,
Onderpastoor te Lede-Aalst1867-1888,
Pastoor te Cherscamp1888-1891,
Pastoor te Nukerke13 October 1891,
Aldaar zeer godvruchtig overleden28 Mei 1892
Hij muntte uit in voorzichtigheid, liefdadigheid en priesterlijke iever.Hij verlaat deze aarde met de zegening van zijne schapen en van alle zijne vrienden.
Fivez: waarschijnlijk een van de initiatiefnemers voor de bouw van een nieuw hospice.
De Boe: stond met veel krachtdadigheid achter de bouw van t hospice dat voltooid werd eind augustus 1897.
De Groote, de man die in Nukerke het katholiek onderwijs hielp tot stand brengen
Spitaels, onderpastoor
Dutordoir, pastoor van 1907 tot 1931. Voerde een politieke strijd tegen de gemeenteschool
Reyns pastoor tot 1951. Klein van gestalte maar stond zijn mannetje. Was brandend van ijver voor de zielen.
Clément Tirez pastoor tot 1954: een wijze herder
Joseph Van Poeck de Knyf. Een gemoedelijke levensgenieter
Moras (tot 1968) met een tijdelijk verblijf te Nukerke
Naessens: een actieve en sociale figuur
Ghys: een euchumenisch man
Heysse: meer politieker dan dorpsherder, werkterrein was de parochiezaal met feest en vertier. Leider in de plaatselijke schoolstrijd rond de jaren 80.
Remi Godefroid (laatste parochieherder van Nukerke). Kon met zijn komst de rekeningen vereffenen en orde op zaken stellen waardoor hij uit bepaalde hoek tegenwind kreeg..
Meer kunt u hierover lezen bij de rubriek "De parochiekerk"
14. Houten windmolen “Ter Gheynst” prijkte op de hoek tussen de Pontstraat en Ruitegem te Nukerke. Dat het een oude molen betrof bewijst volgende tekst: “De wintmolen Ter Gheinst toebehorend hebbend dehoirs van wylent Colaert Pot is verbleven op 13.8.1582.” En verder “ geeft toelating aan Pieter van Butsele Pieters en Lieven Vandevelde om een nieuwe molen te mogen bouwen op den ouden molendam, waar vóór de troubles nog een molen heeft gestaan binnen de parochie van Nukerke op het cauterken ter gheynst ofte cauborrevelt die van tevoren ghenaemt es gheweest t’meuleken tergheynst…(1690). De laatste eigenaar was Emiel De Vos-Slots. In de volksmondgebruikte men de naam “Vozenmolen”. De molen werd volledig afgebroken in 1949, maar de molenstenen werden bewaard. De mechanische graanmaalderij naast de windmolen werd gebouwd in 1911 door de familie Moreels. Na Gaston Moreels zette zijn dochter Annie de zaakverder samen met haar echtgenoot, Paul Aelgoet.De activiteit in de mechanische maalderij hield op in 1993. In het "Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst” staat deze molen bekend als “De wint Meulen ter Geynst”. Op de kaart van 1777 staat de molen bekend als Meulen te Gheyust. Ten zuiden van de molen lag de hameau Gheyust en verder westwaarts lag de hameau Capelle Straete.
Een overachterkleinzoon (P.C.) van Petrus Augustus Van Malleghem liet ons volgende weten. Overachterkleinzoon (P.C.) van Petrus Augustus Van Malleghem, molenaar te Nukerke (molen Ter Gheynst door een storm vernietigd in 1942, gelegen op de kruising van de Pontstraat en de Boularestraat rechtover de kapel.); zijn zoon Victor was geneesheer en een tijdlang burgemeester van Nukerke.
Naar het schijnt zouden de Duitsers bij hun vertrek, begin november 1918, te Nukerke aan het begin van de Ruitegem een hele grote kuil hebben gegraven en hun oorlogsmunitie, die ze wegens tijdsgebrek niet meer konden meenemen, er hebben gedumpt. Alzo zou destijds Magriet, vrouw van molenaar Moreels, hebben gezien.
Zit dat gevaarlijk goedje er dan nog in de grond ?????
Herenhuis langs de Louise-Mariestraat in Louise-Marie. Deze woning werd gebouwd in 1869.
Anekdote over Madame Komkommer, bewoonster van het huis. "Daar was een vrouw in Louise en ze werd gescharminkeld (een schraminkel is een zeer mager en boos mens of dier) .’s Avonds of ‘s nachts werd er boel gehouden rond het huis. D’er zat daar een hele bende, ook den ouden "schuseniere" (dokter van Schorisse) was daar bij. Maar op een keer kwamen de gendarmen er aan en ze werden allemaal opgepakt. Ze moesten nadien naar het tribunaal van Oudenaarde en ze huurden een busje. Ik denk dat die vrouw madame Vanovertveld heette. Maar wij zeiden madame komkommer omdat ze alle dagen komkommers aan haar man te eten gaf. Allé, de mensen zeiden dat toch." Verhaaltje van Elza.
Het kerkdorp Louise-Marie strekt zich uit over Etikhove, Ellezelles, Nukerke en Ronse.
Aan de voet van de Muziekberg was er vele jaren geleden een waterfabriekje.
In 't Volk van Ronse van 22 oogst 1936 zagen we volgende rubriek:
"Het beste tafelwater La Royale Louise-Marie" Allerfijnste limonaden "Jass" Nitterveld-bronnen Louise-Marie (Ronse)Telefoon 230.
Verdwenen zichtop de kerktoren van Nukerke met vooraan het O.-L.-Vrouwbeeldje dat jarenlang prijkte op de hoek van hetgemeentehuis, dat op zijn beurt verdween in de jaren 70. Het O.-L.-Vrouwbeeldje met kindje Jezus staat nu in het perkje op een bakstenen voetstuk opgericht door de KVLV. Het beeldje zou een schenking zijn gedaan door meester Jan Verlent aan de parochie Nukerke.
"Het was sinds de zestiende eeuw gebruikelijk dat een beeldje van de Maagd Maria geplaatst werd op een hoek van wethuizen en hallen. Meestal is Maria gekroond met een scepter in de hand, het Kindeke Jezus op de armen en de voeten steunende op den Leeuw van Vlaanderen."
De kerkklokken. In een brochure "Parochie O.L.Vrouw Hemelvaart Nukerke 1777-1977 " lezen we het volgende over de kerkklokken van de Nukerke parochiekerk."Van de drieklokken is "Dionysia" de oudste. Het jaartal 1807 dat erop voorkomt is het jaar waarin onze oudste klok werd gegoten, zodat men wel van een hoge ouderdom kan spreken.. We vinden naast het jaartal 1807 nogs beschrijving :"Betaaldtdoor de parochianen van Nukerke, voorstkomende uyt ST. Denys by Berghe, gewijd ben ik Dionysia, gevormt door O.J. Van Butsele, meyer en M. ThereseVandeputte,peter en meter. Gemaakt door L. Regnault in 1807 onder pastoorschap van Aug. Vandeputte". De klok weegt 810kg en heeft een beneden doorsnee van105cm. Het was op 6 augustus 1943 dat onze klokken door de alhier bezettende Duitse militaire overheid (Rosemann) werden opgeëist. De twee grootste klokken Dionysia en Agatha werden weggevoerd naar het militair cantonnement van Aalst. De kleine "Maria klok" bleef over om de parochianen ter kerke te roepen. Door de krachtdadige bemiddeling van de toenmalige pastoor Reyns en de tussenkomst van vicaris-generaal Z.E.H. Claeys-Bouüaert kon "Dionysia" ingeruild worden tegen de "Maria-klok". Op 26 mei 1951 werden de nieuw gegoten klokken plechtig ingewijd door Z.E.H. Deken Lust van Ronse. (Deze beide klokken horen toe aan de Kerkfabriek in tegenstelling tot "Dionysia" die aan de parochie toebehoort. Op beide klokken staat jaarschrift: "weggehaald bij oorlog 1940-1945, zie mij nu blij hier weer in vrije zieleplicht." Op de klok Maria (sol kruis) gewicht 503kg, 92cm doorsnede) staat verder :naam Maria; peter Octaaf Lefebre (voorzitter van de Kerkfabriek) meter Flavie van Glabeke echtgenote van Vitaal Deventer, voorzitter van het bureel der Kerkmeesters): pastoorE.H. Achilles Reyns; burgemeesterRichard Deschaumes; Schepenen André Hubeau en R. Teirlinck,Kerkraad: O. Lefebre, V. Deventer, R. Vandendaele, O. De Ruyk, Th. Capiau.De klok Agatha (la kruis- gewicht 387 kg - met 85 cm doorsnede) staat het jaartal en Naam: Agatha, peter A. Hubeau; meter Cécile Hubeau (echtgenote van burgemeester Richard Deschaumes); E.H. pastoor AchillesReyns;Burgemeester R. Deschaumes; schepen. Hubeau en R. Teirlinck.De vervanging van deze door de Duitsers weggehaalde klokken, gebeurde op staatskosten; de oude klokken Maria en Agatha hadden een gewicht van respectievelijk 430 kg en 340kg. In de zelfde brochure lees je meer over het kerkinterieur en de glasramen.