Gemeentehuismet pui of bordes, onderpastorie en pastorie te Nukerke. De eerste tweegebouwen werden in 1974 jammerlijk gesloopt om plaats te maken vooreen parking. Sindsdien is het dorpsplein een kale plaats. Velen zullen met heimwee terugdenken aan de tijd toen onze geüniformeerde veldwachter, Kamiel Verdonckt,iedere zondag na de hoogmis, de trappen van de puibesteeg , met een armbeweging de aandacht van de menigte vroeg en vervolgens op een statige wijze de "berichten aan de bevolking" kond maakte terwijl groot en klein, opkijkend in de richting van de veldwachter, met aandacht en respect voor het gezag in stilte luisterden. Nadat "en ieder zegge het voort " weerklonk verbrak het geroezemoes de stilte op de "plaatse"
Zicht op de oude dorpskomvan Nukerke, gezien vanuit de vroegere Boelaardstraat. Met zicht op de kerkOnze-Lieve-VrouwTenhemelopneming.Dit dorpszicht is sinds de eindjaren 70 onherroepelijk verdwenen. Links zie je nog de herberg "In 't oud gemeentehuis" met bijhorend kruidenierswinkeltje, waar we, in onze jeugdjaren, nadat we twee trapjes afdaalden voor 5 fr een pakje Belga kon kopen. Deze herberg was tot de afbraak eigendom van de familie Victor Ryckbosch-Zulma Ceuterick. Victors beroep was herbergier. Rechts bevond zich de woning "Blommaert" . In deze woningwerd in de jaren 70, endit tot aan de fusie van de 4 gemeentenop 1 januari 1977, de gemeentelijke diensten ondergebracht.
Hospice of "Oudemannenhuis" te Nukerke, geslooptbegin jaren 70 toen de werken aanvingen voor de bouw van de nieuwe verpleeg- en rustoord, de Samaritaan. In het hospice werden zowel oude vrouwen als mannen opgenomen die niet meer zelfstandig konden leven. De plaatselijke oudjes hadden natuurlijk voorrang. De dagelijkse zorgen waren in handen van enkele zusters van Barmhartigheid. De enkele ongezellige kamers hadden hoge plafonds. Aan het hospice was een grote boomgaard en moestuin verbonden waarin de meest-valide bewoners van het tehuis konden werken. De zusters haddenook de zorg van gerechtskinderen en wezen op zich genomen. De meisjes verbleven in de kloosterwoning, gelegen op de speelplaats van de vrije school terwijl de jongens in een bijgebouw van het hospice verbleven. Niet te verwonderen dat zij de "kinderen van het hospice" genoemd werden. Dagelijks kwamen zij onder begeleiding van een zuster naar de jongensschool, gelegen naast de meisjesschool. Ontwikkeling van het hospice.
"Vóór 1890 bestond er te Nukerke een vreemdsoortig hospice. Oude mannen en vrouwen werden er verzorgd door het echtpaar Antoon de Vos-Theresia Van der Steen, mensen van goeden wil, maar zonder bestuurlijke bevoegdheid, zodat de zaak dreigde ten gronde te gaan. Dit wilden de E.H. Pastoor Files en het Gemeentebestuur van Nukerke ten alle prijzen verhoeden, en dus werden er Zusters vanBarmhartigheid van Ronse gezonden om het vervallen gesticht terug in bloei te brengen."
"Te Nukerke is de kerk in 1593 en de toren in 1593 behoorlijk gedekt, maar zonder koorvensters in 1593, die evenwel in 1595 worden hersteld; zonder één enkel venster in het schip, wordt de kerk in 1595 gewit; het dak het Onze-Lieve-Vrouwkoor, dat was ingestort in 1604, wordt in 1605 heropgebouwd; de daken van het hoogkoor zijn zo slecht zodat het regent op het altaar (1606), het nieuwe dak (1612) heeft zoveel geleden onder de storm zodat een strobedekking nodig is (1613); in 1623 krijgt de Sint-Antoniuskerk een nieuwe vloer."
In 1848 is alles klaar. "De kerk onlangs voor het grootste deel nieuw gebouwd, is althans geheel opgetrokken en het pastoreel huis bevindt zich ook in goeden staet."
Vóór de Beeldenstorm had de kerk van Nukerke vijf altaren en bewaarde ze in een zilveren kruis relieken van het Heilig Kruis en van Sint Andreas., van de hut van Joannes de Doper. Hier bestond tevens de gewoontehet reliekenschrijn van Sint-Stefaan rond te dragen, maar het werd door de ketters in 1556 volledig vernield. "feretrum S. Stephani in nihilum reductum per hyreticos, neque quidquam recuperari potuit" (1569) In 1597 zijn er geen relieken meer.
Binnenzicht van de kerk.
Verdwenen zichtop de kerktoren van Nukerke met vooraan het O.-L.-Vrouwbeeldje dat jarenlang prijkte op de hoek van hetgemeentehuis, dat op zijn beurt verdween in de jaren 70. Het O.-L.-Vrouwbeeldje met kindje Jezus staat nu in het perkje op een bakstenen voetstuk opgericht door de KVLV. Het beeldje zou een schenking zijn gedaan door meester Jan aan de parochie Nukerke.
Dorpszicht vanaf Het Lindeke
De pastorie uit de tijd toen het gebouw nog gezag en eerbied uitstraalde bewoond door een parochiale herder die instond voor de christelijke opvoeding van de gemeenschap. De tijd dat menig gezagdrager of hoogwaardigheidsbekleder hier zijn voeten onder de tafel mocht zetten dateert al uit vorige eeuw. De talrijke dorpelingen die hier destijds over de vloer kwamen kunnen getuigen hoe mooi het interieur was. In 1901 werd de aanvraag voor de bouw van deze pastorie ingediend. De bouw werd gerealiseerd in 1903- 1904 door het gemeentebestuur. Later werden er nog bijgebouwtjes aan toegevoegd.
Aan "Den Engel" met rechts de herberg "In den Engel" en links de brouwerij T'Sjoen. Verdwenen in 1980.
In de verte de houten "Snibbemolen" te Nukerke, op een hoogte van 125m. Omer Wattez vermeldt deze molen in zijn werk "De Vlaamsche Ardennen" voor het eerst gepubliceerd in 1913, maar op een kaart van 1862 staat hij vermeld als 't Snibbe molen. De houten windmolen, in de verte, op de hoek van deStaatsbaan (nu Rijksweg) en de Molenstraat (nu Zeelstraat), is afgewaaid rond 1940 op het ogenblik dat de molenaar pas de molen had verlaten. Het molenaarshuis werd later de herberg " 't' Molenhuis" en staat tot heden nog aan de overzijde van de Zeelstraat (tot 1977 Molenstraat) . Aanvulling: de site werd afgebroken in 2020 om ruimte vrij te maken voor een eventuele Ring rond Ronse. De laatste twee molenaars waren Theofiel Bostijn die opgevolgd werd door zijn zoon Julien. Zijn dochter, Simone, woont nu bij haar dochter,Marie-Paule Deschamps in Ronse. In hoofdzaak werd hier notenoliegeproduceerd. Nadat de molen onbruikbaar waswerd het vele hout tijdens de oorlogsjaren links en rechts als brandhout aan de man gebracht. Richard De Bisschop heeft jarenlang samen met zijn vrouw, Irma Decuyper, de herberg "In 't molenhuis" opengehouden. De woning met bijgebouwen staat op de hoek van de huidige Rijksweg en Zeelstraat. De handboogschutters van de Nukerkse schuttersmaatschappij schoten er naar de liggende wip. De staande wip stondop de terp waarop vroeger de molen stond. In de jaren tachtig verhuisde de staande wip naar het sportterreinlangs de Kortekeer. Tot in de jaren 50 waren de vier stenen voeten, op de terp, de enige getuigenissen van de molen. Ook in die periode werd de terp afgegravenom er zavel te ontginnen maar na enkele jaren werd de zavelput gedempt met allerlei afval. Ophet voorplan ziet u de stenen windmolen "Ten Kruissens" in volle glorie, honderd meter verder eveneens op het grondgebied van Nukerke. Zie verder bij molen "Ten Kruissens". Alleen al in Nukerke stonden 5 windmolens wat een bewijs is van de toenmalige rijkdom van de streek. De woning van de laatste molenaar Bostijn werd in februari 2013 ten gronde afgebroken.
Snibbemolen en molen Ter Kruissens
Windmolen Ter Kruissens
Stenen graan- en oliewindmolen "Ten Hengst", gelegen langs de Ommegangstraat te Nukerke, 112,5m boven zeeniveau op een afgeplatte heuveltop, een getuigenheuvel. Deze molen stond reeds vermeld in het "Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst van 1772" als "De wint Meulen ten hingst". Hij zoudateren uit 1571. Deze molen werd in de volksmond zo genoemd omdat de wieken wild konden te keer gaan. De molen werd door een blikseminslag volledig vernield in 1831. Deze graan- en oliemolen werd nadien herbouwd door Constant Kervyn.Meer dan eenswerden de wieken tijdens een storm afgerukt. Hij vormt een mooi geheel met de gerestaureerde molenaarshoeve. Sinds K.B. van 30-12-60 is de molen een beschermdmonumenten kan hij weer lustig met zijn wieken zwaaien. Laatste restauratie gebeurde in 2004. Dat er destijds , alleen al in Nukerke, 5 windmolens en 2 watermolens actief waren getuigt van een zeer grote rijkdom aan graangewassen en een zekere welstand voor de bevolking. Zie ook het Nukerkse wapenschild. De gemeente Nukerke kreeg bij koninklijk besluit van 1843 een mooi wapen toegekend waarvan de beschrijving als volgt luidt: "achtergrond van lazuur(blauw) met de godin Ceresvan goud, ze slaat de hand aan de ploeg en draagt een bundel korenhalmen". Ceres was de Romeinse godin van de landbouw (de vruchtbaarheid) en door haar beeltenis wordt dus deze tak van bedrijvigheid, eigen aan de gemeente, op zinnebeeldige manier voorgesteld. Nukerke was dus eertijds een heel bedrijvige en welvarende gemeente op landbouwkundig gebied, te zien aan de vier windmolens en twee watermolens.
Windmolen ten Hengst Onder Stenen korenwindmolen "Molen Ter Slepe" ook genaamd "Molen Ten Nieuwennest" langs de Weitstraat te Nukerke op een hoogte van amper 56 m. Verklaring voor de eerste naam: de molenwieken sleepten traag wegens het feit dat ze weinig wind vingen. De molen prijkt immers niet bovenop een heuvelrug maar op een lage uitloper van de getuigenheuvels. Tweede verklaring: de naamvan het café dat de naam droeg "In de Nieuwennest". De molen dateert uit de periode 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulder Devos.
Op een kaart van 1862 staat hij aangeduid als Slepe molen, gelegen langs de Wijkstraat. De molen werd verscheidene keren van de hand gedaan. De laatste eigenaars, die de molen als schenking verkregen, waren Octavie-Sidonie De Langhe en Victor De Langhe die hem ten slotte door verkochten in 1910 aan Rafaël Maes-Vandenhende. Vanaf 1938 werd de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Tot overmaat van ramp sloeg de bliksem op de molen en werden de wieken totaal vernield. Een roemloos einde stond hem te wachten. Gilbert Stockman uit Etikhove heeft later de molen opgekocht om hem volledig te restaureren, wat maar gedeeltelijk is gelukt. Nu staat hij weer te koop.
In 1968 verscheen in "De Ronsenaar" volgend artikel van AVH onder de titel "Nieuwe toekomst voor de molen ter Slepe te Nukerke". "Wie een beetje de streek van de Vlaamse Ardennen met zijn typische bezienswaardigheden kent, weet dat het gebied Etikhove-Nukerke-Louise-Marie kan omschreven worden als een verrassende oase van pittoreske heuvelachtige natuurpracht. Midden dat deinend landschap prijken - zoals overal trouwens in de Vlaamse Aedennen - een stel oude windmolens die het landelijk karakter van 't gebied nog meer affirmeren en die omwille van hun aanlokkelijkheid en hun antieke waarde trouw bewaard blijven. Een van deze merkwaardige molens is stellig de windmolen "Ter Slepe" aan de Wijtstraat te Nukerke, dicht bij de spoorweg Oudenaarde-Ronse en slechts een boogscheut verwijderd van de wijk "Donderij" te Etikhove. De molen Ter Slepe is laag gebouwd en prijkt niet zoals vele andere op een heuvel. Zijn naam heeft hij ontleend aan het feit dat zijn wieken regelmatig op de grond sleepten. (De schrijver bedoelde hiermee dat de wieken meestal traag draaiden omdat ze weinig westenwind vingen . De wind uit de andere richtingen gaven geen probleem.(six)). De niet opgehoogde plek waarop de windmolen "Ter Slepe" in stenen werd opgetrokken was niet ideaal om veel wind te vatten, vandaar het slepen van de wieken. In feite droeg deze windmolen de naam van een nabij gelegen herberg met uitsteekbord "Nieuwennest". Deze molen, heden "Ter Slepe" genaamd" dateert uit de jaren 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulder Devos en door deze laatste uitgebaat tot 1835. Op 15 december 1847 verkocht notaris Platteau van Ronse de molen met bijhorende molendam aan Louis Vindevogel. In 1848 veranderde de molen terug van eigenaar. Door schenking werd hij de eigendom van Al. De Vos uit Elzele. In 1865 werd de molen terug verkocht en kwam in handen van Vital De Langhe uit Schorisse. Deze laatste herbouwde de molen gedeeltelijk in 1880. In 1897 komt de molen toe aan de weduwe en kinderen van de Langhe en wordt een jaar later als schenking toevertrouwd aan Octavie Sidonie De Langhe en Victor De Langhe. In 1910 wordt landbouwer Maes-Vandenhende uit Ronse de nieuwe eigenaar. Vanaf 1938 wordt de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Rond die periode sloeg de bliksem in op Ter Slepe en de wieken waren totaal vernield. Nooit werden er nog andere wieken op geplaatst. Tijdens de naoorlogse periode heeft niemand zich nog voor het instand houden ervan of om een eventuele restauratie van de molenpuinen bekommerd . De molen stond letterlijk te vergaan en scheen geduldig te wachten op 'n roemloos en stil einde. Door allerlei omstandigheden veranderde de molen ter Slepe tijdens de naoorlogse periode nogmaals van eigenaar. Hij werd aangekocht door Willem Vandereecken-Baeke uit Nukerke. Bij die aankoop bleek het echter dat de heer Gilbert Stockman uit Etikhove zich om tal van redenen voor de puinen van de molen Ter Slepe begon te interesseren. Terecht had de heer Stockman ingezien dat het zeer spijtig zou zijn de molen volledig te niet te laten gaan én omwillle van zijn passende schilderachtige versieringsrol in het landschap én omwille van zijn antieke en folkloristische waarde. De heer Stockman nam kontakt op met de eigenaars Vandereecken-Baeke en slaagde erin de molen in zijn vervallen toestand aan te kopen. Onmiddellijk liet de heer Stockman de restauratie van de molen aanvangen. Het dak in alpenmutsvorm werd volledig vernieuwd. De buitenmuren van de molen werden hersteld en gedeeltelijk hermetst. Het interieur van de molen werd bijgewerkt en in zijn oorspronkelijke toestand herschapen. De restauratie van de molen Ter Slepe is thans nog volop aan de gang. De onderkeldering werd ontruimd en alles wordt thans in gereedheid gebracht voor het plaatsen van nieuwe deuren en ramen. Vermoedelijk zal de molen in de loop van de komende zomer tot een juweeltje herschapen zijn en bewoonbaar gemaakt worden. Voor de windmolen Ter Slepe is heel onverwacht 'n nieuwe toekomst begonnen. Hij werd gered van de ondergang. Het is 'n nieuwe aanwinst voor een heerlijk landschap midden de Vlaamse Ardennen."
Tot zo ver het artikel. Maar, geachte schrijver, wij moeten u zwaar teleurstellen. Dat programma werd amper verwezenlijkt, de zaak sleept nog aan, en de molen staat er nu (in 2008) nog even triestig en verlaten bij als toen die tijd.
Aanvulling: In een plaatselijke krant van mei 2006 verscheen volgend artikel.
Kunstenaar Piet Van Praet, die al enkele jaren in de vroegere molen Te Slepe aan de Weitstraat in Nukerke woont, ziet zich gedwongen om zijn "woonmolen" te verkopen. Sinds enkele maanden krijgt de man namelijk geen leefloon meer van het OCMW. Na een val drie jaar geleden, zat de kunstenaar maandenlang in een rolstoel. Volgens het OCMW is hij nu echter niet meer arbeidsongeschikt. Voor Van Praet, die de molen zelf restaureerde en inrichtte met kunstwerken uit recuperatiematerialen, is de noodgedwongen verkoop een harde dobber.(CVO)
Aanvulling mei 2011 uit Plusmagazine. Kunstenaar Piet Van Praet richtte de stenen molen Ter Sleepe (1795) in Maarkedal (tussen Oudenaarde en Ronse) als vakantiewoning in met knipogen naar Gaudi. Logeren op vijf etages tot onder de molenkap en met schitterend uitzicht op de omgeving.
Onder
In het "Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst" staat deze molen bekend als "De wint Meulen ter Geynst". Op de kaart van 1777 staat de molen bekend als Meulen te Gheyust. Ten zuiden van de molen lag de hameau Gheyust en verder westwaarts lag de hameau Capelle Straete. De houten windmolen "Ter Gheynst" prijkte op de hoek tussen de Pontstraat en Ruitegem te Nukerke. Dat het een oude molen betrof bewijst volgende tekst: "De wintmolen Ter Gheinst toebehorend hebbend dehoirs van wylent Colaert Pot is verbleven op 13.8.1582." En verder " geeft toelating aan Pieter van Butsele Pieters en Lieven Vandevelde om een nieuwe molen te mogen bouwen op den ouden molendam, waar vóór de troubles nog een molen heeft gestaan binnen de parochie van Nukerke op het cauterken ter gheynst ofte cauborrevelt die van tevoren ghenaemt es gheweest t'meuleken tergheynst"(1690). De laatste eigenaar was Emiel De Vos-Slots. In de volksmondgebruikte men de naam "Vozenmolen". De molen werd volledig afgebroken in 1949, maar de molenstenen werden bewaard. De mechanische graanmaalderij naast de windmolen werd gebouwd in 1911 door de familie Moreels. Na Gaston Moreels zette zijn dochter Annie de zaakverder samen met haar echtgenoot, Paul Aelgoet.De activiteit in de mechanische maalderij hield op in 1993.
Een overachterkleinzoon (P.C.) van Petrus Augustus Van Malleghem liet ons volgende weten. Overachterkleinzoon (P.C.)van Petrus Augustus Van Malleghem, molenaar te Nukerke (molen Ter Gheynst door een storm vernietigd in 1942, gelegen op de kruising van de Pontstraat en de Boularestraat rechtover de kapel.); zijn zoon Victor was geneesheer en een tijdlang burgemeester van Nukerke.
Onder De hoogste getuigenheuvel in de omgeving van Nukerke is de Hotond op het grondgebied van Kluisbergen in de deelgemeente Zulzeke. In de omgeving van de toren vonden onderzoekers in 1890 mesolithische en neolithische voorwerpen. Deze worden in het Stedelijk Museum van Ronse bewaard.
De Molen Ten Hotond staat langs de Zandstraat te Zulzeke, deelgemeente van Kluisbergen, waarvan sinds generaties enkel de stenen kuip overblijft want hij is ontdaan van wieken en kap. Sinds jaren doet hij dienst als uitkijktoren. Een oriëntatietafel maakt je wegwijs bij de studie van het wijds panorama. De molen staat immers op een pracht van een getuigenheuvel 140m boven de zeespiegel. Den hoogste top van de heuvel is 150m hoog en ligt een paar honderd meter verder oostwaarts in het bos (aan het waterreservoir). Insiders beweren dat men vanop de toren tot 107 kerktorens kan waarnemen, uiteraard bij zeer uitgeklaard weer.
De huidige taverne was eertijds het molenaarshuis gelegen naast de voormalige windmolen. Deze oude molenaarsite ligt op de hoogste plek in de Vlaamse Ardennen, tevens het hoogste punt van Oost-Vlaanderen. Reeds in 1672 werd de site voor het eerst vermeld en was in 1684 gekend als "Hootont meúlen". Toen nog een houten staakmolen. Deze werd later vervangen door deze stenen molen die werkte als olie- en korenmolen van het type grondzeiler. Op de Ferrariskaart staat de molen bekend als "H. Den Hootont en Hootont Molen" gelegen aan de westrand van het Slange Bosch. Deze stenen molen werd grondig hersteld in 1845 en 1911. Tijdens deze laatste herinrichting werd het olieslagwerk verwijderd. In 1943 werd de uitbating stop gezet en werd de maalinstalatie beetje bij beetje afgebroken. De wieken en de kap verdwenen. De stenen kuip die nog restte kreeg een toeristisch functie als uitkijktoren. Die werd zelfs in 1957 voorzien van een oriëntatietafel. Sinds een paar generaties is deze site eigendom van de familie Vande Wiele. Lees verder in rubrieken.
Onder Hof te Meulebroecke; de watermolen werd reeds in 1571 vermeld als molen "te Meulebroeck". Deze in oorsprong graanwatermolen is van het type bovenslagmolen omdat het aangevoerde water van boven af op de schoepen van het aandrijfrad valt. Deze vorm van energie is reeds drieduizend jaar oud. " De weg naar de watermolen was lange tijd niet gekasseid omdat dat een private weg was. Deze watermolen is samen met de boerderij in 1858 gebouwd door Leo Devos, grootvader van Albert Antrop. In het molenhuis lagen 2 stellen molenstenen, 2 koppels dus. Eén voor het malen van tarwe en één voorbehouden voor dierenvoedsel. Waar men kon opteerde men voor een watermolen omdat het opzetten van een houten windmolen toen een fortuin kostte. In de naastliggende schuur van 12m op 24m stond de dorsmachine, een vaste en niet op wielen. Een deel van de vloer was niet verhard en diende als dorsvloer of deel waarop dus de dorsmachine stond. Die bleef er natuurlijk staan want ze werd aangedreven door lange brede riemen die op hun beurt in beweging kwamen door de drijfkracht van het waterrad in beweging gebracht door het water van de Meulebeek. Een schoft hield het water op in een grote vijver. Er was voldoende water om gedurende 2 uren op volle kracht te dorsen. Er werd afgesproken met de molenaar van 't Moleke om gelijktijdig te werken. Zo spaarden ze veel water. Aan de overkant van 't Moleke was een grote waterreserve. Tijdens de oorlog van 14-18 kwamen landlieden soms van een uur ver naar de Meulebroecke. Te voet met een zakje graan van 25kg op de rug, voortdurend de omgeving afspiedend om niet gepakt te worden. Het gemalen graan namen ze mee naar huis maar "bulden" (zuiveren) moesten ze zelf doen. Weet je dat de kleine man die weinig middelen van bestaan had soms zijn graan maalde door middel van een koffiemolen! In dat molenhuis was er ook een stampkot waar lijnzaad (vlaszaad) tot olie werd gestampt door middel van een stenen klopper of stamper. Die olie was toen veel geld waard. Daarom werd ze verkocht aan handelaars die afnemers hadden in de verfindustrie. Wat bijzonder was aan die stampinstallatie is het feit dat gans dat mechanisme en gans de constructie zelfstandig stond. Dus niet bevestigd aan muren of zoldering. De reden was eenvoudig; door het gestampt en geklop zouden de muren het snel begeven hebben. Het is jammer dat zo'n installatie is verdwenen. Het zou nu een pracht van industriële archeologie zijn. Iets over het malen zelf. Het principe was "U vraagt wij malen!". Je kon op verschillende wijzen malen; rondmalen op 100, dat was voor zwijnenvoer. Er werd ook gemalen op 80 en op 60. Bijvoorbeeld roggegraan op 100 malen of rondmalen gafbruinbrood. Graan op 80 gemalen gaf lichtbruin brood en wit brood verkreeg men door op 60 te malen. Om mooie, witte bloem te bekomen werd het graan eerst geperst tussen de stenen zodat tijdens het malen de pel geheel bleef. En sowieso werd er gemalen vanaf 100 kg graan. En raar maar waar, gedurende den oorlog vroegen velen te malen op 60. Meer kom je te weten in de vollledige tekst.
Watermolen "Te Meulebroecke"
Onder De grote hoeve "Ten Broecke" is als site met walgrachten en voormalig foncier van de gelijknamige heerlijkheid, die minstens opklimt tot het derde kwart van de 16de eeuw, cultuurhistorisch een belangwekkende getuige voor de landelijke bewoningsgeschiedenis in de regio. (Ministerieel Besluit 14-07-2004). De woning werd in 1911 voorzien van een pannendak.
Deze blog is een verzameling van een 100-tal potloodtekeningen bestaande uit elementen uit het omgevende landschap met bijhorende teksten. De betreffende gebouwen of sites die werden uitverkozen hebben niet zo'n grote historische waarde. Ze speelden echter wel een belangrijke rol in het leven van onze voorouders en geeft een beeld van de verbondenheid met de mensheid. We beperkten ons tot de kerken, beelden van de vroegere dorpskom, wind- en watermolens, een huisje, een statige boerderij, een lemen schuur of een rest van een graanstokerij, een linde…. Gebouwen en plaatsen die in min of meerdere mate dicht bij de landbouwgemeenschap stonden. Daar het kerkdorp Louise-Marie dicht bij Nukerke aanleunde werd ook dit gehucht in de kijker gezet. Zo stappen we soms even over de gemeentegrens om een kijkje te nemen in de buurtgemeente.
Bij elke tekening hoort wat tekst en uitleg. Zo krijg je een beeld van het vroegere Nukerke, een beeld dat erg heeft geleden onder de sloophamer.
Verder volgen: “ Het begin van de volksontwikkeling en het onderwijs” en het deel “Verzamelde opstellen” met belevenissen die Nukerkse oud-strijders hebben meegemaakt gedurende W.O.-II, met o.a. een volledig dagboek. Ten slotte is er de rubriek “Mensen schrijven geschiedenis” waarin dorpelingen hun verhaal doen.
We konden niet nalaten om u enkele Nukerkse, frivole liedjes te laten beluisteren (echter niet in DDD). Deze liedjes werden vroeger gretig gezongen op buurt- en familiefeesten o.a. door Aloïs Willems, Bertha en Ilma. Het zijn liedjes van toen die weinig inwoners nog zullen kennen. Laat staan dat ze die ooit hebben horen zingen.
Hoe de blog gebruiken ? Je kan hem in zijn geheel lezen of per rubriek want aan de linker zijde kan je een bepaalde rubriek aanklikken.
Aan de rechterzijde kan je dan weer een rubriek aanklikken behorend tot de blog "Maarkedal in beeld".
Deze blog is niet af en wordt steeds bijgewerkt.
Bronnen
“Geschiedenis van onze streek” (Albert Cambier Conservator Stedelijk Museum Ronse)
“De Vlaamsche Ardennen” (Joseph Planquart)
Stedelijk Archief Oudenaarde
Bibliotheek U.G.
“Ons dorpje” (Aloïs De Zaeytijd)
Gemeentelijk Archief Nukerke
Met dank aan de tientallen dorpelingen die hun verhaal brachten
OPROEP !
Reacties op bericht "Klooster te Nukerke"
Zoek personen van het kindertehuis
Ik heb ook in het kindertehuis gezeten met zuster Gisele, zuster Hilde, zuster Adhemar, zuster Dora (THEODORA) zuster Doninica, zuster Luthart en ik ken Anita, Yves en Pascal van Coppenolle je kent me als Christine Verhauwert, ik zou heel graag samen komen doe een oproep daarom aan Daisy, Werner en Johny Sleeuwaert, Patrick en Miranda François Van Huffel, Monique Gino en Marinp Vanderhauwaert, Chantal, Frederick, Gerard, Miranda, Ingrid De Bruyn, Spitaels Ingrid en GRETA Wouters, Philippe en Veerle en om zeker niet te vergeten Christiane Van Den Bossche , Zuster Lucille, Marie-Madeleine en Claudine De Meulemeester, Marleen e, Isaac en Sabine, en KLEINE VINCENT niet te vergeten natuurlijk nu een man; HOOP DAT JULLIE CONTACT MET MIJ ZOEKEN. JE MAG MAILEN OP snowdon@skynet.beIngegeven op vrijdag 26 augustus 2016 om 20:57:27, door Chrisje Ghijsels, IP-adres:91.180.55.60
Vraagje
Ik zou graag contact hebben met die persoon die in het klooster heeft gezeten… Ik ging daar naar school…
Zijn er nog meisjes die contact hebben met deze blog die in die periode er waren ? Ik herinner me nog de zusjes Lataer Ik heb samen
Ingegeven op donderdag 7 augustus 2014 om 18:06:47, door chantal DE ZITTER, IP-adres:81.165.72.132 met mijn zuster in dit klooster verbleven tussen 1955 en 1963. Ik ben geboren in 1952. RITA en Anita. Dank U.
Ik ben een neef van zuster/moeder Gerarda.Ik verbleef bij de jongens in de zomer van 1964. Ook bij zuster Theodora. Ik ken François maar lang niet meer gezien. Ben vandaag in Nukerke geweest en hebde koster gesproken. Ik voelde me vandaag thuis in Nukerke. Ben morgen nog in Oudenaarde. Reactie hoor ik graag
Nukerke, aan de voet van een pracht van een getuigenheuvel.
NUKERKE, AAN DE VOET VAN EEN PRACHT VAN EEN GETUIGENHEUVEL Geologische ontwikkeling van onze streek
Het Primair (de archaïsche periode)
Aangenomen wordt dat 14 miljard jaar geleden dé grote oerknal heeft plaatsgehad. Sommige wetenschappers vermoeden dat na die knal er zich een grote klomp materie vormde, de latere aardbol. Die koelde gedurende miljoenen jaren af zo dat wetenschappers spreken van een sneeuwbalaarde, een superijstijd die heerste tot zo’n 600 miljoen jaar geleden met temperaturen van -50° tot +50°. Gedurende de afkoelingsperiode vanaf 4 miljard jaar geleden gutste het water uit de loodzware donkere wolken in bakken neer. Het bliksemde en donderde.
De aarde is in wording met erupties en talrijke en hevige bodemverheffingen. Micro-organismen ontstaan. Dicht bij ons, namelijk in Lessen en Quenast, wijst de aanwezigheid van pofyrieten erop dat er vulkanische activiteit was.
Bij opeenvolgende verzakkingen van de bodem werd het droge land onder water gezet. De soms weelderige plantengroei verdwijnt onder lagen zand- en kleibezinksels. Het zand verhardt tot zandsteen en een verrottingsproces zet de organische overblijfselen om in steenkool. De aardmassa’s die 200 miljoen jaren geleden het zogenaamde Gondwana en Laurasia vormden drijven uit elkaar.
Het Secundair Dit tijdvak loopt van 225 miljoen jaar tot 65 miljoen jaar. Het supercontinent of Pangea zal in deze periode uit mekaar vallen. Rond 180 miljoen jaren geleden scheurt Afrika af. Dit gaat gepaard met grote vulkanisch uitbarstingen. Het grote vasteland valt verder uiteen en de continenten ontstaan. De bodem rees op en boomvarens en reusachtige oerplanten bedekten de bodem. Bij volgende overspoelingen werd de begroeiing meermaals overspoeld. Zo ongeveer 10 miljoen jaar geleden moeten de Vlaamse Ardennen voor het eerst droog zijn gekomen. Het is in de laatste periode van het Bovenkrijt dat land- en zeedieren ontstonden. Het is ook de tijd van de Iguanadons waarvan meer dan 20 skeletten werden gevonden in Henegouwse Bernissart.
Meermaals deed er zich een oppersing van de bodem voor. De zee trok zich terug en de erosie spoelde de eerder afgezette sedimenten weg. Tijdens het Krijt kwam ons land terug onder water te liggen om bij de volgende bodemwelving terug te trekken en sedimenten weg te spoelen.
Het Tertiair In 1974 werd in de Awashvallei in Ethiopië het skelet Luci gevonden. Luci behoorde tot de Australopithecus Afarencis, een mens die 3,4 miljoen jaar geleden werktuigen gebruikte om vlees van de beenderen te krabben.
Het Tertiair is het tijdvak van 65 miljoen tot 2 miljoen jaar geleden. Toen reikte bij ons de oerzee tot in onze streken en ver daar buiten tot aan de huidige Ardennen. Zand, mergel en klei werden afgezet. Bij een bodemverheffing bleef sediment achter dat later door de werking van de erosie werd weggespoeld. In het noorden van ons land deden zich meermaals een aantal schommelingen voor van de bodem wat grote overstromingen met zich meebracht. Deze zette bij elke overstroming op de vloedlijn zand en klei af.
Deze kleilaag bevindt zich soms op een geringe diepte. Goed om weten is het feit dat de zeebodem afhelde van zuid naar noord wat een belangrijke rol speelde bij de vorming van de heuvelrug met de getuigenheuvels. Het oorspronkelijk gevormd plateau werd gevormd door 6 tot 8 tertiaire lagen, elk afgezet tijdens een overspoeling van de zee. Elk van die lagen bestaat uit welbepaalde types van klei en zand. Bij de laatste overstroming werd de geelrode, soms bruine, zavel (dietiaan zand) afgezet. Dit zand vormde de bovenste laag van het plateau. Dit zand is nu enkel te vinden op de heuveltoppen hoger dan 130m boven de zeespiegel. In oorsprong was dit zand groen doordat het oorspronkelijke ijzersilikaat door verwatering en oxidatie omgezet werd in ijzerhydroxine. Deze geelbruine ijzerhoudende zandsteen wordt limoniet genoemd. Onze ouders noemden hem bossteen of ijzersteen. Je las reeds dat onze voorhistorische bewoners gepoogd hebben er ijzer uit te halen. Later, in de middeleeuwen, werd de steen gebruikt bij enkele voor-romaanse gebouwen zoals in Ronse (St-Hermeskerk), Opbrakel (kerk), Maarke-Kerkem (kapel). Het Quartair
Dit tijdvak vangt aan met het Pleistoceen (1,9 miljoen ) en eindigt zo’n 10 000 jaar vóór onze tijdrekening.
Ondertussen heeft zich de hominidae (groep uit de orde van de primaten waartoe de mens behoort) ontwikkeld. Dat moet zo’n één à anderhalf miljoen jaar geleden in Afrika geweest zijn. Slechts 200 à 300 noordafrikaanse mensen zouden de wereld gekoloniseerd hebben. De Neanderthaler bevolkte pas 200 000 jaar geleden grote delen van Europa maar verdween 30 000 jaar geleden van het toneel. Men vermoedt dat een stam ook onze streken heeft bezocht. Trouwens het eerste fossiel van deze stam werd in 1830 in België gevonden. Menselijke resten werden niet gevonden wel Moustérien-stenen. Dit is een typische vorm van gebruikte stenen werktuigen. 60 000 jaar geledendoet de homosapienszijn intrede. Het is een mensentype dat heel veel gelijkenis vertoont met van de mens van nu. Deze periode werd gekenmerkt door de grillen van de natuur. Er doen zich grote schommelingen voor in het klimaat. Het IJstijdvak (IJstijd) vangt aan. Herhaaldelijk groeien grote landijskappen aan en smelten nadien weer af. Dat veroorzaakte veel schommelingen van het zeeniveau, soms tot 100 meter niveauverschil.
Het vastvriezen en weer ontdooien van het zeewater doet grote niveauverschillen van de zeespiegel ontstaan. De rivieren graven zich dieper in hun bedding. De Rhosnes, de Maarkebeek, de Meulebeek, de Zwalm…doen in onze streek vlijtig hun best. De erosie gaat zijn gang en bezinksel wordt afgezet. Tot en met rollend materiaal zoals keien kan je niet enkel vinden in de valleien maar tevens op de hoger gelegen .’t Is in deze periode dat de mensen in contact kwamen met de mammoet. Het bewijs is gevonden in Rumbeke toen bij graafwerken in september 2007 beenderen van de wolharige mammoet werden gevonden in een kleilaag.
Onze streek heeft een zestal ijstijden gekend. De laatste ijstijd was zo rond en bij de 20 000 jaar geleden. En ten slotte, tegen het einde van de ijsperioden, wanneer de gletsjers zich reeds naar het noorden hadden teruggetrokken, staken hevige noordenwinden op die zand en kleideeltjes meevoerden, afkomstig van de glaciale sedimenten van de nog droog liggende Noordzee. Ondertussen had zich een heuvelrug (zie getuigenheuvels) gevormd, zeg maar een lange duin aan de rand van de oerzee. Deze werd bedekt met een dunne laag leem. Het is juist die dunne leemlaag, of soms het totaal ontbreken van de leem op de hoogste heuvels, die er de oorzaak van is dat de toppen al dan niet bebost zijn. Aan de voet van de getuigenheuvels en verder noordwaarts kan de leemlaag een dikte bereiken van 3 à 4 m. Er ontbreekt nog de teellaag bovenop, maar die wordt later, heel langzaam in de loop der eeuwen gevormd.
Tijdens het holoceen (10 000 jaar vóór Christus), de laatste periode van het Quartair, is er een algemene verwarming; de ondergrond ontdooit en de toendra maakt plaats voor bossen, o.a het Kolenwoud.
In ons landschap, dat volledig was gemoduleerd, verscheen de voorhistorisch mens als jager, eerst nog op de heuvelruggen want er wordt aangenomen dat de valleien slechts 950 jaar na Christus bewoonbaar waren.
Over beschavingsresten. In Tieghem, Caster, Elseghem, Leupegem, Edelare en Bevere werden door navorschingen aan de oppervlakte lemmers, krabbers, pijlpunten of stenen bijlen in vuursteen verzameld. Twee prachtige gepolijste bijlen te Etichove gevonden berusten in het stadsmuseum in Oudenaarde. Te Elseghem kwamen op anderhalve meter diepte verschillende bewerkte vuurstenen aan het licht en in datzelfde jaar, nl.1911, werden in Melden twee gepolijste bijlen in de turflaag aan 5,26m gevonden. Veel werd er geschreven over de dolmen of grafmonument uit de voortijd, volgens Houzé den menhir (rechtstaande reuzensteen uit de oertijd), die zich vroeger noord-oost den wijk Kerkhem te Marcke verhief.” De geschiedkundige heeft het verder over paaldorpen in de scheldevallei, ontdekt door Kapitein Delvaux in 1883 en de vondst van “drie gepolijste bijlen, waaronder een in chloromelaniet, en een ander nog met een handvat in herthoorn voorzien, gehavende stukken van neolithieke potten, houtskool en korengranen en wijngaardranken, doorkloven beenderen van geiten, honden, herten, paarden, ossen en bevers en vooral twee merkwaardige menschendijbeenen. Deze eerste ontdekking staat in verband met een paaldorp, dat zich verhief ten zuiden der nederzetting door Kapitein Delvaux ontdekt te Peteghem, waar de middeleeuwsche abdij van Beaulieu, het paleis van Karel de Groote en Karel de Kale en het kasteel der Heeren en Graven van Vlaanderen zich verhieven…” De getuigenheuvels zijn gevormd Ijzerzandsteen: In de bruine zandlaag klitte het zand soms samen. Zo ontstonden door de oxidatie van ijzersilikaat de typische bruine, ijzerhoudende zandsteen, in de volkmond bossteen of ijzersteen genoemd. In de voorhistorie zouden bewoners zelfs geprobeerd hebben uit die ijzerzandsteen ijzer te winnen. (Het smeden zou het oudste beroep zijn). Tijdens de middeleeuwen werd die steen in de streek gebruikt als bouwsteen voor alle voor-romaanse en romaanse gebouwen te Ronse en omgeving, o.a. de St-Hermeskerk te Ronse en de St-Vincentiuskapel in Maarke-Kerkem. Omer De Jonghe baatte op zijn veld naast zijn woning in de Molenstraat te Nukerke, in de volksmond "op de kruissens", tot eind de jaren 60 een zavelgroeve uit. (toen bloeide de brem er nog welig). Daar konden onze ouders gratis een hoeveelheid ijzerzandsteen krijgen. Deze rotsachtige stenen sierden menig bloemenhofje of grot met een beeltenis van O.-L.-Vrouw. Bij het definitief terugtrekken van het water voerden felle noordenwinden fijn zand aan wat het ontstaan gaf aan laag plateau. De volgende miljoenen jaren zou de erosie zijn werk doen. Zachte delen werden weggespoeld. Bronnen deden grachten en beekjes ontstaan die verder zorgden voor de afbraak. De hardere lagen staken de kop op en vormden de heuvelrug die loopt over een oost-westlijn die reikt van de Kasselberg, het Heuvelland, over de rug van de Vlaamse Ardennen met de Kluisberg (141m), de Hotond (150m), de Muziekberg (148m), over de Pottelberg(157m) en de Oude Berg te Geraardsbergen tot de heuvels van het Hageland. De heuvelrug vormde reeds van eertijds de grens tussen Vlaanderen en Henegouwen. Daar de ondergrond zavel en ijzerzandsteen bevat hebben de heuveltoppen goed weerstand kunnen bieden aan de erosie tijdens de laatste ijstijd, wat niet uitsluit dat er diepe dalen werden gevormd en het ontstaan gaf aan de vele uitlopers (Eikenberg., Edelareberg, Bossenaer, Varent, Hoogberg…). In onze gemeente deden de Maarkebeek en de Molenbeek aardig hun best bij het afgraafwerk. De getuigenheuvels en hun uitlopers zijn een echt bronnengebied. Tientallen bronnen ontspringen er op de noordflanken. Het insijpelend water dringt door de bodem tot op de ondoordringbare kleilaag. Daar wordt een ondergronds waternet gevormd. Langzaam zoekt het water dan een uitweg om ten slotte te ontspringen op de hellingen. Eeuwenlang werd dat water door de mens als drinkwater gebruikt en meermaals vormde zich rond de bron een fonteintje. Veel inwoners gebruikten in onze kinderjaren het water uit de bron als drinkwater. Soms werd de bron uitgegraven en sprak men van een fonteintje. De landbouwer die een fonteintje in de buurt had koelde er 's zomers de kannen melk in.Op de noordelijke hellingen waar de leemlaag eerder dun is doen zich bij langdurige regen verschuivingen voor omdat het insijpelend water boven de ondoordringbare kleilaag blijft staan. Deze kleilaag vormt een glijbaan waarover de bovenste laag wegschuift. Een veel voorkomend fenomeen in de Vlaamse Ardennen. Meermaals deden zich op de Spichtenberg te Nukerke dergelijke verschuivingen voor zelfs onlangs nog in oktober 2007.
De prehistorie Het Paleolithicum of vroeg steentijdperk (ca 8 à 10 000 jaar vóór Christus)
Werk voor archeologen en paleo-antropologen
De ijstijd eindigt met het definitief terugtrekken van het ijs.
Groepen jagers doorkruisten onze valleien en heuvels, een koud toendra gebied waar oerrund, mammoet en rendier leefden. In de streek werden echter geen stoffelijke resten van deze mensensoort gevonden. Maar deze Neanderthaler verdween uit het Europese landschap en werd afgelost door de “homo sapiens”, een mensenras afkomstig uit Noord-Afrika. Volgens ingewijden verscheen dit type voor het eerst in Palestina op nog een tamelijk plotse wijze. Wij noemen dit type de Cro-Magnon mens. Deze leefde tijdens de koude perioden in grotten, zoals Altamira (Spanje), Lascaux en Niaux (Frankrijk). Iets noorderlijker leefde l’homme de Tautavel. Bij ons woonde de voorhistorische mens in de grotten van Goyet, Floreffe en Fufooz. In onze streek werd van deze mens echter niet het minste spoor gevonden. Begrijpelijk ook ! Waar kon hij hier een veilige en warme schutplaats vinden. De “Grotte Chauvet” Pont d’Arc in de Ardèche (Fr) is echter de fraaiste en oudste laat-paleolithische bezienswaardigheid. Deze grot werd ontdekt in december 1994 door o.a. J.-M. Chauvet.
In 1991 werd langs de rotskust tussen Marseille en Cassis een grot ontdekt die werd bewoond in de paleolithische tijd, op het hoogtepunt van de ijstijd , periode Würm. De grot kreeg de naam van de diepzeeduiker, Henri Cosquer, die de toegang had ontdekt. De toegang ligt nu op 37 m onder de zeespiegel. De grot gaat 100 m ver en de wanden staan vol afbeeldingen van dieren zoals hert, paard, pinguin, zeehond, kameel, bison ….De tekeningen, inkervingen en sjablonen dateren uit de periode 27 000 jaar tot 18 500 jaar vóór onze tijdrekening. Toen lag de zeespiegel van de Middellandse Zee nog 120 m onder het huidig niveau en was de grot gemakkelijk toegankelijk..
Mesolithicum of middensteentijd
De mens leefde voordien nog volledig van de natuur maar met dit verschil dat hij vanaf nu verblijft in nederzettingen en veeteelt en landbouw beheerst. In oorsprong hielden die stammen geiten en schapen. En het is op de toppen van de heuvels, die thans voor een groot deel met bossen overdekt zijn, dat we de resten terugvinden van de activiteit van de eerste streekbewoners die hier een vast verblijf hadden. De resten dateren waarschijnlijk uit een tijd, die men Mesolithicum heeft genoemd en die verloopt tussen het terugtrekken van het ijs en het bereiken van de Neolithische revolutie die in het Nabije Oosten rond dezelfde tijd was ontstaan, iets vóór 4000 jaar vóór Christus. De mens had toen een vaste verblijfplaats, kende boog en pijl, gebruikte mikrolieten (uiterst kleine silexmesjes), gebruikte het bijl en temde de hond. Het heeft er alle schijn van dat grote volksverhuizingen, als gevolg van het einde van de ijstijd, voor het eerst een tamelijk dichte groep mensen naar de Vlaamse Ardennen heeft gebracht. Sporen van hun bedrijvigheid werden vooral terug gevonden op Kalmont (te Kwaremont richting Kluisberg) waar dikke lagen afval van silexbewerking werden gevonden. Maar ook in Leupegem en Edelare werden lemmers, krabbers, pijlpunten, stenen bijlen in vuursteen verzameld. In Etikhove werden 2 prachtige gepolijste bijlen gevonden en in 1912 werden in Melden 2 gepolijste bijlen opgegraven in een turflaag, op een diepte van 5,26m.
De getuigenheuvels als bakermat van onze geschiedenis
We weten van onze oorspronkelijk bewoners heel weinig af. Zwervers en jagers laten niet zoveel sporen achter op wat silexafval, pijlpunten en bijlen na. Pas met de komst van de Romeinse legioenen treedt er verandering in en krijgt onze streek aandacht.
Menselijke activiteit op de getuigenheuvels
Eerste bewoners. Het heeft er alle schijn van bij het einde van de ijstijd grote volksverhuizingen tamelijk grote groepen mensen naar onze heuvels heeft gebracht. De eerste bewoners van onze streek, doortrekkende jagers, hechtten een groot belang aan deze heuveltoppen. Deze werden reeds vroeg in de geschiedenis bewoond, getuigen de vondsten van menselijke bedrijvigheid op Calmont. In neolithische lagen vond men afval van silexbewerking. De gebruikte silexklompen waren afkomstig uit de krijtgroeven van Spiennes. Plaatsnamen als Kwaremont, Calmont, Lamont, Hotond , gaan terug tot de Gallo-Romeinse periode. Een Romeinse heirbaanliep van Bavai over Ronse en Kwaremont naar de Schelde in Kerkhove. Een andere vertakking van de heerweg Bavai-Tongeren liep over Etikhove naar Vloesberg. De heuvels van Louise-Marie waren in de Romeinse periode bebouwd met Romeinse villa’s. Tot zelfs tumuli trof men er aan. Het heeft er alle schijn van dat de Romeinen de hoogten volgden, zo vermeden ze dat ze in moerassen te recht kwamen.
Het Neolithicum of nieuw steentijdperk
Beschavingsresten. Veruit de meeste stenen voorwerpen uit deze periode, die in onze streek werden gevonden, behoren volgende voorwerpen: krabbers, messen, zaagjes, hamers, spitsen en vooral pijl- en speerpunten.
Dat kan alleen maar betekenen dat onze streekgenoten zich vanaf toen bezig hielden met het verhandelen en bewerken van ruwe silexklompen, die vanuit de krijtgroeven in de omgeving van Bergen (Spiennes, Baudour ,…) naar ons toe werden gebracht. Enkele van die onbewerkte klompen heeft men bij opgravingen onder de St-Hermeskerk terug gevonden. Van de landbouwbedrijvigheid, die rond die tijd in onze streek werd ingevoerd, werden geen sporen teruggevonden.
Alhoewel. Deze site was een ideale plaats voor de eerste bewoners die een droge plek zochten hoog op de heuvel met een ondergrond die ijzersteen bevat. Tijdens het Laat-Neolithicum werd deze site gelinkt aan de Klokbekercultuur en werden er sporen van een nederzetting gevonden. De ligging van deze nederzetting was een ideale plaats voor de eerste bewoners die een droge plek zochten hoog op de heuvel met een ondergrond rijk aan ijzersteen.
Uit de later metaaltijd is er echtervoorlopig weinig of niets gekend. De Klomp is nog steeds een klein gehucht op een oostelijke uitloper van de Hotondberg, een mooie getuigenheuvel Je bereikt de Klomp via de Zeelstraat of de Rijksweg.(enkele gegevens uit “Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen”). In het Stedelijk Museum van Ronse worden prehistorisch voorwerpen bewaard die op De Klomp werden gevonden. Ze werden in 1957 beschreven als “Nukerke, De Klomp, chemin v. Sulsique, env. 200m. à droite, sablière enlevée depuis 1963, surf. Type Néol. (3,1957).
Steen-bronstijdperk
Het bewerken van steen zal tot 2000 jaar vóór Christus op de Kluisberg blijven bestaan. Het metaal verdrong uiterst langzaam het steen. In navolging van de gladde bronzen bijlen polijstte men stenen bijlen. Daar werden er verschillende exemplaren van gevonden. Deze gepolijste bijlen zijn ontstaan als nabootsing van gans gelijke gladde bronzen bijlen welke toen uit Oost-Europa werden ingevoerd.
De cultuur die bij ons deze steen-bronstijd vertegenwoordigt heet men “Campignien”. Deze wordt getypeerd door een uiterst langzaam doordringen van het metaal met als gevolg een lang vasthouden aan stenen werktuigen.
Onze streek, gelegen in de meest westelijke hoek van Europa, is lang buiten de nieuwe beschavingsinvloeden gebleven. Nochtans zou rond deze tijd Ronse deel uitgemaakt hebben van de allereerste industriële gemeenschappen van Europa.
Wat onze streek niet kende is de megalietcultuur (het oprichten van monumenten zoals menhirs en dolmens). Nederland kende weltot 1000 jaar vóór Christus de “hunnebedden”. De megaliet op het nieuwe kerkhof van Ronse, langs de Ommegangstraat, is gewoon een nagebootste dolmen. Die is daar geplaatst onder impuls van de “archeoloog” EdouardJoly, notaris te Ronse rond 1860. De plaatselijke bevolking wist te vertellen dat een groot span paarden werd ingezet om de grote stenen, die op de Muziekberg waren opgedolven, naar Hogerlucht te slepen om daar op elkaar te worden gezet.
Bronstijdperk
In onze streek begint het echte bronstijdperk ca 1800 jaar vóór Christus.
Rond 1500 jaar vóór Christus duiken in onze streken groepen mensen op uit Engeland. Deze hadden de gewoonte hun doden te verbanden en de as onder omgekeerde urnen in grafheuvels bij te zetten. In 1836 werd door Joly enkele graven van dit volk teruggevonden en in de periode tussen 1949-1951 vond men op de Kluisberg een dergelijk graf weliswaar met een kapotte urne, werk van plaatselijke schattenjagers. Op de heuvels zijn nog enkele onuitgegraven tumuli van die tijd bewaard. Vele gegevens schijnen erop te wijzen dat de nieuwe aangekomen bevolking contact heeft gehad met de oudere laatneolithische bevolking van de campgnien-beschaving.
Uit het latere bronstijdperk vond men in het Oudenaardse bronzen zwaarden uit het Rijnland, speerpunten uit Engeland, armbanden uit Zwitserland. Bewijs dat de rijkdom in onze streek toenam. Op het kasteel Behaegel de Bueren in Kwaremont bewaart men gerestaureerde stukken van de Hilversumurne. Die urne werd er in 1949 op een ongelukkige wijze opgegraven. Naast de vroegere dokterswoning op Heynsdale (de Kraaie) is er nog een ongerepte grafheuvel te zien die waarschijnlijk stamt uit de Campignienperiode of uit de Hilsersumtijd dateert.
Van 1100 tot 800 vóór Christus wordt Europa dooreen geschud door grote invasies. Onze streek bleef niet gespaard van grote invasies van Kelten die zich hier vestigden. Van deze beschaving werden in onze streek echter geen vondsten gedaan.
Over Kelten, Galliërs en Oud-Belgen
Tijdens de 7de eeuw vóór Christus kende onze streek niet de grote toeloop van vreemde volkeren; de Kelten, een vreemd volk dat het paard gebruikte als rijpaard en het zwaard invoerde. Deze volkeren vermengden zich met de tot heden karige bevolking die bestond uit late nakomelingen van de neolithische-Campignien cultuur. Hun grote grafheuvels waaronder hun doden liggen begraven, werden onmiddellijk door de brandstapel vervangen. De beenderen werden in een urne bijeengegaard en bovenop de resten van de brandstapel neergezet. In de 3de eeuw vóór Christus was geheel Gallia (Gallië) door de Kelten bewoond. De naam Galliërs is de algemene benaming voor de Kelten op het vasteland, een gebied vanaf de Pyreneeën tot aan de Rijn.
De gewapende inval, die uit de Midden-Rijn vertrok en nogal krijgshaftig moet zijn geweest, bleef steken in Midden België. Het vreedzaam boerenleven in onze streek gaat voort terwijl in het oosten de krijgshaftige indringers de ijzerindustrie ontwikkelen. Nochtans heeft het er alle schijn van dat ook te Kwaremont en omgeving hopen slakke werden teruggevonden, die er zouden op wijzen dat men in die periode geprobeerd heeft uit de lagen Diesterse ijzerzandsteen ijzer te winnen. Hier sluiten we de Hallstadtperiode af, het was de tijd dat het ijzer enkel tot wapens werd gesmeed. Veel plaatsnamen in onze regio wijzen op de Keltische tijd, denken wij maar aan Rotnacum (Ronse) Heldenaard, Sceldard en Scaldenarde voor Oudenaarde. Zó ver kunnen wij echter voor Nukerke niet gaan. Wellicht was er toen geen plaats voor een dorpje. De heuvels waren dicht bebost en de valleien waren nog onbebouwbaar wegens te drassig. We moeten nog even wachten vooraleer de geschiedenis van Nukerke begint.
We verlaten langzaam de voorhistorie … . De La Tene-periode treedt aan. Voortaan zal de mens het ijzer gebruiken voor het vervaardigen van werktuigen.
Rond 125 à 100 jaar vóór Christus vallen groepen Belgen van over de Rijn onze streek binnen. De enige stam in ons land die er prat op kon gaan samen met de Belgen van over de Rijn te zijn gekomen waren de Nerviërs van Henegouwen met centrum in Bavai. Ze waren echter weinig talrijk (nog geen 1000 krijgers). Ze regeerden echter over heel wat vazallenstammen. Deze zijn nakomelingen van vroegere bewoners zoals de Ceutronen, Geidumnen, Grudiërs, de Pleumoxiërs en de Levaken.
Door de vondsten in de Vlaamse Ardennenweten we dat beide culturen (de krijgshaftige Kelten uit de Hallstadt-periode als die van de Belgisch invallers uit de La-Tene-periode) hier vertegenwoordigd waren.
Van de Kelten vond men destijds in de streek tussen Ronse en Flobecq enkele graven o.a. op de Pottelberg. Graven die slecht werden onderzocht.
Uit de La Tenetijddeed men een buitengewone vondst in Frasnes. In 1861 vond men er een ware goudschat bestaande uit niet minder dan 50 Keltische munten in een legering van goud en zilver en twee gouden halsbanden, dit alles begraven in een aarden pot, waarschijnlijk verborgen toen de Romeinse legers onze streek veroverden. De halsringen dateren van de 2de eeuw vóór Christus. De munten werden waarschijnlijk geslagen tussen 75 en 5O vóór Christus. De goudschat werd al snel verpatst want die verdween… tot in de jaren 6O de schat weer opdook in een verzameling van Alastair B. Martin in New-York. Sindsdien is de verzameling in depot afgestaan aan het Metropolitan Museum in New-York. In het museum te Ronse blijven enkel de oude tekeningen en foto’s te zien.
Vondsten in onze streek
Uit de oertijden andere van Keltisch oorsprong.
Blijkbaar was het het gebied waar eens Nukerke zou ontstaan geen aantrekkelijke plaats voor de oermens, op de zuidelijke heuvelrugna. In verslagen over opgravingen en vondsten komt de omgeving wél rijkelijk aan bod.
Op de heuvels van Edelare vond men allerlei vuurstenen (silex) voorwerpen die eerder van defensieve aard waren. Hier zouden krijglieden hebben gewoond die de mensen, wonende in de scheldemeersen moesten beschermen.
Vondsten: stukken van gepolijste bijl en een bruin neolithisch bijltje.
Te Oudenaarde of er omheen : twee dijbenen opgegraven in het vroeger paaldorp.
Twee taferelen op baksteen met de voorstelling van een Keltische koning en koningin…, Keltische potscherven, ijzeren wapens, een amulet werd in 1939 gevonden te Elsegem, scherven van stevige kruiken, sterke urnen, grote kommen…soms van de zelfde kwaliteit keramiek als men vond in Folkestone(GB).
Keltische overblijfselen zijn te vinden in namen als Berchem en in Ediche (eik) en in Edichove In Etikhove werden trouwens veel gepolijste bijlen in vuursteen gevonden. In de volksmond noemde men ze donderstenen ; ze zouden de uiteinden van een bliksem zijn. De akkers waar veel van die bijlen werden gevonden kregen de naam Donderlanden.
De heer E. Joly zou rond de Ommegangstraat prehistorische voorwerpen hebben gevonden waaronder een speerpunt.In 1878 werd een keltisch muntstuk gevonden “trouvé à Hoogherst (of is het Hoogherot of Hoogenberg ?), Nieukercke, le 17 octobre 1878. Statère OR. Nervii. A. Tête à l’epsilon…” Volgens E. Joly werd het stuk doorverkocht in 1895 voor 19 fr. (Annalen Ronse 1970). Men zou er ook een aanzienlijke hoeveelheid Romeinse munten hebben gevonden, waaronder zeer kleine met de beeltenis van Tetricus, stenenwerktuigen en een beeldje van Jupiter.
De Romeinse tijd
Onze streek treedt de "geschiedenis" binnen
Hier eindigt de prehistorie en treden we de geschiedenis in met de komst van de Romeinen. Hun schrijvers hebben immers aardrijkskundige en volkskundige gegevens uit onze streek neergepend. Vast staat dat onze streek door de verovering van Caesar in 58 vóór Christus een nieuw tijdperk inluidde. Onze verre voorouders kwamen in contact met een hoog ontwikkelde beschaving. Met een bestuursvorm en met een levendige economie. Caesar trof hier een ruw en primitief volkje aan dat woonde in hutten en leefde van de roofbouw. Stenen woningen was hen onbekend. Onze streekbewoners, de Nerviërs, werden waarschijnlijk in 57 jaar vóór Christus verslagen te Saulzoir bij Solesmes aan de Selle, een oostelijke bijrivier van de Schelde. Volgens het boek van J. Caesar “De Bello Gallico” waren de Eburonen en de Nerviërs zijn zwaarste tegenstanders.Het gebied van de Belgica werd door Ceasar ingedeeld in Belgica Prima en Belgica Secunda. Onze Civitas der Nerviërs met Bavacum als hoofdstad lag in civiele provincie Belgica Secunda. Op gebied van wegenaanleg zijn we hier in de heuvelstreek goed voorzien. Vanuit Bavai vertrokken 8 hoofdwegen. In noordelijk richting liep er een weg naar Blicqui waar die zich in twee opsplitste. Een liep over Wattripont , over de Doornikse steenweg langs de vroegere Steenstraete en Hoogewieg (weg), Oude Kwaremont naar Kerkhove aan de Schelde. De oostelijke Romeinse weg liep over Flobecq naar Opbrakel en Nederbrakel tot in Velzeke, toen een heel belangrijke Romeinse nederzetting. Een afsplitsing van die wegliep over de Quatre Vents naar het Wolfgat en Etikhove richting Schelde te Oudenaarde. Mogelijks liep er een weg vanaf de Kattemolen naar de “Boetzity”. Ook de weg die loopt over de heuvelkammen kan wijzen op de Romeinse wegenbouw. Op het terrein zal je bemerken dat die wegen op de hoogten liggen en niet in de valleien die toen nog drassig waren. Bemerking: de benaming heirbaan of “den ouden heirweg” verwijst in onze streek niet het minste naar de echte militaire wegen. In onze streek hebben de Romeinen de bestaande kronkelende wegen verhard, verbreed en rechtgetrokken. Onze streken waren voor de Romeinse bezetter een belangrijk landbouwgebied waar graangewassen werden geteeld bestemd voor de export o.a. naar de grensgebieden waar grote legereenheden het land verdedigden. Langs de wegen stonden er op gestelde afstanden mijlpalen, hetzij om de Romeinse mijl (millia passuum= 1000 dubbele passen of ca 1500m) aan te duiden, hetzij om de Keltische leuca (Frans lieue=2222m) weer te geven. Sommige palen droegen geen opschrift. Langs die wegen moest je maar zelf de mijlen bijhouden.
Vondsten uit de Romeinse tijd Twee Romeinse tegels waarop een geboeide Galliër en een vrouw voor Caesar werden gebracht. Romeins kamp op de Koppenberg. Gouden en zilveren muntstukken met de beeltenis van de keizer. In 1917 werden er bij het graven van loopgrachten een paar 100 Romeinse gouden, muntstukken opgegraven. Een Romeins kerkhof te Oudenaarde. Een Gallo-Romeinse dodenakker te Petegem. Mozaïeken vloeren in de kerk te Pamele.
Vondsten in 1907: een reeks graven met mooi Romeins aardewerk op de Kallenberg te Kwaremont., een mijlpaal en veel afval te Ronse, typisch Romeinse dakpannen in Etikhove (wat mogelijks op een villa wijst – dezelfde vorm van pannen werden in Velzeke gevonden), afval op deMuziekberg en op d’Hoppe. Men schat dat er in onze omgeving een drietal Romeinse nederzettingen werden bewoond. Waarom is het overgrote deel van het stenen materiaal verdwenen? De middeleeuwse mens gebruikte veel materiaal om wegen te verharden of om bouwplaatsen op te vullen (onder de St-Hermeskerk) . Veel Romeinse ruïnen verdwenen ook gewoon onder de begroeiing.
Van Melden naar Nukerke, een lange geschiedenis. Alle oorspronkelijke bewoners die de West-Europese laagvlakte bewoonden stammen uit een smeltkroes van volkeren als er waren de Kelten, de Nerviërs, de Romeinen, de Franken, de Germanen. Wij houden het vanaf nu bij dat volkje, de Nerviërs, dat woonde aan de oevers van de Scaldis, aan de voet van de beboste heuvel, een uitloper van het Kolenwoud dat zich naar het oosten uitstrekte. Daar woonden de eerste mensen in een nederzetting bestaande uit hutjes gemaakt van takken en leem. Stenen woningen en steden kenden ze nog niet. Wie dichter bij het water woonde bouwde een paalwoning. De stroom wou wel eens overstromen en zette de “meersen” tijdelijk onder water. Het vredig volkje werd door Romeinse legioenen, onder leiding van Julius Ceasar in 57 vóór Christus aangevallen, om samen met hun stamhoofd Boduognat te worden verslagen in Solesmes aan de Selle. We onthouden alvast dat de eerste menselijke activiteit in onze streek dateert van kort vóór de Romeinse invasie. Julius Ceasar vermeldde in zijn boek “De Bello Gallico” de Belga-Belgae als een verbond van stammen. Deze verschilden onderling wel danig van taal en zeden. De Nerviërs waren zo wat de dappersten maar ook de meest barbaarse. Wij en onze streekgenoten zouden afstammen van die Nerviërs maar gelukkig ook een beetje van de Menapiërs. Niet voor niets ligt de taalgrens aan onze achterdeur. Blijkbaar was de invloed van de Romeinen op de noordelijke stammen van kortere duur en voerden de bewoners een hardnekkige tegenstand tegen de bezetter.
Met de komst van de Romeinen in onze streek verlaat ons dorpje de prehistorie en treedt onze toekomstige" prochie" de geschiedenis binnen. De zopas beschreven nederzetting kreeg de naam “Meldi”, wat zoveel betekent als moeras. De beboste heuvel werd Cobbenhulle. We werden ingedeeld in de Belgica prima en de ontwikkeling van onze streek kon beginnen. En het mag ons niet verbazen als Melden uitgroeide tot een klein vicus of handelsnederzetting. Op de Cobbenhulle werd een Romeinse villa gebouwd (met zicht op de Scaldis en de vallei. Een heerweg werd aangelegd die liep van Bavai, over Doornik en Kwaremont naar de Schelde in Kerkhove. Men vermoedt dat er ten oosten van de Cobbenhulle, tussen Ronse en Oudenaarde een aftakking liep van een legerbaan. De Romeinen wisten uit de plaatselijke ijzersteen ijzer te smelten. Maar de grootste revolutie was de kennismaking met de christelijke leer waarmee de Romeinen in Rome al eerder hadden kennis gemaakt. Het staat vast dat Romeinse bekeerlingen de christelijke beschaving hebben meegebracht. Tijdens het bewind van de Romeinse keizer Constantijn (324-337) kon de nieuwe leer in alle vrijheid worden beleden en verspreid. De heirwegen speelden hier een belangrijke rol want zendelingen konden zich zonder moeite snel en veilig verplaatsen. Ook de stromen en de rivieren speelden een belangrijke rol. Immers de meeste grote nederzettingen bevonden zich langs waterwegen, aan samenvloeiingen van rivieren, aan kruispunten van de heirwegen, soms op heuveltoppen. Er wordt verondersteld dat achter de Cobbenhulle, kant Nukerke, er een secundaire weg lag (nu Rijksweg). Maar de verspreiding van het christendom werd eveneens bevorderd door de toen nog primitieve uitbouw van de administratieve indeling van onze streek.
Vanaf de 3de eeuw vervaagde de Romeinse invloed omdat ondertussen uit het oosten Germaanse stammen naar onze streken migreerden en zich mengden met de Kelten. Toch bleef onze dun bevolkte streek wat verweesd achter. Maar, de missionering ging verder. Reeds in een kroniek van 388 staat vermeld dat de bisschop van Tours, de latere H. Martinus, in Vlaanderen het ware geloof aan de mensen had gebracht. Martinus zou in onze streek een belangrijk deel hebben gehad bij de bekering van de bewoners. De eerste kerk van Melden werd immers toegewijd aan de H. Martinus.
De Merovingische-Frankische Tijd (350-843)
De verspreiding van de nieuwe godsdienst werd bevorderd dankzij de (primitieve) uitbouw van de administratieve indeling en de wegeninfrastructuur. Men veronderstelt dat er achter de Cobbenhulle toen reeds een secundaire weg lag. Wijst die naar de weg Ronse-Oudenaarde ? Van bij het begin van de organisatie van de Kerk viel Melden onder het gezag van het bisdom Kamerijk. De grootschalige evangelisatie begon in de 5de eeuw. Denk aan de bekering van Clovis maar ook aan de komst van predikers, uit het Franse Aquitaine en uit Ierland. Met heel veel zekerheid weten we dat Amandus, vanuit Doornik de Scaldisen de Scarpe afvoer, Ronse aan deed en verder langs Melden en Oudenaarde, Gent bereikte.
Na de terugtrekking van de Romeinse legioenen bezetten groepjes Franken de streek tussen Schelde en Leie en langs de oevers van de Schelde. Daar beoefenden ze de akkerbouw en de veeteelt. Melden zou voortaan een belangrijke rol spelen want deze nederzetting werd vanaf de 7de eeuw een heerlijkheid onder het bestuur van de baronnen van Pamele. Men vermoedt dat deze heren nazaten waren van de eigenaar van de Romeinse villa die op die wijze grootgrondbezitter zijn geworden. De eerste bekende heer van deze heerlijkheid staat vermeld in het jaar 845 als ridder A. de Pamele. In deze periode was Melden dus de hoofdplaats van “het Land tusschen Marcke ende Rosne”, waarvan het grondgebied van volgende 8 dorpen deel van uitmaakten: Melden, Marcke, Kerkem, Etikhove, Nukerke, Zulzeke, Kwaremont en Berchem. Verschillende opvolgers van de Heer A. de Pamele werden in Melden begraven. Melden was immers de hoofdplaats van de heerlijkheid.
In 843, bij de dood van Lodewijk de Vrome, werd bij het Verdrag van Verdun het vorstendom van Karel de Grote verdeeld onder zijn 3 kleinzonen. Vlaanderen werd opgesplitst. De Schelde, van Kamerijk over Doornik, Oudenaarde, Gent) werd voortaan de grens tussen Francia Occidentalis (onder Franse kroon) en Francia Media (oostelijk van de rechteroever), bestuurd door Lotharius II. Deze grens zal verdwijnen in 1526 dankzij de Vrede van Madrid.
Ondertussen kwamen wij onder Duitse invloed. Nukerke lag voorlopig in een gebied dat zich uitstrekte van de Schelde tot aan de Rijn en de Moezel. Melden werd voortaan een heel belangrijke grenspost tussen het Franse Rijk en het toenmalige Duitsland. (ook Ename was toendertijd een bruggenhoofd aan de Schelde) Onze Vlaamse overburen aan de Schelde woonden wel in Kroon Vlaanderen maar de graaf moest de Franse meester erkennen. De kans om een grote stad te worden hebben beiden ontlopen. Men vermoedt dat de drassige bodem daar de oorzaak van was.
We zitten vanaf nu volop in het Leenstelsel, een staatsbestel dat zal duren tot 1384.
Het Leenstelsel (843 -1384)
Onze dun bevolkte streek gleed rustig de vroege middeleeuwen binnen. Het Leenstelsel of Leenroerig Stelsel met zijn lijfeigenen of laten, halfvrije en vrije landlieden kenden een onzeker bestaan. Allen werden afhankelijk van machtige grootgrondbezitters die hen desnoods doorverkochten met de grond. Hier en daar bleef die middeleeuwse mentaliteit bestaan tot vóór de laatste wereldoorlog. De bevolking zal langzaam aangroeien dankzij het feit dat op vruchtbare gronden landbouwnederzettingen ontstonden die algauw uitgroeiden tot parochiegemeenschappen, zoals ook met het latere Melden gebeurde. Vanaf 843 met het Verdrag van Verdun werd Vlaanderen opgesplitst. De Schelde werd de natuurlijke grens tussen het Franse Rijk. Op bestuurlijk gebied was het eerder rampzalig gesteld. Het grote rijk was verdeeld in heerlijkheden, graafschappen, bisdommen, vorstendommen, dikwijls met zwakke gezagdragers. Er werd geërfd en onterfd. Zo kwam Melden en het ganse land van Marke en Ronne in de 10de eeuw terecht in het distrikt van Ename. Boudewijn V, graaf van Vlaanderen, veroverde rond 1040 Ename. De benediktijnenabdij werd gesticht en “het Land tusschen Marcke ende Rosne” werd in het Graafschap Vlaanderen ingelijfd, als deel van het “Lande van Aelst”. Deze periode werd gekenmerkt door de jarenlange invallen van de Noormannen die de streek langs de Schelde keer op keer plunderden. Ook de inwoners van de “vrije stede Gent” zullen in de 14de eeuw onze streek plunderen. Onze eerste parochiekerk Onder het bestuur van de bisschop van Kamerijk. “Le patronat de l’église, consacréé sous le vocable (titel) de Notre Dame, appartenait au chapitre métropolitain (aartsbisschoppelijk) de Cambrai (l’evêque de Buschard la céda, en 1115 ou 1116 au chapitre de sa métropole) qui percevait dans cette localité toutes les dîmes (tienden), à l’exception de la part réservée au curé. Elle fut séparée de Melden et érigée en paroisse, à cause du grand nombre de fidèles qui venaient y remplir leurs devoirs religieux. On la nomma alors nouvelle église, dénomination qui lui est restée.(Annalen Ronse) In 1132 was bisdom Kameryck in handen vanbisschop Liethardus. Behoorde de parochie Nukerke aanvankelijk tot de dekenij van Pamele, in 1559 kwam ze onder het gezag van de aartsdekenij van Brussel om in 1568 over te gaan naar de dekenij van Ronse.
In 1225 werd Pamele tot baronie verheven. De heerlijkheden Etikhove, Maarke, Maarke ter Borche, Kerkem, Nukerke en Berchem met Kwaremont en Zulzeke vormden het “Land van Marcke en Ronne” dat als een leenhof werd gehouden door de heer van Pamele. De hoofdzetel van dit leenhof werd gevormd door de heerlijkheden van de dorpen Melden en Nukerke.
In het Land van Aalst waren in de periode van 1621 tot 1796 vier dekenijen: Aalst, Geraardsbergen, Oordegem en Ronse. Samen waren er 160 parochies behorend tot het aartsbisdom Mechelen.
De vierschaere
“De “prochie” Nukerke vormde een “vierschaere” of rechtbank samen met Melden en deze vormde samen met Ethikove, Zulzeke, Kerkem, Berchem, Kwaremont en Marke deel uit van de baronievan het land tussen Marke en Ronne. Deze baronie in het Land van Aalst hing af van het feodale hof van de hertog van Kleef in Heinsberg bij Aken. In1275 stond de parochie Nukerke onder het gezag van de baron van Pamele. Nog in 1647 bezat Pamele Nukerke, Edelare, Leupegem, Volkegem, Elst, Melden en Kerkem. Volgens de Seyn was Nukerke een onafhankelijke heerlijkheid. De grenzen van de heerlijkheid stemden niet percies overeen met die van de parochie. Daarvan getuigt o.a. volgend citaat, anno 1630:” binnen de prochye van nuykercke heerlyckeede van sulseque…” (Annalen Ronse)
Voortaan spreekt men van een parochie en deze was toen altijd uitgestrekter dan een gemeente. En hier begint ook de geschiedenis van het latere Nukerke aangezien die kleine gemeenschap aan de overkant van de Koppenberg lange tijd heeft afgehangen van de parochie Melden. De oudste vermelding van Nukerke gaat terug tot 1116. Rond die tijd moet er ondertussen ten oosten van de Koppenberg een kerkje gebouwd zijn. De reden hiervoor was omdat het aantal bewoners aangroeide en de afstand tot de parochiekerk van Melden te ver was. De “prochie” kreeg de naam Nova Ecclesia (Nieuwe kerk), een gemeenschap die zal uitgroeien tot Nukerke. Van een gemeente is nog helemaal geen sprake. Het eerste kerkje van de “prochie” Melden, waarvan dus ook de gelovigen van het huidige Nukerke toe behoorden, zou in de Merovingische periode zijn ontstaan, waarschijnlijk uit de resten van/of als bijgebouw van een versterkte toren of mote, gelegen dicht bij de stroom. En was dat kerkje niet toegewijd aan de H. Martinus ? Het kerkje is naar alle waarschijnlijkheid gebouwd door “het Capittel van kanonniken der Cathedraal van Kameryck die altoos gelast zijn geweest met de reparatiën derzelve en die ook de groote tiendeheffers en patronen ervan waren….”, aldus een document. Melden maakte van bij het ontstaan deel uit van de bisschopszetel in Bavay, maar na de verwoesting van deze nederzetting maakte het deel uit van het bisdom Kameryck (Cambrai). Vast staat dat Kameryck vóór 406 reeds een bisschopszetel was. In oorsprong was er geen sprake van een bediening per kerk. Er was zomaar geen priester per parochie beschikbaar. Die werd bediend door een of ander priester of monnik uit de abdij van Ename(1063) of vanuit Pamele. Pas vanaf het Concilie van Trente (1545-1563) zullen pastoors met een vast statuut worden aangesteld in de parochies. In 1661 zou Melden samen met gans het Land van Aalst verenigd worden met het Aartsbisdom van Mechelendit door toedoen van Paus Pius IV en Philippus II, koning van Spanje. In de kronieken lees je dat “ten jare 922 werd Gerardus de Loz, heer van Pamele, hoofd van de heerlijkheid van het Land tussen Marke en Ronne waarvan Melden de hoofdplaats was, in de kerk begraven. Het oorspronkelijk Romaans kerkje werd in de loop van de geschiedenis keer op keer verbouwd. Nu terug naar de juiste tijdsperiode. In het jaar 871 hebben onze streken een inval gekend van de Noormannen, alsook in 940 “die niets nalieten dan rouwe en verwoesting”. Rond die tijd maakte het Land van Marke en Ronne deel uit van het distrikt van “Eename” onder het bewind van Boudewijn V, graaf van Vlaanderen.
Vanaf 1651 tot 1674 werd de Heerlijkheid van het Land tussen Marke en Ronne bestuurd door de heer Jan van der Heyden of Jonkheer de la Bruière, die op zijn beurt Heer was van het goed ter Heyden in Kwaremont. De Heerlijkheid werd nu eens groter en dan weer kleiner. Bevatte de Heerlijkheid in 1651 nog 15 parochies dan bestond ze in 1661 slechts uit de “prochies Melden en Neukrcke”. Melden zou tot aan de Franse Revolutie in (1792) de belangrijkste hoofdplaats blijven van “de Landen gelegen tusschen Marke ende Ronne”.
Volgende figuren stonden verder aan het hoofd van onze Heerlijkheid: Marie-Christine de Landas, dame douarière (weduwe) van Jan-jaspard van der Heyden, hoofd van Melden en Nukerke.(1675-1696) Jan-Adriaan-Alexander, baron van Bylandt (1698-1726) Barbara vrouw van baron van Bylandt (1727-1730) Adriaan-Jozef, baron van Bylandt (zoon van) (1731-1766) Maria-Joanna-Elisabeth-Antoinette baronnesse de Bernelau (1767-1776) Lodewijk-Fredericus-Thadeus “vrije baron van Bylandt, van Pamele, van de heerlijkheid van Melden en Nukerke, van de Landen tusschen de Marcke ende Rosne…” (1776-1792) Vanaf het bestuur van de van der Heydens werd er in de parochie Melden een vierschaar ingericht die in dienst bleef tot aan de Franse Revolutie. De vierschaar was gevestigd in de herberg “Bij de Barrière binnen de prochie Melden”, tegenover de Statiestraat nu. In de vierschaar zetelden de baljuw (de landrechter, meier, schout), de burgemeester en de schepenen die de “zaken der prochies van Melden en Nukerke te vereffenen hadden”. Een vierschaar was oorspronkelijk de plaats waar in de middeleeuwen recht werd gesproken in open lucht. Op een uitgekozen plaats stonden vier banken als een vierkant opgesteld. De vier banken waren respectievelijk de plaats van de schout, de schepenen, de aanklager en de beschuldigde. Tot hier vormen Melden en Nukerke nog steeds een entiteit onder het zelfde parochiebestuur. Met de Franse bezetting zal een einde komen aan de macht van de parochies die het geestelijke (godsdienstige) en het burgerlijk bestuur verenigde. De administratie voor burgerzaken gebeurt voortaan in het gemeentehuis bij de dienst Burgelijke Stand. De 17de eeuw was voor de Zuidelijke Nederlanden een ongelukseeuw. De talrijke conflicten en de uitputtende oorlogen veroorzaakten in streken grote armoede. Bovendien kwam de lakennijverheid in Vlaanderen in verval. Hoeveel mensen van Nukerke werkten niet in Oudenaarde, dé stad van de tapijtkunst. Maar het grootste deel van de plattelandsbewoners leefde van de opbrengst van de veestapel en de akkers. Deze lagen er in deze periode verlaten bij. De landwerkers hadden schrik van de stropende legerbenden die de akkers en de schuren van de boeren plunderden. Er was voedselgebrek.Onze Oostenrijkse vorsten zouden verandering brengen. Zij hadden er immers alle belang bij een voorspoedig rijk te kunnen regeren. Tijdens het bewind van Maria-Theresia (1740-1780) kwam er weer voorspoed al probeerde de Franse vorst meermaals onze streken te bezetten. Denk maar aan de bezetting van Oudenaarde in 1745. Ondertussen nam de welvaart langzaam toe. Er kwam verbetering in de handel, nijverheid, landbouw, wegenaanleg, onderwijs. In 1773 werd in Oudenaarde op het Jezuietenplein de eerste middelbare school van de streek opgericht. Kunst en wetenschap namen een sprong voorwaarts en … de Franse invloed was zo groot dat onze bestuurders het Frans als voertaal hadden. Het volksonderwijs nam een aanvang. De parochie Melden-Nukerke kreeg z’n eerste onderwijsvorm in 1713 toen een zekere Piet Spileers een beurs stichtte om de arme kinderen te leren lezen en schrijven. De hoofdzaak was de jongeren in de katholieke godsdienst op te voeden. De eerste onderwijzer zou ene Jan Georges Signor zijn geweest. Een “Duitschman hier toegekomen met het duitsche leger”. Hij gaf onderricht van 1719 tot 1729. Veel moet je je van dat onderricht niet bij voorstellen; de dames en heren voor de klas waren in die tijd gewone “goede zielen” van de parochie die soms zelf met moeite konden lezen en schrijven. Ze hadden geen diploma. Kwamen in aanmerking om te onderrichten: “een juffrouw”, de koster, de onderpastoor…
In de periode 1750-1800 verwierf een zekere Petrus Josephus Signor, woonachtig te Nukerke, een zekere vermaardheid als leider van een plaatselijke toneelgezelschap. De familie Signor was een geslacht van toneelliefhebbers en “directeurs” uit de 18deen 19de eeuw.” De Signors leenden ...hun speelboeken” regelmatig aan andere regisseurs uit en verplaatsten zich als toneelliefhebbers door gans de streek. Zo hebben ze in Zuid-Vlaanderen niet alleen de toneeltraditie in de zo arme 18deeeuw levendig gehouden maar ze hebben ook bijgedragen tot het in stand houden van de Nederlandse taal en kultuur in een tijd, waarin de verfransing gevaarlijke vormen begon aan te nemen.(Annalen Ronse)
Nukerke wordt op de kaart gezet. Maria-Theresia gaf in 1771 de opdracht aan haar diensten om haar rijk, waaronder het toekomstig België, op kaart te zetten. De bekende Ferrariskaarten kwamen tot stand tussen 1771 en 1778. De leiding was in handen van Joseph Jean François Graaf de Ferraris. Deze was artillerie-generaal in dienst van de Oostenrijkers én cartograaf en veldmaarschalk. Deze volledig met de hand getekende kaarten in kleur zouden van pas kunnen komen bij de oorlogsvoering, want ze bevatten waterlopen, bruggen, bossen, woningen, plaatsen voor mogelijke legerplaatsen, landerijen…, alles mooi ingekleurd. De parochie Nukerke bestreek toen een klein gebied met relatief weinig bewoners. De groepen woningen stonden bekend onder het parochienummer 65. ”Links en rechts van de hoofdweg Grand Chemin de Renaix lagen enkele gehuchten. Aan de westkant lagen Cortekeer, T’Eytien, Capelle Straete. Aan de oostkant lagen Ter Brugen, Gheyust (niet Gheynst) met Meulen te Gheyust, Meulestraet Nukerke, Rugteghem, Steekxcruysse, Beirlemont, Hoovervont….. Wat opvalt is dat de verbindingsweg tussen de hoofdparochie Melden en de de parochie Nukerke langs ’t Cortekeer liep. Een grotendeels rechte weg met langs beide zijden een lange bomenrij.
Nukerke in de steigers
Vanaf halfweg de 18de eeuw veranderde Nukerke grondig van uitzicht. Zo verrezen toen tal van vierkantshoeven en kreeg de gemeente een eeuw later een gemeentehuis met aanpalende pastorie. Zoals in menig dorp bleek tot een eind in de 20ste eeuw het gemeentehuis een dorpscafé te zijn waar een kamer was voorbehouden voor de administratieve zaken. Na de bouw van eengemeentehuis ging de herberg verder onder de naam van “In ’t oud gemeentehuis”. In de jaren 1841-1843 werd de oude dorpskerk afgebroken en werd de huidige classicistische kerk gebouwd.
“In de 2de helft van de 19de eeuw nam de bebouwingsconcentraties in de dorpskom toe. Naast burger- en herenhuizen van de lokale notabelen kwamen in die tijd ook de eerste officiële gebouwen zoals een gemeentehuis en een gemeenteschool tot stand die het centrumkarakter van de dorpskern affirmeerden. Zoals vele gemeenten kreeg ook in die periode Nukerke zijn gemeenteschool. Een constante bij de bouw van die eerste scholen was een vleugel met twee klassen. De onderwijzerswoning van het dubbel huistype met twee bouwlagen werd er zijdelings tegen aangebouwd.” Op ’t einde van de 19de eeuw richtten veel parochies hun eigen scholen op. Overal hadden ze dezelfde vorm: een laagbouw met ramen in neogotische stijl. (enkele gegevens komen uit het werk "Inventaris over het cultuurbezit in België")
Nukerke kreeg in 1903 een nieuwe pastorie voor de pastoor terwijl de opeenvolgende onderpastoors Spitaels, Van Moorleghem, Aelvoet, ‘t Kint en Pot in de vroegere woning naast het gemeentehuis huisden, beiden gebouwd met een pui of bordes.
Veel oude en kleine landbouwbedrijfjes werden vergroot, aangepast of uitgebouwd tot hun huidige vorm. Zo werden veel gevels van de woningen in de loop der tijden verhoogd en van een extra rij halfronde bovenvensters voorzien. De woning van de nieuw gebouwde hoeven dragen dezelfde kenmerken. Tijdens de verbouwingen werden stukken met inscripties met zorg teruggeplaatst. Een bouwjaar vindt men nu terug op een moerbalk, een deuromlijsting, een haardbalk, een booganker, een cijferanker, een christusmonogram of een steen boven de inrijpoort. Resten van schuren met een houtconstructies en lemen wandvullingen werden nog uitzonderlijk aangetroffen in Tenhole nr. 1 en op den Dries, eerste eigenaars Vande Putte, nu Devenijns. De grote lemen schuur aan de oostzijde van deze hoeve geeft ons een beeld hoe de oorspronkelijke hoeve er in de 18de eeuw moet uitgezien hebben. Hopelijk worden die constructies bewaard. Een van de oudste hoeven in Nukerke is de grote vierkantshoeve langs de Weitstraat nr 31. De zandsteen omlijste inrijpoortdraagt het jaartal 1749. Rond de hoeven verschenen de kleine landhuisjes voor de dagloners. Die huisjes werden echter nog in de traditionele hout- en leemstructuur gebouwd. Het dak was met stro bedekt. Tegen eind 19de eeuw werden de lemen muren vervangen door baksteen. Na de tweede wereldoorlog werden de laatste strooien daken vervangen door pannendaken. Hier volgt een summiere opsomming van de vierkantshoeven. Boelaerdstraat nr15 anno 1718, De Spijker anno 1841, Dieriksstraat nr 5 anno 1861, Dieriksstraat 15 1870, HeidjeDe Spijker nr 4 anno 1841, Heidje nr 11 anno 1755, Holandstraat 2 anno 1740, Holandstraat 9 anno 1840, Holandstraat 14 anno 1739, Eglantier kleine hoeve anno 1860, Ommegangstraat 68 anno 1880 (?), Pontstraat 62 anno 1571 als molenaarshuis, Turkeye nr 10 anno 1833, Turkeye nr 12 anno 1724, Tenhole 3 anno 18.., Weitstraat 25 anno 1719, Weitstraat 27 anno 1835, Weitstraat 31 anno 1749, Weitstraat 37 anno 1860 (?), Zeitje 3 anno 1860.
De Franse bezetting(1794-1815)
Op 5 mei 1789 breekt de grote Franse Revolutie uit.
In 1792 roept Frankrijk de republiek uit en het ganse toekomstige België wordt er volledig bij ingelijfd, met alle gevolgen voor de burgers en het kerkelijk gezag. Alle ongehuwde mannen van 20 tot 25 jaar werden onder de wapens geroepen. De nieuwe Franse staat rekent met een andere tijdrekening; zo werd 1793 jaar I en de kalender rekende met andere maanden onderverdeeld in dekaden (weken van 10 dagen). Administratief was onze streek ondergebracht in de provincie l’Escaut (Schelde). Frans werd de bestuurlijke taal en de katholieke godsdienst werd afgeschaft. Aan het hoofd van een departement stond een prefect. Vanaf 1795 begon de Franse bezetter aan een nieuwe administratieve indeling. Elk dorp of gemeente kreeg een gemeentehuis, al of niet ondergebracht in een staminee (kroeg of herberg) zoals bij ons op de “plootse”. Vanaf heden werden de familienamen van de bewoners officieel vastgelegd in de gemeenteregisters.
Tijdens de jaren 1793 en verder doorkruisten vreemde legers onze parochies. Zo kwamen hier op 17 april 1793 Oostenrijkse troepen aan. Zelfs boeren werden opgeëist om oorlogsmateriaal naar Ath te voeren. In 1794 landen hier nog meer Oostenrijkers, Duitse Huzaren, dragonders en jagers . We mogen aannemen dat de baan Ronse-Oudenaarde (nu deel van de N6O Terneuzen-Valenciennes) een drukke begankenis was van vreemde troepen.
Op 13 juli 1794 veroveren de Franse troepen onze streken en bombarderen Oudenaarde.
Vanaf 1798 hielden de Franse sansculotten lelijk thuis in onze streek; kerken werden gesloten en de pastoors verjaagd. Een kroniek vermeldt dat de pastoor van Melden zelfs bij ene Verroken schuil hield aan een brouwerij De Bisschop, “hof tegen Nukerke”. In die hoven werd er mis gelezen en sommige sacramenten toegediend.
Bron : o.a.“Uit ons dorpken van Aloïs Dezaeytijd”
Bij decreet van 31 augustus 1795 werd Nukerke ingedeeld in het kanton Oudenaarde-Oost samen met Eine, Ename, Etikhove en andere. Nukerke lag in het departement de l'Escaut. Later wordt dat grotendeels de provincie Oost-Vlaanderen. Vanaf 4 september 1798 werden jonge mannen in de leeftijd van 20 tot 25 jaar opgeroepen om te dienen in het Franse leger. Sommigen beantwoordden niet de oproep en gingen in het verzet en begonnen in deze “Beloken Tijd” de Boerenkrijg. De Fransen noemden die slecht bewapende benden brigands.
Inlijving in “La grande Armée”
De rekrutering van de nieuwe lotelingen gebeurde bij trekking. De jonge mannen uit de betere klasse die een slechte trekking hadden gedaan beschikten over de mogelijkheid zich met geld af te kopen. De onderprefect ( de gouverneur van het Franse departement) bepaalde het contigent dat werd geleverd door de gemeenten. Een eerste selectie werd steeds verricht door de gemeenteraad die de ongeneeslijke zieken uitsloot en overging tot het aanduiden van de jonge geschikten voor de dienst. De onderprefect bepaalde de gestalte van de jonge rekruten. De minimum gestalte was 1m55. Zo kwam het voor dat op een lijst van 170 lotelingen (klasse 1808) de helft te klein was. In de streek van Ronse werd toen een jonge man van 1m21 gemeten. Voor een keer hadden de kleinsten geluk niet als kanonnenvlees te moeten dienen in Polen of in Spanje. Hieronder een lijstje van enkele Nukerkse lotelingen.
Zo is Kaudyser Pierre Frans, wever geboren te Nukerke op 9 januari 1787, zoon van Frans en van Laquet Marie Françoise geweigerd op 1 mei 1807 wegens kliergezwellen.(klasse 1807)
Koudyser Philippe Antoine, wever , geboren te Nukerke op 7 november 1788, zoon van Pierre François en van Laquet Marie Françoise, werd geweigerd wegens een gestalte van 1m43.(klasse 1807)
Segers Joseph, geboren te Nukerke op 30 mei 1785, wever, zoon van Frans Joseph en van Langie Caroline opgeroepen wegens een bijkomende lichting is vertrokken op 23 september 1809 naar het 12 Rgt d’!nfanterie légère. Deserteerde. Aangehouden door de Colonne Mobile en gestuurd naar de depot voor dienstweigeraars in Breskens waar hij op 4 maart 1811 aankwam. (klasse 1807)
Vancoppenolle Pierre Joseph, geboren te Nukerke op 25 september 1787, wever, zoon van Augustin (+) en van Marie Jeanne Van Walle. Is aangekomen in het 24ste Reg.de ligne op 3 maart 1807. (klasse 1807)
Verdonckt Pierre François, dagloner, geboren te Nukerke op 17 december 1788, zoon van Pierre en van Vanderkerken Angéline (+), werd geweigerd op 18 juni 1807, wegens zijn gestalte van 1m53.(klasse 1808)
De Watripont Pierre François, geboren in Nukerke op 20 februari 1792, wever, zoon van Louis en van Vandergeynst Anne Thèrèse verving De Cuyper Pierre, loteling van 1813 uit het kanton Marie Horebeke.
Oblez Jean-Baptiste geboren te Nukerke op 3 september 1790, wever, zoon van Joseph en van Willequet Marie Jacqueline. Is op 11 juni 1806 aangekomen in de 1ste Bon du Train d’Artillerie. (klasse 1810)
De fuseliers in het grote Franse leger moesten over een sterk gebit beschikken. In volle strijd moest de fuselier zijn tanden zetten in het omhulsel van de kogel, een loden balletje. Het geweer was een “fusil à silex” ontworpen in 1777. Het woog 4,5 kg en was 1,53 m lang. Met de bajonet er bovenop was het wapen 1,93 m lang. Om de duizend kilometer kreeg de soldaat nieuwe schoenen. Hij beschikte steeds over drie paar schoenen..
Het Nederlands Bewind (1815-1830)
De Nederlandse taal werd terug de officiële taal en het protestantisme kreeg weer vrije teugels. De laatste baljuw in onze streek was ene Judocus De Brauwere (1818).
Opzoekingen geven ons volgende gegevens ( zoveel mogelijk in de orriginele schrijfwijze):
Nukerke behoort tot het 2de kanton Oudenaarde in het Tweede Arrondissement (1ste arrondissement is Gent).
In de naamlijst der “Ontvangers van de directe Belastingen, in- en uitgaande Regten en Accynsen” staat Nukerke aangeduid als plaats van perceptie waartoe de gemeente Nukerke en Melden behoren met als ontvanger J.B. Platteau. Gerechtelijk behoort Nukerkc tot het “Canton d’Audenarde (N°2) met Juge de paix A.J. Hoornaert
Hieronder namen van inwoners die voorkwamen in officiële verslagen.
1727 Vonnis van de Raad van Vlaanderen met veroordeling van verscheidene inwoners van Nukerke voor het bevrijden van Pieter den Heml uit de gevangenis van Avelgem.
1743-1744 Jan Baptist Van den Driessche baljuw van Melden en Nukerke vermeldt in een vonnis dat Jacob Van Coppenolle zijn schapen wil laten weiden op grondgebied Nukerke.
1755 Pieter Augustijn Van Malleghem is in vonnis tegen Frans Coppens voor de betaling van een schuld.
1765 Pieter de Bisschop belastingsontvanger
De wethouder van Nukerke heeft het over het weigeren van “koegeld” te betalen opgelegd door “stede Aalst en Geraardsbergen
Vanbutsele Gustave avocat Nukerke 12 huizen en brouwerij van 36,61,80
Platteau Louis. Liefmans Georgette veuve Platteau Louis
1809 Nukerke telt 2562 inwoners met als “ maire P.J. Van Butsele en Veytsman en Van Mallegem adjoints.”
In Melden woont ”De Cock Augustin maître en Chirurgie”.
In de lijst “Sages-femmes reçues, pendant la révolution, par les Jurys provisoirementétablie sous l’autorité des Administrations de département.
Ene Hofman Jean-Jacques is opgenomen in de lijst van “Officiers de santé pourvus de certificats devant leur tenir lieu de diplome, conformément à l’article XXIII de la loi de 19 ventôse an 11. “ventôse” is de 6de maand van het republikeins jaar in Frankrijk.
Ter info; in Segelsem was ene Hofman Jean-Godefroid “Docteur en Medcine”.
1812 Maire P.J. van Butsele. Adjoints Weytsman en Van Malegem
De lijst “Collèges électoraux d’Arrondissement Audenarde” meldt volgende namen:
De Vos Josse, écrivain à Nukerke
Van Butsele Pierre-Joseph, maire à Nukerke
Van Mallegem Pierre-Augustin, cultivateur à Nukerke
Vande Putte Jean-Michel, cultivateur à Nukerke. Vandeputte Marie-Françàise, béguine (zus is Rosalia)
Van Butsele à Nukerke huissier
J.M. vande Putte percepteur
1814 Van Butsele à Nukerke is “huissier” en J.B. Platteau “précepteur à Nukerke.”
1816 idem
1817 idem. C. vande Weghe is pastoor.
1818 Melden is “Lieu de perception” voor Melden en Nukerke met als Percepteur Jean-Bapt Platteau.
J. Volkaert is pastoor en desservan bij “le Curé de Notre-Dame de Paemele a Audenarde.”
Sulsique heeft als pastoor C. vande Weghe (in 1819 pastoor in Nukerke)
1819 Pastoor Charles van de Wefhe is desservan bij “Curé M.P. Roelants, de Notre-Dame de Paemele a Audenarde” samen met 9 pastoors uit de omliggende gemeenten.
Chef-Lieu de perceptions is Melden (met Nukerke) met als percepteur Jean-Baptiste Platteau.
1820 Van Butsele is “huissier à Nukerke”. Rest idem.
1821 Nukerke telt 2375 inwoners. Pastoor niet gegeven.
P.J. van Butsele is burgemeester , P.A. van de Putte en B. Opsomer zijn schepenen.Fréderic van Butsele is sekretaris.
1822 Pastoor Charles van de Weghe
1823 Charles van de Weghe is pastoor.
Van Butsele à Nukerke is “huissier au Tribunal de 1ième instance du deuxième arrondissement.”
Platteau Théodore et épouse Liefmans Ernstine notaire Schoorisse
1824 De schoolopziener voor het “Publiek onderwijs” is “De Heer C.J. Reintjes te Berchem en behorende tot het zevende schooldistrict 2de Afdeling bij het provinciale commissie van onderwijs”.
F. de Bisschop is burgemeester met assessoren en Sekretaissen Pr. de Temmerman en Lod. Van Grootenbrul.
L. Van Butsele is deurwaarder aan de “Regtbank van eersten aanleg van het tweeds arrondissement”.
Schepenen zijn: P.A. van de Putte en B. Opsomer
J.B. Platteau was “ontvanger van de directe Belastingen in- en uitgaande Regten en Accynsen.in het bureel van perceptie te Nukerke
1825 Nukerke telt 2448 inwoners met F.J. van Butsele als burgemeester. P.A. van de Putteen B. Opsomer zijn adjoints en F. van Butsele is sekretaris
1826 Nukerke telt 2474 inwoners
F. de Bisschop is burgemeester met Pr. Temmerman en Lod. Van Grootenbrul als assessoren.
1827 L. Van Butsele was Deurwaarder verbonden aan de Regtbank van eerste aanleg
De bevolking bedraagt 2403 inwoners.
1838 Nukerke telt 2431 inwoners met 418 huizen
F.A. van Butsele is burgemeester en J. de Vos en P. de Temmerman zijn schepenen.
F.N. Platteau is secretaris
F.J. Van de Putte is gemeenteontfanger.
J. de Menus en C. de Donder zijn veldwachters.
L. Vandendaele is zaekwaernemer, practzyns en ontfanger administrateur in de provincie.
OP WEG NAAR DE 20ste EEUW
De Belgische Staat (vanaf 1830) - 19de eeuw
Bij Koninklijk Besluit van 15 september 1819 heeft Koning Willem I bepaald dat in Vlaanderen het Nederlands de officiële taal wordt. Maar het duurde tot 1 januari 1823 tot de administratie volledig was vernederlandst. Vanaf dan zijn ook de gemeentelijke archieven in het Nederlands opgesteld. Dat liep niet steeds van een leien dakje want de bevolking was verdeeld; er waren de oranjegezinden en de “bourgeoisie”. In die jaren heerste er tevens een crisis op de lijnwaadmarkt. De textielfabrieken in Ronse vielen stil waardoor in 1826 meer dan een derde van onze streekgenoten door de Openbare Onderstand werden onderhouden.
Hier volgt een uittreksel uit het geboorteregister uit die periode.
't Jaer duizend achthonderd tweeendertig den vijfentwintigden february ten vier uren namiddag voor ons Frederic Antone van Butsele, Burgemeester officier van den burgerstand der gemeente van Nukerke distrikt van Oudenaaede Provintie Oostvlaenderen, is gekomen: Petrus van den Abeele, oud negenentwintig jaren, zager te Nukerke, welken ons heeft verklaerd dat heden vijfentwintigden february ten twee uren namiddag Rosalia Geenens, oud dryendertig jaren, spinster, geboren en wonende te Nukerke,gelegen is in zijn huys, wijk melingstraet, van een kind van het mansgeslacht, welke hij ons vertoond, en aan welk hij geeft de naem en toenaem van Petrus Geenens. Deze verklaering gedaen in de tegenwoordigheyd van Joannes Demenus oud dryenvijftig jaren, veldwagter en Charles Louis Hoffman oud eenendertig, particulieren wonende beyde te Nukerke en heeft den comparant verklaerd niet te kunnen schrijven nog teekenen door onkunde, de getuygen hebben dezen akt met ons naer voorlezing geteekend
(get.) J. DemenusC.L. HoffmanJ. Vanbutsele
Nabeschouwing :welke informatie halen we uit bovenstaande?
De schrijfwijze van onze taal. Wie er burgmeester en veldwachter was. Tijdens de Franse Revolutie werd ons land administratief ingedeeld en tijdens het Hollands Bewind verder aangepast. Zo lezen we over het arrondissement en de provincie. Naam van de aangever en woonplaats, al of niet gehuwd en met wie, beroep en de geletterdheid van de comparant.
De 19de eeuw bracht veel armoede in Vlaanderen zodat velen van onze overgrootouders en grootouders noodgedwongen werk zochten in in Noord-Frankrijk. De dapperste mannen trokken de landsgrens met Frankrijk over en werkten er als seizoenarbeider op de zeer grote landerijen in Picardië. Wekenlang waren ze van huis weg, om er dag in dag uit te wroeten op de bieten- de graanvelden en in de asten. Na een lang seizoen kwamen ze uitgeput terug, te voet en met de trein, sommigen op klompen.Maar fier waren ze als ze bij moeder thuis op tafel de goudstukjes (napoleons) neertelden die ze hadden verdiend. De fotografie werd uitgevonden in 1826. Welk was de eerste foto die in Nukerke werd "getrokken".
Levensduurte in de 19de eeuw
De mensen stonden wel eens in het krijt bij de winkelier. In een goed bijgehouden schriftje schreef een kruidenier-bakker de naam van de klant, de datum, de artikelen met de prijs en gewicht of hoeveelheid van de gekochte waar. Alles keurig in inkt geschreven. Deze gegevens geven ons een idee over de levensduurte in de 19de eeuw. (laatste kolom in Belgische Frank)
188325 november1 brood en 6 koeken van 5 centimes ....... = 0,80
18833 decemberbesteld voor Niklaas ............................ = 1,20
18836 december1 koekebrood en 1 brood van 0,50 centiemes = 2,00
188327 december25 eieren aan 0,14 centiemes ...................... = 3,50
28 december1 kg meelsuiker ......................................... = 1,75
18844 januari1 brood en 8 eieren .....................................= 1,46
1884 “6 Februari Mr Theodoor Stiegen eigenaar te Berchem geleverd 100 kilogs meel gebakken in brooden voor den armen
Meestal verbruikten de mensen toen roggebrood omdat dit soort brood beter en langer bewaarde.
Het Sint-Vincentiusgenootschap
In 1852 mislukte de graan- en de aardappeloogst. Bij gebrek aan de gebruikelijke basisvoeding werden rapen en bonen gegeten, soms ook onkruid. Er waren meer sterfgevallen dan geboorten. De meeste mensen waren ondervoed en typus stak de kop op. Zelfs de lijnwaadwevers leden armoede. Ze werkten vele uren voor een karig loon. Geestelijken en edelmoedige lieden staken de koppen bij mekaar want er moest dringend hulp komen voor de plaatselijke bevolking. De genootschap zou geld en voedsel verzamelen en goede zielen zouden de arme gezinnen thuis bezoeken en begeleiden. In Nukerke bestond er een Armbestuur. Zo was Jan-Baptiste Van De Putte (+ 1894) lid van het Armbestuur als ook Augustinus Claus (+1882) die lid was vanhet Katholiek Schoolkomiteit en van het Armbestuur. Joannes Franciscus Laurier was schepen en voorzitter van het weldadigheidsbureel en lid van de burgerlijke godshuizen.
Hoe ontstond die armoede ? Vele dagloners trokken te voet naar Frankrijk om in de bietenteelt te werken. Weken later werden ze thuis verwacht met, hopelijk, een dikke geldbeugel met klinkende goudstukjes. Maar onderwijl bleven de moeders thuis met zieke of ondervoede kinderen. Bij gebrek aan geld kochten de moeders het hoogst nodige "op den plak". Bij thuiskomst van de man zouden de schulden worden afbetaald bij de boerin. Met echte goudstukjes ! Maar, hoeveel mannen hadden niet de helft van het loon verkwanseld. In sommige gevallen bleef er niet veel meer over voor de rest van het gezin. "In 1848 waren er147 behoeftige huisgezinnen. “De bekende oorzaken der behoeftigen zijn te weten voor 55 gezinnen den overlast van kinderen 38 huisgezinnen het gebrek aanwinstgevend werk 21 huisgezinnen het wangedrag 20 huisgezinnen de zieken en gebrekelijkheden 13 huisgezinnen den hoogen ouderdom Een kroniek uit 1577 meldt “op de aubeke zuut anden aermen goet van nukercke”, eveneens aan het daelbosch, west den Aermen mersch". (Annalen Ronse) Zo'n meers of weide stond ter beschikking van de arme lieden die er hun schaarse dieren mochten laten grazen zonder betaling van een vergoeding. Inwonersaantal in1834 is 2446
1848 is 2191
1853 is 2019
1934 is 1889 In 18
Woningtype In 1834 telde telde Nukerke 447 gebouwen waaronder 402 huizen, 43 hoeven, een kerk en een gemeenteschool. De eerste hoeven waren van het langgeveltype en waren klein. De hoeve bevatte een woonruimte. De stal en de schuur zaten onder het zelfde dak.De zijgevel was slechts een kamer breed. Bij uitbreiding halfweg de 19de eeuw werden de meeste hoeven omgevormd tot vierkantshoeven. De kleine woningen van de dagloners bestonden gedeeltelijk uit lemen muren al dan niet met houten skelet. De woning van de grote hoeve was met baksteen opgetrokken en met stro bedekt. De gewone vrouw en man weefden in 1834 nog stoffen. Anderen dreven handel in paarden, runderen en varkens. Er waren acht molens: “Il y a cinq moulins à vent qui servent à moudre les grains et à faire de l’huile; deux moulins à farine mûs par eau, teun moulin à huile activé par un manêge . » “In 1840 was het slecht gesteld met de weefnijverheid : De eenigen tak van de Nijverheid die in de gemeente wordt uitgeoefend en waer van den toestand nog altijd bedroevend is, is het vlasspinnen en lijnwaedweven; wij hopen door de overeenkomst tusschen Frankrijk en Belgien gesloten, deze in het kort te mogen zien “verbeteren. In 1884 is ergeen sprake meer van weefnijverheid en is er een molen weggevallen. Er bestaan alhier een brouwerij, 2 geneverstokerijen,4 Graanwindmolens, 1 oliewindmolen, 1 water oliemolen, een molen bediend tevens door het vuur en het water en gebezigt tot het malen van het graan. Erbestaan ook alhier eene fabriek van draineerbuyzen die nu onwerkzaam is. In 1889 is er maar één stokerij meer vermeld.” (Annalen Ronse)
Dat de “prochie” Nukerke uit een landbouwgemeenschap bestond staat vast. De grond bewerken in de valleien kon pas van zodra de moerassige ondergrond droog kwam te liggen. Dat zou pas gebeurd zijn vanaf de 10 eeuw. Rond 1750 stonden in Nukerke maar een paar hoeven. De meeste boerderijen dateren van halfweg de 19de eeuw.
Op één km² trof men een 6-tal windmolens aan. De getuigenheuvel leek destijds wel een molenland. Er waren de”wint Meulen ter Geynst”, de molen “Ten Slepe”, “de wint Meulen ter Hingst”, “de hoogmeulen ter Crycen”, de “Snibbemolen” op de Kruisens en iets verderop in Zulzeke de Molen Ten Hotond.
Op de top van de Kruissens moet het er in de 19de en begin 20ste eeuw een drukte van belang geweest zijn; het is niet
Ons eerste kerkje te Nukerke volgens een oude kaart.
De Bourgondische Tijd ((1384-1482)
Bij de dood van Graaf Lodewijk van Male (laatste Graaf van Vlaanderen) in 1384 kwamen onze gewesten in Franse handen onder het bestuur van Filips de Stoute, Hertog van Bourgondië, die gehuwd was met de dochter van onze laatste graaf.
Gedurende deze periode kende onze streken een opleving. Kunst en cultuur stonden op het voorplan. Het is het tijdperk waarin talrijke kostbare kunstwerken ontstonden. Denken we aan de Sint-Walburgakerk te Oudenaarde en de tapijtweefkunst. Op de flanken van de heuvels groeiden toen zelfs wijnstokken. Al deze zaken verschaften onze arme landlieden werkgelegenheid als spinner, tapijtwever, bouwvakker, landarbeider…. Menig inwoner van de “prochie Nova Ecclesia” verdiende zijn brood in Oudenaarde. Er was veel werk in de bouw toen de St-Walburgakerk werd gebouwd. Veel landlieden uit onze gemeente werkten als tapijtwever.
De rust in onze “prochie” werd echter meermaals verstoord door de strooptochten van de Gentenaars o.a. in 1453. De Gentenaars trokken in 1478 ten strijde tegen Doornik dat niet in het Bourgondisch Rijk lag.
Wat bracht de 15de eeuw in onze streek ?
Karel de Stoute trok door ons dorp Melden op 27 mei 1464 op weg naar zijn blijde intrede in Oudenaarde.
Wijngaarden groeiden op onze heuvelflanken. Gentenaars overrompelden in 1453 onze streek. En trokken in 1478 troepen uit Doornik door ons dorp op weg naar Oudenaarde om er een bloedige strijd te voeren?
Een bekende Nukerkse is
“ Florentina Wielant, geboren tot Gend den maendag 6 september 1479, getrouwt met jonkheer Stephanus van Liedekercke, vrouw van Eversbeke en van Landeghem, naer haeren oudsten broeders dood, den 22 december 1506 tot Mechelen overleden en begraven in de parochiaele kerk van Nukerke, in het land van Aelst; Philippina Wielant, geboren tot Gend den dynsdag 4 april 1480 (ouden styl), getrouwt met jonkheer Ferry Gros, overleden tot Brussel den 1 december 1521 en begraven in gemelde kapel;Philippe Wielant, geboren tot Gend op S. Marcus-dag, den vrydag 25 april 1488, overleden den 25 mey 1489 en in gemelde kapel begraven.”
De Habsburgers (1482-1555)
Met de dood van Maria van Bourgondië, dochter van Karel de Stoute, in 1482 begon het tijdperk van de Habsburgers. In 1500 werd in Gent (of was het Eeklo, zoals ze ginder beweren) Karel V geboren, zoon van Filips de Schone. Dankzij deze grote vorst komt Nieukerke in de geschiedenisboeken terecht. Volgenshistorische bronnen zouKarel V vóór zijn huwelijk met Isabella van Portugal , bij “Johanna van der Gheynst “een dochter verwekt hebben, nl. de latere landvoogdes Margaretha vanParma (1522-1586). Tijdens zijn huwelijk werdenvolgende kinderen geboren : Filips, Maria, Johanna. Tenslotte had hij nog een zoon Don Juan buiten zijn huwelijk en na de dood van Isabelle. Gedurende haar bestuursperiode verbleefMargaretha te Oudenaardeinhet “Huis van Margaretha van Parma”, naast de “Boudewijnstoren”. De jonge Karel verbleef wel eens inOudenaarde bij de familie de Lalaing(huis aan de Schelde) en juist daar zou de jonge Johanna dienster zijn geweest. Haar ouderswoonden in de boerderij te Nukerke, op de hoek van de Fonteineweg en de Keizerrei. De ouders van Johanna waren tapijtwevers. Omer Wattez beschreef als volgt het feit:” Te Oudenaarde werd in de zestiende eeuw geboren: Margaretha van Parma, natuurlijke dochter van Keizer Karel en Johanna van der Gheenst, dochter van eenen tapijtwever uit Nukerke”. In een voetnota meldt de schrijver nog: “Dit wordt door sommigen echter betwist.”De naam Keizerreizou kunnen afgeleid zijn van het woord keizer. Wie weet heeft de jonge vorst meermaals, te paard, de bossen van Nukerke doorkruist. Sommige Meldenaars vinden het jammer dat de kroniekschrijvers niet Melden hebben vermeld in plaats van Nieukerke, Melden was immers nog steeds de hoofdparochie en zal dat nog lang blijven
Joseph Plancquaert schreef het volgende: “Op het Bourgondische kasteel stond Janneke, dochter van Gilles Van der Gheenst en Johanna Van der Coye, naarstige handwerkers in de tapijtweverij, woonachtig te Nukerke, ten dienste van mevrouw de gravin de Lalaing .Dit pachtig kasteel, door Filips de Goede opgebouwd had ook een “ Toren van Bourgondië” en stond daar waar de Schelde de stad uitvloeit, links van het gerechthof.
Dien Novemberdag 1521 nam de keizer kwartier in dit kasteel en was er te gast van den graaf de Lalaing, gouverneur. Van hier uit voerde hij oorlog tegen Frans-I, koning van Frankrijk, die Doornik had bezet.
Het wakkere, drentele meisje, zindelijk uitgedost, was in de bloem der jaren. Men kan zich voorstellen hoe schroomvallig, bevreesd en ontzet die jonge dochter zich tegenover de keizer gevoelde. Hoe de oplettende dienstmeid het ook druk had om haren hogen gast te dienen, doch schiep de keizer genoegen in haar bekoorlijk voorkomen, in hare vriendelijkheid en keuvelde graag met haar. Niemand had de hartstocht des keizers voor de volksdochter durven tegengaan, wel werd zijn gedrag bedekt afgekeurd, maar men durfde het niet aan het hem te verwijten. Toch bij het heengaan ontstond uiterste verslagenheid bij het meisje. In de Kronycke van Oudenaarde, f° 154, leest men:”In ’t jaer XVe XXII, ’t Audenarde, binnen Pamele, op het Spey gelach Jannekin van de bastaerde dochter van Carolus de vyfste ende wiert daar Christen ghemaeckt. Dese traude namaels den Hertoghe van Parmen ende wiert Regente van de Nederlanden.”
Wijl Janneke late in den echt trad met Jan Van den Dycke, een gewone burgersjongen, en dezes broeder en zuster Baudouyn, Maria en Agnes werkgasten bleven in de tapijtnijverheid, werd het kindje Margareta aan het hof zorgvuldig grootgebracht en trouwde eerst Alexander de Medicis en nadat deze werd vermoord, Octave Fanèse, hertog van Parma en Plaisance. In 1555, toen Keizer Karel afstand deed van zijn staten, vertrouwde hij aan Margareta van Parma het bestuur toe ven de Belgische provinciën. Acht jaren lang, door een zacht en tevens sterk beheer, won zij de genegenheid en de achting van hare onderdanen. Bij de aankomst van den hertog van Alba in 1568, zegde zij vaarwel aan haar vaderland en stierf aan jicht, in Italië, in 1586"."Het fijngetoest, wonderlijk subtiel, Vlaams gothiek stadhuis van Oudenaarde, met zijn tot kant gesneden stenen en goudgeflikker in ’t zonnelicht, herinnert ons steeds aan Karel de Vijfde en misschien ook aan Janneke Van der Geenst van Nukerke”. Zij was immers de dochter vaneen keizer met grote faam: in zijn keizerrijk ging de zon nooit onder. Op vijftienjarige leeftijd werd Karel Heer van de Nederlanden en van het Franche-Comté. In 1514 erfde hij Spanje, Napels, Sicilië, Sardinië en dankzij de ontdekkingstochten van Colombus beheerde hij de ontdekte gebieden in Amerika.
Sinds het bestaan van Janneke werd Nukerke meer gekend. Zo komt onze gemeentenaam voor in een beschrijving van de bouw van het stadhuis van Oudenaarde: ”Brusselse steen voor de voorgevel, graniet van Ecaussines en bloksteen van Avesnes voor galerijen en vensters. De baksteen waarmede werd gebouw komt van de scheldeboorden: van Berchem bij Nukerke… En verder. “In 1528 werden sommige lasten aan de stad opgelegd voor het opbouwen van het schepenhuis: “betaelt Janneken,dwater vrauwe, voor IIIIe XXIIIvaten wter ghehaelt ter meerschpoorten ende ghebrocht ant Schepenhuis, omme teale ende moortele te makene…”
Een belangrijke verandering deed zich voor op politiek vlak. Karel V zorgde voor de eenmaking van de Nederlanden. Zo versloeg hij de legers van Frans I van Frankrijk. Door het Verdrag van Madrid in 1526 verloor Frankrijk voor goed de rechten over Vlaanderen. De oude graafschappen en hertogdommen maken vanaf heden deel uit van de XVII Provinciën. De bouw van het stadhuis van Oudenaarde (eerste steenlegging in 1526) trok veel landlieden aan.
Bevolking in Nukerke In 1567 telde men 839 Communicanten (paashouders), wat overeenstemt met een bevolking van ongeveer 1250 zielen. In 1574 ongeveer 800 Communicanten. In 1593 slechts 300 In 1597 ongeveer 400 In 1601 ongeveer 231 In 1602 ongeveer 400 In 1603 ongeveer 270 In1606 ongeveer 309 In 1610 ongeveer 594 In 1611ongeveer 344 In 1614 ongeveer 400 In 1615 ongeveer 600 Bestaande cijfers zijn moeilijk te interpreteren. Waarom die schommelingen ? Sterfte, verhuizing, pest,protestantisme….Tijdens deze periode maakte het protestantisme grote opgang. Mensen werden verbannen voor een periode of voor de rest van hun leven. Anderen verlieten tijdelijk de streek wegens de onlusten. In 1697 waren “de huysen verspreyt de prochie deur, het leste huys vande prochie west een huere van de kercke wesende den boscant naer welcken cant gaende den meerderen deel woont van het volck.”
Een geestesgestoorde gaat op pelgrimage bij Sint-Hermes te Ronse.
Velen weten allicht dat sinds de middeleeuwen in Ronse Sint-Hermes wordt vereerd. Namelijk: “Te Ronse wert sinte Remeus versocht daer werden de dulle lien gebrocht en die ginc men den duyvel daer uyt lezen…” Lees verder wat een Nukerkenaar daar in Ronse beleefde. “In 1510 doet zich een ander geval voor. Op Sacramentsdag van het jaar 1510 sprong om twee uur ’s morgens magister (middeleeuwse academische graad) Johannes L. rector (bestuurder, ook hoofd van een niet-parochiale kerk) van een school, gedreven door duivelse ingeving uit het venster van de herberg “St.-Antonius” Zo doodde hij zichzelf. Hij was als obsessus en demionacus te Ronse gekomen en was aan de dagen van zijn pelgrimage begonnen. Maar de negende dag had hij niet voltooid. De baljuw van zijn woonplaats legde beslag op zijn goederen. Een broer van de rector, Jacob L. gaat tegen die beslissing in beroep. Een van de kapittelheren gaat naar Gent voor dit proces (Juli 1510, A.C. 1,49 r). De kamer van Vlaanderen stelt hem in gelijk, maar de baljuw laat de goedere niet los. De raad van Vlaanderen grijpt weer in en roept schepenen en baljuw van Nukerke op. De baljuw verschijnt niet, maar schrijft de volgende brief. We danken de baljuw, aan wiens hardnekkigheid wij dit document danken: “Ic, Jacob Tayspil, als balju... van nieukercke, doen te wetene elcken daer ‘t behoort dat, … aldien te mijnen kenisse commen was dat meester Jan L. wonende te nieuekercke, hem zelve brocht hadde van levende live ter doot, exercerende mijnen…officie, hadde zinen tijdelijcken goet ghestelt in mijns … heeren handen… Waeraf een Jacob L. gheappelleert hadde, te kennen ghegevende dat meester Jan was bekent pelegrim te Ronse, mits welken de heere gheen cause en hadde an ’t goet, endepresenterende daer af letteren van certificaten… commende van mijnen heeren van Capittele der Collegialer kercke van St. herms te ronsz, inhoudendedat hij daer bekent pegrim was… ende naer zekeren raedt ende advis daer up ghenomen bijden raedslieden van mijnen… heeren , zo hebbe ic mijn handt gheweerdt vanden zelven goede ende dat ghestelt inden handen vanden voochden van ‘svoorseyden meesters Jans kinderen…ende in breedere approbatie van dien zoo hebbe ic balliu… mijn handteken hier onder ghestelt.”(Annalen Ronse)
De Spaanse tijd (1555-1713)
Filips II volgde in 1555 zijn vader Keizer Karel, graaf van Vlaanderen en koning van Spanje,op. Hij was hier praktisch nooit en liet zich hier vertegenwoordigen o.a. door zijn stiefzus Margareta van Parma -van Nukerkse afkomst - die regeerde als gouvernante over de Nederlanden van 1559 tot 1567.
Het waren harde tijden voor onze streek.
Het protestantisme stak de kop op met veel troebelen als gevolg.
In 1557 was er de “doortocht der Spagnaerts door het dorp, vertrekkende naar de grenzen in Oorloge tegen Vranckrijck”.
Het bestuur van de landvoogdes werd afgelost door een Spaanse zending; de beruchte Alva. Hij was een gevreesd bestuurder die hier een echt schrikbewind voerde van 1567 tot 1573. De protestanten konden er van meespreken. Alva werd hier opgevolgd door de zoon van Margaretha, nl. Alexander Farnese (1578-1592). De Spaanse legers veroverden wel Vlaanderen maar over de Schelde in het noorden geraakten ze niet.
Betere tijden meldden zich aan ten tijde van de aartshertogen Albrecht (neef van Filips-II) en Isabelle vanaf 1596 tot 1621. De tapijtweverijen in Oudenaarde kwamen in die periode tot bloei. Er was werk voor iedereen en wellicht is in die tijd het huisweven ontstaan want “het schamel volck” mocht toen wekelijks in Oudenaarde zijn werk komen afleveren en nieuw werk ophalen. Maar, na de dood van Albrecht kwamen op 13 juli 1621 onze gewesten opnieuw onder Spaans bestuur. De toestand van ons land werd erbarmelijk. De velden werden niet bebouwd uit vrees voor krijgsbenden die strooptochten organiseerden. De lakennijverheid in Oudenaarde kwam in verval. “In het jaer 1635 is de streke hier overvloedig gequelt geweest door de peste, soo dat alles hier bijna was verlaten en de straeten overlommert waeren van gers en kruydt”.
Maar dat was nog niet alles!
Legers van alle slag trokken door onze streek. Franse troepen van Lodewijk XIV trokken in 1667 al over de parochie Melden naar Oudenaarde om de stad in te nemen. Hij dacht hier te blijven want de stad kreeg de koninklijke fontein (op de markt van Oudenaarde) als geschenk.Lodewijk zou meermaals proberen Vlaanderen bij Frankrijk in te lijven. Meermaals had onze streek te lijden van vreemde troepen die hier plunderden en roofden. De bevolking van de parochie Nukerke bedroeg in 1570 1320 inwoners. In 1585 was die al gestegen tot 1450 inwoners. Belangrijke gebeurtenissen:
1557weer een grote hongersnood
1566de godsdiensttroebelen beginnen
1577een grote aardbeving zou de kerkklokken vanzelf aan het luiden hebben gebracht
1577-1580de velden lagen onbewerkt en de mensen moesten hun goederen bewaken door de komst van deCalvinisten
1580Franse troepen bezetten de streek van Oudenaarde
1580op woensdag 6 april tussen 5 en 6 uur ’s avonds is er een aardbeving met zware schokken
1581In ons dorp Melden-Nukerke heerst er een extreme “ruyne ende destructie” en werd er geroofd en geplunderd door bendes.
1585 Horden wolven overvallen onze streek.
1680 Tijdens de zomer van 1680 waren er grote overstromingen in de scheldevallei. De inwoners vroegen aan de Douarière van Melden en Nukerke in een verzoekschrift om uitstel van hun pachtschuld dit omwille van “de groote oncosten ten jaere 1679 totten jaere 1684".
1699 Jaer 1699 werd een jaar van overvloedige neerslag. Het is een dure tijd.
1709werd een jaar met strenge winter en met hongersnood als gevolg.
Verslag over de aardbeving van 1580
Den VIe. Aprilis sgoensdaegs naer Paesschen XVCLXXX tusschen vijf en ses hueren naer middagh wesende claer en stille weder, es binnen deser stede van Audenaerde ghebuert een eertbeving duer welcke diveerssche steenen van caven en de tiechellen vanden huysen ghevallen zijn daar duere eenighe lieden doot en de eenighe tot op der doot ghequest zijn gheweest. Welcke voorseide eertbevinghe duerde wel twee zoo drie paternosters. Eerst beghinnene al bevende ghelick of daer eenen grooten vaerwaeghen up straete voorbij ghepasseert hadde, waerbij alle ghelaesveynsters, mueren ende lijsen duenden ende hoerde lutsen ende in tleste met een groot ghedruyst ende dammellinghe ghelick eenen cleenen grollende donder al schuffellende de eerde haer up hief in dier voughen dat men ghekennellick, de eerde, de boomen, huysen, caven, solders, torren znde mueren wel twee voeten oft daer omtrent sagh vertrecken, zoo dat elck daervan beroert en benaut was. Die in huysn waeren meende dat thuys zijnen uytin viel zoo dat elck vuyt zijnen huyse ende zijn huys verloochende up strate quam gheloopen niet wetende watter schulde, ende den eenen ghelrier den anderen quam zijn ghevaer vertellen. Die te platte lande waeren hoerden ende saghen tghedruyst comen van vuyt den Westen treckende naer dhoeste, ende de eerde haaer upheffen ghelick drie tot vier baren in dwatere, alzoo voorts loopende . Welcke voorseide eertsbeving bevonden es niet alleendellick hiet gheschiet tzijnen maer allomme gheheel Vlaendre duere ende andere circum voisine landen.(uit Alfabetische klappers door Paul Van Butsele)
In het jaar 1713 is er een begin van het volksonderwijs. Toen stichtte een zekere Piet Spileers, geboren in ons dorp en later ontvanger der domeinen, een beurs voor de arme kinderen zodat ze konden leren lezen en schrijven maar voornamelijk om de jeugd de katholieke leer bij te benegen. De eerste onderwijzer in Melden-Nukerke zou Jan Georges Signor zijn die als Duitse soldaat hier is achtergebleven. Hij was tijdelijk ook koster in de kerk van Melden (1719-1729). De dorpsonderwijzer bezat toen helemaal geen diploma. Het was iemand van goeden huize, een vrijwilliger, een brave ziel, die wel kon lezen en schrijven. Een andere vorm van het volksonderwijs was de “leeringhe” op zondagvoormiddag en gegeven door een kapelaan. Aangezien de kinderen analfabeet waren beperkte het leren zich tot het memoriseren van teksten uit de catechismus. De eerste Roomse catechismus dateert van 1555, geschreven door Petrus Canisius. De Mechelse catechismus is van 1609. "Men vindt veel schoolkinderen geleerder dan hunne meesters. Honderd schoolmeesters (of kosters), negenen negentig gekken of wel honderd en een gekken, want er is een dubbele bij Het herinnert aan de tijd toen er nog geen gemeentescholen bestonden en het onderwijs doorgaans in handen was vaan kreupelen en verminkten, zonder de minste bekwaamheid doch die geen ander middel van bestaan hadden. En hunne verwaandheid was natuurlijk recht evenredig aan hunne onwetendheid immers holle vaten klinken het hardst." (Dietsche Warande)
Opkomst van het protestantisme
De Spanjaarden die onze gouwen bezetten waren niet hét toonbeeld van vrede, gerechtigheid en menslievenheid. Bovendien verrijkte de aristrocatie zich snel en was de leuze van de geestelijkheid “Vast geloven en sterk zondigen!”
Tijdens het bestuur van Karel V moest ook de “prochie” Melden afrekenen met godsdiensttroebelen door de opkomst van de protestanten. “ …in de jaeren 1565-1566-1567 werd de Katholieke Godsdienst alhier geteisterd door de predikatiën en oproeringen der Nieuwgezinden of Calvinisten…” En verder: op zondag 25 augustus 1566 was een “groote sectie van Calvinus’ leerlingen ende heetten geuzen …” hier neergestreken …”ende smeten in stukken alle de ornamenten, beelden, plaeten, kisten ende scheurden die boeken in stukken…”
“Den 18 juny 1567 werden 13 der meeste roervinken tot de galg veroordeeld…” Op 28 april 1568 deden de geuzen nog een inval in de kerk van naaste parochie Zulzeke waar ze vuur stookten met de beeldenwaardoor de kerk afbrandde.
In 1578 staken de onlusten weer de kop op; “…werd op de eersten Sinksendag de pastoor door de calvinisten verjaagd, de kerk gesloten en de inwoners van alles beroofd”… , in 1582 “wierden de geuzen verjaagd, de kerke wierd geopend en de Goddelijke diensten als vroeger gedaan”. Uit rekeningen uit 1652 blijkt dat de toren “eene horlogie” had en in 1654drie klokken…
De bosgeuzen en de Vlaamse Olijfberg
De godsdiensthervorming die in de 16de eeuw op gang kwam was een religieuze beweging die zich verzette tegen de rooms-katholieke kerk. Onze contreien behoorden ondertussen tot de 17 Provinciën bestuurd door Filips-II vanuit het katholieke Spanje. Onze streek was een goede voedingsbodem voor de opleving van nieuwe ideeën., in dit geval het protestantisme. Oudenaarde was toen in heel Europa bekend. De stad was het Europees centrum van de wolnijverheid en de tapijtweefkunst. Langs de betrekkelijke goede verbindingswegen brachten kooplieden en reizigersde ideeën.aan.Er was de landweg van Valenciennes naar Gent en er was de Schelde, die Noord-Frankrijk verbond met Antwerpen. Bovendien waren de beboste heuvels tussen Ronse en Oudenaarde uitstekende oorden voor bijeenkomsten én veilige schuilplaatsen voorde “ketters”.Ketters waren zij die de ideeën van Luther en Calvijn genegen waren en die dus de bijbel bezaten of lazen of de openbare preken in oplucht bijwoonden In Zuid-Vlaanderenontstonden weldra de protestantse kerken van Mater, Horebeke, Melden, Nukerke, Etikhove, Oudenaarde, Wijlegem. Samen vormdenze de“Vlaamsche Olijfberg”, zo genoemd door Lodewijk van Nassau (1602-1665). Aangenomen wordt echter dat het de schuilnaam was voor de verzameling van de 7 protestantse gemeenten. Deze gemeenten hebben talrijke vergaderplaatsen gehad die niet allemaal in de geschiedschrijving zijn terug te vinden. Zo waren er zeker vergaderlokalen in Etikhove tussen 1781 en 1913, o.a. langs de Nederholbeekstraat.
Het Muziekbos of “Geuzenbos” is één van de laatste overblijfselen van het uitgestrekte woud in het zuiden van Vlaanderen. Dit bos was reeds in de 15de eeuw een toevluchtsoord voor de hervormers als Waldenzen en Katharen uit Frankrijk
Enkele feiten op een rij:
Veel inwoners van Nukerke waren in de 15 en 16de eeuw als tapijtwever of wolbewerker werkzaam in Oudenaarde. Niet te verwonderen dat onze mensen snel onder invloed kwamen van de nieuwe beweging.
In 1533 werd in Oudenaarde de eerste Lutheraan veroordeeld. Nadien zouden er nog velen volgen. Bij de veroordeelden waren veelal tapijtwevers en ambachtslieden. Blijkbaar heeft de toenmalige deken van Ronse een belangrijke rol gespeeld bij het opmaken van de lijsten met namen van de ketters. Maar ook Margaretha van Parma speelde een belangrijke rol. Zo weigerde zij op 26 mei 1564 de samenkomst van een rederijkersfeest in het Oudenaardse.
Op 5 oktober1566 gaf graaf Egmont de toelating om op de Eindries een tempel te bouwen waar ook de hervormden van Nukerke konden verzamelen. De landvoogdes kwam tegen deze beslissing in het verweer. Daarop kwamen de hervormden gewapend naar de preken.
In 1567 beweerde de pastoor van Sint-Pieters te Ronse dat dikwijls 4 à 5000 gewapende personen uit o.a. Nukerke voorbij zijn huis trokken op weg naar een prediking. Volgens gegevens was de stad Ronse “besmet” en de mensen verwachtten toen veel hulp vanuit Duitsland en van Oranje en van de heer van Brederode.
Op 19 september 1566 schrijft een Oudenaards stadsmagistraateenbezwaarschrift tegen de oprichting van een protestantse kerk op de Eindries waarbij wordt aangevoerd dat 7 tot 8 dorpen,aan de andere kant van de stad gelegen,geheel de nieuwe godsdienst zijn toegewijd. Hier worden de dorpen genoemd richting Ronse(dus ook Nukerke) en Horebeke.
En dan de beeldenstorm in onze streek. Er werd een verslag opgemaakt over de toestand van de kerken na de beeldenstorm in de dekenij Ronse . Het verslag vermeldt :”Deze golf van vernieling van religieuze kunst-en gebruiksvoorwerpen van de katholieke kerken begon op 10 augustus 1566 te Steenvoorde (Noord-Frankrijk) en woedde drie weken in de Nederlanden. Te Oudenaarde brak de beeldenstorm uit op 18 augustus, te Ronse op 19augustus. Slechts 7 van de 30 kerken in het verslag genoemd bleven gespaard.” De schuld van deze vernieling lag bij de inwoners van Mater, Horebeke, Melden, Nukerke, Etikhove …
Over bannelingen en terdoodveroordeelden tijdens de Beeldenstorm In de lijst van der verbannen of gevluchte personen te Ronse vonden we een Nukerkenaar. Op 21 juli brandt de stad Ronse omzeggens volledig af. Ook de drie kerken gingen er aan. Enkel aan de stadsrand bleven er nog enkele hutten gespaard. Er was grote armoede wegens het wegvallen van de weefkunst. Bovendien verdubbelde de graanprijs. De mensen uit de streek waren misnoegd en keerden zich tegen de kerken en de kloosters. Want ondertussen was er echter wel geld voorhanden om de kerken weer op te bouwen. De “hagepreken” begonnen in de streek rond 1 juli 1566. Plaatsen van samen waren de Perrekensdries (Lorette), het Schavaart en de Fiertelmeers te Ronse. Een bekend predikant was een tapissier, Joost Schelins, uit Oudenaarde. Op 14 juli van dat jaar trokken naar schattingnegen à tienduizend toehoorders door de straten van Ronse. Velen kwamen ook uit Nukerke-Melden maar ook uit Etikhove, Schorisse … De Infante Margareta van Parma,wiens roots in Nukerke liggen, kreeg een zware opdracht om de vrede te bewaren. Het kwam tot een “Tekst van Compromis” tussen de katholieken en de aanhangers van de nieuwe religie. Maar dat volstond niet. Er zou nog recht worden gesproken. Op 30 december 1566 stuurde Filips-II Alva met zijn leger naar Vlaanderen. Hij kwam hier aan in augustus 1567 en richtte de Raad van Beroerte (Bloedraad) op . (Let verder op het woordgebruik in die periode). Vele protestanten, anabaptisten, beeldstormers, mensen die verzuimd hadden hun kind te laten dopen, … zowel vrouwen als mannen, werden verbannen, opgeknoopt, “gehalsrecht,” veroordeel, gegeseld, gebrandmerkt of naar de brandstapel gevoerd. Anderen werden aan de galg gehangen op liepen zich dood op de hellebaard van een soldenier. Vele nieuwe bekeerlingen, door de katholieken geuzen genoemd, vluchtten toen tijdelijk de bossen in. Zie geuzentoren in het Muziekbos. Wanneer deze geuzen gevangen werden genomen wachtte hen het ergste. Zo overkwam ook “Bruggeman Hansken V. Ronse maar geboortig van Nukerke, jonkman,overleden te Ronse 25-5-1568 : opgeknoopt. Werd door Loys de le Meer en Braudryn Maelreyt gevangen genomen op 11mei 1568. Hij bleef veertien dagen opgesloten en verzorgd doorJehanne s’Visschers, de weduwe van Jan de Blauwere, gewezen cipier in die functie gedoodtijdens een ontsnapping van drie beeldstormers, een zekere Antheunis en een Pieter. (Annalen Ronse)
Verder algemeen beeld.
Graaf Egmont, geboren in 1522 in La Hamaide (Henegouwen )was in 1559 lid van de Raad van state en stadshouder van Vlaanderen en Artois. Hoewel hij sympathie had voor de Hervormden, het Eedverbond der Edelen en Willem van Oranje, bleef hij trouw aan koning Filips II en de landvoogdes Margaretha van Parma. Zijn gematigd optreden tegen de protestanten uit onze streek was er mede oorzaak van dat hij op 5 juni 1568 te Brussel zal onthoofd worden door de troepen van Alva.
Er werden toen massaal goederen in beslag genomen van mensen die er van verdacht waren” bekeerd” te zijn. Vele inwoners sloegen op de vlucht have en goed achterlatend. In de periode van 1568-1570 werd melding gemaakt van een terechtstelling van 38 mannen en 2 vrouwen uit het “Lande van Aelst”
Uit de lijst van terechtgestelde hervormers uit de streek van Oudenaarde tussen 1567 en 1573 werden de terecht gestelden als volgt bestempeld: calvinist en beeldstormer, calvinist en rebel. Inwoners die op de vlucht sloegen mochten erop rekenen dat hun goederen in beslag werden genomen.
In 1572 werden in Oudenaarde zelfs 4 priester terechtgesteld door Jacob Blommaert en zijn aanhangers. In 1567 was de tapijtfabrikant en gewezen wethouder van Pamele werd wegens zijn hervormde opvattingen voor 50 jaar uit de stad Oudenaarde verbannen. In 1572 keerde hij met een legertje Bosgeuzen naar zijn geboortestreek terug. Hij nam de stad bij verrassing in en vestigde een calvinistisch en oranjegezind bestuur. Een maand later vluchtten de bezetters in paniek weg bij het naderen van de troepen van Alva. De vier priester werden dan maar geboeid in de Schelde gegooid. J. Blommaert werd tijdens zijn vluchtdoor de Spaanse troepen gedood.
In de periode1595-1617 stelde de deken van Ronse een lijst van “ketters” op uit Berchem, Edelare Etikhove, Nukerke,… Verscheidene inwoners weken toen uit naar Zeeuws-Vlaanderen. Uit statistieken blijkt dat het aantal hervormden in 1670 en 1700 het hoogtepunt bereikte in onze streek. Er bleek nogal een grote kettersgezindheid te heersen.
“Nukerke behoorde tesamen met de hervormde gemeenschappen Etikhove, Matre, Oudenaarde, Sint-Maria –Horebeke en Wijlegem tot de zgn “VlaamseOlijfberg”.In 1559 namen inwoners van Nukerke deel aan de preken o.a. te Ronse op de Fiertelmeers. In 1556 volgde daarop de beeldenstorm. Einde 1568 weken 2 inwoners wiens have en goed verbeurd verklaard was, uit. In 1569 brandmerkt de pastoor bepaalde parochianen als “heretici” of protestanten. Toen kwam de repressie en nog 5 volwassen personen weken uit:o.a. Daniel Corthals, de weduwe Pauwelde Crits, Lor van Malier met zijn echtgenote. In een dekanaal verslag van 1569 werden nog een twaalftal personen als protestant gebrandmerkt. (De Rammelaere, o.c. p. 96). In 1613 zijn de aanwezigen van de biecht talrijk , waaronder vele ketters. In 1616 wijzen enkele aantekeningen op uitwijking naar Holland: Jacobus Puerveniet, heretius cumfamilia et Petrus Ardenois in Hollandam secessunt. In 1699 heeft de pastoor nog altijd niet de bovenhand behaald: er waren er nog: Herticorum numerus est diminutus, aliqui conversi, aliqui discesserunt. Tot in het begin van de 20ste eeuw heeft Nukerke een protestants kerkje gehad(?).”(Annalen Ronse)
In 1781 vaardigt Jozef-II een tolerantie-verdikt uit waardoor het de protestanten toegelaten is hun godsdienst “in het geheim” te belijden. Ze kregen voortaan de volledige burgerrechten terug o.a. wettig huwelijk en wettige testamenten. In 1795 kreeg Horebeke een echt protestants kerkgebouw.
De Grondwet van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden zal in 1815 eindelijk de vrijheid van godsdienst waarborgen.
Belangrijke archieven zijn bewaard in Ronse, Gent en Sint-Maria-Horebeke met prachtige zaken afkomstig uit de protestantse gemeenschap van Etikhove. En welke rol speelde de “Geuzentoren” op de Muziekberg ?
De Heer Dejonghe Wilfred uit Sint-Maria-Horebeke heeft voor ons de volgende gegevens over Nukerke opgezocht in zijn archieven.“Ontstaan omstreeks het midden van de XVIde eeuw, zijn er in het oude landdekenaat Ronse in de latere XVIIde en XVIIIde eeuw nog enkele vrij belangrijke groepen van hervormden, zij het dan min of meer openlijk, blijven voortbestaan.(..) De hervormde gemeenschappen van Etikhove, Mater, Nukerke, Melden, Oudenaarde, Sint-Maria-Horebeke en Wijlegem gaf men vroeger de gemeenschappelijke naam van de “Vlaamse Olijfberg”. Ook in verschillende andere dorpen in de omgeving woonden nog talrijke prostestanten. Heden vormt de protestantse gemeente van Sint-Maria-Horebeke één van de de weinige kernen van hervormden in België die rechtstreeks opklimmen tot vóór de herovering der Zuidelijke Nederlanden door Farnese”(C. DE RAMMELAERE) Opmerking:”vrij belangrijke groepen” en “talrijke protestanten” moet men zeer relatief opvatten, behalve te Horebeke misschien ging het om een kleine minderheid van de bevolking.Ik heb geprobeerd specifiek betreffende Nukerke hier en daar wat losse gegevens te verzamelen, in tegenstelling tot Mater, Horebeke en Etikhove is er te Nukerke nooit sprake geweest van een protestants kerkgebouw, wat D. Bouckzoone ook moge beweren, of van een protestants gemeenschapsleven in de zin van een “parochie”, misschien, maar daar is geen bewijs voor, kunnen er vergaderingen bij deze of gene aan huis gehouden zijn. Van protestantse zijde zijn er geen documenten over Nukerk bewaard, wat volgt komt grotendeels uit “katholieke”geschriften, nl. jaarlijkse verslagen opgemaakt door de pastoors voor het bezoek aan de deken, met gegevens betreffende de geestelijke en materiële toestand van de parochie.
Ziehier, ongeveer chronologisch:
1559: inwoners van Nukerke wonen hervormde preken bij te Ronse in de Fiertelmeersstraat. 1566: ketters verwoesten het schrijn van Sint-Stefaan Goederen worden verbeurd verklaard van degene die uitgeweken waren na de Beeldenstorm bij o.a. Noël de Butseler, Daniël Corthals, de weduwe van Pauwels de Crits, Loy van Malier met echtgenote, David Taelman Op 15 mei 1568 werd Haskin Bruggeman van Ronse opgeknoopt te Nukerke. 1569: een kapel langs de weg naar Oudenaarde is in verval wegens een geuzenactie. 1569: een dekenaal verslag vermeldt de naam van de ketters: Maria vanden Abeele, Magdalena Aelvoets echtgenote van Hermes Heycke, Walterius van Baesvanck, Guilielmus Curthals alias Damnayns met echtgenote Joanna Laurens, Hermes Heuvick zoon van Nicolai, Gillis Maecht, Danielus, Philippus en Stephanus vande Putte en de echtgenote van Arnoldi Scudematte, deze personen hielden hun Pasen niet: “vivunt sine religione atheos”; plures sunt rarius frequentantes templum” 1574: Jacquemynken Becaus uit Nukerke trouwt met Adriaan Mainfroid uit Frankenthal te Londen in de protestantse vluchtelingenkerk Austin Friars 15 augustus 1587: idem voor Bernaert van den Putte van Nuekercke met Janneken van Nelden(Welden,) uit Maeteren 2 april 1592: idem voor Bernaert van den Putte van Nieukercke met Aurijntken Mestdach van Oudenaerde 1613: velen verzuimen aan de paasplicht, hetzij om ketterij, hetzij om andere redenen. In de omgeving van Ronse werden er op Pinksteren ketterse boeken aangeslagen bij Andreas van den Abeele 1615: een document meldt talrijke afwezigen op de biecht waaronder veel ketters o.a. Joannes Pot, David van der Donckt, Joannes Vereyst en echtgenote, Joannes Puerniet en familie, Petrus Ardenois is vertrokken naar Holland (1616) 1625: men vermeldt enkele verzuimen 1711: er zijn 5 protestantse families te Nukerke en er worden protestantse huwelijken voltrokken door een predikant 1731: er worden 2 protestantse families gemeld te Nukerke 1743: één protestantse familie uit Nukerke wijkt uit naar Nederland 1747: één persoon uit ons dorp is “una persona heretica est hic” 1772: de laatste protestant in Nukerke, een vrouw, sterft ,”ultima heretica pertinaciter est mortua”.
Uit verslagen.
Etikhove 1613 : in de woning van ene Andreas vanden Abeele werden samenkomsten gehouden. In dat jaar vertrokken families naar Sas van Gent in Holland.
Nukerke I616 : “jacobus Puerveniet, hereticus cum familia et Petrus Ardenois in Hollandiam secessunt…”
Nukerke 1680 : er woonde één hervormde familie
Nukerke 1690 : er woonden 4 hervormde families
Sas van Gent 1695 : “Jacobus van Butsel contrasit matrimonium in Hollandia…” of Jacobus van Butsel ging een huwelijkscontract aan.
Nukerke 1699 : “Hereticorum numerus est diminuntius, aliqui conversi aliqui discesseunt .. » een aantal mensen liet zich bekeren.
In 1710 werd Jacobus Blommaert in Nukerke geboren. Verbleef later in het buitenland.
François Blommaert geboren in Nukerke werd in Sint-Maria-Horebeke gedoopt op 1 november 1715.
Tot 1720 woonden er in Nukerke nog Calvinisten maar hun aantal verminderde snel wegens het ontbreken van predikanten.
Tot de jaren 1970 woonde in Nukerke nog een familie die de leer van de Evangelische leer aanhield.
Gegevens ontleend van De Rammelaere
Bij de definitieve sluiting van de protestantse kerk in Etikhove werden de gebruiksvoorwerpen overgebracht naar de protestantse kerk in Ronse.
Maar er was ook beterschap. De streek van Oudenaarde was in West-Europa beroemd geworden “voor hare wolleweverijen, tapijt- en goudlederfabrieken, en dat uren in de ronde meer dan vijftig duizend werkklieden in het werk werden gesteld”. Dat meldt althans een document:”… in de prochie Melden liggende bij de stede Audenaerde int land van Aelst syn woonachtigeen groote menicht van schamel volck”. Zij weven tapijten, maar hun werk was van “seer cleenen qualiteite”. Toch mochten ze werken voor “de stede Audenaerde”.
Kaartstudie
Neukerque 1660 Volgens de kaart van Joan Blaeu stonden er aan de Cruysboom (Kruissens- boven de Kruisberg) enkele galgen.
Nukerke tussen Sulsick en Etichoven met aanduiding van een “Dillenstraet: Carte du Compté de Flandre van Deliske Guillaume (1675-1726)
Nukerke :Novissima et Accuratissima Comitatus Flandriae van de Wit Frederik (1630-1706). Centrum van Nukerke is bebost.
Nieukerkeop kaartLa Flandre Française van Sanson Nicolas (1600-1667). De plaatsaanduiding ligt wat onkeurig; nl. ten NW van Armentiers. Op het grondgebied strekt zich ten zuiden een langgerekt bosgebied uit parallel loopt met de heuvelkam . Een brede bosstrook loopt tot aan de kerk. Halverwege tussen de kerk van Nukerke en Melden staat een kerkje of kapelletje op de plaats Torzeken.
Nukerke op de kaart Flandre Espagnole van Sanson Nicolas (1600-1667). Halverwege de kerk van Nukerke en melden staat het “Chateau Torrcken".
Neukerke ligt ten westen van Ronse en ten zuiden van Sulseque: kaart Le Comté de Flandre 1690 par R.P. Placide Augustin, déchaussé (ongeschoeide karmeliet) du Roy.
Nukerke is niet vermeld op de kaart Belgium sive inferior Germania van Weigel Chrstoph (1654-1725) met aanduiding van het land van Aelst in het Comit Fladriae in het Belgium Austriacum.
Neukercke op de kaart van Nova et Accurata Hannoniae Comititus van Authore Danckerts Theodorus (1663-1727).
Nieukerke in het Graafschap Aalst: kaart Flandriae Comitatus Pars Media door Visscher Nicolaes (1618-1679). Er was reeds een bebouwde kern van een 20-tal woningen op de plaats waar men nu “Den engel” noemt. De Chaussée De Renaix week in Leupegem af en liep richting Schorisse en via Edelaernaar Oudenaerde. Zo liep die belangrijke weg over lange afstand in hetzelfde graafschap Aalst. Over de Schelde lag deCasselrye van Oudenaarde. Meschen en Sulseke lagen op de grens.
Nukerke op de kaart Flandre Espagnola et Flandre Hollandoise 1689 door Sanson, Nicolas.
Nieukercke in de Comté d’Alost op Carte Particulière des environs de Bruxelles avec le Bois De Soigne et d’une partie de la Flandre jusques à Gand par Eugène Henri Fricx (1644-1730) met aanduiding van Fontaine, waarschijnlijk aanduiding van de huidige Straalbronnen. De grote baan loopt van Renay tot aan de kerk in Leupeghem onderweg een paar kilometers langs een uitgerekte Koppenberg. Verder zijn aangeduid :Boschcante, palend aan de Bois de Cocambre en Relighem met verderop een watermolen (Ter Meulebroecke). Er is een verspreidde bewoning.Ten noorden van ons dorp ligt Etichove met de watermolen la Deuse.
Nieukercke Carte Particulière des environs de Bruxelles avec le Bois De Soigne et d’une partie de la Flandre … par Matthâus Seutter (1678-1756) met dezelfde aanduiding als vorige kaart.
Niewkerke op de kaart “Stoel des Oorlogs in Henegouwen, namen enz., Teatre de la Guerre en Hainaut et… par Abraham Allard , ca 1675-ca 1730. Hier blijkt dat ons dorp onder de Chatellenie d’ Oudenarde (rechtsgebied van een slotvoogd) vielen.
Nukerke in het Flandre Espagnol op de kaart Le Comté de Haynaut divisé en François, et Espagnol door Guillaume Sanson (1633-1703). Merkwaardig is het uitgestrekt bosgebied van Roseake over le Cocambre tot Bracle met een brede strook bos tot een eind over het dorp van Nukerke.
Geen vermelding van ons dorp op de kaart Le Theatre de Bellone door Pieter Schenk (1660-1718).
Nukerke op de kaart Comitatus Hannoniae 1715-1724 door Homann, Johann Baptist.
Nukerke op de kaart Correctissima Descriptio Hannoniae Comitatus van Frederik de Wit (1630-1706). Het overgrote deel van ons dorp is als bos aangeduid.
De Nederlandse taal werd terug de officiële taal en het protestantisme kreeg weer vrije teugels. De laatste baljuw in onze streek was ene Judocus De Brauwere (1818).
Opzoekingen geven ons volgende gegevens ( zoveel mogelijk in de orriginele schrijfwijze):
Nukerke behoort tot het 2de kanton Oudenaarde in het Tweede Arrondissement (1ste arrondissement is Gent).
In de naamlijst der “Ontvangers van de directe Belastingen, in- en uitgaande Regten en Accynsen” staat Nukerke aangeduid als plaats van perceptie waartoe de gemeente Nukerke en Melden behoren met als ontvanger J.B. Platteau. Gerechtelijk behoort Nukerkc tot het “Canton d’Audenarde (N°2) met Juge de paix A.J. Hoornaert
Hieronder namen van inwoners die voorkwamen in officiële verslagen.
1727 Vonnis van de Raad van Vlaanderen met veroordeling van verscheidene inwoners van Nukerke voor het bevrijden van Pieter den Heml uit de gevangenis van Avelgem.
1743-1744 Jan Baptist Van den Driessche baljuw van Melden en Nukerke vermeldt in een vonnis dat Jacob Van Coppenolle zijn schapen wil laten weiden op grondgebied Nukerke.
1755 Pieter Augustijn Van Malleghem is in vonnis tegen Frans Coppens voor de betaling van een schuld.
1765 Pieter de Bisschop belastingsontvanger
De wethouder van Nukerke heeft het over het weigeren van “koegeld” te betalen opgelegd door “stede Aalst en Geraardsbergen
Vanbutsele Gustave avocat Nukerke 12 huizen en brouwerij van 36,61,80
Platteau Louis. Liefmans Georgette veuve Platteau Louis
1809 Nukerke telt 2562 inwoners met als “ maire P.J. Van Butsele en Veytsman en Van Mallegem adjoints.”
In Melden woont ”De Cock Augustin maître en Chirurgie”.
In de lijst “Sages-femmes reçues, pendant la révolution, par les Jurys provisoirementétablie sous l’autorité des Administrations de département.
Ene Hofman Jean-Jacques is opgenomen in de lijst van “Officiers de santé pourvus de certificats devant leur tenir lieu de diplome, conformément à l’article XXIII de la loi de 19 ventôse an 11. “ventôse” is de 6de maand van het republikeins jaar in Frankrijk.
Ter info; in Segelsem was ene Hofman Jean-Godefroid “Docteur en Medcine”.
1812 Maire P.J. van Butsele. Adjoints Weytsman en Van Malegem
De lijst “Collèges électoraux d’Arrondissement Audenarde” meldt volgende namen:
De Vos Josse, écrivain à Nukerke
Van Butsele Pierre-Joseph, maire à Nukerke
Van Mallegem Pierre-Augustin, cultivateur à Nukerke
Vande Putte Jean-Michel, cultivateur à Nukerke. Vandeputte Marie-Françàise, béguine (zus is Rosalia)
Van Butsele à Nukerke huissier
J.M. vande Putte percepteur
1814 Van Butsele à Nukerke is “huissier” en J.B. Platteau “précepteur à Nukerke.”
1816 idem
1817 idem. C. vande Weghe is pastoor.
1818 Melden is “Lieu de perception” voor Melden en Nukerke met als Percepteur Jean-Bapt Platteau.
J. Volkaert is pastoor en desservan bij “le Curé de Notre-Dame de Paemele a Audenarde.”
Sulsique heeft als pastoor C. vande Weghe (in 1819 pastoor in Nukerke)
1819 Pastoor Charles van de Wefhe is desservan bij “Curé M.P. Roelants, de Notre-Dame de Paemele a Audenarde” samen met 9 pastoors uit de omliggende gemeenten.
Chef-Lieu de perceptions is Melden (met Nukerke) met als percepteur Jean-Baptiste Platteau.
1820 Van Butsele is “huissier à Nukerke”. Rest idem.
1821 Nukerke telt 2375 inwoners. Pastoor niet gegeven.
P.J. van Butsele is burgemeester , P.A. van de Putte en B. Opsomer zijn schepenen.Fréderic van Butsele is sekretaris.
1822 Pastoor Charles van de Weghe
1823 Charles van de Weghe is pastoor.
Van Butsele à Nukerke is “huissier au Tribunal de 1ième instance du deuxième arrondissement.”
Platteau Théodore et épouse Liefmans Ernstine notaire Schoorisse
1824 De schoolopziener voor het “Publiek onderwijs” is “De Heer C.J. Reintjes te Berchem en behorende tot het zevende schooldistrict 2de Afdeling bij het provinciale commissie van onderwijs”.
F. de Bisschop is burgemeester met assessoren en Sekretaissen Pr. de Temmerman en Lod. Van Grootenbrul.
L. Van Butsele is deurwaarder aan de “Regtbank van eersten aanleg van het tweeds arrondissement”.
Schepenen zijn: P.A. van de Putte en B. Opsomer
J.B. Platteau was “ontvanger van de directe Belastingen in- en uitgaande Regten en Accynsen.in het bureel van perceptie te Nukerke
1825 Nukerke telt 2448 inwoners met F.J. van Butsele als burgemeester. P.A. van de Putte en B. Opsomer zijn adjoints en F. van Butsele is sekretaris
1826 Nukerke telt 2474 inwoners
F. de Bisschop is burgemeester met Pr. Temmerman en Lod. Van Grootenbrul als assessoren.
1827 L. Van Butsele was Deurwaarder verbonden aan de Regtbank van eerste aanleg
De bevolking bedraagt 2403 inwoners.
1838 Nukerke telt 2431 inwoners met 418 huizen
F.A. van Butsele is burgemeester en J. de Vos en P. de Temmerman zijn schepenen.
F.N. Platteau is secretaris
F.J. Van de Putte is gemeenteontfanger.
J. de Menus en C. de Donder zijn veldwachters.
L. Vandendaele is zaekwaernemer, practzyns en ontfanger administrateur in de provincie.
De Belgische Staat (vanaf 1830)
Van de Heerlykheden, Voorrechten en den Edeldom van Vlaenderen.
In Vlaenderen zyn eenige steden die landen onder hun hebben, als voor eerst de stad Aelst, zynde een graefschap afhoudende van het keyzerryk, welkers eersten graeve was Robert den Vrieslander, jongsten zoon van Baudewyn van Ryssel, elfsten graeve van Vlaenderen. Hy hechte het land van Aelst aen de kasselrye van Gend en het land van Vlaenderen. Hier volgen op order van den A B C de steden en dorpen onder het gemeld graefschap en land van Aelst behoorende.
Nukerke, te Roomen bekent voor eene kapelle.
Jaerboeken van het souvereine gilde der kolveniers, busschieters en kanonniers gezegd hoofdgilde van Sint Antone, te Gent. Deel 1
editie Ferdinand Vanderhaeghe
1855, 23 en 24 juny.
Ter gelegenheid der Gentsche kermis, groote pryskamp met de karabyn, in het lokael van 't Gilde, op de vaste schyf, voor 't hoogste punt, en den schoonsten kogel, in tien schoten, en in de citadel, op de vrye schyf, voor den schoonsten kogel; inleg, 5 frank op de vaste schyf en 25 centimen per kogel op de vrye schyf; afstand honderd meters. De pryzen bestonden in zilveren tafelserviezen en medaljes; 81 schutters namen deel aen den pryskamp. De pryzen voor den schoonsten bal werden gewonnen door HH. Jacobs, van Brussel (4m93); Alphons en Eugeen Vanderhaeghen, van Gent; Emile Van Gheluwe, van Rousselare; Hipp. Hesnault, van Gent; Gustaef Van Butsele, van Nukerke, en Steinsiepen, van Leuven;
1859, 10 july.
Groote pryskamp met juistheid-wapens. Het volle bedrag der pryzen beliep op 2,600 frank. Op de vaste schyf werden de pryzen voor de punten gewonnen door Colot vader, van Lesves (115 punten); De Meulder, van Houdeng; Lambert, van Frameries; Simonon, van Herstal; Janssens, van Brussel; Busiau en Recq, van Bergen en Karel Leirens, van Gent (110 punten); en voor de witten door Lamquet, van Aelst (3m 29); Navez, Larsimont, Deroy, Gisler en Wayer, van Brussel; Maréchal, van Bossières en L. Van der Heyden, van Gent. De bygevoegde pryzen werden gewonnen door Van Butsele, van Nukerke; Nihoul, van Nimy; Julius Hulin, enz. Op de vrye schyf wer-
K.-L. Ternest, een taalkundige wiens werken ook in Noord-Nederland zeer op prijs zijn gesteld, keurde het hooger aangeduide stelsel onvoorwaardelijk goed (Toekomst, 1866), en voegde er eenige alleszins gegronde bemerkingen bij, welke wij hier gedeeltelijk willen overnemen:
‘Het gebeurt weleens, dat het spellen van eenen naam volgens de doorgaande uitspraak met de woordgronding, met de bekende beteekenis in strijd komt; in dit geval moet men natuurlijk der eerste te wille zijn, dewijl het geschrevene woord de voorstelling van den woordklank moet verwekken; dus: Nukerke, dorp tusschen Oudenaarde en Ronse, zóo geschreven omdat men niet anders uitspreekt, al is de beteekenis volkomen dezelfde als die van Nieuwkerke in het land van Waas.
Naar aanleiding van de boul(h) aersche wech te Nukerke, blz. 392-393, heb ik geschreven dat we daarbij gerust aan een Boenlare mochten denken, misschien wel Over-of Nederboelare bij Geraardsbergen of boenlaer onder Petegem. Dat was een vergissing: te Nukerke bestaat die weg nog en heet er de Boelaardstraat. De naam herinnert aan een nog steeds bestaand, in de volksmond nog steeds bekend en aangrenzend stuk land: Den Boelaart,welke naam zelf teruggaat op een persoonsnaam. De Veil Rentier d'Audenarde (± 1275) vermeldt, fo 18ro, de weg als ‘une voie’, tegelijk met de namen van de cijnsplichtigen en de ligging van de percelen. Een van die perselen grenst aan ‘le tere renier boullart’, wat de oorsprong van de wegnaam duidelijk maakt. Deze persoonsnaam zelf kan natuurlijk teruggaan op een van de plaatsnamen Boenlaer(e).
Tegenslagen in de 19de eeuw:
1845: een grote aardappelplaag vernietigde de oogst gevolg door een tyfusepidemie. Van een mislukte aardappelteelt kwamen vervolgens, ondervoeding, armoede, onhygiënische levenswijze, ongedierte in de omgeving vooral luizen die op de reeds verzwakte lichamen wondjes achterlieten en zo typus kon doen ontstaan. Men moest nog tot 1939 wachten vooraleer DDT werd herontdekt en een ideale insecticide bleek te zijn.
1845: een winter met hongersnood, bovendien begint de winterkoude op 28 oktober.
1867: een pokkenplaag slaat toe met doden als gevolg.
Nukerke start met volksonderwijs. In de notulen van de gemeenteraad wordt melding gemaakt van de aanstelling van ene Pieter, Amandus Germonprez als onderwijzer aan de gemeenteschool. De eerste gemeenteschool kwam er op de hoek van de huidige Pontstraat en de Mere. Het gebouw, klassen en schoolhuis, zijn sindsdien niet veel gewijzigd. Voor de verdere geschiedenis van de gemeenteschool verwijzen wij u naar de rubriek “Ontstaan van het gemeentelijk onderwijs”.
Bedrijvigheid
“Nukerke was overduidelijk een landbouwgemeente. De gewone vrouw en man weefden in 1834 nog stoffen. Anderen dreven handel in paarden, runderen en varkens. Er waren acht molens: “Il y a cinq moulins à vent qui servent à moudre les grains et à faire de l’huile; deux moulins à farine mûs par eau, teun moulin à huile activé par un manêge . »
“In 1840 was het slecht gesteld met de weefnijverheid : De eenigen tak van de Nijverheid die in de gemeente wordt uitgeoefend en waer van den toestand nog altijd bedroevend is, is het vlasspinnen en lijnwaedweven; wij hopen door de overeenkomst tusschen Frankrijk en Belgien gesloten, deze in het kort te mogen zien “verbeteren. In 1884 is ergeen sprake meer van weefnijverheid en is er een molen weggevallen. Er bestaan alhier een brouwerij, 2 geneverstokerijen,4 Graanwindmolens, 1 oliewindmolen, 1 water oliemolen, een molen bediend tevens door het vuur en het water en gebezigt tot het malen van het graan. Erbestaan ook alhier eene fabriek van draineerbuyzen die nu onwerkzaam is. In 1889 is er maar één stokerij meer vermeld.” (Annalen Ronse)
Nukerke in de steigers
Vanaf halfweg de 18de eeuw veranderde Nukerke grondig van uitzicht. Zo verrezen toen tal van vierkanthoeven en kreeg de gemeente een eeuw later een gemeentehuis met aanpalende pastorie. Zoals in menig dorp bleef soms tot lang in de 20ste eeuw het gemeentehuis een dorpscafé te zijn waar een kamer was voorbehouden voor de administratieve zaken. Na de bouw van een gemeentehuis ging de herberg verder onder de naam van “In ’t oud gemeentehuis”.
“In de 2de helft van de 19de eeuw nam de bebouwingsconcentraties in de dorpskom toe. Naast burger- en herenhuizen van de lokale notabelen kwamen in die tijd ook de eerste officiële gebouwen zoals een gemeentehuis en een gemeenteschool tot stand die het centrumkarakter van de dorpskern affirmeerden. Zoals vele gemeenten kreeg ook in die periode Nukerke zijn gemeenteschool. Een constante bij de bouw van die eerste scholen was een vleugel met twee klassen. De onderwijzerswoning van het dubbel huistype met twee bouwlagen werd er zijdelings tegen aangebouwd.” Op ’t einde van de 19de eeuw richten veel parochies hun eigen scholen op. Overal hadden ze dezelfde vorm: een laagbouw met ramen in neogotische stijl. (enkele gegevens komen uit het werk Inventaris over het cultuurbezit in België)
Nukerke kreeg in 1903 een nieuwe pastorie voor de pastoor terwijl de opeenvolgende onderpastoors Spitaels, Van Moorleghem, Aelvoet, ‘t Kint en Pot in de vroegere woning naast het gemeentehuis huisden, beiden gebouwd met een pui of bordes.
Veel oude en kleine landbouwbedrijfjes werden vergroot, aangepast of uitgebouwd tot hun huidige vorm.. Zo werden veel gevels van de woningen in de loop der tijden verhoogd en van een extra rij halfronde bovenvensters voorzien. De woning van de nieuw gebouwde hoeven dragen dezelfde kenmerken. Tijdens de verbouwingen werden stukken met inscripties met zorg teruggeplaatst. Een bouwjaar vindt men nu terug op een moerbalk, een deuromlijsting, een haardbalk, een booganker, een cijferanker, een christusmonogram, een steen boven de inrijpoort. Resten van schuren met een houtconstructies en lemen wandvullingen werden nog uitzonderlijk aangetroffen in Tenhole nr. 1 en op den Dries, eerste eigenaars Vande Putte, nu Devenijns. De grote lemen schuur aan de oostzijde van deze hoeve geeft ons een beeld hoe de oorspronkelijke hoeve er in de 18de eeuw moet uitgezien hebben. Hopelijk worden die constructies bewaard. Een van de oudste hoeven in Nukerke is de grote vierkantshoeve langs de Weitstraat nr 31. De zandsteen omlijste inrijpoort draagt het jaartal 1749.
Rond de hoeven verschenen de kleine landhuisjes voor de dagloners. Die huisjes werden echter nog in de traditionele hout- en leemstructuur gebouwd. Het dak was met stro bedekt. Tegen eind 19de eeuw werden de lemen muren vervangen door baksteen. Na de tweede wereldoorlog werden de laatste strooien daken vervangen door pannendaken. Hier volgt een summiere opsomming van de vierkanthoeven. Boelaerdstraat nr 15 anno 1718, De Spijker anno 1841, Dieriksstraat nr 5 anno 1861, Dieriksstraat 15 1870, Heidje De Spijker nr 4 anno 1841, Heidje nr 11 anno 1755, Holandstraat 2 anno 1740, Holandstraat 9 anno 1840, Holandstraat 14 anno 1739, Eglantier kleine hoeve anno 1860, Ommegangstraat 68 anno 1880 (?), Pontstraat 62 anno 1571 als molenaarshuis, Turkeye nr 10 anno 1833, Turkeye nr 12 anno 1724, Tenhole 3 anno 18.., Weitstraat 25 anno 1719, Weitstraat 27 anno 1835, Weitstraat 31 anno 1749, Weitstraat 37 anno 1860 (?), Zeitje 3 anno 1860.
Nukerke in 1872 In dat jaar waren er in Nukerke 453 gebouwen verdeeld over de volgende gehuchten: Dorp 27, Grote Steenweg 57, Holand 37, Sint-Hermes 36, Eitje 33,Heide 32,Kapelle32, Turkije 30, Groenendaele 26, Bekelings 22, Spichtenberg 22, Keimeers 20, Melink 20, Dieriks 19, Terpoort 19, Ponts 13, Zak 8
Op den Dries... Daar werd in het ouderlijk huis Aloïs Willems geboren als zoon van Desiré en Melanie Verhellen. De oude woning werd in 1953 grondig gemoderniseerd; strooidak en lemen muren verdwenen. Een houten balk, verborgen in het plafond draagt het jaartal 1668. In oorsprong behoorde dit landhuis toe aan de boerderij van Staf Vandeputte, een grote vierkantshoeve aan de overzijde. Dat was toen een rijke, invloedrijke en devote familie want “Anna Theresia Vandeputte geboren te Nukerke op 30 september 1795 schonk aan de parochiekerk een heel mooi kleurrijk glasraam, O.-L.-Vr. van Lourdes voorstellend. Dit glasraam is geplaatst in de noordenmuur van de kerk.”
Octaaf Verhellen, broer van Melanie was toe “carton” (van het Franse carter dat voerman betekent ?) op de boerderij van Vande Putte.In de loop der tijden werd het landhuisje van de familie Willems uitgebouwd tot een zelfstandige boerderij.
VOLKSFIGUREN ROND DE EEUWWISSELING
Zoals ieder weet was er toen noch radio na televisie. Toch had de volksmens zijn plezier en dat zocht zij/hij met veel vertier in een stammenee zoals daar was de stammenee “In ’t Bisdom, gelegen op de hoek van de Sponde en de Chaussée de Renaix (Ronsestraat). Op de andere hoek van de Sponde woonde een concurrent. namelijk de stammenee “In de Pastorij”.
“In ’t Bisdom” was een heel geliefd oord. De kroegbaas was immers Filie De Bisschop, een echte dorpsfilosoof en bovendien boer, kandelaarder, beenhouwer, slager, metser, kroegbaas, dichter, zanger… Die laatste eigenschappen zorgden voor veel ambiance in zijn kroeg. Er heerste een ideale sfeer waar volksliedjes spontaan ontstonden. De meeste van die liedjes dreven de spot met (meestal) een welstellende of met vrouwen en mannen die zich wat hoger achtten op de maatschappelijke ladder. Zo heeft Filie De Bisschop een schrift vol liedjes geschreven. Na zijn overlijden in 1921 volgde zoon Tryphon (geboren in 1897 ) in zijn sporen. Hier volgt zo’n liedje. Het gaat deze keer over volksmensen en hun “lapnamen”.
“Stanse faro, Binde Manse, Pierkitsies en Bunies Fie, Bruno Keerke moe nie mier werken,
En Pierk Hanson is mee pensoen.”
Diezelfde Theofiel kreeg het ook aan de stok met “paster Dutordoir”. “Filie was nen donkerblauwen én is eens mee de blauwe opgekomen. Paster Dutordoir wist blijkbaar vooraf dat de katholieken 2 stemmen zouden te kort komen. Daarop liet hij Pauli margerine, die op bietenampagne was in Frankrijk, terugroepen. Niettemin kwamen de liberalen aan de macht". Daar lees je verder meer over.
Nog zo’n anekdote. In de tijd van Tudortoir gingen nog alle mensen naar de kerk. Zoals gebruikelijk zaten de grootste katholieken vooraan en de slechte achteraan. (In Christus’ tijd was dat juist omgekeerd). Filie en zijn blauwe vrienden stonden steeds op een rijtje achteraan leunend tegen de middelste portaaldeur. Immers de klokkentoren en ’t portaal zijn gemeentelijke eigendom zeker? Je zou dus kunnen zeggen dat ze daar een beetje op niemandsland stonden. En dat kon Tudordoir blijkbaar niet slikken. Bovendien, de liedjes die Filie maakte waren voor de pastoor te obsceen en dat was ook niet naar de zin van de pastoor. Op een mooie zondagmorgen riep hij vanop het kansel: ” De Bisschop , da moet hier gedaan zijn met die schunnige liedjes… ’t is hier binnen of buiten, hebde dat begrepen!” Felie, welbespraakt zoals hij was, had nogal vlug zijn antwoord klaar en riep: ” Awel ’t is buiten menier de paster!” De kerkgenoten giggelden en Filie draaide zich om en verliet de kerk van Nukerke om niet meer terug te komen. Daarna bleef hij zijn zondagsplicht vervullen en reed met de fiets dan maar naar de kerk van Leupegem.
Naar men vertelde moeten er in deze periode een 49-tal herbergen geweest zijn in Nukerke. De meeste cafés hadden naast een sociaal karakter tevens een economisch nut. Op plaatsen waar twee of meer wegen samenkwamen was er een herberg gevestigd. Mensen die goederen of een pakje hadden te verzenden kwamen daarmee naar de grote baan, leverden dat tegen betaling af aan de kroegbaas en deze zorgde er voor dat de juiste vervoerder het pakje meenam. Alle vervoer ging toen nog met paard en kar, wagen, koets …
Theofiel De Bisschop heeft tijdens het kandelaren van een boom zich eens lelijk vergist en is wegens de gladheid van de schors van een stam ongelukkig naar beneden gekomen en was zwaar gekwetst. Hij is in 1921 overleden.
Onze streek was begin de 20ste eeuw nog veel bebost. Vele bomen werden gekandelaard om dikke stammen op te leveren voor de scheepsbouw. Tijdens de oorlog 14-18 hebben de Duitsers onze bossen kaalgekapt. Het hout ging naar de loopgrachten. Na de oorlog hebben veel boseigenaars gekozen om sparren aan te planten. Deze bomen groeien snel en brengen dus vlug hout voort.
Nu een verhaal van twee inwoners die de overgang naar de 20ste eeuw hebben meegemaakt. Dit verhaal uit 1973 is een weergave van een interview met Remi Pot en Aloïs Willems. Het gesprek werd zo getrouw mogelijk weergegeven. Vandaar het soms oude woordgebruik.
Remi Pot werd geboren in Etikhove in 1892 en Aloïs Willems werd in 1897 geboren in Nukerke. Gedurende vele jaren waren ze buren op ’t Holand, Den Dries in de volksmond. Hun verhaal
Aloïs en Remi: “Toen wij naar school gingen in onze kindertijd moesten wij nog niet opletten voor de auto’s. D’er waren er nog gene. Wij aten toen veel boterhammen, eieren, soms vlees. Sommige mensen aten toen al twee keer per dag vlees. Ik ben in Etikhove naar de school geweest en zat bij meester Vande Putte. Meestal gingen de kinderen op kloefen naar school.
Aloïs.: Voor mij was dat naar school gaan wel een half uur stappen. D’ Holandstraat was toen al gekassied. En als ’t winter was dan zat de sneeuw soms in ons kloefen. In de school bleven de kloefen in de gang staan. Wij gingen op ons kousen naar binnen. Sommige kinderen deden gebreide sokken aan in de klas. Als het regende droegen we een kapmantel. Ge weet wel, zoals de facteur er nu nog een draagt. We namen onze boterhammen mee en warme soep kregen we van de nonnekes. Ik denk dat we 1 cent betaalden voor een tas soep. De minder begoeden betaalden niet. Pas als we onze plechtige communie deden kregen we schoenen maar tijdens de week liepen we steeds op kloefen.Wij, de jongens, droegen een pofbroek,zo’n broek tot aan de knie, ja met een rekker in. Punten en rapporten bestonden toen nog niet. Meestal schreven we op een stenen lei met een griffel. Af en toe schreven we in een cahier, allé een schrijfboek, met een inktpen. Kleurpotloden bestonden toen niet in de school. Een boekentas hadden we niet want we namen niets mee naar huis. Alleen de catechismus ging mee. Ik herinner mij nog de vakken heilige geschiedenis, aardrijkskunde en vaderlandse geschiedenis. Van die vakken hadden wij een boekje. We leerden ook andere vakken zoals het abc, rekenen, optellen, aftrekken … Straf schrijven bestond toen niet. Maar ’t was de tijd van de kloefen hé. Dus de kloefen uit en met de knieën in de kloefen. Nog niet braaf ? Dan kwam er een andere straf. Soms kwam meester Jan met zijnen regel rond en sloeg op ons kneuten. Als we dorst hadden dan dronken we water aan de pomp want leidingswater bestond nog niet in Nukerke.”
Aloïs ging naar de kleuterklas in het schooltje naast de villa Van Malleghem, achter de kerk. “Daar waren in mijn tijd 2 kleuterklassen. Ik zat in de klas van de kinderen die geboren waren in 1897. We verzamelden op de koer van de meisjesschool en gingen vandaar met de zuster de plaatse af naar de klassen. In de klas was er geen verlichting en als het te donker was om iets te leren dan deden we niets. En we waren helemaal niet verplicht om naar school te gaan. Als we groter waren staken we veel deugnieterij uit. Soms moesten we schoolblijven omdat we niet op school aankwamen, maar we moesten ook blijven als we ons les niet konden.”
De voorschoolse opvoeding noemde vroeger de bewaarschool of fröbelschool voor kinderen van 3 tot 6 jaar. In oorsprong was de voorschoolse opvoeding uitsluitend een particulierinitiatief. De eerste officiële kleuterscholen startten in 1843 en het zal nog tot 1879 duren voor aleer de gemeenten verplicht werden om een bewaarschool op te richten. De oprichting van de lagere scholen was reeds verplicht vanaf 1842 en 't was kosteloos voor kinderen van behoeftige ouders. De leerplicht voor kinderen van 6 tot 14 jaar kwam in voege in 1914 en de wet van 19 mei 1914 voorzag de oprichting van de 4de graad lager onderwijs. Het lager onderwijs was toen kosteloos.
“De eerste communie bestond toen ook al, dat was op 7 jaar. Goede katholieken mochten de bijbel niet lezen. De meeste kinderen gingen naar school tot aan hun plechtige communie. En eens dat voorbij speelden we koewachtertje bij een boer.” “ Ik”, zei Remi, “ ik verdiende 8 frank per maand en er waren er niet veel die zo veel verdienden. We kregen wel eten op de boerderij. Foto’s van die tijd hebben we niet. Dat is spijtig. Maar sommige jongens bleven gemakkelijk thuis. Vooral als ge van de oudste waart. Die bleven gemakkelijker thuis om te werken. Ik was van de jongste en gingmeer naar de school. Soms ging er een zondagschool door. In Etikhove was er soms avondschool. We gingen daar naar toe om te leren. ’t Was gratis en zelfs grote mensen van 20 jaar mochten komen. En een bibliotheek in de klas dat bestond nog niet. We hadden zelf weinig boekjes en ze moesten dan nog in de school blijven. En gedichtjes leerden we ook maar we zijn die vergeten. Bomen schreven wij toen nog met twee o’s.”
Veel boeken hadden we niet. Den schoolopziener kwam somwijlen naar de klas.
In de lagere school zat ik bij meester Jan, op het dorp. De man had een zakuurwerk want polshorloges kenden ze nog niet. Op zijn neus stond een pince-nez met een koordje vastgelegd zodat hij niet zou rondvliegen en op de grond zou vallen als de meester eens naar iemand uitvloog. Het brilletje zat met een ressorke op de neus vast. Onze meester had geen kiel aan. Ik denk dat onze meester Jan de eerste was in Nukerke die een fiets had. We gingen volle dagen naar school van maandag tot vrijdag en de zaterdag was er school tot ’s middags. Sommige kinderen doken de school. Er werd ook haagschool gehouden vooral tijdens de fruittijd.
Remi: ”Ik moest eens schoolblijven met een kameraad. Omdat ik mijn les niet kende. Als straf moesten we het onkruid trekken in de lochtingvan de meester. Die lochting lag waar nu ’t kerkhof ligt (in Etikhove). We kropen over de muur en begonnen te wieden. Of we het wisten of niet maar we hadden al de prei uitgetrokken want we dachten dat het onkruid was. De meester had dat vlug in de mot. ’s Anderendaags moesten we een wieske (ge kent dat wel hé, zo'n fijn wilgentakje) meebrengen naar de klas en het aan de meester geven. Maar dan hebben we er van gehad. In de benen, hé! De schoolblijvers moesten soms de klas kuisen. De wc’s bestonden uit een hokje met een plank waarin een rond gat was.
Op school was er geen bibliotheek. We hadden weinig schoolboeken en die moesten altijd in de klas blijven. En schriften , we hadden er “meeruize” (amper) twee of drie. We zaten met zes op een lange bank zonder leuning. Onze rug leunde tegen de bank achter ons. We mochten niet te veel schommelen terwijl er geschreven werd. En het houten bord hing niet aan de muur maar stond op een driepikkel, een ezel zoals ze zeggen. De meester schreef er op met krijt. Ja, ’t was in de tijd van Koning Leopold II. Er waren weinig kranten in onze kindertijd. We kochten af en toe ’t Volk van Ronse. Soms was er zondagschool maar in Etikhove was er ook ’s avonds school. We gingen daar naar toe om te leren. En ’t was gratis. Examens hadden we niet.”
Thuis stonden er toen niet veel teloren op tafel. In ’t midden stond een grote teil met eten en ieder at met een houten lepel. Ons huis dat was maar om zo te laten; aarden muren met stokken er in verwerkt, aarden vloeren , strooien dak en de zoldering gelegd met planken en daarop aarde geplakt voor de warmte.
Aloïs: In 1913 heb ik voor het eerst een vliegtuig gezien. Het had een noodlanding moeten doen op de Eerstkouter, daar boven 't Moleke. ('t Moleke noemde vroeger meulen ter Eertsbrugge). We waren juist bezig met de oogst te pikken. ’t Was de tijd dat de boeren op ’t land werkten met een span koeien of een ossenspan. Boeren die meer land hadden bezaten één of twee paarden. Bij Remi hadden ze thuis 2 ossen en zeven koeien. De ossen deden het werk. Veel mensen leefden van de opbrengst van een klein boerderijtje. Wij hadden thuis 31 dagwand. Eén ha is 3,25 dagwand groot en één roe is 5,57 m in ’t vierkant. Het geld was toen een centiem, twee centiem en een frank was toen al veel geld. De dichtste winkel was in de Vinke, bij Ryckbosch. En cafés… er waren er veel...
Remi werd vrijwillig soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ik ben geboren in 1890. In 1912 ben ik vrijwillig binnengegaan en ik ben pas in 1919 afgekomen. Wij mochten weinig naar huis komen tijdens onze dienst. In totaal ben ik zeven jaar soldaat geweest. ‘k Heb ook aan den IJzer gevochten en veel geluk gehad zeker! Ik had als wapen een karabien. Die schoot 200 m ver. Ge moest al goed kunnen schieten om iemand te raken. Aan het front kregen we zelfs af en toe gymnastiek. In ’t leger was het al Frans maar de officieren verstonden vloms. ’t Commandement werd altijd in ’t Frans gegeven.(een oud zeer waar vele soldaten over klaagden en vele jonge Vlaamse soldaten zouden de dood zijn ingejaagd omdat de bevelen niet goed werden begrepen. Sommigen droomden toen reeds van een zelfstandig Vlaanderen). Om de 14 dagen veranderden we van linie. We schoven naar achteren naar een tweede en nadien naar de derde linie en na een tijd zaten we terug in de voorste en gevaarlijkste loopgrachten. Ik ben in den oorlog gewond geweest aan mijn arm.
De oorlogsjaren waren maar triestige jaren om te leven. Er was weinig eten en als ge eten wilde dan moeste dat duiken want de Duitsers eisten alles op voor hun leger. Als we honger hadden aten we al eens een raap.
De dokter kwam toen te paard, dus als ruiter op huisbezoek. Ik heb nog horen zeggen dat ’t eerste hospice was waar Marc Capiau heeft gewoond. ’t Ander is gebouwd dankzij Van Malleghem.
Na de oorlog is Remi een tijdje naar Parijs gaan werken, aan de vélodrome. Aloïs heeft na de oorlog nog kleren gemaakt. Ha, de tijd van nu is toch veel beter. Remi, in de buurt noemden we hem Mietje, stierf in 1976. Aloïsverliet ons op 5 februari 1979.
De Eerste Wereldoorlog begint op dinsdag 4 augustus 1914 waar de Duitse troepen bij Visé de Maas overstaken. Bij het naderen van de Duitse troepen op 22 augustus slaan de mensen in onze streek massaal op de vlucht. Deze dag staat bekend als de “vliegende maandag” of de “vluchtersmaandag”.
De oorlog eiste zijn tol want volgende Nukerkse personen zijn “Gestorven voor België”:
“Remi Joseph Gilleman, soldaat bij het 3de regiment jagers te voet, stamnummer 52575 oud 24 jaar 3maanden en 18 dagen te Nukerke gehuisvest, ongehuwd is overleden aan het front op 5 september 1914 ten tienen half ure ’s avonds. Hij was geboren te Nukerke als zoon van Theophielus Josephus Gilleman, gemeenteonderwijzer oud 52 jaar en van wijlen Melanie Van Lancker”
“Het jaar negentien honderd achttien den acht en twintigste October is overledenom twaalfuur en dry kwart ’s middags ten gehuchte Kruissens Dhondt Theophiele dagloner en geboren den 28 februari 1860.”
“Vander Spoilden Marie-Clemence huishoudster overleden ten gehuchte Keizereistraat”
“Huysman Romanie huishoudster te Quaremont is heden om elf uren ’s middags ten huize ten gehuchte Steenweg overleden op 2 november 1918”
“Depoorter Germaine is ten huize van Modest Ysebaert (61 jaar en landbouwer) overleden ten gehuchte Steenwegop 2 november 1918”
“In het jaar 1918 den vijfden November om negen uren ‘s morgens ……… verklaren dat gisteren rond acht uren ’s avonds ten gehuchte Steenweg overleden is Reynaert Alfred werkman, geboren te Ronse in 1891, zoon van Gustaaf Reynaert oud zestig jaar.”
“In het jaar 1918 den vijfden November om negen uren …… aangifte van overlijden van Baele Amandina-Angela huishoudster hier geboren den zeventiende Augustus 1893 dochter van Charles. Ze is gisteren overledenten haren huize en ten gehuchte Steenweg rond zes uren ‘s avonds.”
“Het jaar negentien honderd achttien den vijfden November om negen uren ’s morgen voor ons, Joseph T’Sjoen Burgemeester… zijn verschenen Gustaaf Reynaert oud zestig jaren en Charles Louis Baele oud vijf en vijftig jaren beide dagloners alhier wonende… dewelke ons hebben verklaard dat gisteren 4 november 1918 rond zes uren ’s avonds ten huize nummer zeven en zeventig en ten gehuchte Steenweg overleden is Baele Jozef-Octaaf werkman alhier wonende…”
Oude vlaktematen in Nukerke gebruikt maar na de jaren 40 in onbruik geraakt.
1 ha = 680 roeden
45 a= 300 roeden
1 gemet = 300 vierkante Rijnlandse roeden, halve mogen werk = 4258 m²
Een Rijnlands gemet is 4592m² in het Gentse
1 roe = 3,90 m op 3,90 m of ongeveer 4 stappen op vier
1 dagwand = 100 roeden
1 ha = ongeveer 3,25 dagwand
1 bunder = 100 vierkante roeden = 1 ha = anderhalve morgen werk (volgens W.P.)
1 Nukerkse bunder is ongeveer 1 ha
1 bunder is 4 dagwand en 1 dagwand is ongeveer 30 a
Over herbergen, cafés of staminees
Was er geen industrie langs de nochtans drukke steenweg Terneuzen-Valenciennes des te meer waren er herbergen en afspanningen. Even opsommen: “Den os”, “De lustige boertjes”, ”Staminee”, “In ’t bisdom”. Deze herberg stond op de hoek van de Steenweg en de Sponde (Elsstraat), en werd open gehouden door Milie ofFilie De Bisschop. Ze hadden een zandgroeve aan de Mellinckstraat naast de spoorweg en een zandgroeve in de Kortekeer waar de sporen van afgraving nog duidelijk zichtbaar zijn, o.a. aan het voetbalveld. Langs de Mellinckstraat werd de groeve later terug gedeeltelijk opgevuld.
Theofiel was slager, beenhouwer, herbergier, metselaar, zandontginner, steenbakker. Hij was specialist in het kandelaren van oude en zieke bomen. De grootste takken werden danig ingekort dat de boom de vorm kreeg van een kandelaar.
Andere cafés zijn: In 't Bisdom, De pastorij, In de Keizer (hoek van de Sponde bij Albert Hantson), In de kroon (bij Louise De Bisschop, een nazaat van Filie), Den Engel (bij Germaine en André Den Haerynck), Truweeltje (bij Valère Deriemaeker), Léon d'or (bij Clara Ceuterick) als het clubhuis van Eendracht Nukerke want lange tijd kleedden de spelers van de voetbalclub Eendracht Nukerke zich in het achterhuis van het café. Verderop naar de Kruissens toe waren er Den appel, ‘t Zonneke, ’t Neerhof (bij René Callebaut), De drie roze broekjes (bij den zwarten Merie, Omer Deriemacker) anders gezegd Te speelders bij Speeldersen Zwarten,Den beitel, Chalet la Croix, Sint-Martinus (Eglantierstraat), Bij stupies (tijdelijk), Den Elst (tijdelijk).
Het was lang de gewoonte dat er ook café werd gehouden "achter “ de deur". In praktisch elk kruidenierszaakje kon je toen, tegen betaling, snel een jenever (een dsureke) achteroverslaan.
Nukerkse figuren die iedereen kende Tot de jaren 70 lagen de namen van bekende figuren zodanig goed in de volksmond dat men ze vervormde tot soms grappige "lapnamen". De ouderen onder ons kenden zeker vozen fijni, koekenbaksen né, vozen wieten, zwarten grielie, wieten grielie, poene rôsten, bietozen dieken, chique nijs, speelderzen zwarten, neetje deust, roosten meerie, kootsiezen meerie en kootsiezen langen, klein schuurke, cuypersen Georges, deestie de voos of vôzen deestie, schuriezen tavi, caleboutsen né, keyzerzen milie, m[e]derzen Gastonk, schoeperzen Frans , schoeperzen filie, Bekie, ’t cabineurke, bavoos anna, marstiezen richard, pijpke, bieliezen georges, meriekôi, de van muries of murkies, moustache, notiezen marc, panti ( Richard), Lauwkiezen boeri, boerizen Marc, Neetje voos … En er zijn er nog!
Prachtige vergezichten in ons mooie Nukerke.
Vanaf Heynsdaele slingert de Zandstraat over de Hotond, door een prachtig beukenbos naar de Kruisberg. Een prachtig stukje Ardennen. Links en rechts sta je vol bewondering voor de prachtige panorama’s. Eens de Kruisberg gedwarst volg je de toeristische Ommegangstraat richting Louise-Marie, aan de voet van het Muziekbos. Merk op dat de noordenflank mooie brede vergezichten biedt richting Scheldevallei. Het is een landschap als een zacht golvend lappendeken met vruchtbare akkers en groene weiden kriskras door mekaar langs heuvels en diepe valleien, terwijl de zuidenflank stijl en bebost is. Bossen ontstonden immers daar waar de leemlaag ontbrak of bedekt is met zand. Maar ook in dat golvend landschap komen steile, beboste hellingen voor op de westzijde van de uitlopers. De namen van die hellingen liegen er niet om: Spichtenberg, Kortekeer, Holand, Donderput, Daelbos en even buiten Nukerke, Koppenberg, Patersberg, Taaienberg, Zandstraat,Waeyenberg,Hemelberg, Haagberg, Muur….Spreekwoordelijker kan het niet. “Bergen” om je tanden op stuk te bijten.
Als je de streek komt bezoeken zoek dan eens boven het bladerdek de spitse Nukerkse kerktoren, de enige trouwens zichtbaar vanaf de omliggende heuvels, zoals de Hotond, de Ommegangstraat, de hoogte van Volkegem en Edelare ….
Vondsten en historische overblijfselen in de omgeving
Verscheidene bronnen melden volgende vondsten:
Fossiele schelp in Louise-Marie opgedolven bij het graven van een artesische put van 20m diepte.
Haaientanden in de zandgroeven.
Silexscherven in Kwaremont, een werkplaats waar jagers hun gereedschappen voor de jacht klaarmaakten.
Twee gepolijste stenen bijlen, silexbijlen en pijlpunten in Etikhove
Grafheuvels in Bois Joly (Hogerlucht) en in Kluisbergen. De graven waren bij vondst echter geplunderd.
Een grafheuvel op de Kraaie in Heynsdaele.
In Kwaremont vond men ijzerslakken wat erop wijst dat men er geprobeerd heeft ijzer te winnen uit de ijzerzandsteen
Tumuli op de Muziekberg
Resten van 3 Romeinse nederzettingen waar dakpannen, gebruiksvoorwerpen en aardewerk werden aangetroffen.
Bij de ontginning van van een steengroeve achter de St-Britiuskerk te Etikhove werden silexbijlen en vuursteen gevonden.
Op de Maarkedries te Etikhovevond men 18 Gallo-Romeinse begraafplaatsen
Romeinse dakpannen en stuk grafzerk te Ronse
Gouden halssnoer te Frannes
De middeleeuwse “tiendenschuur”te Etikhove is een deel van het vroegere kasteel dat stond in de bocht van de Maarkebeek. De eigenaar was de familie Ladeuze. Het kasteel werd afgebroken in 1824 en de stallingen werden verbouwd tot woningen.
Romeinse villa’s op de flank van de Muziekberg.
De twee grote zwerfstenen in het Kluisbos
Nagebootste dolmen op het kerkhof van Hogerlucht te Ronse
De windmolens Ten Kruissens ,de Molen Ten hengst, de windmolen Ter slepe, resten van twee watermolens.
Kort na de invasie op 10 mei 1940 werd ook Nukerke bezet door de Duitsers. Over die bezettingkom je meer te weten in de volgende vroegere teksten en/of ooggetuigen verslagen
“Doch nu waren donkerder dagen in ’t verschiet. Met September werd de algemene mobilisatie afgekondigd, en heel den winter 1939-40 werden we telkens opgeschrikt door dringend oorlogsgevaar. Den 10 Mei had de vreselijke uitbarsting plaats en reeds den 20 Mei deden Duitse soldaten hun intrede in het vreedzame Nukerke. Ze legden beslag op alle mogelijke plaatsen en stelden hun kanonnen op rond het hospice voor den slag aan de Schelde. En zo geraakte het Gesticht in de volle branding. Projectielen kwamen terecht in stallingen en op het verdiep in huis,metbetrekkelijk weinig stoffelijke schade. Drie dagen en drie nachten duurde het bombardement.
Op Sacramentsdag, 23 Meiwaren de Duitsers over de Schelde. Nu trad rust in. De E.H. Pastoor zou de H. Mis lezen in de kapel van het Gesticht, maar was opgesloten. Toen verzon men een list: er werd aan de Duitsers gemeld dat een grote zieke een priester vroeg. Aanvankelijk bleef alles vruchteloos doch weinige tijd nadien, meldde zich de E.H. Onderpastoor aan, onder bewaking van een Duits soldaat. Zr Suzanne die ziek lag in haar ligstoel, speelde perfect haar rol van zware zieke, biechtte in ’t bijzijn van de schildwacht en ontving de H. Communie.
’s Namiddags waren de geestelijken vrij. Daarmee had het Hospice zijn beroerde oorlogsdagen beleefd. Het werd nu stiller en normaler. Enkel de bevoorrading van de 98 inwoners – 10 Zusters, 48 ouden van dagen en kostdames, 40 weesjongens – leed last. Maar dank aan het wijs beleid van Moeder en de ijverige medewerking van de Zusters, was de voeding verzekerd. Het Hospice heeft de oorlogsjaren flink doorgemaakt.”
"Reeds in 1940 werden in Nukerke langs de Boelaertstraat, tussen de Steenweg en het dorp” op de velden van de toenmalige burgemeester Richard Deschaumes een grote, lange houten barak opgericht samen met een grote veldkeuken. Hoe is die daar terecht gekomen ? Niet omdat de burgemeester de Duitsers gezind was. Neen, de reden was dat hij niet wou dat andere landbouwers in de miserie kwamen. Het was de taak van de burgemeester een terrein aan te duiden. Dus nam hij zijn verantwoordelijkheid. Nog tijdens de oorlog zou hij zijn ontslag geven als burgemeester. Arthur Verdonckt, 1ste schepen, werd waarnemende burgemeester. Na de bevrijding nam Deschaumes zijn taak als burgemeester terug op. Opportunisten maakten dadelijk van de gelegenheid gebruik om het Verdonckt ferm lastig te maken. Zoals eerder vermeld waren er tijdens de oorlog een vijftal mannen die deel uit maakten van de witte brigade. Bij de bevrijding waren er een honderdtal."
Terug naar de barak. Die was uitgerust met een grote zaal, keuken, douches, slaapzalen … De eerste bewoners waren Russische krijgsgevangen of zo iets. Of waren het overlopers of opgeëisten uit Sudetenland? Feit was dat ze het goed hadden en een opleiding kregen. Af en toe passeerden ze de rookkamer om te worden ontluisd. Hun marsoefeningen deden ze op de Steenweg die ze op en af stapten. Na de oorlog heeft een onverlaat nog proberen brand te stichten in de barak. Nadien werden de gebouwen nog een tijdje gebruikt voor de opleiding van Belgische rekruten. Nog rond de jaren 50 kwam de barak in verval en werd afgebroken. Volgens een anekdote zou de latere veldwachter Eugeen Van Dijck, afkomstig uit het Antwerpse, zo zijn Liliane ontdekt hebben toen hij hier zijn militaire dienst deed.
Tijdens de beschieting van de Engelsen die gelegerd waren aan de Schelde in Kerkhove kwamen verschillende Duitse soldaten in Nukerke om. Die werden dan ter plaatse begraven. Zo wist men van een graf in de Sponde en twee graven langs de Boelaertstraat, nu Nukerkestraat nr 6.
De strategisch ligging van Nukerke was er de oorzaak van dat de Engelsen vanachter de Schelde op aanstormende Duitsers onder vuur namen. Honderden obussen zijn her en der neergevallen en ontploft. Tijdens die beschieting bleven veel gezinnen gedurende veertien dagen dagen nacht in kelders. Een tijd lang bivakkeerde een Duitse eenheid op het voetbalveld Eendracht Nukerke langs de Steenweg rechtover de smidse aan “Den Engel”. Vooral de Sponde was voor de oorlogvoering een strategische plaats. De Duitsers hadden vanaf die hoogte immers een goed zicht op de Scheldevallei. Eens de Duitsers de Schelde hadden overgestoken waren de oevers bezaaid met honderden achtergelaten, (gestolen) fietsen waarmee de Duitsers zich verplaatsten. Het nieuwtje verspreidde zich als een lopend vuurtje. Dus wie kon trok te viervoet naar de Onderbos in Melden om een fiets te bemachtigen. Zo zijn veel mensen aan hun eerste fiets geraakt.
Tijdens de dagen van de bevrijding werd er amok gemaakt in het torenhof aan “Den appel”. Wat is de juiste toedracht ? De bewoner Jan Van Acker was in het atheneum van Ronse verbonden als leraar Nederlands.Hij zou in de klas een briefje hebben afgenomen van een leerling die dat wou doorgeven. Tijdens de speeltijd bekeek hij dit briefje samen met een paar leerkrachten. Er bleken namen op te staan van zogenaamde “witten” die werden opgenomen enweggevoerd. Studenten werden aangesproken om de leraar aan te pakken. Daarop werd zijn woning aangevallen en geplunderd. Van Acker en zijn gezin konden ontkomen langs de velden. Hij zelf bleef een tijdje lang de plundering gade slaan vanuit het naastliggende veld. De familie Van Acker heeft de woning verkocht en is naar Mortsel verhuisd. Tijdens de bouw van het “torenhof” woonde het gezin langs de Steenweg, nu huisnummer 107. Het “torenhof” werd gebouwd kort vóór de oorlog door Georges Vancoppenolle voor Jan Van Acker. Een gelijkaardige woning met toren van de schilder Jos Van den Abeele staat op de Edelareberg.
Zo werd ook dokter Glibert opgepakt. Toen de dokter een bevalling was gaan doen in het gezin Hantson in “De vinke” waren twee gewapende mannen naar zijn woning getrokken. "Eenen stond aan de voordeur terwijl de andere aan de achterdeur stond". Ze wisten blijkbaar niet dat de dokter met ernstige zaken bezig was. In elk geval kreeg de vrouw des huizes de opdracht de dokter mee te delen dat hij zich persoonlijk kon aanmelden bij “De wacht” in Ronse. Na de bevalling nam de dokter zijn tandem en samen met zoon Prosper reden ze naar Ronse. De politiecommissaris Delobel vroeg hem;” Wat komde gij hier doen ?” Hij werd echter vastgenomen en opgesloten eerst in Ronse, dan gedurende 6 maanden in Gent-Brugge waar hij ziek is geworden. Korte tijd na zijn vrijlating overleed hij in 1946. Tijdens de bezetting werd hij aangesteld om de keuring te doen van de opgeëiste mannen die zouden te werk gesteld worden in Duitsland. Moeilijke taak ook al waren er die zich vrijwillig aanboden om te kunnen gaan werken in Duitsland. Sommige gezinnen leden heel grote armoede.
Als kind hoorden en zagen we hele kolommen Duitsers de steenweg naar Ronse opstappen. Ik hoor mijn angstige moeder nog zeggen: ”Ga van dat venster weg dat ze je niet zien!” De oorlog heeft in Nukerke niet zo actief ingegrepen, op een paar inslagen na. Aan “Den beitel” werden aan de kant van de boerderij Decordier door de Duitsers loopgrachten gegraven. Van op die plaats konden ze de Steenweg in beide richtingen onder schot houden.
Om meer te weten over deze oorlog in Nukerke lees je best de rubrieken die gaan over de oud-strijders. De verhalen werden door hen geschreven of verteld. In alle andere verhalen komt de oorlog ook aan bod.
Deze oorlog heeft in Nukerke, op de slachtoffers na, geen sporen nagelaten. Echter, in de Spijker, beneden in het bos, tref je nog resten aan van een Duitse schietstand uit de Grote Oorlog.
In die dagen hielden de Duitse dekkingstroepen nog hevig weerstand aan de oevers van de Leie en de Schelde. Om hun aftocht te vertragen of te verhinderen nam een Engels artilleriebataljon stelling in het diepe dal aan de Letterstraat tot achter ’t Zonneke. Zwaar geschut nam de scheldebrug te Kerkhove onder vuur. Bij elk schot trilden de flinterdunne ruiten in de kozijnen. We hadden schrik dat die ruiten aan diggelen zouden vliegen. Wij, toen nog kinderen, stopten onze oren af met onze handjes en keken angstig om ons heen. Tijdens de beschieting verbleven wij soms in de gewelfde kelder van Marcel Lepez. Daar waren wij toch meer beschut tegen eventuele obussen van de Duitsers. Na enkele dagen kwam er een einde aan het schieten. De Britten braken hun bivak op en vertrokken richting Oudenaarde. Waren dit dan de laatste schermutselingen die we in Nukerke zagen?
Tijdens de eerste oorlogsjaren eisten de Duitsers alle beschikbare mannen op om te gaan werken in de Duitse industrie. Zo kregen de veldwachters de opdracht de opeisingbrieven aan de man te brengen. Maar tegen de dag van uitvoering doken sommigen mannen onder en verschenen niet op het appel. De Duitsers maakten een lijst op en vergezeld van een paar Duitsers werd jacht gemaakt op die mannen. Meestal probeerde men die ondergedoken ’s nachts op te pakken. De champetter leefde natuurlijk mee met die families en had een goed trucje. Wat deed hij ? Wel hij maakte, indien mogelijk, een grote omweg en passeerde gehuchtenwaar de honden gemakkelijk blaften. Dat was bij nacht het sein van onraad en konden de mensen maatregelen treffen. Binst den oorlog werd de champetter bij de “Bende van de witten” gerekend. Maar na een paar geheime vergaderingen heeft hij daar gauw komaf mee gemaakt. In Nukerke bestond de “Bende van de witten” in oorsprong uit 5 man:Maurice Maes, Michel Van Moorleghem, Michel Maes, Hector Van Moorleghem en Charles Verdonckt. Maar die laatste hield het dus gauw voor bekeken. Onmiddellijk na de bevrijding waren er plots wel honderd witten. Maar dat was uit opportuniteit zeker !
Als die Engelse vlieger neergevallen was in Etikhove dan was dat ook een grote bedoening want die piloot was niet te vinden. Neen, dood was hij niet en hij is ook niet in Duitse handen gevallen. Hij zat enkele dagen in een hennenkot in Louise-Marie.
Boven Nukerke heeft een Engels vliegtuig om een of andere reden eens een kerosinetank moeten lossen. Die is in de Sponde neergekomen, onbeschadigd maar verzonken in de grond. Madam conteur (’t cabineurke) was daar nogal gauw bij en verzocht de kijklustigen zo vlug mogelijk het hazenpad te kiezen wegens ontploffingsgevaar. Ja, de meesten waren niet vertrouwd met dat gevaarlijk goedje. Maar wat is er gebeurd met de inhoud. Wie was daar mee gaan lopen? Je kan het wel raden zeker. Dat goedje was goud waard op de zwarte markt. De Nukerkenaren waren heel voorzichtig in hun doen en laten. Immers, er waren bij sommige particulieren Duitsers ondergebracht. Tegen heug en meug moest men die Duitsers een convenabele slaapgelegenheid aanbieden. Zo was er een LeutnantWilcher ondergebracht bij dokter Glibert. Soldaat Adolf Heindfalt alias “den Dolf” was bij de champetter gehuisvest. “Den Dolf” werkte in de veldkeuken maar volgens zijn zeggen was hij in het burgerleven “ein Gartenbauer in Dinkelsbühl (Beieren)”. Voor hun eten gingen ze naar de veldkeuken in de Oude Boelaerdstraat op een veld van Deschaumes Richard. Dokter Glibert woonde reeds vanaf 1937 in de nieuwe moderne woonst. Voordien woonde hij sinds 1926 in de woning tussen T’Sjoen en“De krone”
In 1940 hielden de Engelsen nog een tijdje stand achter de Schelde in Kerkchove. Vandaar nam hun artillerie de Steenweg onder vuur om oprukkende Duitse troepen tegen te houden. Bij die beschieting kwamen Duisters om. Zo werd er ene begraven in de Sponde. Later werd die opgegraven.Maar ook kwam vrouw Geerseau en kind om het leven op het plankier van hun woning in De Spijker 1. Daar werden ze getroffen door de scharpenels van een Engelse obus.
"Tijdens de oorlogsjaren lagen dus heel wat taken weggelegd voor de champetter van het dorp. De dieren nauwkeurig geteld zoals koeien,varkens en schapen. Ja, die schapen leverden wol en die was gegeerd door de Duitse bezetter. Er was tijdens en na de oorlog een strenge controle op het kweken van tabaksplanten. Sommigen gingen zo ver dat ze tabaksplanten kweekten midden op de kouter in een korenveld. Bij een telling was de champetter steeds vergezeld van een garde van de belastingen. De champetter wilde wel elke inwoner tot vriend hebben maar een optreden was soms nodig. Ook de champetter had een huisgezin. Hij moest dus al eens schipperen. Tijdens de bezetting mochten de boeren niet zelf karnen want de melk moest naar de melkerij die onder Duitse controle stond. Opdat de boeren niet zelf zouden kunnen karnen werden de karners (karnmachine) verzegeld. Maar ge weet hoe dat gaat. Dat touwtje wilde al eens stuk gaan en dan moest de boer de hulp inroepen van de veldwachter om er een nieuw loodje te komen aandoen. Natuurlijk had de nijverige boer de achter gehouden melk gekarnd en de boter tegen grof geld verkocht op de zwarte markt aan een of andere rijke familie. Hoe zou je zelf zijn hé ! Het moet gezegd, voor wat hoort wat en er viel dus voor de champetter wel eens een half kilootje boter naast de pot!" (L.V.)
Tegen het einde van de oorlog organiseerden sommige Nukerkse boeren zich om in konvooi naar de Borinage te rijden met wagens volgeladen met graan en paardenbonen. Op de terugweg brachten ze een maximum aan steenkolen mee. De wagens werden getrokken door 2 paarden en ze deden er, heen en terug, 3 dagen over.
De bevrijdingvan onze streek kwam inzicht (Brussel was reeds op 2 september 1944 bevrijd). Op een mooie zondag op 3 september 1944 rolden lange kolommen Engelse pantser- en wielvoertuigen over de Steenweg van Ronse naar Oudenaarde. Mensen uit Zulzeke en Etikhove kwamen samen met gans Nukerke om de bevrijders te verwelkomen. Aan “Den engel” stond er een massa volk. Een gelukkig volk, zingend en juichend om de bevrijding. Het knarsen van de ratelende rupsbanden op de kasseien overstemde het gejuich. Zonder stoppen en in snelle vaart bolde het lange ijzeren gevaarte de Steenweg naar beneden. Onze streek werd bevrijd door het” V Royal Tank Regiment, 7 th Division, 2nd Britisch Army.”
Pas bevrijd van oorlogsgeweld ! Sommige burgers vonden de tijd rijp om af te rekenen met buren en kennissen. Oude buurtconflicten werden boven gehaald. Het was vaak voldoende een Vlaams katholiek te zijn, een dagblad te lezen, ‘t Volk van Ronse te kopen of een halve intellectueel te zijn om in de gendarmerie van Ronse aangegeven te worden op basis van collaboratie…”Ik heb mensen weten oppakken door de gendarmes. Die brachten de mannen naar de kelders onder het stadhuis van Ronse.” Op enkele woningen werden swastika’s aangebracht. In de buurt van ’t Zonneke daagde een groepje geweldenaars op en lieten iets verderop in de buurt een strooien pop verbranden. Aan “Den Appel” werd de woning van Jan Vanacker (een leraar) geplunderd. De rest lag buiten voor het grijpen. Het gezin, dat onraad rook, was de dag voordien al door de velden gevlucht op weg naar Oudenaarde.
Behaeghel
"Zondag 3 september was een spannende en heuglijke dag. Rond 14u30 hoorden we een hevige ontploffing gevolgd door een grote zwarte rookwolk op de hoogten van Kwaremont. Enkele minuten later volgde een tweede harde explosie. Achteraf vernamen we dat de Duitsers nog de tijd namen om hun V1-installatie door een achterhoede te laten vernietigen ook al zaten de Engelsen hen zeer kort op de hielen. Rond die tijd stonden de eerste Engelse verkenners reeds in Ronse, tot vreugde vanelke Belg.”
Laat de boonen lang koken, daags te voren zal men rein water gelaten hebben en doe ze door de zeef. S’Anderdaags van deze brei langwerpige balletjes maken, in fijne suiker en in poederchocolade gerold."
Dit wapenschild werd toegekendaan de nieuwe gemeente Nukerke tijdens het Hollands Bewind op 4 augustus 1818 en definitief bevestigddoor de Belgische regering op 11 september 1843. Voorde en Zulzeke hebben een identiek wapenschild. Het staat met zekerheid vast dat de naam Nukerke betekent Nieuwe kerk,Nova Ecclesia. Dit kan verklaard worden door het feit dat de kerk van Nukerke, wiens patronaat toebehoorde aanhet kapittel van Kamerijk ( Cambrai, nu Noord-Frankrijk), omwille van het groot aantal gelovigen dat er de godsdienstige plichtenkwam vervullen, tot afzonderlijke parochie werd verhevenen aldus werd afgescheiden van Melden. Nukerke vormde reeds lang met Melden een "vierschaere"en maakte met zeven andere localiteiten , deel uit van de baronie die de grondeigendommen, gelegen tussen de twee beken de Marcke en de Ronne groepeerde. Deze baronie in de kasselrijvan Aalstwas leenplichtig tegenover het feodaal hof van de hertog van Kleef te Heinsberg nabij Aken. In 1647 behoorden de dorpen, Nukerke, Edegem, Leupegem, Volkegem, Elst, Melden en Kerkem aan de Baron van Pamele toe. De Nederlandse regering kende op 4 augustus 1818 aan de gemeente Nukerke een wapen toe van lazuur met de godin Ceres van goud. Ceres was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid. Daarom stond ze op het wapenschild afgebeeld met eenbundel korenaren in de linkerarm en de rechterhand aan de ploeg geslagen.Dit wapen werd bekrachtigd bij KB van 1 september 1843. In oude documenten werd de volgende schrijfwijze van de gemeentenaam teruggevonden: 13 en 14de eeuwNeukirchen, 1538 Nieukerke, 1618 Nova Ecclesia, 1657Neukercke, 1678 Nieukerk , 1679Neukerk, 1689 Nieukercke, 1733Neuféglisse, 1736Nuyckercke, 1746 Noeuf es-glisse, 1748 Nukerke, 1767 Nukercke, 1779 Nieuwkercke , 1851 Nukerke en sindsdien ongewijzigd.
"Landboeck der Prochie van Nukerke Lande van Aelst"
Interpretatie betreffende het "Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst". Het document bestaat hierin dat elk perceel grond en elk huis, alle wegen en waterlopen die bestonden in 1772, op perkament zijn aangebracht. Zo bestaat dittweedelig "Landboeck" uit 23 perkamenten of kaarten die achtereenvolgens een bepaald deel van de parochie voorstellen. Petrus Joannes Bonné, landmeter, zou de metingen komen doen met toestemming van de burgemeester Baillui en de schepenen van de parochie op 2 .. 1768. Ieder stuk land zal in het "Landboeck" opgetekend worden door middel van kleurrijke kaarten. De metingen werden gedaan in november 1771. De burgemeester en de schepenen deden dan ook na de goddelijke diensten te Ronse, Etikhove, Zulzeke, Melden en Nukerke publiceren dat de voornoemde landmeter zou verblijven bij Urbanus Vander Straeten en dat iedere eigenaar inspektie mocht komen doen aangaande hun eigendom en gebruik, dit gedurende de maanden maart, april en mei 1772. Dit deed men om fouten en missingen te verbeteren, of misschien ook om een hermeting te doen ten koste van de verongelijkte. Hierbij noteert men dat de metinggedaan werd in Aalsterse maten of 93 Roeden terwijl dit overeenstemt met 100 Nukerkse roeden en dit geldt voor alle gronden, bossen en weiden van de parochie voor ze gecoteerd waren, alle bestaande gronden, bossen en weiden, als degene palende aan de heirweg, dorpswegen, Pontwegen, zijwegen en bermen, de grachten daarlangs zijn niet meegemeten. Daarna volgt nog een beschrijving aangaande de afspanning met hagen, de waterlopen en de scheidingslijnen en helfthagen.
Het parochiaal register Het parochiale register met geboorten tot 1603 en huwelijken, alsook de overlijdens vanaf 1629 tot 1800 berustten reeds in 1955 in het rijksarchief te Gent Nog in 1956 zei de gemeentesecretaris P. Hoffmann:"Op onze parochie zijn geen geschiedkundige werken verschenen." Let op het woord " parochie", waarmee men eigenlijk gemeente bedoelt. Een woordgebruik dat is gegroeid uit het feit dat een parochie (prochie) als gemeenschap eerder bestond dan gemeente als entiteit. Let tevens op de schrijfwijze van de lange a. Bij het ontstaan van het middelnederlands kwam men op de idee de lange a te schrijven als ae. Zie de vele eigennamen.
Gemeentehuis met pui of bordes, onderpastorie en pastorie te Nukerke. De eerste twee gebouwen werden in 1970 jammerlijk gesloopt om plaats te maken voor een parking. Sindsdien is het dorpsplein een kale plaats. Velen zullen met heimwee terugdenken aan de tijd toen onze geüniformeerde veldwachter, Kamiel Verdonckt, iedere zondag na de hoogmis, de trappen van de pui besteeg , met een armbeweging de aandacht van de menigte vroeg en vervolgens op een statige wijze de “berichten aan de bevolking” kond maakte terwijl groot en klein, opkijkend in de richting van de veldwachter, met aandacht en respect voor het gezag in stilte luisterden. Nadat “en ieder zegge het voort “ weerklonk verbrak het geroezemoes de stilte van de “plaatse”. Onze gemeentesecretaris was toen Paul Hoffmann, een gedreven man. Hij is als 16-jarige knaap vrijwilliger geworden tijdens “de Groote Oorlog”. Hij is begonnen als loopjongen met als opdracht berichten van en naar het front te brengen.
Over dit gemeentehuis met pui wist Paul Hoffmann, die gemeentesecretaris was tijdens en na de oorlogsjaren , met zekerheid te vertellen dat dit gebouw reeds in 1772 bestond. De beschrijving komt immers voor op het eerste perkament van het “Landboeck der Prochie van Nukerke Lande van Aelst”. Men weet echter niet wanneer het gebouwd is aangezien het “Landboeck” (1772) het oudste document is dat vroeger in Nukerke berustte. Het gebouw was vroeger, dus minstens vanaf 1772, de pastorie en is pas in 1903 of 1904 gemeentehuis geworden. De huidige pastorie is in die jaren gebouwd.
Maar wat onze pientere secretaris niet wist dat is dat er boven zijn hoofd, in de nok van het dak de datum van constructie zat. Namelijk, bij de afbraakwerken werd in de nok van deze in oorsprong pastorie “een inkerving in loden slab “A van quaille 1751” gevonden. De dakdekker moet ene Adriaan van Quaille zijn. Naast deze pastorie met pui stond het huis met pui van de onderpastoor. Het klein, muf kantoortje van de secretaris zou een vroegere slaapkamer geweest zijn. Het gemeentehuis zelf was vanaf 1770 ondergebracht in de herberg “In ’t oud gemeentehuis” (zie beschrijving bij nr 6) , schuin tegenover de pastorie. Later heeft men het secretariaat verplaatst naar het huis waar nadien de koster Deriemaeker woonde (nu drukkerij). Eerst rond 1903 of 1904 is de pastorie gemeentehuis geworden, terwijl iets verderop dus een nieuwe pastorie werd gebouwd (zie gebouw links). Aan de oude pastorie bracht men enkele veranderingen aan zoals de ingang en de toegangstrap. Rond 1905 plaatste men in de hoek van de voorgevel en de westelijke zijgevel een O-L-Vrouwbeeld. Dit beeld was een geschenk van de toenmalige dorpsonderwijzer van de katholieke school, “meester Jan”, aan zijn gemeente. (Zie de klasfoto van 1914). Meester Jan woonde op het dorpsplein in de woning waar nu de familie Georges Aelvoet-Restiaens woont. Jarenlang gaf meester Jan aan zijn oud-leerlingen ‘s zondag na de mis les in de “zondagschool”. De Ontvanger van Belastingen had zijn kantoor tot 1912 naast het gemeentehuis, nadien werd zijn bureel verhuisd naar de herberg “In den Engel” om nadien te verhuizen naar de woning naast de brouwerij ‘T Sjoen. Jammer dat een gemeentebestuur in de jaren ’70 een onverantwoordelijk besluit heeft genomen om een 18de eeuwse site met de grond gelijk te maken.
Potloodtekening van de houten “Snibbemolen” te Nukerke
De houten “Snibbemolen” te Nukerke, stond op een uitloper van de mooie getuigenheuvel op een hoogte van 125 m. Omer Wattez vermeldt deze molen in zijn werk “De Vlaamsche Ardennen” voor het eerst gepubliceerd in 1913, maar op een kaart van 1862 staat hij vermeld als ’t Snibbe molen. Op een kaart uit 1777 staat de staakmolen vermeld als “Snebbenmolen”.De houten windmolen, op de hoek van de Staatsbaan (nu Rijksweg) en de Molenstraat (nu Zeelstraat), is afgewaaid rond 1940 op het ogenblik dat de molenaar pas de molen had verlaten. In hoofdzaak werd hier notenolie geproduceerd. Nadat de molen onbruikbaar was werd het vele hout tijdens de oorlogsjaren links en rechts als brandhout aan de man gebracht.
De Snibbemolen stond op grondgebied Nukerke maar de molenaarswoning, de taverne “In ’t molenhuis’, stond op grondgebied Zulzeke. Volgens Marie-Paule waren de laatste molenaars Jules Maes en nadien Richard Langhie, in de volksmond “Schoenie”. Na Schoenie hield het gezin Richard De Bisschop - Irma Decuyper de herberg open vanaf 1953 tot 1976, de dag dat Richard met pensioen ging. Nadien verdween het volkscafé voor goed. Zoals hierboven reeds vermeld stond de molenaarswoning met bijgebouwen op de hoek van de huidige Rijksweg en Zeelstraat. Het café met bijgebouwen werd toen gehuurd van de brouwerij Van Ghoy uit Schorisse.
De Nukerkse handboogschutters-gilde Sint-Sebastiaan, schoten er naar de liggende wip. Men telde er soms 88 schutters. De eerste staande wip bestond uit een ijzerwerk gefabriceerd op het hoogste punt van de verticale wiek. Op scherpe pinnen werden de vogels, ook gaaien genoemd, bevestigd. Van spitsvondigheid gesproken. Zie tekening uit het jaar 1888. Na het verval van de molen verhuisde de gilde naar de Ommegangstraat (naast het magazijn van Pierre Maes) waar madame Willems hun een lap grond ter beschikking had gesteld waar een echte staande wip werd opgericht. Enkele eiken balken afkomstig uit de molen werden gebruikt om de staande wip in de grond te bevestigen. Zie foto van zo’n eiken balk die bij telling van de jaarringen van een eik van minstens 80 jaar afkomstig is. In de jaren tachtig verhuisde de staande wip naar het sportterrein langs de Kortekeer.
Terug naar de molensite. Tot in de jaren 50 waren de vier stenen voeten, op de terp, de enige getuigenissen van de molen. Ook in die periode werd de terp afgegraven om er zavel te ontginnen maar na enkele jaren werd de zavelput gedempt met allerlei afval. Die zavel was geen degelijk bindmiddel voor de mortelbereiding.
Op een andere tekening ziet u op het voorplan de stenen windmolen “Ten Kruissens” in volle glorie, honderd meter verder eveneens op het grondgebied van Nukerke. Zie verder bij molen “Ten Kruissens”. Alleen al in Nukerke stonden 4 windmolens wat een bewijs is van de toenmalige rijkdom van de streek.
Aan de overkant van “Het molenhuis” stond de woning (nr 58) van het gezin Julien Bostiyn. Daar was ook café en Julien Bostyn was nadien velomaker. De woning werd gesloopt in februari 2013 ter vervanging van een nieuwbouw. Zijn dochter van Julien, Simone, woont nu bij haar dochter, Marie-Paule Deschamps in Ronse.
3.Hospice of "Oudemannenhuis" te Nukerke, geslooptbegin jaren 70 toen de werken aanvingen voor de bouw van de nieuwe verpleeg- en rustoord, de Samaritaan. In het hospice werden zowel oude vrouwen als mannen opgenomen die niet meer zelfstandig konden leven. De plaatselijke oudjes hadden natuurlijk voorrang. De dagelijkse zorgen waren in handen van enkele zusters van Barmhartigheid. De enkele ongezellige kamers hadden hoge plafonds. Aan het hospice was een grote boomgaard en moestuin verbonden waarin de meest-valide bewoners van het tehuis konden werken. De zusters haddenook de zorg van gerechtskinderen en wezen op zich genomen. De meisjes verbleven in de kloosterwoning, gelegen op de speelplaats van de vrije school terwijl de jongens in een bijgebouw van het hospice verbleven. Niet te verwonderen dat zij de "kinderen van het hospice" genoemd werden. Dagelijks kwamen zij onder begeleiding van een zuster naar de jongensschool, gelegen naast de meisjesschool. Ontwikkeling van het hospice "Vóór 1890 bestond er te Nukerke een vreemdsoortig hospice. Oude mannen en vrouwen werden er verzorgd door het echtpaar Antoon de Vos-Theresia Van der Steen, mensen van goeden wil, maar zonder bestuurlijke bevoegdheid, zodat de zaak dreigde ten gronde te gaan. Dit wilden de E.H. Pastoor Files en het Gemeentebestuur van Nukerke ten alle prijzen verhoeden, en dus werden er Zusters vanBarmhartigheid van Ronse gezonden om het vervallen gesticht terug in bloei te brengen. Den 15de december deden de Zusters er hun intrede en werden verwelkomd aan het huis van Therisie Van der Steen met een peperkoek. Toen waren er reeds twintig oudjes opgenomen. Het zogezegd hospice bestond uit een boerenwoning langs de Pontstraat, rechtover de huidige Glorieuxstraat. Het gebouwtje was met stro bedekt en was lang niet waterdicht, maar de Gemeente had plannen om een nieuw hospice te bouwen. Van Ronse kwam de tijding dat Moeder Felicitas Nukerke moest verlaten om in Heldergem een nieuw huis te beginnen. Zuster Venantia werd den 21ste september 1894 als jonge overste in het Hospice aangesteld. Rond die tijd werd de aanvang begonnen van een nieuw Hospice te bouwen dank zij de krachtdadigheid van E.H. Pastoor de Boe.Einde augustus 1897 was de bouw voltooid. Volgens overeenkomstmoesten de Zusters de ouderlingen kost en inwoon geven tegen 45 centimes daags. De kostkopers betaalden 1F. In 1901 werden de eerste weesjongens geplaatst: het was een schuchter begin, van een werk dat later zou groeien en bloeien. Tijdens de oorlog 1914-1918 werd van 1915 tot op het einde van de oorlogeen deelvan het hospice in lazaret herschapen In 1923 moest Moeder Venantia, reeds 33 jaar in Nukerke, naar Durmen verhuizen, en werd slechts na twee maanden vervangen door Moeder Aveline. De overste was reeds 20 jaarwerkzaam in het hospice. Onder haar bestuur nam het hospice verdere uitbreiding en werd de eigendomskwestie definitief opgelost door de oprichting van een Associatie in 1928, zonder winstgevend doel. De Parochiale werken van Nukerke. In 1932 mocht het H. Sacrament in het hospice blijven. Op 10 augustus celebreerde Eerwaarde Vader Akkermande eerste H Mis.Het gesticht had zulk een grote bijval dat het te klein werd, en aldus werdeen tweewoonst, grenzend aan het gesticht aangekocht. Deze woning richtte men in voor de jongens. Het gebouw kreeg de naam van "Palviljoen St-Vincentius". Langzamerhand werd de inrichting steviger en groter. Op 2 Juli 1939 vierde het hospice een 100 jarige, nl. Madame Justine Segers Tijdens de oorlog 1940-45 bedroeg het aantal inwoners, 98 nl. 10 zusters, 48 ouden van dagen en kostdames en 40 weesjongens.(tekstovergenomen uit een oude kroniek). In 1988 werd de home gesloten en stopten de kloosterorde de opvang van de kinderen. Een privéinitiatief zorgde voor de verdere opvang. Korte evolutie van het hospice. Volgende tekst werd opgesteld door de zusters. "Op 15 december 1890 deden onze zusters hun intrede in het boerenhof van het echtpaar De Vos-Van der Steen. Deze mensen hadden tot dan, met hun beperkte mogelijkheden, bejaarde mannen en vrouwen onderhouden. In dit zogezegde hospice, dat kraakte van de sleet, werd in soberheid en armoede, maar vol liefde en toewijding een twintigtal bejaarden verzorgd. Door toedoen van E.H. pastoor De Boe kon in september 1897 een nieuw gebouw in gebruik worden genomen. In 1901 werd er een jongensweeshuis aan verbonden, dat later uitgroeide tot het jongenstehuis "Paviljoen St- Vincentius". De perikelen van Wereldoorlog I en II trotseerde de instelling ondanks moeilijkheden, met moed en krachtdadigheid. Bij het begin van de jaren zestig ging de congregatie over tot het zetten van een nieuwbouw, die het oude hospice en het weeshuis ophief. Het jongensweeshuis, samen met het meisjesweeshuis, dat vanaf 1877 verbonden was met de school, werden op 1 september 1968 vervangen door een gemengd kindertehuis in Nukerke "Sint Vincentius" en een in Ronse "Zonnelied". Op 16 juni 1968 werd het eerste deel van de nieuwbouw V.-Dienst voor chronische zieken De Samaritaan in gebruik genomen. Op het einde van de zeventigerjaren werd, deels met staatssubsidies, het verzorgingstehuis voor semi-validen en bejaarden "Jericho" opgericht. De plechtige inzegening had plaats op 31 mei 1980. Wij menen daarmee een acute moderne nood te helpen lenigen, een werk dat volledig in de lijn ligt van de verlangens van de Stichter." Zuster Gisèle
Een andere tekst uit het Gedenkboek gaat als volgt verder. We citeren. “Met de dag steeg het bevolkingsaantal. Ouden van dagen wilden de zorgen der Zusters genieten, kostkopers vonden er hun gading tegen lage prijzen, weeskinderen werden er flink en vroom opgevoed. Er zat vaart in het Hospice, maar het werd veel te klein.. Gelukkig kon in Juni 1935 een tweewoonst, grenzend aan aan het Gesticht, aangekocht worden. De bewoners echter mochten voorlopig blijven. Doch in September stelde de gewezen eigenaar een deel terbeschikking. Dadelijk sloeg men de hand aan het werk, want werk was er bij de vleet. Metsers, schrijnwerkers, loodgieters, ververs waren allen druk in de weer., en in Februari 1936 was de transfiguratie gebeurd; van een krotwoning hadden ze een keurig jongenstehuis gemaakt, dat met recht den glorieuzen naam droeg van “Paviljoen St Vincentius”. De jongens waren niet weinig tevreden met hun nieuwe inrichting.
Nu was er meer ruimte in het hospice. De zitkamer der jongens werd ingericht als grote spreekplaats; hun slaapplaats werd beschikbaar gesteld voor latere noodwendigheden. Want toen in Juni 1937 negen oude vrouwtjes van het Moederhuis te Ronse, wegens afbraak der oude gebouwen, naar Nukerke werden overgebracht, konden ze plaats vinden in het leegstaande lokaal.
En steeds verder ging de uitbreiding. Weldra kwam ook het overige deel van de in 1935 gekochte tweewoonst in handen van het hospice. De zoon van de gewezen eigenaar Merchiers, die volgens een bepaling van den verkoopakt nog drie jaar zijn woning mocht betrekken, tekende den 23 October 1937 een verklaring, waarbij hij afstand deed van zijn voorrecht. Ook dit huisje werd duchtig onder handen genomen en even smaakvol en gerieflijk ingericht als het vorige deel.
Dit zelfde jaar kocht de Associatie een groot stuk land dat het sinds lang huurde van Mr H. Van Wassenhove. Het grenst onmiddellijk aan den eigendom van het Hospice en is beste labeurland.
Zoo werd de inrichting immer steviger en groter. De reputatie van het Hospice te Nukerke was voortaan gemaakt: steeds zit het barstensvol. Voortdurend komen er aanvragen, voortdurend moet er geweigerd worden. Want de oudjes leven er lang! Een onder hen, Madame Justine Segers, bereikte zelf de 100 jaar. De eeuwelinge werd plechtig gevierd op 2 Juli 1939., met een solemnele Jubelmis, een gepaste toespraak van den E.H. Pastoor Ryns en een huldezitting op het Gemeentehuis. Daar werden haar een zilveren beker, geschenk van de Koning, en een leunstoel, geschenk van de gemeente, aangeboden.
In de namiddag trok een prachtige stoet door de straten van de gemeente; hij werd door de honderdjarige in oogenschouw genomen van de eretribune, die bij het gemeentehuis was opgericht. Naast haar had Mr Aveline plaats genomen, die op verzoek van Madame Justine, deze overal vergezelde.
’s Avonds werden grote volkspelen en allerlei vermakelijkheden ingericht, die een massa volk lokten. Nukerke beleefde een zijner schoonste dagen.
Doch nu waren donkerder dagen in ’t verschiet. Met September werd de algemene mobilisatie afgekondigd, en heel den winter 1939-40 werden we telkens opgeschrikt door dringend oorlogsgevaar. Den 10 Mei had de vreselijke uitbarsting plaats en reeds den 20 Mei deden Duitse soldaten hun intrede in het vreedzame Nukerke. Ze legden beslag op alle mogelijke plaatsen en stelden hun kanonnen op rond het hospice voor den slag aan de Schelde. En zo geraakte het Gesticht in de volle branding. Projectielen kwamen terecht in stallingen en op het verdiep in huis, met betrekkelijk weinig stoffelijke schade. Drie dagen en drie nachten duurde het bombardement.
Op Sacramentsdag, 23 Mei waren de Duitsers over de Schelde. Nu trad rust in. De E.H. Pastoor zou de H. Mis lezen in de kapel van het Gesticht, maar was opgesloten. Toen verzon men een list: er werd aan de Duitsers gemeld dat een grote zieke een priester vroeg. Aanvankelijk bleef alles vruchteloos doch weinige tijd nadien, meldde zich de E.H. Onderpastoor aan, onder bewaking van een Duits soldaat. Zr Suzanne die ziek lag in haar ligstoel, speelde perfect haar rol van zware zieke, biechtte in ’t bijzijn van de schildwacht en ontving de H. Communie.
’s Namiddags waren de geestelijken vrij. Daarmee had het Hospice zijn beroerde oorlogsdagen beleefd. Het werd nu stiller en normaler. Enkel de bevoorrading van de 98 inwoners – 10 Zusters, 48 ouden van dagen en kostdames, 40 weesjongens – leed last. Maar dank aan het wijs beleid van Moeder en de ijverige medewerking van de Zusters, was de voeding verzekerd. Het Hospice heeft de oorlogsjaren flink doorgemaakt.”
De “weeskinderen”
In het hospice werden vanaf 1901 tot 1936 kinderen opgenomen. In Nukerke sprak men van weeskinderen hoewel er ook kinderen verbleven uit ontwrichte gezinnen. In 1936 herstelde men de woning naast het hospice en werd de binneninrichting aangepast om er kinderen in op te nemen. De inrichting kreeg de naam Paviljoen St-Vincentius. Dit gebouw dateert van 1798. In 1988 werd de home gesloten en beëindigden de zusters de opvang van de wees- en gerechtskinderen. Een privéinstantie zorgde voortaan voor de opvang van de kinderen.
2.Zicht op de oude dorpskomvan Nukerke, gezien vanuit de vroegere Boelaardstraat. Met zicht op de kerkOnze-Lieve-VrouwTenhemelopneming.Dit dorpszicht is sinds de eindjaren 70 onherroepelijk verdwenen. Links zie je nog de herberg "In 't oud gemeentehuis" met bijhorend kruidenierswinkeltje, waar we, in onze jeugdjaren, nadat we twee trapjes afdaalden voor 5 fr een pakje Belga konden kopen. Deze herberg was tot de afbraak eigendom van de familie Ryckbosch.Rechts bevond zich de woning "Blommaert" . In deze woningwerd in de jaren 70, endit tot aan de fusie van de 4 gemeentenop 1 januari 1977, de gemeentelijke diensten ondergebracht.Sinds die tijd ziet de dorpskern er verlaten en leeg uit en dit bij gebrek aan visie bij het toenmalige gemeentebestuur.
Evolutie van de naam Nukerke 1116 : Nova ecclesia 1275 : Nueveglize 1275 : Noeveglise 1538 : Nukeercke 1563 : Nuekercke 1568 : Nukeercke 1573 : Nuckercke 1573 : Neunkercke 1573 : Nieukercke 1583 : Nieukerkce 1606 : Nukercke1639 : binnen de prochye van nuyckercke heerlijcheede van Sulseque1695 : Nukercke 1703 : nuyckercke 1710 : neukercke 1715 : Nieuekercke 1718 : nieuwkercke 1720 : nuykercke 1726 : noeufglise, Nueve Glise (oorkonde van het Sint-Hermeskapitel te Ronse) 1772 : Nukerke en Nukercke Sindsdien Nukerke
5.De witgekalkte stenenwindmolen "Ten Kruissens" te Nukerke, ontdaan van de wieken. Deze molen bestond met zekerheid reeds in 1556, als eigendom van de familie Ladeuze te Etikhove. In 1831 werd hij eigendom van de zout- en zeepzieder Desclée-Van Malderd te Ronse.In 1864 ging de molen over naar de familie Willems uit Zulzeke en in 1899 werd de molen dan doorverkocht aan Richard Maes. Op een kaart van 1862 staat de molen aangeduid zonder naam. Tot op heden is de molen in het bezit van de familie MaesA. Een storm vernielde de wieken en in 1929 werd elke activiteit gestopt. De stenen kuip bleef staan terwijl hetinterieur tot woonhuis werd ingericht. In het "Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst" staat deze molen vermeld als "De hoogmeulen ter Cruycen"
6. Stenen graan- en oliewindmolen“Ten Hengst”, gelegen langs de Ommegangstraat te Nukerke, 112,5m boven zeeniveau op een afgeplatte heuveltop, een getuigenheuvel. Deze molen stond reeds vermeld in het “Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst” van 1772 als “De wint Meulen ten hingst”. Hij zoudateren uit 1571. In 1777 stond de site aangeduid als houten Molen Ten hynst. Deze molen werd in de volksmond zo genoemd omdat de wieken wild konden te keer gaan. De molen werd door een blikseminslag volledig vernield in 1831. Deze graan- en oliemolen werd nadien herbouwd door Constant Kervyn.Meer dan eenswerden de wieken tijdens een storm afgerukt. Hij vormt een mooi geheel met de gerestaureerde molenaarshoeve. Sinds K.B. van 30-12-60 is de molen een beschermdmonumenten kan hij weer lustig met zijn wieken zwaaien. Laatste restauratie gebeurde in 2004. Dat er destijds , alleen al in Nukerke, 5 windmolens en 2 watermolens actief waren getuigt van een zeer grote rijkdom aan graangewassen en een zekere welstand voor de bevolking. Zie ook het Nukerkse wapenschild. De gemeente Nukerke kreeg bij koninklijk besluit van 1843 een mooi wapen toegekend waarvan de beschrijving als volgt luidt: “achtergrond van lazuur(blauw) met de godin Ceresvan goud, ze slaat de hand aan de ploeg en draagt een bundel korenhalmen”. Ceres was de Romeinse godin van de landbouw (de vruchtbaarheid) en door haar beeltenis wordt dus deze tak van bedrijvigheid, eigen aan de gemeente, op zinnigebeeldige manier voorgesteld. Nukerke was eertijds een heel bedrijvige en welvarende gemeente op landbouwkundig gebied, te zien aan de vier windmolens en twee watermolens.
Over de eerste gemeentelijke dorpsonderwijzer en oppermeester weten we het volgende. Pieter Amandus Germonprez oud 47 jaren gemeenteonderwijzer geboren te Kerkhove en wonende te Nukerke ten gehuchte Pontsstraet, gehuwd met Barbara Vanhoutte oud 39 jaar en geboren te Anseghem, komt de geboorte van hun kind Guido aangeven dat geboren werd op 11 september 1850. In 1853 werd in het gezin Ivo Bonifacius geboren.
Tekening van het oud-schoolhuis behorend bij de eerste gemeenteschool langs de Pontstraat (vroeger Capellestraat) te Nukerke. Om de historiek rond de perikelen - de plaatselijke schoolstrijd - van die gemeenteschool beter te begrijpen is de geschiedenis op nationaal vlak heel belangrijk en verhelderend. Zie verder bij "Geschiedenis van het onderwijs".
“Krachtens de wet van 1842 op het lager onderwijs moest iedere gemeente op haar grondgebied ten minste één school hebben. In de meeste gemeenten werden vanaf dan, met staatstoelagen, nieuwe openbare scholen gebouwd, met als doel openbaar lager onderwijs in te richten. Ten gevolge van die wet werd langs de Pontstraat een school met bijhorend schoolhuis opgericht. Er liepen meisjes en jongens vanaf de leeftijd van 6 jaar school. Beschrijving van het schoolgebouw: er was één grote klas voor de jongens en een kleinere klas voor de meisjes. Het plafon was heel hoog en op de noordenmuur van de jongensklas was een grote platte grond van Nukerke geschilderd. De speelplaats met sanitair lag langs de Pontstraat waar ook de toegang tot de school was. De meisjes moesten zich tevreden stellen met een kleine klasruimte en een kleine speelplaats achter het gebouw, aan de kant van de Mere.Het schoolhoofd was Theofiel Gilleman. Een zekere Chlotilde De Zaeytyd, echtgenote van Theofiel Holderbeke gaf aan de meisjes handwerk. Chlotilde woonde in de zelfde straat op de plaats van de woning met huisnummer 45. Daar had haar man Theofiel een schrijnwerkerij en er was zelfs een herberg ondergebracht. Vooraan stonden drie grote, mooie linden, die gerooid werden bij de heraanleg van de Pontstraat. In de volksmond heette het daar “aan kloaten fieli”. Ook toen werd er een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. De pastoor Dutordoir predikte tegen de liberale school. Na 1930 begon het mank te lopen met de school, het aantal kinderen verminderde, tot er uiteindelijk maar één kind (Florent Brugge) overbleef en de school definitief werd gesloten. Meester Gilleman bleef nog enkele jaren in het leeg schoolgebouw wonen. Na zijn dood werd het schoolgebouw als schrijnwerkerij ingericht. Nadien werd het bewoond door Aloïs Norga die het later doorverkocht aan de familie Hector Van Moorleghem, die in het schoolgebouw een mechanische maalderij inrichtte. Een zware dieselmotor dreef een twee ton zwaar vliegwiel aan die een brede drijfriem in beweging bracht. Wielen, assen en riemen dreven twee molenstenen aan. Enkele jaren later werden de molenstenen vervangen door een trommelmolen. De activiteiten stopten in 1993, bij het op rust gaan van Marc, zoon van Hector. Enkele jaren nadien werd de molensite verkocht, werd de maalderij ontmanteld en werden de vroegere klaslokalen verbouwd tot woonruimtes.
We weten verder van meester Gilleman dat zijn zoon is gesneuveld op de eerste dag van W.O.-II. Uitzonderlijk voor die tijd was het feit dat meester Gilleman een “spreekmachine” had. Hij zou ook driemaal getrouwd zijn, met een zekere Maes, een Claus en met Gusta Tonneau. Na zijn overlijden is zijn weduwe gaan wonen in het huis naast de school (zie nr 14). Onder het burgemeestersschap van Armand Vandeputte, dienstdoende burgemeester in de plaats van burgemeester T’Sjoen, werd in 1930-1931 langs de Holandstraat een nieuwe gemeenteschool gebouwd door de metser Joseph Van Coppenolle (echtgenoot van Elvina Willems) uit de Hoevestraat 16 te Nukerke. De school omvatte naast het schoolhuis één kleuterklas en twee lagere klassen. Dit project kon verwezenlijkt worden door het feit dat Armand Vandeputte zich aansloot bij de liberalen. De tegenstanders dreven het zó ver te verkondigen dat het een “goddeloze school” was. In oktober 1986, werd dit gebouw, dat jarenlang en danig was verwaarloosd afgebroken en vervangen door een moderne constructie. De onverdraagzaamheid stak terug de kop op. Maar dat is weer een ander lang verhaal.Tenslotte werd het nieuwe project op 17 september 1988 officieel ingehuldigd door burgemeester Michel Langie, die zich volledig had ingezet voor de verwezenlijking ervan.
Oud, verlatenhoevetje langs de Pontstraat. Afgebroken in 1999.In dit hoevetje woonde jarenlangRichardVan Coppenolle, in de volksmond "t cabineurke". Deze was immers aangesteld omde compteur of de elektriciteitsmeter in de woningen op te nemen. Omdat Richard bij een stroomonderbreking naar de elektriciteitescabine moest (met de fiets, in weer en wind)om de panne te herstellenen omdat hij bovendien niet te groot van gestalte was noemde men hem met een verkleinwoordje. Richard was steeds opgewekt en een graaggeziene figuur, potlood achter het oor, sigaartje in de mond en een lederen diensttas aan de zij. Zijn leeftijdsgenoten kenden hem als “Pôlicenzenrichard”. Zijn vader en moeder haalden tijdens de diensten in de parochiekerk het stoeltjesgeld op en dat waren toen nog cenzen (stukjes van 5, 10 , 25 en 50 centiemen). Een stukje van 10 centiemen kreeg de naam van “kluitje”. Zo kreeg de familie van Richard ook de naam van “de van kluitjes" of kortweg "kluitsje”.