Oud, verlatenhoevetje langs de Pontstraat. Afgebroken in 1999.In dit hoevetje woonde jarenlangRichardVan Coppenolle, in de volksmond "t cabineurke". Deze was immers aangesteld omde compteur of de elektriciteitsmeter in de woningen op te nemen. Omdat Richard bij een stroomonderbreking naar de elektriciteitescabine moest (met de fiets, in weer en wind)om de panne te herstellenen omdat hij bovendien niet te groot van gestalte was noemde men hem met een verkleinwoordje. Richard was steeds opgewekt en een graaggeziene figuur, potlood achter het oor, sigaartje in de mond en een lederen diensttas aan de zij. Zijn leeftijdsgenoten kenden hem als “Pôlicenzenrichard”. Zijn vader en moeder haalden tijdens de diensten in de parochiekerk het stoeltjesgeld op en dat waren toen nog cenzen (stukjes van 5, 10 , 25 en 50 centiemen). Een stukje van 10 centiemen kreeg de naam van “kluitje”. Zo kreeg de familie van Richard ook de naam van “de van kluitjes" of kortweg "kluitsje”.
Gesloten vierkantshoeve langs de Ruitegem. Typische Vlaamse hoeve gelegen langs de straat Ruitegem. De hoeve werd in de loop van 2002 gerenoveerd. Hier woonden de ouders van Leontine Van de Putte Haar moeder Euthalie Heuvick werd hier geboren. Ze trouwde met Richard Vandeputte.
Vroeger noemde deze straat de Doolstraat. Niet te verwonderen zo’n lange, diepe holle weg die bij tij en ontij (bi nacht ende bi ontij) , ’s avonds en ’s nachts, een spookachtige indruk moet gegeven hebben. Takken van wilgentronken hingen als spookarmen boven de modderige weg. Verderop stonden geen huisjes meer. We kunnen ons niet inbeelden hoe een late voorbijganger zich moet gevoeld hebben bij het dansend schaarse licht van de stallantaarn. De schaduwen van de tronken wierpen schimmige figuren op de grond. Krijg je al kippenvlees ? Let maar op dat je hier niet verdoolt!
Beneden de “Doolstraat” begon de “Smouterstraat” nu Mellinckstraat die richting Etikhove loopt. Smouter komt waarschijnlijk van smout dat varkensvet is. 't Was natuurlijk nog in de tijd dat deze landweg niet was verhard en de karresporen diepe voren achterlieten.
Stenen korenwindmolen "Molen Ter Slepe" ook genaamd "Molen Ten Nieuwennest" langs de Weitstraat te Nukerke op een hoogte van amper 56 m. Verklaring voor de eerste naam: de molenwieken sleepten traag wegens het feit dat ze weinig wind vingen. De molen prijkt immers niet bovenop een heuvelrug maar op een lage uitloper van de getuigenheuvels. Tweede verklaring: de naamvan het café dat de naam droeg "In de Nieuwennest". De molen dateert uit de periode 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulder Devos.
Op een kaart van 1862 staat hij aangeduid als Slepe molen, gelegen langs de Wijkstraat. De molen werd verscheidene keren van de hand gedaan. De laatste eigenaars, die de molen als schenking verkregen, waren Octavie-Sidonie De Langhe en Victor De Langhe die hem ten slotte door verkochten in 1910 aan Rafaël Maes-Vandenhende. Vanaf 1938 werd de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Tot overmaat van ramp sloeg de bliksem op de molen en werden de wieken totaal vernield. Een roemloos einde stond hem te wachten. Gilbert Stockman uit Etikhove heeft later de molen opgekocht om hem volledig te restaureren, wat maar gedeeltelijk is gelukt. Nu staat hij weer te koop.
In 1968 verscheen in "De Ronsenaar" volgend artikel van AVH onder de titel "Nieuwe toekomst voor de molen ter Slepe te Nukerke". "Wie een beetje de streek van de Vlaamse Ardennen met zijn typische bezienswaardigheden kent, weet dat het gebied Etikhove-Nukerke-Louise-Marie kan omschreven worden als een verrassende oase van pittoreske heuvelachtige natuurpracht. Midden dat deinend landschap prijken - zoals overal trouwens in de Vlaamse Aedennen - een stel oude windmolens die het landelijk karakter van 't gebied nog meer affirmeren en die omwille van hun aanlokkelijkheid en hun antieke waarde trouw bewaard blijven. Een van deze merkwaardige molens is stellig de windmolen "Ter Slepe" aan de Wijtstraat te Nukerke, dicht bij de spoorweg Oudenaarde-Ronse en slechts een boogscheut verwijderd van de wijk Donderij te Etikhove. De molen Ter Slepe is laag gebouwd en prijkt niet zoals vele andere op een heuvel. Zijn naam heeft hij te ontleend aan het feit dat zijn wieken regelmatig op de grond sleepten. (De schrijver bedoelde hiermee dat de wieken meestal traag draaiden omdat ze weinig westenwind vingen . De wind uit de andere richtingen gaven geen probleem.(sic)). De niet opgehoogde plek waarop de windmolen "Ter Slepe" in stenen werd opgetrokken was niet ideaal om veel wind te vatten, vandaar het slepen van de wieken.In feite droeg deze windmolen eerste de naam van een nabij gelegen herberg met uitsteekbord "Nieuwennest". De molen "Ter Slepe" dateert uit de jaren 1795-1800. Hij werd gebouwd door mulder Devos en door deze laatste uitgebaat tot 1835. Op 15 december 1847 verkochtnotaris Platteau van Ronse de molen met bijhorende molendam aan Louis Vindevogel. In 1848 veranderde de molen terug van eigenaar. Door schenking werd hij de eigendom van Albib De Vos uit Elzele. In 1865 werd de molen terug verkocht en kwam in handen van Vital De Langhe uit Schorisse. Deze laatste herbouwde de molen gedeeltelijk in 1880. In 1897 komt de molen toe aan de weduwe en kinderen van de Langhe en wordt een jaar later als schenking toevertrouwd aan Octavie Sidonie De Langhe en Victor De Langhe. In 1910 wordt landbouwer Maes-Vandenhende uit Ronse de nieuwe eigenaar. Vanaf 1938 wordt de molen in het kadaster ingeschreven als puin. Rond die periode sloeg de bliksem in op Ter Slepe en de wieken waren totaal vernield. Nooit werden er nog andere wieken op geplaatst. Tijdens de naoorlogse periode heeft niemand zich nog om het in stand houden of om een eventuele restauratie van de molenpuinen bekommerd. De molen stond letterlijk te vergaan en scheen geduldig te wachten op een roemloos en stil einde. Door allerlei omstandigheden veranderde de molen ter Slepe tijdens de naoorlogse periode nogmaals van eigenaar. Hij werd aangekocht door Willem Vandereecken-Baeke uit Nukerke. Bij die aankoop bleek het echter dat de heer Gilbert Stockman uit Etikhove zich om tal van redenen voor de puinen van de molen Ter Slepe begon te interesseren. Terecht had de heerStockman ingezien dat het zeer spijtig zou zijn de molen volledig teniet te laten gaan én omwillle van zijn passende schilderachtige versieringsrol in het landschap én omwille van zijn antieke en folkloristische waarde. De heer Stockman nam kontakt met de eigeaars Vandereecken-Baeke en slaagde er in de molen in zijn vervallen toestand aan te kopen. Onmiddellijk liet de heer Stockman de restauratie van de molen aanvangen. Het dak in alpenmutsvorm werd volledig vernieuwd. De buitenmuren van de molen werden hersteld en gedeeltelijk hermetst. Het interieur van de molenwerd bijgewerkt en in zijn oorspronkelijke toestand herschapen. De restauratie van de molen Ter Slepe is thans nog volop aan de gang. De onderkeldering werd ontruimd en alles wordt thans in gereedheid gebracht voor het plaatsen van nieuwe deuren en ramen. Vermoedelijk zal de molen in de loop van de komende zomer tot een juweeltje herschapen zijn en bewoonbaar gemaakt worden. Voor de windmolen Ter Slepe is heel onverwacht een nieuwe toekomst begonnen. Hij werd gered van de ondergang. Het is een nieuwe aanwinst voor een heerlijk landschap midden de Vlaamse Ardennen."
Tot zo ver het artikel. Maar, geachte schrijver, wij moeten u zwaar teleurstellen. Dat programma werd amper verwezenlijkt, de zaak sleept nog aan, en de molen staat er nu (in 2008) nog even triestig en verlaten bij als toen die tijd.
Aanvulling: In een plaatselijke krant van mei 2006 verscheen volgend artikel.
Kunstenaar Piet Van Praet, die al enkele jaren in de vroegere molen Te Slepe aan de Weitstraat in Nukerke woont, ziet zich gedwongen om zijn "woonmolen" te verkopen. Sinds enkele maanden krijgt de man namelijk geen leefloon meer van het OCMW. Na een val drie jaar geleden, zat de kunstenaar maandenlang in een rolstoel. Volgens het OCMW is hij nu echter niet meer arbeidsongeschikt. Voor Van Praet, die de molen zelf restaureerde en inrichtte met kunstwerken uit recuperatiematerialen, is de noodgedwongen verkoop een harde dobber.(CVO)
Aanvulling mei 2011 uit Plusmagazine
Kunstenaar Piet Van Praet richtte de stenen molen Ter Sleepe (1795) in Maarkedal (tussen Oudenaarde en Ronse) als vakantiewoning in met knipogen naar Gaudi. Logeren op vijf etages tot onder de molenkap en met schitterend uitzicht op de omgeving.
In de VAB-brochure van maart 2013 lezen we "... kunstenaar Pépé Parolé gaf de molen andere vleugels. In de tijd dat hij er woonde, stak hij het bouwwerk vol met spiegelende kunstwerkjes en vreemde sculpturen uit recuperatiemateriaal. Dat in combinatie met de fijne decoratie van de huidige eigenaar maakt dit een vakantiehuis dat zijn gelijke niet kent..."
"Te Nukerke is de kerk in 1593 en de toren in 1593 behoorlijk gedekt, maar zonder koorvensters in 1593, die evenwel in 1595 worden hersteld; zonder één enkel venster in het schip, wordt de kerk in 1595 gewit; het dak het Onze-Lieve-Vrouwkoor, dat was ingestort in 1604, wordt in 1605 heropgebouwd; de daken van het hoogkoor zijn zo slecht zodat het regent op het altaar (1606), het nieuwe dak (1612) heeft zoveel geleden onder de storm zodat een strobedekking nodig is (1613); in 1623 krijgt de Sint-Antoniuskerk een nieuwe vloer.
In 1848 is alles klaar. De kerk, onlangs voor het grootste deel nieuw gebouwd, is althans geheel opgetrokken en het pastoreel huis bevindt zich ook in goeden staet."
Vóór de Beeldenstorm had de kerk van Nukerke vijf altaren en bewaarde ze in een zilveren kruis met relieken van het Heilig Kruis, van Sint Andreas en van de hut van Joannes de Doper. Hier bestond tevens de gewoontehet reliekenschrijn van Sint-Stefaan rond te dragen, maar het werd door de ketters in 1556 volledig vernield. "feretrum S. Stephani in nihilum reductum per hyreticos, neque quidquam recuperari potuit" (1569) In 1597 zijn er geen relieken meer.
In 1717 zijn er volgens de dekanale verslagen drie altaren. Het hoofdaltaar bezit een schilderij dat de verrijzenis van Christus voorstelt. Een ander altaar heeft er een dat de hemelvaart van Maria uitbeeldt. Men vereerde dus vooral Maria en Antonius . In 1751 vereerde men naast "de Alder-heyligste Maget ende Moeder Godts Maria, onse Patroonesse, wiens weirdig Broederschap van den H. Roosencrans alhier (tot ons geluck) verkregen is den H. Anthonius Abt, onsen Patroon" en "de H. Agatha wiens Reliquien in onse ParochiaeleKercke syn berustende, ende alhier gedient ende geert worden." Men was er blijkbaar in geslaagd nieuwe relieken op de kop te tikken; Agatha werd aanroepenals "troost ende hulpe van alle die met heete en Brandende Sieckten als wild en Vliegende vieren Gequelt worden".(Annalen Ronse)
Onze-Lieve-Vrouw Tenhemelopneming, parochiekerk te Nukerke. Deze eenvoudige classicistische dorpskerk van ca 1775 ligt op een hoogte van 87m boven de zeespiegel.Het staat met zekerheid vast dat de naam Nukerke betekent "Nieuwe kerk", "Nova Ecclesia". Dit kan verklaard worden door het feit dat de kerk van Nukerke, wiens patronaat toebehoorde aanhet kapittel van Kamerrijk ( Cambrai, nu Noord-Frankrijk), omwille van het groot aantal gelovigen dat er de godsdienstige plichtenkwam vervullen, tot afzonderlijke parochie werd verhevenen aldus werd afgescheiden van Melden. Nukerke vormde reeds lang met Melden een vierschaere en maakte met zeven andere localiteiten , deel uit van de baronie die de grondeigendommen, gelegen tussen de twee beken "de Marcke en de Ronne" groepeerde. Deze baronie in de kanselarijvan Aalstwas leenplichtig tegenover het feodaal hof van de hertog van Kleef te Heinsberg nabij Aken. In 1647 behoorden de dorpen, Nukerke, Edegem, Leupegem, Volkegem, Elst, Melden en Kerkem aan de Baron van Pamele toe. De Nederlandse regering kende op 4 augustus 1818 aan de gemeente Nukerke een wapen toe van lazuur met de godin Ceres van goud. Ceres was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid. Daarom stond ze op het wapenschild afgebeeld met eenbundel korenaren in de linkerarm en de rechterhand aan de ploeg geslagen.Dit wapen werd bekrachtigd bij KB van 1 september 1843. In oude documenten werd de volgende schrijfwijze van de gemeentenaam teruggevonden: 13 en 14de eeuwNeukirchen, 1538 Nieukerke, 1618 Nova Ecclesia, 1657Neukercke , 1678 Nieukerk , 1679Neukerk - 1689 Nieukercke - 1733Neuféglisse - 1736Nuyckercke - 1746noeuf es-glisse - 1748 Nukerke- 1767 Nukercke, 1779 Nieuwkercke , 1851 Nukerke en sindsdien ongewijzigd.
Binnenzicht van de dorpskerk te Nukerke. Het meubilair vande portiekvormige hoofd- en zijaltaren zijn 18° eeuws alsook de twee biechtstoelen ende marmeren doopvont met koperen deksel, waarop de Slang van de bekoring is afgebeeld. De doopvont werd in de jaren 70 vooraan in de kerk geplaatst. Het overige meubilair is 19° eeuws zoals de communiebank in smeedijzer en koper, het hek van de doopkapel, het koorgestoelte, de kerkmeesterbank en de kansel. De orgelkast, met muziektrofeeën, dateert van ca 1850. De schilderij De Heilige Familie is 17° eeuws. Tot de jaren 70 waren achteraan langs beide kanten van zijbeuken mooie Nukerkse landschapschilderingen op de muren te bewonderen. Deze werden echter toen overschilderd en God weet wat die moderne afbeelding moet voorstellen.De kerk van Nukerke gebouwd op het uiterste einde van een uitloper van de getuigenheuvel met een zandlemige ondergrond. Vanop de omliggende heuvels zoals de Eikenberg in Edelare, de Ommegangstraat, de Hotond, ja zelfs vanuit de vallei in Melden merk je de spitse kerktoren die als een baken hoog boven het bosrijke heuvelland uitsteekt, gebouwd op een omzeggens strategische plaats. Want vanaf hier zakt het terrein de diepte in, noordwaarts naar de scheldevallei. Het gehucht De zak heeft hier zijn naam verdiend. De Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk is gebouwd in een eenvoudige classicistische stijl en dateert uit ca 1775. De altaarwijding had plaats in 1777. In de loop van de geschiedenis is de kerk menigmaal verbouwd want een eerste kerkje stond er reeds in 1116 en staat in de kronieken vermeld alsNova ecclesia, wat nieuwe kerk betekent. De nederzetting kreeg algauw de naam Nukerke. In de omgeving van Nukerke werden pre-historische en Gallo-Romeinse vondsten gedaan, wat wijst op oude woonkernen. Tijdens de middeleeuwen hing Nukerke af van de heerlijkheid t land tussen Marke en Ronne die op haar beurt toebehoorde aan de baronie van Pamele (Oudenaarde). De Hervorming kon in Nukerke op tamelijk veel aanhangers rekenen. De bevolking leefde vooral van de bosontginning en de landbouw. Nog steeds is Nukerke een typische landbouwgemeente. Na de grote pestepidemie van 1667 tot 1669 nam de bevolkingsgroei weer snel toe.Het inwonersaantal groeide aan tot begin 19de eeuw.
Was Nukerke, als kerkgemeente, een deelparochie van Melden tot aan de Franse Bezetting de inwoners kregen pas hun zelfstandigheid tijdens Het Hollands Bewind toen Nukerke zijn wapenschild kreeg in 1843.
Laatste pastoors op een rij:
Op een doodprentje lezen we:
Bid voor de ziel van den Eerweerden Heer Joannes-Cornelus Robijns,
geboren te Buggenhout 15 April 1841,
Onderpastoor te Lede-Aalst1867-1888,
Pastoor te Cherscamp1888-1891,
Pastoor te Nukerke13 October 1891,
Aldaar zeer godvruchtig overleden28 Mei 1892
Hij muntte uit in voorzichtigheid, liefdadigheid en priesterlijke iever.Hij verlaat deze aarde met de zegening van zijne schapen en van alle zijne vrienden.
Fivez: waarschijnlijk een van de initiatiefnemers voor de bouw van een nieuw hospice.
De Boe: stond met veel krachtdadigheid achter de bouw van t hospice dat voltooid werd eind augustus 1897.
De Groote, de man die in Nukerke het katholiek onderwijs hielp tot stand brengen
Spitaels, onderpastoor
Dutordoir, pastoor van 1907 tot 1931. Voerde een politieke strijd tegen de gemeenteschool
Reyns pastoor tot 1951. Klein van gestalte maar stond zijn mannetje. Was brandend van ijver voor de zielen.
Clément Tirez pastoor tot 1954: een wijze herder
Joseph Van Poeck de Knyf. Een gemoedelijke levensgenieter
Moras (tot 1968) met een tijdelijk verblijf te Nukerke
Naessens: een actieve en sociale figuur
Ghys: een euchumenisch man
Heysse: meer politieker dan dorpsherder, werkterrein was de parochiezaal met feest en vertier. Leider in de plaatselijke schoolstrijd rond de jaren 80.
Remi Godefroid (laatste parochieherder van Nukerke). Kon met zijn komst de rekeningen vereffenen en orde op zaken stellen waardoor hij uit bepaalde hoek tegenwind kreeg..
Meer kunt u hierover lezen bij de rubriek "De parochiekerk"
14. Houten windmolen “Ter Gheynst” prijkte op de hoek tussen de Pontstraat en Ruitegem te Nukerke. Dat het een oude molen betrof bewijst volgende tekst: “De wintmolen Ter Gheinst toebehorend hebbend dehoirs van wylent Colaert Pot is verbleven op 13.8.1582.” En verder “ geeft toelating aan Pieter van Butsele Pieters en Lieven Vandevelde om een nieuwe molen te mogen bouwen op den ouden molendam, waar vóór de troubles nog een molen heeft gestaan binnen de parochie van Nukerke op het cauterken ter gheynst ofte cauborrevelt die van tevoren ghenaemt es gheweest t’meuleken tergheynst…(1690). De laatste eigenaar was Emiel De Vos-Slots. In de volksmondgebruikte men de naam “Vozenmolen”. De molen werd volledig afgebroken in 1949, maar de molenstenen werden bewaard. De mechanische graanmaalderij naast de windmolen werd gebouwd in 1911 door de familie Moreels. Na Gaston Moreels zette zijn dochter Annie de zaakverder samen met haar echtgenoot, Paul Aelgoet.De activiteit in de mechanische maalderij hield op in 1993. In het "Landboeck der Prochie van Nukerke Lande Van Aelst” staat deze molen bekend als “De wint Meulen ter Geynst”. Op de kaart van 1777 staat de molen bekend als Meulen te Gheyust. Ten zuiden van de molen lag de hameau Gheyust en verder westwaarts lag de hameau Capelle Straete.
Een overachterkleinzoon (P.C.) van Petrus Augustus Van Malleghem liet ons volgende weten. Overachterkleinzoon (P.C.) van Petrus Augustus Van Malleghem, molenaar te Nukerke (molen Ter Gheynst door een storm vernietigd in 1942, gelegen op de kruising van de Pontstraat en de Boularestraat rechtover de kapel.); zijn zoon Victor was geneesheer en een tijdlang burgemeester van Nukerke.
Naar het schijnt zouden de Duitsers bij hun vertrek, begin november 1918, te Nukerke aan het begin van de Ruitegem een hele grote kuil hebben gegraven en hun oorlogsmunitie, die ze wegens tijdsgebrek niet meer konden meenemen, er hebben gedumpt. Alzo zou destijds Magriet, vrouw van molenaar Moreels, hebben gezien.
Zit dat gevaarlijk goedje er dan nog in de grond ?????
Herenhuis langs de Louise-Mariestraat in Louise-Marie. Deze woning werd gebouwd in 1869.
Anekdote over Madame Komkommer, bewoonster van het huis. "Daar was een vrouw in Louise en ze werd gescharminkeld (een schraminkel is een zeer mager en boos mens of dier) .’s Avonds of ‘s nachts werd er boel gehouden rond het huis. D’er zat daar een hele bende, ook den ouden "schuseniere" (dokter van Schorisse) was daar bij. Maar op een keer kwamen de gendarmen er aan en ze werden allemaal opgepakt. Ze moesten nadien naar het tribunaal van Oudenaarde en ze huurden een busje. Ik denk dat die vrouw madame Vanovertveld heette. Maar wij zeiden madame komkommer omdat ze alle dagen komkommers aan haar man te eten gaf. Allé, de mensen zeiden dat toch." Verhaaltje van Elza.
Het kerkdorp Louise-Marie strekt zich uit over Etikhove, Ellezelles, Nukerke en Ronse.
Aan de voet van de Muziekberg was er vele jaren geleden een waterfabriekje.
In 't Volk van Ronse van 22 oogst 1936 zagen we volgende rubriek:
"Het beste tafelwater La Royale Louise-Marie" Allerfijnste limonaden "Jass" Nitterveld-bronnen Louise-Marie (Ronse)Telefoon 230.
Verdwenen zichtop de kerktoren van Nukerke met vooraan het O.-L.-Vrouwbeeldje dat jarenlang prijkte op de hoek van hetgemeentehuis, dat op zijn beurt verdween in de jaren 70. Het O.-L.-Vrouwbeeldje met kindje Jezus staat nu in het perkje op een bakstenen voetstuk opgericht door de KVLV. Het beeldje zou een schenking zijn gedaan door meester Jan Verlent aan de parochie Nukerke.
"Het was sinds de zestiende eeuw gebruikelijk dat een beeldje van de Maagd Maria geplaatst werd op een hoek van wethuizen en hallen. Meestal is Maria gekroond met een scepter in de hand, het Kindeke Jezus op de armen en de voeten steunende op den Leeuw van Vlaanderen."
De kerkklokken. In een brochure "Parochie O.L.Vrouw Hemelvaart Nukerke 1777-1977 " lezen we het volgende over de kerkklokken van de Nukerke parochiekerk."Van de drieklokken is "Dionysia" de oudste. Het jaartal 1807 dat erop voorkomt is het jaar waarin onze oudste klok werd gegoten, zodat men wel van een hoge ouderdom kan spreken.. We vinden naast het jaartal 1807 nogs beschrijving :"Betaaldtdoor de parochianen van Nukerke, voorstkomende uyt ST. Denys by Berghe, gewijd ben ik Dionysia, gevormt door O.J. Van Butsele, meyer en M. ThereseVandeputte,peter en meter. Gemaakt door L. Regnault in 1807 onder pastoorschap van Aug. Vandeputte". De klok weegt 810kg en heeft een beneden doorsnee van105cm. Het was op 6 augustus 1943 dat onze klokken door de alhier bezettende Duitse militaire overheid (Rosemann) werden opgeëist. De twee grootste klokken Dionysia en Agatha werden weggevoerd naar het militair cantonnement van Aalst. De kleine "Maria klok" bleef over om de parochianen ter kerke te roepen. Door de krachtdadige bemiddeling van de toenmalige pastoor Reyns en de tussenkomst van vicaris-generaal Z.E.H. Claeys-Bouüaert kon "Dionysia" ingeruild worden tegen de "Maria-klok". Op 26 mei 1951 werden de nieuw gegoten klokken plechtig ingewijd door Z.E.H. Deken Lust van Ronse. (Deze beide klokken horen toe aan de Kerkfabriek in tegenstelling tot "Dionysia" die aan de parochie toebehoort. Op beide klokken staat jaarschrift: "weggehaald bij oorlog 1940-1945, zie mij nu blij hier weer in vrije zieleplicht." Op de klok Maria (sol kruis) gewicht 503kg, 92cm doorsnede) staat verder :naam Maria; peter Octaaf Lefebre (voorzitter van de Kerkfabriek) meter Flavie van Glabeke echtgenote van Vitaal Deventer, voorzitter van het bureel der Kerkmeesters): pastoorE.H. Achilles Reyns; burgemeesterRichard Deschaumes; Schepenen André Hubeau en R. Teirlinck,Kerkraad: O. Lefebre, V. Deventer, R. Vandendaele, O. De Ruyk, Th. Capiau.De klok Agatha (la kruis- gewicht 387 kg - met 85 cm doorsnede) staat het jaartal en Naam: Agatha, peter A. Hubeau; meter Cécile Hubeau (echtgenote van burgemeester Richard Deschaumes); E.H. pastoor AchillesReyns;Burgemeester R. Deschaumes; schepen. Hubeau en R. Teirlinck.De vervanging van deze door de Duitsers weggehaalde klokken, gebeurde op staatskosten; de oude klokken Maria en Agatha hadden een gewicht van respectievelijk 430 kg en 340kg. In de zelfde brochure lees je meer over het kerkinterieur en de glasramen.
Bijhuis van Sint-Leonardus. In oorsprong was het de woning van de Eerwaarde Heer Directeur. Nadien was het de verblijfplaats van de zusters. Begin januari 2014 werd de woning klaargemaakt voor het verblijf van de aalmoezenier Maurice Schoorens. De zusters verhiisden naar het vroegere tehuis Sint-Vincentius in Nukerke.
Het rustoord zelf werd opgericht in 1900 en was oorspronkelijk bedoeld als sanatorium voor dames.Bij het geheel hoordeeen school en een boerderij. Vanaf 1904 namen de Zusters vanBarmhartigheider hun intrek. De laatste jaren werd het interieur van het rustoord grondig gemoderniseerd
De kerk La Salette te Louise-Marie, gelegen op het grondgebied van Ronse, ligt op een hoogte van 112,5 m. Louise-Marie is een schilderachtig gehucht en kerkdorpin de Vlaamse Ardennen gelegen op de noordelijke flank van de Muziekberg (hoogte 147m). Het grondgebied van de parochie Louise-Mariebehoort tot de stad Ronse en de vroegere gemeenten Nukerke, Etikhove en Schorisse inde provincie Oost-Vlaanderen en tot de gemeente Ellezelles in Henegouwen. Naar verluidt zou de naam van de eerste Belgische koningin Louise-Marie (geboren in Palermo op3 april 1812 en overleden in Oostende op 11 oktober 1850), dochter van de Franse koning Lodewijk Filips, aan de oorsprong liggen van de naamgeving van dit gehucht. Immers de eerste steenlegging van deze neo-romaanse parochiekerk in 1851 viel samen met de eerste verjaardag van haar overlijden. Deze kerk is bekend om haar Sint-Apolloniaverering. Rond 9 februariworden hier jaarlijks, tijdens de noveen tegen tandpijn, de alom gekende geutelingen gebakken. De kerk is toegewijd aanO.L.Vrouw van La Salette. Het kerkelijk interieur is 19de eeuws behalve het altaar aan de noordzijde dat 17de en 18de eeuws is. Het schilderij Verschijning van O.L.Vrouw van La Salette is19de eeuws.
Gustave Royers (+
30/03/1923) was de architect van de parochiekerk. Royers was sinds 1845 leraar
aan de academie en architect van de stad Ronse. Hij was tevens de ontwerper van
het Royerssluis (1907) in Antwerpen.
Labbé Francis Cambier liet ons in november 2006 het volgende weten. «Je possède la copie d'une lettre que le curé de Louise Marie Vanderooms (?) adressait à Emmanuel Degand, secrétaire communal d'Ellezelles, le 20 décembre 1893 et où il lui fait le récit de la fondation de la paroisse et de l'érection de l'église.»
De hoogste getuigenheuvel in de omgeving van Nukerke is de Hotond op het grondgebied van Kluisbergen in de deelgemeente Zulzeke.
In de omgeving van de toren vonden onderzoekers in 1890 mesolithische en neolithische voorwerpen. Deze worden in het Stedelijk Museum van Ronse bewaard .
De Molen Ten Hotond staat langs de Zandstraat te Zulzeke, deelgemeente van Kluisbergen, waarvan sinds generaties enkel de stenen kuip overblijft want hij is ontdaan van wieken en kap. Sinds jaren doet hij dienst als uitkijktoren. Een oriëntatietafel maakt je wegwijs bij de studie van het wijds panorama. De molen staat immers op een pracht van een getuigenheuvel 140 m boven de zeespiegel. Den hoogste top van de heuvel is 150 m hoog en ligt een paar honderd meter verder oostwaarts in het bos (aan het waterreservoir). Insiders beweren dat men vanop de toren tot 107 kerktorens kan waarnemen, uiteraard bij zeer uitgeklaard weer. De huidige taverne was eertijds het molenaarshuis gelegen naast de voormalige windmolen. Deze oude molenaarsite ligt dus op de hoogste plek in de Vlaamse Ardennen, tevens het hoogste punt van Oost-Vlaanderen. Reeds in 1672 voor het eerst vermeld was de site in 1684 gekend als Hootont meúlen. Toen nog een houten staakmolen. Deze werd later vervangen door deze stenen molen die werkte als olie- en korenmolen van het type grondzeiler. Op de Ferrariskaart staat de molen bekend als H. Den Hootont en Hootont Molen gelegen aan de westrand van het Slange Bosch. Deze stenen molen werd grondig hersteld in 1845 en 1911. Tijdens deze laatste herinrichting werd het olieslagwerk verwijderd. In 1943 werd de uitbating stop gezet en werd de maalinstallatie beetje bij beetje afgebroken. De wieken en de kap verdwenen. De stenen kuip die nog restte kreeg een toeristisch functie als uitkijktoren. Die werd zelfs in 1957 voorzien van een oriëntatietafel. Sinds een paar generaties is deze site eigendom van de familie Vande Wiele die tevens de gezellige tarverne uitbaatte. Vanaf november 2012 tot mei 2013 werd de molenkuip van nieuw voegwerk voorzien. In juni pronkte opnieuw een sneeuwwitte toren. In januari 2019 werd het molennaarshuis en aanbouw met de grond gelijk gemaakt. Een nieuwbouw verscheen.
Op de Hotond is een gedicht van Lambrecht Lambrechts, geboren te Hoesselt op 24 september 1865, dichter en componist. Hij stierf op 13 juli 1932. De man was verliefd op de mooie Vlaamse Ardennen, daarom schreef hij kort na zijn huwelijk dit lang gedicht als kwam het uit het sagenrijk.
Zij speelt het orgel in de woudkapel
Terwijl ik buiten op de drempel kniel
Omringd van vrouwen, kranken, jagers, honden,
De bomen langs de weg zijn grijs en dauw
En ruisen in de koele morgenwind,
Alsof zij met de pelgrims medebaden,
Zij tonen, waar zij van elkander scheiden,
Een druipend heuvellandschap in de verte.
Mijn blikken zoeken naar de diepe stad,
Onzichtbaar in de nevelzee bedolven,
Waarboven nog geen witte vlerken zwieren. Een purperbandje tooit de horizon. De kleine vinken zwijgen in hun gevels
En 't kwakkeldeuntje slaapt nog in het gerst,
Een zeis rinkelt ergens buiten 't woud.
Wie kan met kleurenspel of melodie
Het weergevoel dier eerste schemeruren,
Als 't blonde licht nog moet geboren worden,
Wie kan die bitterzoete pijn vertolken ?
Wie durf voorspellen of zijn nare droom
Gelijk bijtoverslag verdwijnen zal?
Wie weet of hem, wanneer het floers zal scheuren,
Dat spokend voor de Oostertempel hangt,
Het blondgelokte zonnehoofd zal groeten ?
Het is alsof men in een sage leefde.
Het is alsof de Heer een tweede maal
Ter wereld was gekomen. Ruisten daar
Geen englenwieken door het beukenhout?
Voer daar geen donder door de heuvelrij?
Is 't uur van de rekenschap en boet geslagen?
En komt het vuur het zondig mensdom straffen?
De dichter zwijgt en houdt de adem in.
Hij weet niet of hij juichen moet of schreien.
Hij vouwt de handen op het hart en bidt.
Molen Ten Hotond - Tekst van N. Mora "Wat betekent "Hootond" ? Dat blijft een raadsel. Er wordt in de lokale geschiedenis gesproken van Kanunnik Otto, zo ook van Backereel, naam die de oorsprong gegeven heeft aan het gehucht of plaatsnaam Backereel. In 1200 was Othon heer van Wattripont. Op de kaart van Ronse van 1684 vindt men een houten windmolen voorgesteld daar waar nu de stenen windmolen staat. Dicht bij deze windmolen werd de plaatsnaam vroonland en steenveld gemeld. Steen betekent hier kasteel. Is dat verdwenen kasteel de verblijfplaatsgeweest van deze Heer die recht had op de handenarbeid van de bewoners uit deze streek? Men schreef ook nog Hoothont, wil dit nu zeggen wild van het bos? Een zeearm van de Schelde noemt men ook Hont. Is deze eigennaam een overblijfsel uit de taal der Saksische families, een oeverplant volgens Baronius in Ronse. Men beweert nu dat men moet zeggen Nood-Hond en niet Hootond. De legende zegt dat een edeldame in de bossen van Zulzeke aangevallen werd door struikrovers en dat zij haar leven te danken had aan haar hond, die de boosdoeners op de vlucht dreef. Het wapenschild van Zulzeke stelt een edeldame voor met een snuffelende hond. De legende is een verhaal waarvan de geschiedenis kan vervormd zijn en waar de woorden kunnen verdraaid zijn door de overlevering, nochtans kan de legende een grond van waarheid bevatten. De familienaam Hotton kan ontstaan zijn door het verblijf van deze familie op deze bepaalde plaats. Hotton is ook een gemeente gelegen in de provincie Luxembrurg tegen Marche. Verder laat Doctor Duflou weten dat hond ook een akkermaat kan betekenen. In ieder geval is "Hotond" een bepaalde plaats geworden voor de Ronsenaars. Molen Op een van de Atlas Ferraris 1777 komt de molen voor als Hootond Molen, een houten staakmolen gelegen ten noorden van Het Slangen Bosch langs de Santstraete. De stenen windmolen werd gebouwd na de Franse Revolutie op de plaats van de oude houten molen. Het bezit van zon molen vergde veel inzet én kapitaal. Na de eerste wereldoorlog liep de molenkap grote schade op ten gevolge van een hevige storm.Er is ook het gebruikelijk onderhoud want om de vier jaar is het nodig de nochtans sterke zeildoeken vervaardigd uit kemp (Zuid Nederlands voor hennep als gewas en als stof) te vervangen wegens slijtage. Op 26 april 1910 werd de molenkuip letterlijk van kop tot teen gekloven na een blikseminslag. Velen voorspelden toen het einde. Gelukkig het verstand en de liefde voor het vak gezegevierd en werd de molen hersteld. De molenmakers Franciscus Lauwerier en Wannes Tilleul hebben de ijzeren kop van 2500 kg geplaatst aan het kruis van de vier wieken. Om alles op zijn plaats te krijgen waren een massa repen nodig en trokken zeventig à tachtig sterke mannen met behulp van blokkatrollen de houten kap met de gietijzeren kop langzaam naar boven. Naar schatting wogen de kop en de as samen gemakkelijk 5000 kg. Molenaars. Als er voldoende wind was kon de molen per dag 30 zakken graan malen. Volgende personen hebben er het ambacht van mulder uitgeoefend: Louis Van den Haegen, Mathijs, Johannes Vander Haegen, Henri Vander Haegen, Jules Aelvoet, Wattez, Gilbert Van der Haegen, Antoon Van de Wiele en nadien André Van de Wiele , zoon van Antoon. Men vertelde dat een of andere molenaar bij zeer helder weer de domkerk zag van Doornik, Gent en Brugge. Reeds ten tijde van André van de Wiele kreeg de molen een andere bestemming. De molenkap werd verwijderd en er werd boven een platform aangelegd. Deze eens zon krachtige reus, die wind en storm beheerste, op de hoogste heuveltop van de provincie Oost-Vlaanderen werd herschapen tot uitkijktoren. Meester Aloîs Baert, gewezen onderwijzer uit Zulzeke, heeft op deze molen menig uurtje doorgebracht met het ontdekken van 108 kerktorens. Het panoramisch zicht is prachtig. Het uitzicht naar het oosten wordt echter gehinderd door het bos op de heuveltop. Op 2 juni 1957 werd boven op het platform van de molen een oriëntatietafel ingehuldigd. Tot op heden is deze plaats een ware trekpleister voor jong en oud. Is het een oude magische kracht die de mens naar deze plaats lokt in dit mooi wandelgebied ? Naar de Kluisberg Uit "Een hoekje van Zuid-Vlaanderen" door Omer Wattez Als men Ronse langs de Zonnestraat verlaat, komt men weldra op den steenweg naar Berchem. In het vlakke veld ziet men rechts van den steenweg, eenen molen, en als men den weg daarnevens inslaat, begeeft men zich naar het kapelleken " te Wittentak", dat Sanderus in zijnen Flandria Illustrata op een prentje te zien geeft. Oud moet het dus zijn, doch de geleerde geschiedschrijver, heel sterk waar het kerken, kapellen en abdijen aangaat- hij was kanunnik te Ieperen, onder Jansenius- zegt er in zijnen tekst niets van. Is die "witte tak" misschien een marentak, door de druïden als een heilig gewas aanzien, en in Engeland nog zoo zeer in eer gehouden ? Er zijn streken, waar men de marentak in groote hoeveelheid vindt. In Zuid-Vlaanderen zijn zij zeldzaam en worden derhalve, door het volk, voor wonderbare verschijnselen aanzien. Ik herinner mij hoe, voor eenige jaren, een marentak te Welden al het volk der streek daarheen lokte. De tongen gingen seffens haren gang, en het kon niet anders of het bovennatuurlijke was er in gemengd. Zulks beweerden de bijgelovige lieden.Een bewijs te meer, dat onwetende personen altijd geneigd zijn het onbekende voor bovennatuurlijk te houden;- God of Duivel moet er immers tusschen komen. Als wij den klimmenden weg naar het kapelleken voortzetten, komen wij aan het bergpunt "den Hootond", 150 meters hoog. Onnodig te zeggen , dat het zicht van hier op de streek allermerkwaardigst is. De Hootond is de voortzetting der reeks heuvelen, welke met den Muziekberg begint, de hoogte der Kruisen vormt en met den Kluisberg, aan de Scheldevallei eindigt. De voornaamste helling dezer heuvelreeks is vlak naar het zuiden gekeerd. Hier en daar rijst eene villa tusschen het groen. Wie weet of, op zekere tijdstip, daar geene wijnbergen komen. Van den Hootond gaan wij verder naar den steenweg Ronse-Berchem, langs eenen molen, om de baan naar den Kluisberg voort te zetten. Hier heeft men het eene bosch na het andere. Een kilometer voorbij het gehucht "de Kraai", slaat men, links van den steenweg, eene nevenbaan naar het Kluisbosch in. Weldra komen wij aan het woud, dat wij drie kilometer ver moeten doortrekken, tot wij eindelijk een torentje bereiken, wit gekalkt, en gelijk aan dat op den Muziekberg. In eene herberg, niet ver van daar, halen wij den sleutel om het te beklimmen. Een uur lang kan men hier het oog voldoen en onze beroemde romanschrijver, Hendrik Conscience, was benedende waarheid niet, toen hij in de inleiding van zijn zedenverhaal; De Kwaad des Tijds, zoo dichterlijk het panorama van den Kluisberg beschreef."
20Oude hoeve op de hoek van de Fonteineweg en de Keizerrei. Volgenshistorische bronnen zouKarel V (Keizer Karel de Grote) , vóór zijn huwelijk met Isabella van Portugal , bij Johanna van der Gheynst een dochter verwekt hebben, nl. de latere landvoogdes Margaretha vanParma (1522-1586). Tijdens zijn huwelijk werden nadien volgende kinderen geboren : Filips, Maria, Johanna . Ten slotte had hij nog een zoon Don Juan buiten zijn huwelijk en na de dood van Isabelle. Gedurende haar bestuursperiode verbleef Margaretha te Oudenaardeinhet Huis van Margaretha van Parma, naast de Boudewijnstoren.De jonge Karel verbleef wel eens inOudenaarde bij de familie de Lalaing(huis aan de Schelde) en juist daar zou de jonge Johannadienster zijn geweest. Haar ouderswoonden in de boerderij te Nukerke, op de hoek van de Fonteineweg en de Keizerrei. De ouders van Johanna waren tapijtwevers. Even naar de annalen;Op het Bourgondische kasteel te Oudenaarde stond Janneke, dochter van Gilles Van der Gheenst en Johanna Van der Coye, naarstige handwerkers in de tapijtweverij, woonachtig te Nukerke, ten dienste van Mevrouw de Gravin de Lalaing. Het wakkere, drentele meisje, zindelijkuitgedost, was in de bloem der jaren. Men kan zich voorstellen hoe de schroomvallige, bevreesd en ontzet diejonge dochter zich tegenover de keizer voelde. Hoe de oplettende dienstmeid het ook druk had om haren hogen gast te dienen, tocht schiep de keizer genoegen in haar bekoorlijk voorkomen, in hare vriendelijkheid en keuvelde graag mrt haar. Niemand had de hartstocht des keizers voor de volksdochter durventegengaan, wel werd gedrag bedekt afgekeurd, maar men durfde het niet aan het hem te verwijten. Toch bij het heengaan ontstond uiterste verslagenheid bij het meisje.In de Kronycke van Oudenaarde, f° 154, leest men: In t jaer XVe XXII, t Audenarde, binnen Pamele, op het Spey gelach Jannekin van de bastaerde dochter van Carolus de vyfste ende wiert daar Christen ghemaeckt. Dese traude namaals den Hertoghe van Parmen ende wiert Regente van de Nederlanden. Wijl Janneke later in den echt trad met Jan Van den Dycke,een gewone burgersjongen, en dezes broeder en zuster Baudouyn,Maria en Agnes werkgasten bleven in de tapijtnijverheid, werd het kindje Margareta aan het hof zorgvuldig grootgebracht en trouwde eerst Alexander de medicis en nadat deze werd vermoord, Octave Farnèse, hertog van parma en Plaisance. In 1555, toen Keizer Karel afstand deed van zijn staten, vertrouwde hij aan Margareta van Parma het bestuur toe van enkele provinciën. Acht jaar lang,door een zacht en tevens sterk beheer, won zij de genegenheid van de hertog van Alba, in 1568, zegde zij vaarwel aan haar vaderland en stierf aan de jicht in Italië in 1586.
De straatnaam Keizerrei te Nukerke zou dan ook af te leiden zijnvan het woord keizer. Wie weet heeft de jonge vorstmeermaals, te paard, de bossen van Nukerke doorkruist. Tot heden leven nognazaten, in rechte lijn, vanJohanna van der Gheynst.Het gezin Vandergeynst heeft de boerderij verlaten in 1968. Er waren in het gezin 4 meisjes en 1 jongen, waarvan geen enkele het landbouwbedrijf voortzette. De woning werd ondertussen grondig gerenoveerd. Eind 2010 lag de boerderij echter volledig in puin. Van renovatie van het oorspronkelijk gebouw was geen sprake meer.
In “De molens van het arrondissement Oudenaarde” door J. Vandeputte lezen we: “De Kuitholbeek, die op de westelijke flank van de Kruissens ontspringt, krijgt verder de naam Meulebeek, vormt de grens tussen Nukerke en Zulzeke en brengt, aan de eerste grote hoeve die ze aandoet, het grote molenrad in beweging van de molen Paepschuere (of Paepschure, Paepschuere of Raapschure).We weten dat bij telling in 1577ook hier een watermolen was: Hercules sz Coninck houdt in pachte van mejoncvrouwe We van Jacques van Ghersdale, eenen watermeulen voor de somme van 60P.pars. De site werd vroeger Meuleveld genoemd.” De site is beschermd sinds 13 november 2003.
ik heb ook in het kindertehuis gezeten met zuster Gisele zuster Hilda zuster Adhemar zuster Dora(THEODORA) zuster Dominica, zuster Luthart en ik ken Anita ,Yves en Pascal van Coppenolle je kent me als Christine Verhauwert ,ik zou heel graag samen komen doe een oproep daarom naar Daisy ,Werner en Johny Sleeuwaert ,Patrick en Miranda Francois Van Huffel, Monique Gino en Marino Vanderhauwaert , Chantal,Frederick,Gerard,Miranda, Ingrid De Bruyn, Spitaels Ingrid en ,GRETA WOUTERSPhilippe en Veerle en OM zeker niet te vergeten Christiane Van Den Bossche Zuster Lucilla ,Marie-Madeleine en Claudine De Meulemeester ,Marleen en Isaac en Sabine ?,EN KLEINE VINCENT niet te vergeten natuurlijk nu een man ;HOOP DAT JULLIE CONTACT MET MIJ ZOEKEN JE MAG ME MAILEN OP:snowdon@skynet.be
KLOOSTER NUKERKE
ik heb samen met mijn zuster in dit klooster verbleven. tussen 1955 en 1963. ik ben geboren in 1952. Zijn er nog meisjes die contact hebben met deze blog die in die periode er waren ? Ik herinner me nog de zusjes LATAER Rita en Anita. Dank U.
In de volksmond werden de kinderen van het klooster ook de weeskinderen genoemd. In werkelijkheid was het een gemengde groep van kinderen die een ouder verloren hadden, kinderen van een alleenstaande vader, kinderen uit gedeeltelijk ontwrichte gezinnen. Ze werden ondergebracht in het klooster dat deel uitmaakte van een complex dat bestond uit drie klassen voor de meisjesschool, palend aan de grote, verzorgde moestuin, verder de speelplaats met afdak en toiletten (toen vertrekken genoemd). Aan de zuidengevel van het klooster werd de jongensschool aangebouwd bestaande uit 3 klassen. Daar liepen de jongens school vanaf het 2de leerjaar tot en met het 8ste leerjaar. De leerplicht was verplichtend tot 14 jaar. Vanaf die leeftijd gingen veel kinderen werken. Weinig kinderen op het platteland zetten vóór W.O.-II de stap naar het secundair onderwijs. Jongens uit landbouwgezinnen waren toen beter af en mochten naar het secundair onderwijs in Ronse. Velen trokken naar het college. Maar om hun Frans te leren werden toen kinderen uit de betere gezinnen in het internaat gestopt in een of ander, liefst katholiek en streng, instituut juist over de taalgrens. Heel soms werden daar ook de meisjes heen gestuurd, om Frans te leren en om welopgevoed te worden. Dat kan later van pas komen bij de keuze van een huwelijkspartner.
Het klooster heeft het uitzicht van een grote woning met juist voldoende ruimte om 5 zusters te huisvesten en een 12-tal kinderen in onder te brengen. Een deel van het gelijksvloer was voorbehouden aan de zusters; er was de keuken, de eetruimte en de leefruimte. Het andere deel (de noorkant), gescheiden door een middengang was de leefruimte voor die 12-tal meisjes. De voornaamste meubelen waren een lage tafel met stoelen. Tegen de wand stond nog een kast met een vakje voor elk kind. In dit lokaal werd er gegeten, gespeeld, gewerkt, huiswerk gemaakt en de catechismus geleerd. Op de eerste verdieping bevonden zich de slaapplaatsen voor de zusters en een kleine kapel. Onder het dak bevond zich de slaapruimte van de meisjes. Een ruimte zonder comfort, warm in de zomer en bitterkoud in de winter. De meisjes, soms hele kleintjes, hadden een weinig benijdenswaardig leven. Ze werden s morgens vroeg gewekt want om 7 uur was er reeds een mis in de parochiekerk, een paar honderd meterv verder. Het moet gezegd, de gemeenschap had voeling met die kinderen. Ze waren bij elke gebedsdienst aanwezig. Heel wat parochianen lieten pakken kleren afgeven, kleren waar hun kinderen waren uitgegroeid. Het hoeft niet gezegd dat de nonnetjes de kleren gretig in ontvangst namen. En steeds waren de kinderen op post. Op zon- en feestdagen was het een gaan en komen naar en van de kerk; er was de vroegmis, de hoogmis, de Vespers en het Lof. Maar ze waren verzorgd, werden goed opgevoed en hadden immers een thuis.
De leefwereld van de meisjes beperkte zich tot de kloosterwoning, een speelplaats, een moestuin, een grasperkje, een stukje boomgaard en de klaslokalen.
Laten we even N. aan het woord. Geboren in 1940, verbleef ze in het klooster vanaf haar 5 tot 13 jaar. We verbleven heel veel tijd in onze leefruimte waar we speelden, werkten en er al eens een stil hoekje opzochten om onze catechismus te leren. Ons huiswerk maakten we samen aan de tafel en de een hielp de andere.Dagelijks stonden de grootste meisje rond de tafel om de aardappelen te schillen voor de volgende dag. We maakten op dat moment al eens ruzie. Kijk hier in mijn arm. De mesjes waren scherp.Maar al bij al was er een goede sfeer. Wij sliepen op het hoogste deel, de zolder die ingericht was als dortoir. Enkele dakvenstertjes.lieten wat daglicht binnen.(en bij het bekijken van de foto van het kloostergebouw). Kijk achter dat dakkapelletje moesten we onze kleren passen. Weet je hoe ik mij chirokleedje moest passen?. Ik moest op mijn twee knieën zitten en de onderste rand van het kleedje moest de vloer raken. Zó, dat was een zedige lengte. Maar terug naar de slaapplaats. De bedjes stonden keurig op een rijtje. Vooraan stond een lange smalle tafel waarop onze waskom stond. Een grote waterkan werd aangedragen want lopend water was niet. Na de was werd het vuile water met de emmer naar beneden gebracht. Het gebeurde wel eens dat bij het morgenkrieken na een strenge winternacht een ijslaag het water in de waskom bedekte. De zaterdag was het wasdag; er waren geen douches of ligbaden. Elk stond voor zijn waskommetje waste zich volledig. Let op, het bleef eenzedig wasje.. Het vuile linnen ging in de wasmand. De zusters deden de was in houten kuipen. De grootste meisjes werkten al te graag mee en droegen het wasgoed naar den bleek achteraan in de hof. Daar moesten we dan het wasgoed open spreiden om het te laten bleken. Af en toe moesten we de was met water besprenkelen. Het water haalden wij uit de nabije waterput. Het wasgoed te drogen hangen aan de wasdraad was ook ons werk. We maakten al eens grapjes want het wasgoed van de nonnekens ging eveneens door onze handen. Strijken was dan weer de taak van de werkzuster.
Jaar in jaar uit, zomer en winter, iedere morgen wandelde de meisjes, klein en groot, onder begeleiding van een zuster naar de parochiekerk. Die kerk was tijdens de week een ijskelder. Als we de kerk verlieten sloegen we meermaals onze armen rond ons lichaam, kwestie van ons op te warmen.. Mijn handen leken soms wel vervroren. Maar als kind kon ik na enkele jaren en de talrijke kerkbezoeken al die Latijnse gezangen uit het hoofd meezingen. Goed hé !
In dezuiderhoek van de speelplaats stond een grot ter ere van Maria en Bernadette. Daar ruikte het steeds vochtig. Tijdens de meimaand werd er s morgens dagelijks een rozenkrans gelezen. We zaten allemaal op onze knieën, en t wastoch soms zo koud.
Het slapengaan verliep als een ritueel. Na het uitkleden moesten wij op onze knieën zitten en bidden, dan bed in en slapen. Tijdens de vasten mochten wij niet snoepen maar mijn moeder die af en toe op bezoek kwam (niet alle meisjes kregen bezoek), bracht al eens een snoepje mee. Elk een had in een kast een blikken doosje staan. Daarin werden de lekkernijen opgeborgen en na de vasten deelden we mee aan de kinderen die niet veel hadden. De leeftijd speelde geen rol en de grootsten hielpen de kleinsten. Mijn moeder gaf me wel eens een vijffrankstuk dat ik s maandags aan de zuster gaf die er dan voor zorgde dat het op mijn spaarboekje stond. Ha, en waar is de tijd toen we onze maandstonden begonnen te krijgen en ons moesten verversen op de vertrekjes op de speelplaats. Aan die toiletjes hingen van die korte deurtjes en het gebeurde al eens dat de kleintjes onder de deurtjes kwamen loeren. Dan was ik kwaad.
Het gebeurde eens dat mijn moeder geen geld had om mijn verblijf in het klooster te betalen. Dat moest maandelijks gebeuren. Zij kende een koolmijner die goedkoop aan steenkolen geraakte. Dus betaalde ze mijn verblijf door een hoeveelheid steenkool aan de zusters te leveren.Wel erg hé?
Mijn plechtige communie deed ik in het klooster. Ik mocht bij Roger Ceuterick mijn haar laten knippen. Ik had mooi lang haar en ik weet nog dat ik met kort haar buiten kwam. Mijn moeder kocht de kleren. Ik weet ook nog dat we tijdens de grote vakantie bij een boer aardappelen gingen rapen. Ha, dat waren mooie dagen. We gingen te voet tot aan de boerderij, ik weet niet meer waar maar t was een eindje stappen. En we kregen daar van dat lekker boerenbrood met echte goede boteren plakken kaas. Dat smaakte want in t klooster kregen wij geen boter op het brood. Voor dat werk kregen wij niets (nochtans betaalde de boer toen 25 fr per schof en als aardappelraper verdiende je dus algauw 75 fr per dag en dan werkte je van 8 tot 12 en van 13 tot 19).
Van het eten herinner ik mij nog die melkpap (karnemelk) waarin van die brokken zaten. Als de zuster het niet zag zette ik mij bord buiten aan de deur. Eten voor de poesjes.(die mochten nooit binnen komen).
s Zondags gingen we naar de chiro in de parochiezaal bij leidster Maria Deriemacker. Dan trokken we ons blauw kleedje aan met gele das. Tijdens de grote vakantie gingen we samen met de chiro van Ronse en Pater Michel op bivak. k Weet ook nog dat ik in het klooster eens heel veel zeer in mijn buik had. Dokter Roelens kam bij mij en stelde een apendix vast. Ik werd in zijn auto gezet en de dokter voerde mij naar de kliniek op Hogerlucht te Ronse om geopereerd te worden. Enkele keren mocht ik bij klasvriendinnetjes gaan spelen o.a. bij de zusjes Roelens.
Maar al bij al ik weet niet meer of ik mij toen ongelukkig voelde." Rond de tijd van de processie was het steeds een drukte van belang. Dan moesten de processiekleren van op de zolder naar beneden worden gehaald. Die kleren hingen toen,mooi afgeschermd, op de zolder boven de klassen van de jongensschool. Het zat zo! De zolder boven het klooster stond in verbinding met de zolder boven de jongensschool. Op de dag van de processie werden alle figuranten gekleed en getooid door de zusters en door de talrijke vrijwilligers. Vanaf het klooster ging de groep dan stoetsgewijze naar de kerk waar de processie werd gevormd. Na de processie werden alle kleren nagezien op hun netheid en pas dan terug gehangen op zolder. Stil wachtend op de volgende uitstap!
Wie herinnert zich volgende zusters ?Zuster Leandrine , zuster Lucienne , Moeder Anna , zuster Lucilla., zuster Juliette, zuster Theodora . En de leke onderwijzeres van het 1ste studiejaar, juffrouw Angèle Dejonghe (geboren te Zulzeke in 1908, ze woonde nadien op het Heidje te Nukerke en overleed er in 1966), weliswaar ongehuwd want gehuwde onderwijzeressen verloren hun opdracht in het de christelijke scholen. Jufrouw Angèle gaf les tot aan haar op ruststelling in 1962. Enkele jaren later verdwenen. de zusters. Ze werden vervangen door leken. Zo volgde Mariette Geenens Moeder Anna op als schoolhoofd.
Het eerste kerkje van de "prochie" Melden, waarvan ook de gelovigen van het huidige Nukerke toe behoorden, zou in de Merovingische periode zijn ontstaan , waarschijnlijk uit de resten van/of als bijgebouw van een versterkte toren of mote, gelegen dicht bij de stroom. Het kerkje is naar alle waarschijklijkheid gebouwd door "het Capittel van kanonniken der Cathedraal van Kameryck die altoos gelast zijn geweest met de reparatiën derzelve en die ook de groote tiendeheffers en patronen ervan waren", aldus een document.
In de kronieken lees je dat "ten jare 922 werd Gerardus de Loz, heer van Pamele, hoofd van de heerlijkheid van het Land tussen Marke en Ronne waarvan Melden de hoofdplaats was, in de kerk begraven." Het oorspronkelijk Romaans kerkje werd in de loop van de geschiedenis keer op keer verbouwd
In het jaar 871 hebben onze streken een inval gekend van de Noormannen, alsook in 940 "die niets nalieten dan rouwe en verwoestinge." Tijdens het bestuur van Karel V moest ook de "prochie" Melden afrekenen met godsdiensttroebelen door de opkomst van de protestanten. "In de jaeren 1565-1566-1567 werd de Katholieke Godsdienst alhier geteisterd door de predikatiën en oproeringen der Nieuwgezinden of Calvinisten". En verder: "op zondag 25 augustus 1566 was een "groote sectie van Calvinus" leerlingen ende heetten geuzen hier neergestreken ende smeten in stukken alle de ornamenten, beelden, plaeten, kisten ende scheurden die boeken in stukken".
"Den 18 juny 1567 werden 13 der meeste roervinken tot de galg veroordeeld". Op 28 april 1568 deden de geuzen nog een inval in de kerk van naaste parochie Zulzeke waar ze vuur stookten met de beeldenwaardoor de kerk afbrandde.
In 1578 staken de onlusten weer de kop op; "zo werd op de eersten Sinksendag de pastoor door de calvinisten verjaagd, de kerk gesloten en de inwoners van alles beroofd", "in 1582 wierden de geuzen verjaagd, de kerke wierd geopend en de Goddelijke diensten als vroeger gedaan". Uit rekeningen uit 1652 blijkt dat de toren "eene horlogie" had en in 1654drie klokken". Ondertussen werd ten oosten van de Koppenberg een kerkje gebouwd omdat het aantal bewoners aangroeide en de afstand tot de parochiekerk van Melden toch ver was. De "prochie" kreeg de naam Nova Ecclesia (Nieuwe kerk), een gemeenschap die zal uitgroeien tot Nukerke.
Verblijfplaats van de schrijver Hugo Claus. De schrijver kocht de gesloten hoeve, typische bouwtype voor Zuid-Vlaanderen in de loop van de jaren '60. Tot dan was de boerderij een bloeiend bedrijf in eigendom van de familie René Tonniau-Verhellen. Het was toen nog heel uitzonderlijk dat bij het op rust gaan van de landbouwer de boerderij niet werd verder gezet door een van de kinderen. Maar de kleinschalige landbouw bleek geen toekomst meer te hebben. Welstellende stadsmensen lonkten naar “den buiten”. Dus ook deze boerderij werd verkocht aan “stadsmensen” zoals dat toen werd gezegd. Het neerhof ligt ”in Tenhole nr 3, een oase van rust en groen, in een klein dal tussen twee uitlopers van de getuigenheuvel. De nabije bron geeft het jaar door overvloedig drinkbaar water. Mensen uit de buurt en stadslui kwamen zich hier bevoorraden. Tot de jaren 70 was de weg Tenhole zelfs niet gekasseid. Het merendeel van de wegen in de gemeente waren dat wel (macadam of asfalt kende men hier blijkbaar nog niet); de weg was gewoon met grind verhard en voldoende breed voor stro- of hooiwagen. Hugo Claus liet de oude boerderij opknappen, zeg maar stevig verbouwen. Dit karwei nam enkele jaren in beslag. Het woonhuis werd mooi ingericht en schuren en stallingen, met rieten dak, kregen elk hun functie. Deze plek werd voor het gezin Claus een vaste stek vanaf 1963. In de boomgaard werd een kleine chalet gebouwd; het werkterrein van de schrijver. Algauw werd vrouw Elly Overzier een graag geziene dame die vlot met de mensen van “den buiten” kon opschieten. Zo liep zoontje Thomas vanaf de 1ste kleuterklas school in de “Gemeenteschool”. Meermaals liet vrouw Elly haar ongenoegen blijken over de hygiënische toestand van het schooltje. De toiletten waren “vertrekken” zonder waterspoeling en je weet wel …een plank met een rond gat…. Maar, het moet gezegd, … het onderwijs was naar de wens van de ouders want de knaap kon er later zedenleer volgen. De eerste leerling in de school wiens ouders het aandurfden een aanvraag in te dienen voor de cursus zedenleer in de school van het zó katholieke Nukerke. De aanstelling van een leraar zedenleer liep niet van een leien dakje. Het schoolhoofd moest zelf zorgen voor een leraar-zedenleer. De aanstellingen verliepen niet vlot en meermaals waren er perioden dat de jonge Thomas geen les in de zedenleer kreeg. Zijn moeder viel er niet over dat de jonge snaak dan maar de godsdienstlessen passief meevolgde en … of hij er zich aan intersseerde! Op de speelplaats annimeerde hij zijn medeleerlingen. Thomas speelde op de speelplaats de mis na, draaide zich af en toe om, strekte zijn armen ... én gaf de zegen. De leerkrachten hadden dolle pret. En of hij het naar zijn zin had. Een dorpsschool midden de velden en weiden én toffe buren… Het jonge kind was verknocht aan de tuinman Georges die hem meermaals van school meenam naar Tenhole, soms achter op de fiets of in een kruiwagen. Het jonge ventje beleefde er een heerlijke tijd in de buurt van ’t Holand.
Dat de nieuwe woonst van de schrijver ergens verscholen lag ergens in het rustige Nukerke blijkt uit een krantenbericht daarin Hugo Claus liet optekenen dat hij ging wonen “op een plaats in Nukerke waar Christus nog niet voorbij gekomen was”, dit tot ergernis van heel wat mensen. En placht hij niet te zeggen tegen zijn bezoekers:”… volg de gids want anders komt u in de bled (van het Frans le bled, wat zo veel kan betekenen als de woestijn) terecht !”. Hoe je er wel terecht kon bij hem? Ergens langs de Staatsbaan (nu Rijksweg) nam je de Dierickstraat, een kronkelende, wagenbrede kasseiweg. Vóór de klim draaide je rechts het straatje Tenhole in. In 1970 verliet Hugo Claus Nukerke en trok naar Amsterdam. Korte tijd nadien nam de familie Marc Donckers (Lier 1935), alias Marc Insingel, samen met zijn vrouw Hilde Sacré en zoontje Niels er hun intrek. Marc Insingel, oud-leerling van het Conservatorium in Antwerpen, is een bekend Vlaams prozaschrijver en dichter die talrijke dichtbundels op zijn naam heeft.
Te Nukerke (van Hugo Claus)
‘s Zondags na de vespers, wil hij thuis geen krentenbrood, de idioot. Hij stapt in het veld en in de huizen en zwijgt in alle talen.
Zelfs al zit je in de bomen dan ben je toch geen vogel.
Ook in mijn denken staat hij daar zonder een gebaar, zijn tanden malen. Ik zwaai met mijn hand, hij ziet een zeis.
Als er geen koeien waren dan was de bandhond een groot beest.
Dan rukt hij de almanak met playgirls van de wand en rent in het aardappelland.
Beetje bij beetje at de vlo het oor van de hond..
Hij vertrouwt de waarde van woorden niet (zoals ik, maar met een andere nood).
Met zijn playgirl klimt hij blaffend tussen de takken:
Leo Piron werd op 14 oktober 1899 in Marcinelle geboren en overleed in Nukerke in 1962.
Leo Piron huwde met Marie-Josèphe De Saedeleer ( St-Martens-Latem 4 juni 1904), een van de drie dochters van de landschapsschilder Valerius de Saedeleer, van wie hij de knepen van het vak leerde. Hij werd dus ook landschapschilder. Leo Piron noemde zichzelf een autodidact. Na de dood van Valerius in 1937 bleef hij in de villa Tynlon op de Bossenaar wonen tot 1945. Tijdens de bouw van de villa woonde het koppel in "Het torenhof" (nu Rijksweg 79).
Kort na de Tweede Wereldoorlog kocht hij in Nukerke, langs de Staatbaan, een lapje grond naast het Daelbosch. Op dit uitverkoren plekje met uitzicht op de weidse scheldevallei liet hij er in 1948 zijn villa bouwen waarin hij voor de rest van zijn leven zou wonen en werken. Ondertussen en in afwachting van de afwerking van de nieuwe woning, woonde hij in "Het torenhof. De nieuwe villa kreeg de naam "Daelbosch". Zijn werkkamer op de eerste verdieping had een groot raam op het westen én een heel groot raam ving het noordenlicht op. Hij hield van dat zuiver en fel licht. Vanuit zijn werkkamer had hij een prachtig en wijds vergezicht en volgde gretig het spel van de wolken en het licht. Het panoramisch uitzicht vanuit zijn werkkamer werd door niets gehinderd, geen boom, geen huis. De weiden doken stijl de diepte in richting Donderput, Zulzeke, de scheldevallei. Zijn einder was eindeloos.
Vele buren zullen hem nog herinneren als een gemoedelijke, stille en rustige man die tijdens zijn vele wandelingen contact zocht met mens en natuur. Leo's vaste wandelweg liep langs de Smisstraat, de los richting Donderput, de Zeelstraat, Kuithol en de Steenweg. Na zijn dood werd de los (de landweg) die hij honderden keren bewandelde naar hem genoemd. Het Leo Pironpad duikt vanaf de Smisstraat nog steeds de mysterieuze Donderput in. De schilder genoot van dat panoramisch en schilderachtig landschap, het mooiste hoekje van Nukerke! Hij wandelde omzeggens in zijn eigen schilderijen.
De schilder is echter tot heden niet terug te vinden op de lijst van de grote Vlaamse kunstenaars.
Watermeulen te Meulebroecke bij het Hof te Meulebroecke. Tot in de Late Middeleeuwen lagen in onze Vlaamse Ardennen nog veel laaggelegen gebieden er zeer drassig bij. Een moerassige grond werd “broeck” genaamd. Vandaar de naam Meulebroecke, de meulen in de broecke. De site ligt op een hoogte van 55 m. De tekening stelt de watermolen voor zoals hij er uitzag in 1974. Het molenhuis stond langs de Molenbeek en behoorde tot de aanpalende boerderij. Na de W.O.-II was deze watermolen niet meer in functie. Het gebouwtje verviel en werd weldra een ruïne. De afbraak volgde. Toch even tijd voor een beetje geschiedenis. Het Hof te Meulebroecke met de watermolen werd reeds in 1571 vermeld als molen ”te Meulebroeck” Deze in oorsprong graanwatermolen is van het type bovenslagmolen omdat het aangevoerde water van boven af op de schoepen van het aandrijfrad valt. Het water werd onttrokken -hoe kan het anders- uit de Molenbeek! Deze vorm van energie is reeds drieduizend jaar oud. " De weg naar de watermolen was lange tijd niet gekasseid omdat dat een private weg was. Deze watermolen is samen met de boerderij in 1858 gebouwd door Leo Devos, grootvader van Albert Antrop. In het molenhuis lagen 2 stellen molenstenen, 2 koppels dus. Eén voor het malen van tarwe en één voorbehouden voor dierenvoedsel. Waar men kon opteerde men voor een watermolen omdat het opzetten van een houten molen toen een fortuin kostte. In de naastliggende schuur van 12m op 24m stond de dorsmachine, een vaste en niet op wielen. Een deel van de vloer was niet verhard en diende als dorsvloer of deel waarop dus de dorsmachine stond. Die bleef er natuurlijk staan want ze werd aangedreven door lange brede riemen die op hun beurt in beweging kwamen door de drijfkracht van het waterrad in beweging gebracht door het water van de Meulebeek. Een schoft hield het water op in een grote vijver. Er was voldoende water om gedurende 2 uren op volle kracht te dorsen. Er werd afgesproken met de molenaar van 't Moleke om gelijktijdig te werken. Zo spaarden ze veel water. Aan de overkant van 't Moleke was een grote waterreserve. Tijdens de oorlog van 14-18 kwamen landlieden soms van een uur ver naar de Meulebroecke. Te voet met een zakje graan van 25 kg op de rug, voortdurend de omgeving afspiedend om niet gepakt te worden. Het gemalen graan namen ze mee naar huis maar 'bulden' (zuiveren) moesten ze zelf doen. Weet je dat de kleine man die weinig middelen van bestaan had soms zijn graan maalde door middel van een koffiemolen! In dat molenhuis was er ook een stampkot waar lijnzaad (vlaszaad) tot olie werd gestampt door middel van een stenen klopper of stamper. Die olie was toen veel geld waard. Daarom werd ze verkocht aan handelaars die afnemers hadden in de verfindustrie. Wat bijzonder was aan die stampinstallatie is het feit dat gans dat mechanisme en gans de constructie zelfstandig stond. Dus niet bevestigd aan muren of zoldering. De reden was eenvoudig; door het gestampt en geklop zouden de muren het snel begeven hebben. Het is jammer dat zo’n installatie is verdwenen. Het zou nu een pracht van industriële archeologie zijn. Iets over het malen zelf. Het principe was "U vraagt wij malen". Je kon op verschillende wijzen malen; rondmalen op 100, dat was voor zwijnenvoer. Er werd ook gemalen op 80 en op 60. Bijvoorbeeld roggegraan op 100 malen of rondmalen gaf bruinbrood. Graan op 80 gemalen gaf lichtbruin brood en wit brood verkreeg men door op 60 te malen. Om mooie, witte bloem te bekomen werd het graan eerst geperst tussen de stenen zodat tijdens het malen de pel geheel bleef. En sowieso werd er gemalen vanaf 100 kg graan. En raar maar waar, gedurende den oorlog vroegen velen te malen op 60. Tijdens de oorlog van 14-18 mochten we niet dorsen tenzij onder toezicht van de Duitsers. Maar wij dorsten toch! 's Nachts ! Dan zetten de Duitsers niet uit in het pikkedonker. Overdag deden twee cavaleriesoldaten tweemaal daags een ronde van één uur. De berijders kregen zelf inspectie van hun oversten om na te gaan of de paarden wel goed werden onderhouden. Die mannen stonden immers voor alles in. Ook voor het onderhoud van hun paarden. Het gebeurde wel eens dat ze op een boerderij een zakje haver vroegen om hun paarden te voeren. Zoveel schrik zat erin dat ze zelfs vreesden voor hun job en bij het voetvolk aan het oostfront te worden gestuurd." A.A.