"Te Nukerke is de kerk in 1593 en de toren in 1593 behoorlijk gedekt, maar zonder koorvensters in 1593, die evenwel in 1595 worden hersteld; zonder één enkel venster in het schip, wordt de kerk in 1595 gewit; het dak het Onze-Lieve-Vrouwkoor, dat was ingestort in 1604, wordt in 1605 heropgebouwd; de daken van het hoogkoor zijn zo slecht zodat het regent op het altaar (1606), het nieuwe dak (1612) heeft zoveel geleden onder de storm zodat een strobedekking nodig is (1613); in 1623 krijgt de Sint-Antoniuskerk een nieuwe vloer.
In 1848 is alles klaar. De kerk, onlangs voor het grootste deel nieuw gebouwd, is althans geheel opgetrokken en het pastoreel huis bevindt zich ook in goeden staet."
Vóór de Beeldenstorm had de kerk van Nukerke vijf altaren en bewaarde ze in een zilveren kruis met relieken van het Heilig Kruis, van Sint Andreas en van de hut van Joannes de Doper. Hier bestond tevens de gewoonte het reliekenschrijn van Sint-Stefaan rond te dragen, maar het werd door de ketters in 1556 volledig vernield. "feretrum S. Stephani in nihilum reductum per hyreticos, neque quidquam recuperari potuit" (1569) In 1597 zijn er geen relieken meer.
In 1717 zijn er volgens de dekanale verslagen drie altaren. Het hoofdaltaar bezit een schilderij dat de verrijzenis van Christus voorstelt. Een ander altaar heeft er een dat de hemelvaart van Maria uitbeeldt. Men vereerde dus vooral Maria en Antonius . In 1751 vereerde men naast "de Alder-heyligste Maget ende Moeder Godts Maria, onse Patroonesse, wiens weirdig Broederschap van den H. Roosencrans alhier (tot ons geluck) verkregen is den H. Anthonius Abt, onsen Patroon" en "de H. Agatha wiens Reliquien in onse Parochiaele Kercke syn berustende, ende alhier gedient ende geert worden." Men was er blijkbaar in geslaagd nieuwe relieken op de kop te tikken; Agatha werd aanroepen als "troost ende hulpe van alle die met heete en Brandende Sieckten als wild en Vliegende vieren Gequelt worden".(Annalen Ronse)
Onze-Lieve-Vrouw Tenhemelopneming, parochiekerk te Nukerke. Deze eenvoudige classicistische dorpskerk van ca 1775 ligt op een hoogte van 87m boven de zeespiegel. Het staat met zekerheid vast dat de naam Nukerke betekent "Nieuwe kerk", "Nova Ecclesia". Dit kan verklaard worden door het feit dat de kerk van Nukerke, wiens patronaat toebehoorde aan het kapittel van Kamerrijk ( Cambrai, nu Noord-Frankrijk), omwille van het groot aantal gelovigen dat er de godsdienstige plichten kwam vervullen, tot afzonderlijke parochie werd verheven en aldus werd afgescheiden van Melden. Nukerke vormde reeds lang met Melden een vierschaere en maakte met zeven andere localiteiten , deel uit van de baronie die de grondeigendommen, gelegen tussen de twee beken "de Marcke en de Ronne" groepeerde. Deze baronie in de kanselarij van Aalst was leenplichtig tegenover het feodaal hof van de hertog van Kleef te Heinsberg nabij Aken. In 1647 behoorden de dorpen, Nukerke, Edegem, Leupegem, Volkegem, Elst, Melden en Kerkem aan de Baron van Pamele toe. De Nederlandse regering kende op 4 augustus 1818 aan de gemeente Nukerke een wapen toe van lazuur met de godin Ceres van goud. Ceres was de Romeinse godin van de vruchtbaarheid. Daarom stond ze op het wapenschild afgebeeld met een bundel korenaren in de linkerarm en de rechterhand aan de ploeg geslagen. Dit wapen werd bekrachtigd bij KB van 1 september 1843. In oude documenten werd de volgende schrijfwijze van de gemeentenaam teruggevonden: 13 en 14de eeuw Neukirchen, 1538 Nieukerke, 1618 Nova Ecclesia, 1657 Neukercke , 1678 Nieukerk , 1679 Neukerk - 1689 Nieukercke - 1733 Neuféglisse - 1736 Nuyckercke - 1746 noeuf es-glisse - 1748 Nukerke - 1767 Nukercke, 1779 Nieuwkercke , 1851 Nukerke en sindsdien ongewijzigd.
|