Over de "negenkoten" en andere Nukerkse anekdoten
De negenkoten
Op de afdruk van de oorspronkelijk kaart van Vlaanderen uit 1538 die in het "Germanisches Nationalmuseum" te Neurenberg berust liggen de gemeenten Ronse, Berchem, Nieukerke en Melden, Quaremont gelegen in het Land van Aelst, verkeerdelijk ten westen van de Schelde. Op de eerste gedetailleerde kaart ziet men duidelijk de schaarse bewoning van het toenmalige Nukercke. In vroegere jaren stonden hier reeds enkele woningen langs de weg naar Oudenaarde. De woningen lagen aan de rand van een groot bos dat zich uitstrekte vanaf de Cortekeer over de Coppenberg tot aan de Steenbeekdries.
In de 19de eeuw stonden hier negen woningen ondergebracht in 7 huizen want er waren twee tweewoonsten bij. De laatste eigenaars waren T'Sjoen die twee huisjes bezat waarvan één tweewoonst en Octaaf Geenens die eigenaar was van zes huisjes. Octaaf had die woningen enkele jaren na de eeuwwisseling gekocht van enen Emiel Vandewaele uit Leupegem. Tegen 1950 waren de woningen volledig onderkomen. Ze waren afgeleefd, enkel het dak was nog in goede staat. Kort na de eerste wereldoorlog werden de strooien daken vervangen door een pannendak. Het verst gelegen huisje had zelfs een bakoven. Het laatste huurgeld bedroeg 150 Fr per maand maar de woning aan de straatkant had een maandhuur van 200Fr. Een na een werden de woningen echter verlaten. Aldus trad de verkrotting snel in en werd het geheel onbewoonbaar verklaard met als gevolg dat er besloten werd de woningen in de zomer van 1958 af te breken. Als tegenwaarde voor de afbraak kregen de eigenaars 20 000 Fr slooppremie.
In sommige huisjes woonde nogal een volkje. Sommigen hadden een klein pensioentje. Anderen leefden van een "trok", zeg maar een uitkering voor invaliditeit of zo. Als ze getrokken hadden kwamen ze afgezakt naar de herberg Den Os. Met hun schaarse centen maakten ze soms grote zwier tot hun geld op was. Om verder te kunnen leven waren ze dan verplicht bij een of andere boer te gaan werken. Of ze trokken mee met de dorsmachine die van boerderij naar boerderij trok. Dan kregen ze hun kost en 5 frank per schof (dat is 3 uren). Alma, de moeder van André Van Ceunebroeck, was een bijzondere figuur. Als 't goed weer was zat ze voortdurend in het bos om hout bijeen te garen. Dan sleepte ze moeizaam een grote, lange vracht staakhout het bos uit. Hoofd en schouders schraagden de zware last. En ze had steeds een grote voorraad aan hout liggen. In een van de woningen woonde Reynaert en zijn vrouw. Die werden tijdens een beschieting in 1944 door een Duitse obus dodelijk getroffen. Hun namen staan gegrift op de gedenksteen voor de gesneuvelden.
Iets hoger en aan de andere kant van de weg lag een koeplekje met het staminee Den os. Café sinds mensenheugenis. De eigenaar vóór Octaaf Geenens was een koppel zonder kinderen dat nogal goed aan de drank zou geweest zijn. Octaaf Geenens werd de nieuwe waard van de herberg Den os toen hij het hoevetje met bijhorend café kocht en er naartoe verhuisde in 1895. Met de kruiwagen verhuisde het jonge paar de schaarse bezittingen van Zulzeke naar Nukerke langs de Kortekeer. Hun zoontje was toen 3 jaar. Die zou later zijn vader opvolgen. Op de dag van de verhuis speelde het knaapje met de geitjes op de berm van de Kortekeer tot hij bij het afglijden zijn bloot achterwerkje verbrandde aan de tengels (brandnetels). Sommige kleine jongetjes liepen toen blijkbaar met een rokje aan.
Den os was dus ook een koeplekje met enkele streepjes land waarop een drietal koetjes werden gehouden. Elke voerman die hier voorbij kwam hield halt om de dieren te laten op adem komen. Sommigen kropen met zware wagens geladen met wol en katoen de Koppenberg op. Je moet weten dat de wagens van Transport De Jaeger uit Ronse reeds van de Gentse haven kwamen. En de weg bleef maar stijgen tot op de Kruissens Niet te verwonderen dat de Brabanders bekaf waren. Vóór de deur stond een beulde (palen met dwarsbalk) waaraan de voerlieden hun paarden konden vastbinden. De waterpomp met bijhorende drinkbak stond er bij. Terwijl de paarden rustten , hun haver kregen en dronken konden de mannen zich laven aan het frisse bier. "Ja, 't is daar altijd een goede zulle geweest."
Hoger op , meer naar het dorp toe, lag den Hul maar in de volksmond "geitenhoek" genoemd, een gezellige plek met een viertal woningen, op amper een paar 100m vogelvlucht van de negenkoten. Je kon het al raden? Elke woning had er een of meer geiten. 't Was daar soms een gemekker. De bewoners concurreerden onder elkaar over de hoeveelheid melk die hun geiten gaven én het was belangrijk te weten wiens geit de meeste melk gaf. Tot er werd gecontroleerd en werd uitgemaakt wie zijn melk doopte door er water bij te voegen.
Oorlog
Op het Heidje woonden Michel Gerseau met zijn vrouw en kind. Toen ze even buiten kwam om met het kind op het plankier wat te wandelen werden moeder en kind dodelijk getroffen door een verdwaalde granaat.
Maurice Vanden Daele, sneuvelde als vrij jonge soldaat. Hij woonde naast "Den Engel".
In 1944 is een Amerikaanse jager op de Bossenaer neergestort in de boomgaard van Daniël Verroken.(een deel van de neus van het vliegtuig moet nog in de grond zitten). Het nieuws van de crash was vlug gekend en nog rapper werd de cocqpit geplunderd en el wat niet te warm of te zwaar was werd meegenomen.
Ander oorlogsnieuws
Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde Jean-Baptist De Schamphelaere te Etikhove in zijn boerderij langs de Gansbeekstraat daar waar de Maarkebeek onder de straat duikt. Baptist werd geboren in 1900 en was afkomstig uit de Varent. Tijdens zijn jonge jaren had hij meermaals deelgenomen aan de bietencampagne in het noorden van Frankrijk. En je weet hoe dat gaat. De jonge man maakte daar kennis met een meisje uit de streek. Ze trouwden en kwamen wonen langs de Gansbeekstraat. De jonge vrouw werkte samen met Jean-Baptist en leerde ook wat Nederlands. De periode tussen de twee oorlogen was een harde tijd en Jean-Baptist oefende zoals zovele meerdere beroepen uit. Zijn hoofdbezigheid was echter fruit kweken. Hij schafte zich een paard aan en reed wekelijks met paard en kar naar de markten in de omgeving om het lekkere fruit aan de man te brengen. Op een dag heeft het gezin alle chance van de wereld gehad. Het was in 1945. De streek was reeds maanden bevrijd maar de Duitsers gaven niet op en bestookten Antwerpen met de fameuze V-2 raketten. Er werden zo maar eventjes 2000 raketten op de haven afgestuurd. Niet allen bereikten het beoogde doel. Sommige vliegende bommen misten hun doel, weken af of raakten tijdens de vlucht defect. Zo hoorden ze op een mooie dag in Ethikove het gefluit van een aanstormende V-2. Men wist dat eens het motorgeluid ophield de bom binnen de kortste stonden zou vallen. Wat ook geschiedde. Gelukkig stond in de weide aan het erf van De Schamphelaere een rij hoge populieren. Deze bomenrij werkte als vangnet voor de raket die in de toppen terecht kwam en met een geweldige slag ontplofte. Bladeren, twijgen, takken, metalen stukken, vuur, rook, pannen en stenen het vloog al in het rond. Het dak van de woning was volledig ontmanteld maar niemand werd gekwetst. De buurt kwam er gelukkig met de schrik vanaf. De zoon van Baptist had later naast het woonhuis een smidse.
Deschamphelaere uit Etikhove werd gemobiliseerd voor de oorlog van 14-18. Jarenlang verbleef hij in de loopgrachten achter de IJzer. Tijdens een van de vele korte aanvallen werd de beste vriend van Jean-Baptist ernstig gekwetst en lag daar ergens buiten de loopgrachten te kermen en steeds te roepen: "Tiste, kom mij toch helpen!" Maar Jean-Baptist kon hem niet halen. Hij moest immers wachten tot ze zeker waren dat de Duitsers zich volledig hadden teruggetrokken. De nacht ging voorbij en het werd heel stil. Hét moment om de gekwetste vriend te gaan ophalen? Kruipend op de buik bereikte hij de man. Denkend dat de kust veilig was richtten ze zich op. Te laat. Een machinegeweer ratelde en de beide soldaten werden getroffen door een kogelregen. Ze vielen neer. De gekwetste soldaat was op slag dood en Tiste bleef gewond voor dood liggen. Op zijn beurt bleef hij achter tot hij zou gered worden. En dat werd hij. Hij bleek getroffen te zijn door een gloeiende brandkogel die langs de rug was binnen gekomen en langs de buik het lichaam had verlaten. De plaats waar de kogel de buik had verlaten was dichtgeschroeid. Dat was wellicht zijn redding. Voor zijn genezing werd Jean-Baptiste naar Frankrijk overgebracht waar hij in een lazaret aan een volledige herstelling begon. Wat ook lukte want kort nadien werd Tiste weer goed bevonden om naar het front te trekken. Hij vertelde nadien dat hij een Belgische soldaat had gezien met een houten been. Die man werd door de keuringsdienst goed bevonden om zijn compagnie aan het front te vervoegen. Het schijnt dat hij zijn houten been afnam en naar de medische staf gooide met de vraag: "Wat kan ik met zo'n been gaan vechten!"
Schoolleven
"In de jaren dertig deed zuster Cantara de allerkleinsten verder was er moeder Aquilina, moeder Aphra en nadien moeder Anna. De leken onderwijzeressen waren Marietje Deraedt, in dienst tot aan haar trouw, juffrouw Rachel en juffrouw Angèle, twee jonkheden.
Vanaf hun plechtige communie verlieten veel meisje de school om naar Ronse te gaan schoollopen. Sommige meisjes gingen naar de wezenschool op den Bruul te Ronse.
Meester Jan die toen les gaf in de jongensschool kwam wekelijks de zaterdagvoormiddag naar de meisjesklassen om onze les te komen overhoren. Telkens hij kwam had hij een verrassing in petto. Op het eind van zijn bezoek had hij steeds een verrassing voor ons. Hij hield zijn twee vuisten voor zich.? In een ervan zat een cent. Een leerling die goede antwoorden had gegeven mocht raden in welke hand de cent stak.. Raadde die juist dat mocht het kind de cent aan het negertje geven, aan dat dankbaar knikkende kopje ."
Meester Jan, met zijn pince-nez was een streng man. Hij was bekend voor zijn uitspraak: "Vooruit gij ,ga van voren op den tree de knieën zitten gij lieleken chudas", en dat met een accent uit het West-Vlaamse Kallo.
Over Wieten Grilie
Wieten Grielie woonde langs de Boelaerdstraat
Wieten Grielie bestond omdat er ook een Zwarte Grielie bestond
Wieten Grielie noemde volgens de burgerlijke stand eigenlijk Merchiers. Hij woonde boven aan de Boelaerdstraat 't Was blijkbaar een gezonde brok natuur want hij trouwde drie keren. Een van zijn dochters, Maria, is zelfs kloosterzuster geworden. Toen hij met zijn nieuw Huleke naar pastoor Dutranoy ging om zijn ondertrouw te bespreken zei verbouwereerde pastoor: "Maar wat gaat gij doen? Op uwen leeftijd nog hertrouwen. Gij zoudt gij beter op uwen put peinzen. Binnen kort mag je er beginnen aan scharten! "Waarop Huleke zou gezegd hebben:" Ja, maar aan mijn putteke is er ook nog veel te scharten!"
Na het overlijden van Wieten Grielie hebben zijn kinderen de ouderlijke woning verkocht aan de orde van de Zusters van barmhartigheid.
En Wieten Grielie had geen reden van bestaan als er ook gene Zwarten Grielie was. Deze woonde op het dorp langs 't Lindeke. Eigenlijk noemde hij Victor Verbruggen en hij was getrouwd met ene Elodie Van Hooland. Beiden waren gareelmakers eerste klasse.
Werkgelegenheid
Langs de Pontstraat (huisnummer 52) staat in de boomgaard een typisch gebouwtje in fabrieksvorm met zaagtanddak. Dit gebouwtje werd er na W.O.-I gebouwd in opdracht van een zekere De Weer. Deze zou er een weverijtje in onderbrengen. Gedurende een bepaalde periode waren er drie wevers; Omer en Richard Martens en Gilbert Vandenabeele. De fabrikant had daar zelfs een auto om de afgewerkte "bomen" naar Ronse te voeren. Veel succes heeft de weverij niet gekend want de jaren dertig verzonken in een diepe crisis. Vooral de textielindustrie in Ronse had erg te lijden. Nog vóór W.O.-II werd het textielfabriekje gesloten.
Gaston De Jaegher kocht het woonhuis met fabriekje en zette er een wagenmakerij op.
Gaston De Jaegher maakte jarenlang karren en wagens voor de boeren. Zijn werkhuis lag achter de grote toegangspoort van zijn woning. De houtreserve lag in het vroeger fabrieksgebouwtje in de boomgaard. Hier werden wagens en karren gemaakt tot 1957. Dan is de wagenmaker ziek geworden en gestorven. Met zijn sterven is ook de laatste wagenmaker van de streek verdwenen. Zoon Georges heeft nooit gedacht de stiel van vader te leren. Hij studeerde voor onderwijzer. Hij voorzag dat er geen toekomst zat in de wagenmakerij. Na de oorlog kenden de karrenwielen met rubberen banden snel opgang.
Hospice
De bewoners van het hospice genoten van een zekere vrijheid. Vooral de mannen profiteerden daarvan. Een oud mannetje kwam zo bijna dagelijks op de trappen zitten van de woning op de hoek van de Pontstraat en het Meetjesstraatje. Zijn kleine oogjes gluurden van links naar rechts. Als de kust veilig was haalde hij stiekem een klein flesje uit zijn binnenzak en nam een slokje van een heerlijk vocht. Anderen wandelden langs de straten en kwamen kijken naar de schoolkinderen. Sommigen mannen hadden een abonnement "In de wachtzaal" bij Michel Arco (Michel Aelvoet).
Over cafés langs de steenweg
Was er geen industrie langs de nochtans drukke steenweg Terneuzen-Valenciennes des te meer waren er herbergen en afspanningen. Even opsommen: "Den os", "De lustige boertjes", "Staminee", "In 't bisdom". Deze herberg stond op de hoek van de Steenweg en de Sponde (Elsstraat), en werd open gehouden door Milie of Filie De Bisschop. Deze had een zandgroeve aan de Mellinckstraat naast de spoorweg en een zandgroeve in de Kortekeer waar de sporen van afgraving nog duidelijk zichtbaar zijn, o.a. aan het voetbalveld. Langs de Mellinckstraat werd de groeve later terug gedeeltelijk opgevuld.
Theofiel was slager, beenhouwer, herbergier, metselaar, zandontginner, steenbakker. Hij was specialist in het kandelaren van oude en zieke bomen. De grootste takken werden danig ingekort dat de boom de vorm kreeg van een kandelaar.
Andere cafés zijn: In de Keizer (hoek van de Sponde), In de kroon, Den Engel, Truweeltje, Léon d'or (bij Clara Ceuterick) 't clubhuis van Eendracht Nukerke want lange tijd kleedden de spelers van de voetbalclub Eendracht Nukerke zich in het achterhuis van het café. Verderop naar de Kruissens toe waren er Den appel, 't Zonneke, 't Neerhof, De drie roze broekjes (bij den zwarten Merie, Omer Deriemacker) anders gezegd "Te speelders bij Speeldersen Zwarten", Den beitel, 't Neerhof (bij René Callebaut), Chalet la Croix. , In de Keizer (hoek met de Sponde), Sint-Martinus (Eglantierstraat). Bij stupies (tijdelijk), Den Elst (tijdelijk).
Het was lang de gewoonte dat er ook café werd gehouden "achter den toog". In praktisch elk kruidenierszaakje kon je tegen betaling een jenever achteroverslaan.
|