De hoogste getuigenheuvel in de omgeving van Nukerke is de Hotond op het grondgebied van Kluisbergen in de deelgemeente Zulzeke.
In de omgeving van de toren vonden onderzoekers in 1890 mesolithische en neolithische voorwerpen. Deze worden in het Stedelijk Museum van Ronse bewaard .
De Molen Ten Hotond staat langs de Zandstraat te Zulzeke, deelgemeente van Kluisbergen, waarvan sinds generaties enkel de stenen kuip overblijft want hij is ontdaan van wieken en kap. Sinds jaren doet hij dienst als uitkijktoren. Een oriëntatietafel maakt je wegwijs bij de studie van het wijds panorama. De molen staat immers op een pracht van een getuigenheuvel 140 m boven de zeespiegel. Den hoogste top van de heuvel is 150 m hoog en ligt een paar honderd meter verder oostwaarts in het bos (aan het waterreservoir). Insiders beweren dat men vanop de toren tot 107 kerktorens kan waarnemen, uiteraard bij zeer uitgeklaard weer. De huidige taverne was eertijds het molenaarshuis gelegen naast de voormalige windmolen. Deze oude molenaarsite ligt dus op de hoogste plek in de Vlaamse Ardennen, tevens het hoogste punt van Oost-Vlaanderen. Reeds in 1672 voor het eerst vermeld was de site in 1684 gekend als Hootont meúlen. Toen nog een houten staakmolen. Deze werd later vervangen door deze stenen molen die werkte als olie- en korenmolen van het type grondzeiler. Op de Ferrariskaart staat de molen bekend als H. Den Hootont en Hootont Molen gelegen aan de westrand van het Slange Bosch. Deze stenen molen werd grondig hersteld in 1845 en 1911. Tijdens deze laatste herinrichting werd het olieslagwerk verwijderd. In 1943 werd de uitbating stop gezet en werd de maalinstallatie beetje bij beetje afgebroken. De wieken en de kap verdwenen. De stenen kuip die nog restte kreeg een toeristisch functie als uitkijktoren. Die werd zelfs in 1957 voorzien van een oriëntatietafel. Sinds een paar generaties is deze site eigendom van de familie Vande Wiele die tevens de gezellige tarverne uitbaatte. Vanaf november 2012 tot mei 2013 werd de molenkuip van nieuw voegwerk voorzien. In juni pronkte opnieuw een sneeuwwitte toren. In januari 2019 werd het molennaarshuis en aanbouw met de grond gelijk gemaakt. Een nieuwbouw verscheen.
Op de Hotond is een gedicht van Lambrecht Lambrechts, geboren te Hoesselt op 24 september 1865, dichter en componist. Hij stierf op 13 juli 1932. De man was verliefd op de mooie Vlaamse Ardennen, daarom schreef hij kort na zijn huwelijk dit lang gedicht als kwam het uit het sagenrijk.
Zij speelt het orgel in de woudkapel
Terwijl ik buiten op de drempel kniel
Omringd van vrouwen, kranken, jagers, honden,
De bomen langs de weg zijn grijs en dauw
En ruisen in de koele morgenwind,
Alsof zij met de pelgrims medebaden,
Zij tonen, waar zij van elkander scheiden,
Een druipend heuvellandschap in de verte.
Mijn blikken zoeken naar de diepe stad,
Onzichtbaar in de nevelzee bedolven,
Waarboven nog geen witte vlerken zwieren. Een purperbandje tooit de horizon. De kleine vinken zwijgen in hun gevels
En 't kwakkeldeuntje slaapt nog in het gerst,
Een zeis rinkelt ergens buiten 't woud.
Wie kan met kleurenspel of melodie
Het weergevoel dier eerste schemeruren,
Als 't blonde licht nog moet geboren worden,
Wie kan die bitterzoete pijn vertolken ?
Wie durf voorspellen of zijn nare droom
Gelijk bij toverslag verdwijnen zal?
Wie weet of hem, wanneer het floers zal scheuren,
Dat spokend voor de Oostertempel hangt,
Het blondgelokte zonnehoofd zal groeten ?
Het is alsof men in een sage leefde.
Het is alsof de Heer een tweede maal
Ter wereld was gekomen. Ruisten daar
Geen englenwieken door het beukenhout?
Voer daar geen donder door de heuvelrij?
Is 't uur van de rekenschap en boet geslagen?
En komt het vuur het zondig mensdom straffen?
De dichter zwijgt en houdt de adem in.
Hij weet niet of hij juichen moet of schreien.
Hij vouwt de handen op het hart en bidt.
Molen Ten Hotond - Tekst van N. Mora "Wat betekent "Hootond" ? Dat blijft een raadsel. Er wordt in de lokale geschiedenis gesproken van Kanunnik Otto, zo ook van Backereel, naam die de oorsprong gegeven heeft aan het gehucht of plaatsnaam Backereel. In 1200 was Othon heer van Wattripont. Op de kaart van Ronse van 1684 vindt men een houten windmolen voorgesteld daar waar nu de stenen windmolen staat. Dicht bij deze windmolen werd de plaatsnaam vroonland en steenveld gemeld. Steen betekent hier kasteel. Is dat verdwenen kasteel de verblijfplaats geweest van deze Heer die recht had op de handenarbeid van de bewoners uit deze streek? Men schreef ook nog Hoothont, wil dit nu zeggen wild van het bos? Een zeearm van de Schelde noemt men ook Hont. Is deze eigennaam een overblijfsel uit de taal der Saksische families, een oeverplant volgens Baronius in Ronse. Men beweert nu dat men moet zeggen Nood-Hond en niet Hootond. De legende zegt dat een edeldame in de bossen van Zulzeke aangevallen werd door struikrovers en dat zij haar leven te danken had aan haar hond, die de boosdoeners op de vlucht dreef. Het wapenschild van Zulzeke stelt een edeldame voor met een snuffelende hond. De legende is een verhaal waarvan de geschiedenis kan vervormd zijn en waar de woorden kunnen verdraaid zijn door de overlevering, nochtans kan de legende een grond van waarheid bevatten. De familienaam Hotton kan ontstaan zijn door het verblijf van deze familie op deze bepaalde plaats. Hotton is ook een gemeente gelegen in de provincie Luxembrurg tegen Marche. Verder laat Doctor Duflou weten dat hond ook een akkermaat kan betekenen. In ieder geval is "Hotond" een bepaalde plaats geworden voor de Ronsenaars. Molen Op een van de Atlas Ferraris 1777 komt de molen voor als Hootond Molen, een houten staakmolen gelegen ten noorden van Het Slangen Bosch langs de Santstraete. De stenen windmolen werd gebouwd na de Franse Revolutie op de plaats van de oude houten molen. Het bezit van zon molen vergde veel inzet én kapitaal. Na de eerste wereldoorlog liep de molenkap grote schade op ten gevolge van een hevige storm. Er is ook het gebruikelijk onderhoud want om de vier jaar is het nodig de nochtans sterke zeildoeken vervaardigd uit kemp (Zuid Nederlands voor hennep als gewas en als stof) te vervangen wegens slijtage. Op 26 april 1910 werd de molenkuip letterlijk van kop tot teen gekloven na een blikseminslag. Velen voorspelden toen het einde. Gelukkig het verstand en de liefde voor het vak gezegevierd en werd de molen hersteld. De molenmakers Franciscus Lauwerier en Wannes Tilleul hebben de ijzeren kop van 2500 kg geplaatst aan het kruis van de vier wieken. Om alles op zijn plaats te krijgen waren een massa repen nodig en trokken zeventig à tachtig sterke mannen met behulp van blokkatrollen de houten kap met de gietijzeren kop langzaam naar boven. Naar schatting wogen de kop en de as samen gemakkelijk 5000 kg. Molenaars. Als er voldoende wind was kon de molen per dag 30 zakken graan malen. Volgende personen hebben er het ambacht van mulder uitgeoefend: Louis Van den Haegen, Mathijs, Johannes Vander Haegen, Henri Vander Haegen, Jules Aelvoet, Wattez, Gilbert Van der Haegen, Antoon Van de Wiele en nadien André Van de Wiele , zoon van Antoon.
Men vertelde dat een of andere molenaar bij zeer helder weer de domkerk zag van Doornik, Gent en Brugge. Reeds ten tijde van André van de Wiele kreeg de molen een andere bestemming. De molenkap werd verwijderd en er werd boven een platform aangelegd. Deze eens zon krachtige reus, die wind en storm beheerste, op de hoogste heuveltop van de provincie Oost-Vlaanderen werd herschapen tot uitkijktoren. Meester Aloîs Baert, gewezen onderwijzer uit Zulzeke, heeft op deze molen menig uurtje doorgebracht met het ontdekken van 108 kerktorens. Het panoramisch zicht is prachtig. Het uitzicht naar het oosten wordt echter gehinderd door het bos op de heuveltop. Op 2 juni 1957 werd boven op het platform van de molen een oriëntatietafel ingehuldigd. Tot op heden is deze plaats een ware trekpleister voor jong en oud. Is het een oude magische kracht die de mens naar deze plaats lokt in dit mooi wandelgebied ?
Naar de Kluisberg Uit "Een hoekje van Zuid-Vlaanderen" door Omer Wattez Als men Ronse langs de Zonnestraat verlaat, komt men weldra op den steenweg naar Berchem. In het vlakke veld ziet men rechts van den steenweg, eenen molen, en als men den weg daarnevens inslaat, begeeft men zich naar het kapelleken " te Wittentak", dat Sanderus in zijnen Flandria Illustrata op een prentje te zien geeft. Oud moet het dus zijn, doch de geleerde geschiedschrijver, heel sterk waar het kerken, kapellen en abdijen aangaat- hij was kanunnik te Ieperen, onder Jansenius- zegt er in zijnen tekst niets van. Is die "witte tak" misschien een marentak, door de druïden als een heilig gewas aanzien, en in Engeland nog zoo zeer in eer gehouden ? Er zijn streken, waar men de marentak in groote hoeveelheid vindt. In Zuid-Vlaanderen zijn zij zeldzaam en worden derhalve, door het volk, voor wonderbare verschijnselen aanzien. Ik herinner mij hoe, voor eenige jaren, een marentak te Welden al het volk der streek daarheen lokte. De tongen gingen seffens haren gang, en het kon niet anders of het bovennatuurlijke was er in gemengd. Zulks beweerden de bijgelovige lieden.Een bewijs te meer, dat onwetende personen altijd geneigd zijn het onbekende voor bovennatuurlijk te houden;- God of Duivel moet er immers tusschen komen. Als wij den klimmenden weg naar het kapelleken voortzetten, komen wij aan het bergpunt "den Hootond", 150 meters hoog. Onnodig te zeggen , dat het zicht van hier op de streek allermerkwaardigst is. De Hootond is de voortzetting der reeks heuvelen, welke met den Muziekberg begint, de hoogte der Kruisen vormt en met den Kluisberg, aan de Scheldevallei eindigt. De voornaamste helling dezer heuvelreeks is vlak naar het zuiden gekeerd. Hier en daar rijst eene villa tusschen het groen. Wie weet of, op zekere tijdstip, daar geene wijnbergen komen. Van den Hootond gaan wij verder naar den steenweg Ronse-Berchem, langs eenen molen, om de baan naar den Kluisberg voort te zetten. Hier heeft men het eene bosch na het andere. Een kilometer voorbij het gehucht "de Kraai", slaat men, links van den steenweg, eene nevenbaan naar het Kluisbosch in. Weldra komen wij aan het woud, dat wij drie kilometer ver moeten doortrekken, tot wij eindelijk een torentje bereiken, wit gekalkt, en gelijk aan dat op den Muziekberg. In eene herberg, niet ver van daar, halen wij den sleutel om het te beklimmen. Een uur lang kan men hier het oog voldoen en onze beroemde romanschrijver, Hendrik Conscience, was beneden de waarheid niet, toen hij in de inleiding van zijn zedenverhaal; De Kwaad des Tijds, zoo dichterlijk het panorama van den Kluisberg beschreef."
|