Hier volgt een tekst overgenomen uit “Geschiedenis van Vlaanderen”.
“De kerkgebouwen hebben zich langzamerhand ontwikkeld in onze gewesten; uit de ruwe houten gebouwen, soms met stukwerk van leem tusschen de houten kader opgetrokken, niet zelden op plaatsen, vroeger aan den heidenschen godsdienst toegewijd, zien wij op het einde der XIde eeuw op het platteland eenvoudige kerken oprijzen, rechthoekige gebouwen vlak afgedekt, eenbeukig, die later zijbeuken zullen krijgen; het koor is rechthoekig gesloten, later half-rond gebogen; heel dikwijls verrijst het gebouwtje op een heuvel of op het einde van een wordend dorpje, het kerkeneinde. Nog siert geen toren het geheel; althans geen toren aan het westelijke deel van de kerk: wellicht rees een houten klokkenstoel voor het gebouw. De voor-Romaansche periode - die we dus plaatsen voor de XIde eeuw - heeft aan onze gewesten vrij weinig overgelaten, waarop thans kan worden gesteund: meestal hoeven we ons te richten naar tekeningen uit vroeger eeuwen of uit povere resten die archeologisch onderzoek ons naliet.”
Zo werd ook bij ons gedurende de volgende eeuwen ijzersteen gebruikt bij de bouw van o.a. kerken.
|