Dit volledig bakstenen kapelletje tref je aan op de hoek van de Weitstraat en de Keistraat. Het is een typisch klein veldkapelletje, gedeeltelijk gebouwd in de hoge berm. met een hoogte van 1,99m, een breedte van 1,18m en een diepte van 98cm. Het werd gebouwd op het land van een zekere Goedgebuur uit Gent en 't is het altijd gebleven, toch tot in de jaren 90. Charles Vander Eecken, een landbouwer die zijn bedrijf runde op de hoek van de Keistraat en de Holandstraat pachtte het van de eigenaar Goedgebuur. Volgens hem heeft de eigenaar de kapel zelf laten bouwen. De juiste datum is echter onbekend. Wel zou het vóór 1900 zijn gebouwd. De veldkapel werd juist daar gebouwd, op deze hoek, niet enkel omdat ze eigenaar van het perceel grond waren maar tevens omdat de familie diep gelovig was. Het werd niet samen met een ander gebouw gezet (b.v. een woning). Het kapelletje werd toegewijd aan O.L.Vrouw, want er heeft steeds een oud beeldje van O.L.Vrouw in gestaan. Lange tijd heeft de familie Van Maelzaeke de kapel onderhouden. Er werden regelmatig bloemen bijgezet en af en toe brandde er binnen een kaars. Vooral tijdens de meimand gingen de buren regelmatig de bloemen verversen en werden er nieuwe kaarsen op de kandelaars geplaatst. Het kapelletje heeft geen naam. Volgens Charles is dat te wijten aan het feit dat hier nooit een bedevaart naar de kapel plaats had. Als het nodig was dan ging nonkel Ernest destijds het kapelletje witkalken. Maar, na vele generaties begon de kapel te verkommeren. Meer nog, tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kapel getroffen tijdens een luchtaanval en bijna volledig verwoest. Nadien werd het min of meer hersteld. Maar na het verbreden en betonneren van de Weitstraat in de jaren 80 werd er niet veel meer naar omgekeken, op het plaatsen van enkele veldbloemen en een kaarsje na. Hoewel, het bakstenen kapelletje werd al eerder gerestaureerd door Ernest Everaert. De ouders van Bertha Van Maelzaeke hebben toen het werk en de materialen bekostigd.
Tot in de lente van 1980 door de Koning Boudewijn Stichting de actie "Met open oog op weg" op touw werd gezet. De bedoeling ervan was plaatselijke besturen, scholen, verenigingen, buurtcomités, aan te sporen om kleine projecten in de onmiddellijke omgeving onder handen te nemen en de nabije omgeving aangenamer te maken. De derde graad van de Gemeentelijke Basisschool zou zich inzetten tot het opsmukken van deze veldkapel. Maar hoe troffen ze het bouwwerkje aan? Het voegsel verpulverde tot zand en de voegen zaten vol aarde. Niet te verwonderen, want cement was er bij de bouw niet aan te pas gekomen. Toen bouwde men nog met kalk en zavel. Ook hoekstenen kwamen los en nog erger, de natuur ging zijn gang en weldra drongen de wortelen van gras en netels zich in de voegen. Aan de achterzijde groeide een vlierstruik wiens wortelen in de voegen vastzaten. De linker zijkant vertoonde een scheur. Het dak was al eens hersteld want er staken rode bakstenen tussen. Een groot deel van het gebouwtje zat onder de aarde die de berm was afgegleden.
Gedurende 10 dagen, van 18 maart tot 4 juni 1980 werkten groepjes kinderen aan de verfraaiing. Er werd geklopt en geschuurd, gemetseld, gevoegd, geverfd en geplaveid Na het binnen sturen van het dossiertje ontving de school een subsidie van 2000 fr. Daarmee werd het materiaal bekostigd nl. 145 kg cement, 130 kg zavel, 40 kg glaskorrel, 15 bakstenen, witte verf, kasseistenen, een slotje, schuurpapier, een drankje voor de werkers, foto's, administratie...
Zo werd het oude kapelletje in een nieuw kleedje gestopt en kon het weer een paar generaties verder tot een jaar later op een zonnige dag een maaimachine van de gemeente het kapelletje tijdens het maaien raakte en neerlegde. De gemeentewerkman Fernand Ruelle heeftdank zij de plannetjes (in de school bewaard) met de juiste afmetingen de kapel in haar oorspronkelijke vorm kunnen opbouwen. Sindsdien staat het weer te pronken in een vergeten hoekje.
Verhalen
Een overlevering wil dat er heel lang geleden rond de kapel werd gespookt.
En een waar gebeurd verhaal vertelt dat een zekere Deruyver , een pelsjager (of is het pensjager) hier zou verongelukt zijn door een schotwonde veroorzaakt door zijn eigen karabijn. In 1980 schreef een plaatselijke reporter in de krant volgend artikeltje.
Een vervallen kapel te Nukerke
Maarkedal.- Keurig onderhouden, door bereidwillige buren, zo was ruime tijd de kapel langs de Weitstraat te Nukerke. Vroegere meimaanden stond het veldkapelletje te pronken, Maria ter ere en Nukerke ten bate. Witgekalkt beheerste het de rust van de omgeving aan de hoek van de Keistraat. Maar nu schijnt niemand zich nog over het kapelletje te ontfermen.De belangloze inzet van zovele jaren, is er niet meer. Het mag niet zijn dat aangelanden de kapel laten verkommeren. Een zeker respect dringt zich op voor de landelijke kapellen, tastbare getuigen van betere en vromere tijden. Wegenwerken hebben het kapelletje lelijk verminkt, met uiteindelijke herstellingswerken kreeg het weer een dak. Het werd een kapel zonder kruis. Overgeleverd aan wie ook, heeft de kapel er een zieltogende aanblik gekregen. (D.R.)
Even een rechtzetting: het veldkapelletje heeft nooit een kruis gehad.
|