Paul Dutordoir werd geboren te Sint-Kruis-Brugge op 23 augustus 1861 en werd priester gewijd te Gent op 30 mei 1885. Hij was achtereenvolgens onderpastoor te Aspelaere (1885-1887), onderpastoor te Sint-Pieters-buiten Gent ((1887-1902), onderpastoor te Sint-Stephanus Gent (1902-1907), pastoor te Nukerke (1907-1931). Nadien werd hij Bestuurder van de Zusters der Visitatie te Mariakerke(Gent) van 29 september 1931 tot hij godvruchtig overleed op 16 februari 1946. Op zijn "doodsbeeldeke" lezen we:"Wie den eerwaarden overledene van dichtbij heeft gekend weet dat hij, onder eene ietwat ruwe schors een gouden hart droeg, een gevoelige ziel. Zijne rechtschapen gemoed, zijn gulhartig karakter."
-Pastoor Dutordoir had in het heetst van de schoolstrijd zelfs luid verkondigd dat hij nooit of ter nooit een voet zou zetten in de gemeenteschool en dat hij er zeker geen catechismusles zou onderrichten. Het gemeentebestuur nam dat niet. Arrmand Vandeputte en Henri Van Maelsaeke schreven een klachtbrief naar het bisdom. Enige tijd later moest de pastoor de parochie verlaten om directeur te worden in een klooster.
-Volgens Leontine Vandeputte speelde de pastoor Dutordoir (pastoor in Nukerke vanaf 1907) een beetje de rol van burgemeester tijdens de ambtsperiode van burgemeester TSjoen. Tijdens een bezoek van de pastoor aan Armand Vandeputte zou hij de pastoor geantwoord hebben:"Gij baas in de kerk en ik baas in de gemeente!" Ook toen werd er hier in Nukerke een plaatselijke schoolstrijd tegen een openbare school uitgevochten. De pastoor Dutordoir predikte tegen de liberale school.
Nog een anekdote in verband met pastoor Dutrodoir.Dat deze parochieherder een heel bijzondere rol speelde in Nukerke weten we al.Zoals gebruikelijk ging hij regelmatig op klasbezoek in zijn parochieschool. Deze keer was het in de jongensschool. Om te weten te komen hoe graag hij wel gezien is vraagt hij aan de jongens : « Hawel, wat zeggen de mensen van hunne pastoor in Nukerke ? » De ene kijkt naar de andere tot daar een durvertje op de tweede bank zijn vinger opsteekt. Het was ene Devos vanop de Pontstraat en of het nu Achiel was of Joseph of Georges, dat doet er nu niet toe. Nieuwsgierig naar het antwoord zegt de pastoor : « Ja zeg het maar hoe ze me vinden ! » « Awel mijnheer pastoor de mensen zeggen dat hij hier niet rap genoeg kan wegzijn ! » Het verbaast de pastoor wel een beetje. « Ja dat zal wel niet iedereen zeggen ! » En hij droop af. Thuisgekomen vertelt de jongen zijn verhaal. Moeder Marie wreef haar handen schoon aan haar schort. Stroopte die uit, sprong op haar fiets en snelde naar de pastorie. Na het gebruikelijke aanbellen en het open van de deur verscheen daar de pastoor. « Dag mijnheer pastoor , ‘t is om te zeggen dat dat wat onzen kleinen heeft gezegd zéker niet bij ons thuis werd gezegd. Hij zal dat weeral ergens anders hebben opgeraapt. ! » Wat de pastoor daarop heeft geantwoord weten we niet.
|