Voor informatie en het aankopen van boeken zie "aankopen boek" bij mijn favorieten.
We gaan verder met het derde deel van 'Moord aan de balie'.
De receptioniste kon hen wel meer inlichtingen geven. John Claes had gisterenavond ingecheckt. Hij had een kamer gevraagd voor twee dagen. Vanmorgen hadden ze hem niet gezien bij het ontbijt.
“Waarom heeft hij een kamer genomen? Hij woont hier toch in de buurt”, zei Paul.
“Het is niet onze gewoonte om aan de klanten te vragen waarom ze een kamer nemen”, antwoordde Brigitte.
“Ja, ja, dat begrijpen we wel. Het was ook maar een vraag. Je weet nooit dat de man iets had gezegd hé”, gromde de commissaris.
“Hoe laat heeft hij ingecheckt?” vroeg Paul.
“Zeven uur.”
Ze lieten de receptioniste aan de balie achter en gingen terug naar de plaats delict. Er was veel volk in kamer eenentwintig, de mannen van de technische recherche, de wetsdokter en de hotelmanager waren nog allemaal aan het werk. Bruno riep Rik Pauwels, de wetsdokter naar buiten.
“Al een idee van het uur van overlijden, Rik?”
“Ik schat tussen tien en twaalf gisterenavond.”
“Doodsoorzaak?”
“Vermoedelijk een slag op het hoofd en daarna de keel overgesneden.”
“Wanneer heb je de definitieve resultaten?”
“Ik stuur ze zo snel mogelijk door, wellicht vanavond of anders zeker morgenvroeg.”
“Bedankt, Rik”, besloot de commissaris en hij liet de wetsdokter terug zijn werk doen.
Hoofdinspecteur De Winter had ondertussen Louis De Coninck, de man van de technische recherche, naar de gang geroepen.
“Kan je ons al iets vertellen, Louis?”
“Het blijkt geen roofmoord te zijn. Zijn bankkaarten en tweehonderd euro cash geld zitten nog in zijn portefeuille. Dat laten ze gewoonlijk niet zitten.”
“Heb je een idee waarmee hij vermoord is?”
“Een hard voorwerp, maar we vinden niets terug.”
“En heb je een mes of iets dergelijks gevonden?”
“Voorlopig niet. Het ziet ernaar uit dat de moordenaar alles netjes heeft meegenomen.”
“Morgen de definitieve resultaten? Of ben je vroeger klaar?”
“We doen ons best. Je ziet het verslag wel verschijnen, zodra het klaar is.”
“Bedankt, Louis”, besloot De Winter.
Ondertussen was Stefaan Faes, de hotelmanager, bij hen komen staan. Hij was nog behoorlijk onder de indruk. Hoe kon zoiets gebeuren in ‘zijn’ hotel?
“Kunnen we de opnames van de beveiligingscamera’s eens bekijken?” vroeg Somers.
“Natuurlijk, kom maar mee naar mijn kantoor.”
Ze begonnen met de beelden van de parking. Ze zagen dat advocaat John Claes om vijf voor zeven zijn auto parkeerde in de parking. Nadien kwamen nog enkele wagens de parking binnen gereden. Het was onmogelijk om vanuit deze beelden een mogelijke dader aan te duiden. Nu schakelde de hotelmanager over naar de beelden van de hotelbar. Om half negen zagen ze John Claes de bar binnenkomen. Hij zette zich aan een tafeltje, bestelde iets bij de serveerster. Die bracht hem een trappist. Bruno herkende het glas. Het was een Westmalle. Na een kwartier kreeg hij gezelschap van een man die zich kennelijk aan hem voorstelde. Er volgde een handdruk en de man zette zich bij aan het tafeltje. Ook hij bestelde iets bij de serveerster, die hem vervolgens een glas water bracht. De twee bleven een uur in gesprek waarbij de man zo nu en dan iets noteerde in zijn iPhone. Rond half tien verliet John Claes de bar. De andere man dronk nog een water en omstreeks kwart voor tien verliet ook hij de hotelbar.
“Kunnen we zien waar ze naartoe gaan?” vroeg De Winter.
“Neen, in de gangen staan geen camera’s. Privacy van de klanten hé”, antwoordde Stefaan Faes.
“Kunnen we dan nog eens terug naar de beelden van de parking? Ik wil weten of deze man terug naar buiten is gegaan”, vroeg Somers.
Op de beelden van de parking was de man niet meer terug te vinden. Dus moest hij via een andere weg het hotel verlaten hebben. De hotelmanager schakelde over naar de beelden van de hoofdingang aan de receptie. Op deze beelden zagen ze dat de man, die een uur bij John Claes aan een tafel had gezeten om kwart na tien het hotel had verlaten.
“Ik denk dat we een verdachte hebben”, stelde commissaris Somers. “Kan je ons de beelden van deze man meegeven? Dan zullen wij hem eens door de molen draaien.”
De manager zette de beelden op een usb-stick.
“Ik zal de beelden van de parking en de andere camera’s er ook opzetten, die komen misschien nog van pas voor jullie”, zei de hotelmanager.
“Bedankt. Wil je me het duidelijkste beeld van de man ook doormailen?” vroeg Bruno. “Dan kan ik hem naar de specialisten doorzetten, dan hebben we sneller resultaat.”
“Dat zal ik dadelijk doen”, antwoordde Stefaan.
De speurders keerden met de lift terug naar de parkeergarage. Net op het ogenblik dat Bruno in de Golf wilde stappen, trilde zijn BlackBerry. Het was hoofdcommissaris Peeters.
“Ik ben net buiten bij mevrouw Claes. Volgens mij zat er een haar in de boter bij de familie Claes. Ik heb bewust niet verder gevraagd, omdat jullie daar toch nog naartoe zouden gaan. En jij leidt het onderzoek, dus het is aan jou om dat uit te zoeken.”
“We zullen er dadelijk naartoe rijden, we zijn hier voorlopig klaar”, antwoordde Somers.
“Ik heb het adres doorgemaild naar je BlackBerry, houden jullie mij op de hoogte?” besloot Peeters.
“Dat zullen we doen, chef.”
|