1
1 augustus, Oelegem.
Paul De Winter, hoofdinspecteur bij de politie van Lier, was vanmorgen pas om zeven uur opgestaan. Hij kon zich rustig klaar maken voor een nieuwe werkweek. Zijn baas commissaris Bruno Somers was op reis, dus die moest hij vandaag niet oppikken. De grote chef, hoofdcommissaris Frans Peeters, kwam vandaag wel terug werken, maar die zou pas tegen tien uur naar kantoor komen. Peeters was enkele maanden buiten strijd geweest nadat hij een hartoperatie had ondergaan. Paul had Martine, de assistente van Peeters, verwittigd dat hij pas tegen negen uur zou arriveren op het werk.
Betty had Paul om zeven uur wakker gemaakt. Ze had al koffie gezet en ze had de broodjes, die ze nog over had van gisteren, opgewarmd. De verse eitjes stonden te koken.
“Wat ben je toch een echte schat”, zei Paul en hij gaf haar een flinke zoen.
“Ik dacht, ik verwen hem nog snel voor hij alweer aan een nieuwe werkweek begint”, zei Betty.
“En je verwacht hiervoor helemaal geen tegenprestatie van mij?” zei Paul.
“Jij mag mij voor de rest van de week verwennen”, lachte Betty.
“Ik dacht wel dat hier iets achter zat”, zei Paul.
Tijdens het ontbijt doorbladerde Paul de krant en bekeek hij ook de websites van de verschillende kranten en van de VRT, zodat hij volledig op de hoogte was van de laatste gebeurtenissen zowel in het binnenland als in het buitenland.
Betty was constant bezig op Facebook.
“Wat zit je toch altijd te doen op Facebook?” vroeg Paul.
“Ik moet toch op de hoogte blijven van wat al mijn vriendinnen doen”, zei Betty.
Paul moest lachen.
“Jaja”, zei hij. “Belangrijke dingen op Facebook. Wanneer ze vertrekken, wanneer ze aankomen, wie ze tegengekomen zijn, met wie ze nu weer een afspraak versierd hebben.”
“Jij verstaat dat allemaal niet”, zei Betty. “Voor jullie moet het altijd ernstig zijn.”
“Je hebt helemaal gelijk, schat”, zei hij. “Ik ga me klaarmaken. Zet dat al maar op Facebook.”
Om half negen vertrok hoofdinspecteur De Winter naar het politiekantoor van Lier. Het voordeel van de verlofperiode tijdens de maanden juli en augustus was dat je helemaal geen verkeer had tussen Oelegem en Lier. Tenzij er iets gebeurde kon je gemakkelijk op twintig minuten ter plaatse zijn. Het was dan ook nog geen negen uur toen Paul het kantoor aan het Paradeplein binnenstapte.
“Goedemorgen, Paul”, zei Martine.
“Morgen, Martine”, antwoordde Paul. “Heb je een goed weekend gehad?”
“Jaja, ik heb me goed geamuseerd”, antwoordde ze. “Ik breng je dadelijk een tas koffie.”
De Winter passeerde nog langs Roger Wuytack, de planton, nam daar zijn post mee en verdween naar zijn kantoor.
Martine bracht zijn koffie en vroeg of Paul om tien uur naar het kantoor van hoofdcommissaris Peeters kon komen om hem te verwelkomen na zijn lange afwezigheid.
“Ik zorg dat ik er ben”, antwoordde hij.
Paul nam zijn post door, bekeek de dringendste mailtjes en ging tegen kwart voor tien naar Martine. Die was al druk bezig in het kantoor van Frans Peeters. Ze had enkele slingers opgehangen en op de deur van zijn kantoor had ze een blad gekleefd met de tekst: “Welkom terug.”
“Amaai, je hebt er je werk van gemaakt”, zei Paul.
“Ja, hij verdient dat ook”, zei Martine.
Om vijf voor tien kwam Peeters binnen in zijn kantoor.
“Is dat allemaal speciaal voor mij?” lachte hij.
“Ja, allemaal voor jou”, zei Martine. “Welkom terug, hoe gaat het ermee?”
“Ik voel me goed en ik mag terug komen werken, wat moet een mens nog meer hebben”, zei Peeters.
“Een lekkere tas koffie” zei Martine.
“Dat zou al een goed begin zijn”, zei Frans.
Martine verdween en de hoofdcommissaris nam plaats achter zijn bureau, waarop Martine drie verschillende stapels met dossiers had gelegd.
“Is Bruno er niet?” vroeg Frans.
“Neen, die is de hele week nog met verlof”, antwoordde De Winter.
“Is hij naar Middelkerke?” vroeg Frans.
“Neen, ze zijn op riviercruise op de Seine”, zei Martine, die terug binnengekomen was.
“Aha, dan heeft hij Sonja toch kunnen overtuigen om nog eens een riviercruise te proberen na het debacle van vorig jaar op de Rijn”, zei Peeters.
“Ja, ik denk het wel. Ze zijn toch met twee vertrokken”, antwoordde Paul.
Martine schonk ondertussen de versgemaakte koffie uit en opende daarna een Tupperware doos waaruit ze een zelfgebakken cake haalde.
“Deze heb ik gisteren speciaal voor jou gebakken”, zei Martine.
“Straks ga ik nog denken dat je me echt gemist hebt”, lachte Frans.
“We hebben je zo hard gemist”, zei Martine.”Iedereen is blij dat je terug bent.”
Ze gaf Frans en Paul een groot stuk cake en nam zelf een klein stukje.
“Zie dat je niet te veel eet, hé”, zei Frans. “Nog altijd ‘aan de lijn’?”
“Dat is een blijvend probleem”, lachte Martine.
“Een probleem?” lachte Paul. “Je hebt een lijn van een fotomodel.”
“Jaja, dat zal wel”, lachte Martine. “Je hebt ook struise foto-modellen hé.”
“De cake is in ieder geval heel lekker, Martine”, zei Frans. “Ik stel voor dat je vanaf nu elke maandag een lekkere cake meebrengt.”
“Mag jij dat eigenlijk nog wel eten?” vroeg Paul.
“Ik moet wel wat opletten, maar normaal gezien mag ik alles weer eten. Maar wel met mate”, zei Frans.
“En waar moet je nog allemaal op letten, buiten op je eten?” vroeg Martine.
“Ik moet mijn oefeningen blijven doen. Blijven bewegen, elke dag weer”, antwoordde Frans.
“Doe je die oefeningen thuis?” vroeg Paul.
“Is dat een programma dat de specialist je heeft opgelegd?” vroeg Martine.
“Voorlopig doe ik de oefeningen in het ziekenhuis. Ze hebben daar een speciaal ingerichte sportzaal voor patiënten zoals ik”, antwoordde Frans.
“En daar sta je ook onder toezicht van de artsen, voor in geval van nood”, zei Paul.
“Ja, vooral dat vind ik belangrijk, zeker in het begin voel je je niet zeker. Je moet inspanningen doen en je belast je hart zodanig dat je je afvraagt of je niet te ver gaat”, antwoordde Frans.
“Maar je kan ook gewoon naar de sportschool gaan ergens anders?” vroeg Martine.
“Dat zou kunnen, maar ik denk dat ik zo lang mogelijk hier in het ziekenhuis ga blijven oefenen”, antwoordde Peeters.
“Ik ga eens aan de slag “, zei Paul. Hij dronk zijn koffie uit en vertrok.
“Je hebt hier drie hoopjes met papieren liggen”, zei Frans tegen Martine. “Wat is de bedoeling?”
“De eerste stapel zijn dringende dossiers, de tweede zijn dingen die nog even kunnen wachten en de laatste stapel zijn papieren die je, als je nog eens heel veel tijd hebt, kan lezen”, zei Martine.
“Dan zullen we al eens met de eerste stapel beginnen”, zei Frans.
“Als ik nog iets kan doen, roep je maar hé”, zei Martine en ze verdween naar haar eigen kantoor.
De hoofdcommissaris begon aan zijn inhaalrace, maar hij kwam niet ver. Iedereen die zijn kantoor passeerde, sprong even binnen om te vragen hoe het met zijn gezondheid was gesteld.
Martine kwam om twaalf uur binnen en ze vroeg of hij mee een broodje ging eten.
“Ik denk dat je er best even tussenuit kan gaan om wat tot rust te komen”, zei ze. “Ik zie hier al gans de voormiddag mensen binnen en buiten gaan.”
“Misschien heb je wel gelijk”, zei Frans. “Ik ga met je mee. Naar waar wil je?”
“Naar het Zimmerplein?” stelde Martine voor.
“We zullen te voet gaan, dan heb ik ineens al wat beweging”, zei Peeters.
Ze sloten hun kantoor af en vertrokken.
Het was heel druk op het Zimmerplein en ze besloten om maar binnen te gaan zitten om te lunchen. Als je op het terras wilde zitten moest je minstens een half uur wachten.
Ze namen beiden een broodje gezond, al was het om verschillende redenen. Voor Martine was het voor de lijn, voor Frans omdat het moest van de dokter.
Peeters genoot van zijn lunch. Hij gebruikte de tijd om tot rust te komen. Martine begreep dat de chef wat stoom afliet en ze aten dan ook hun lunch zonder dat er veel gezegd werd. Na het broodje gezond nam Frans nog een Cola zero en daarna gingen ze terug naar kantoor.
Tegen half twee kwamen ze terug aan op het Paradeplein.
“De burgemeester zit in de cafetaria op je te wachten”, zei Roger Wuytack.
“Ik zal hem gaan halen”, zei Martine.
Ze bracht burgemeester Walter De Vos naar het kantoor van de hoofdcommissaris.
“Ik hoorde dat je terug was, dus ik dacht ik spring even binnen”, zei de burgemeester.
Martine trok de deur dicht en liet de twee mannen rustig bijpraten.
De burgemeester vertrok pas om drie uur zodat Peeters er niet echt toe gekomen was om zijn eerste stapel met dringende zaken te behandelen.
“De rest zal voor morgen zijn”, zei Frans. “Ik moet naar het ziekenhuis voor mijn oefeningen.
“Wil je deze nog eerst ondertekenen?” vroeg Martine.
Peeters ondertekende nog snel de twee dossiers en vertrok.
“Tot morgen”, zei Martine.
Er waren nog enkele stukken cake over en Martine ging ermee tot bij Paul.
“Wil jij nog een stukje?” vroeg ze.
“Ik zal nog het stukje voor Bruno nemen”, lachte hij.
“Ja, die zou dat niet afslaan”, lachte Martine. “Heb je nog iets van hem gehoord?”
“Neen.”
“Volgende week zullen we wel het ganse verhaal te horen krijgen”, zei Martine en ze vertrok.
Paul deed nog wat klasseerwerk en vertrok ook naar huis.
Hij dacht er nog even aan om iets te gaan drinken, maar zonder Bruno was dat toch niet zoals anders. En De Solsleutel, hun stamkroeg, was op maandag trouwens gesloten.
|