Het handelshart van onze stad ligt al sinds eeuwen aan de voet van de Sint-Niklaaskerk, gewijd aan de patroonheilige van de schippers, bakkers en meerseniers. Voor mensen die nog nooit een meersenier gezien hebben: dat waren de oorspronkelijke detailhandelaars, die kleine huishoudgoederen inkochten bij de fabrikant en aan particulieren doorverkochten. Ze waren "vendeurs de tout, faiseurs de rien", ze mochten zowat alles verkopen, maar niks produceren.
Zoals de meeste gilden die iets vandoen hadden met de oude haven ("up de Leie tusschen brugghen") hadden ze eenkapelleke in de Sint-Niklaaskerk dat ze sponsorden en aankleedden. Bezoek deze prachtige kerk bij voorkeur op een zonnige dag, zo rond 11 uur. De lichtinval is dan hemels.
Waar zoveel volk en bedrijvigheid heerst, gaat vroeg of laat wel eens iemand over de schreef. In de middeleeuwen pakte men dat kort en goed aan. Meestal kreeg je de kans niet om te recidiveren: je werd de stad uit gezet, verminkt zodat iedereen gewaarschuwd was, of je bracht het er eenvoudig niet levend vanaf.
Men draaide toen niemand puur voor straf in den bak, maar men moest regelmatig volk opsluiten in afwachting van hun vonnis of bekentenis.
De ambtenaar belast met het toezicht op deze sukkelaars was de amman. Eind dertiende eeuw kreeg die een schoon optrekske op de Korenmarkt: het Châtelet (’t Sosselet in ’t schoon Gents), een stevig vierkantig gebouw met getraliede vensters. De verblijfskosten van de niet zo brave burgers werden gedragen door hun schuldeisers, dakloze drommels teerden op de stadskas of op aalmoezen die in een bus aan de gevel werden gedeponeerd.
Op het vaste menu stonden soep, groenten, haring en wijn of bier, maar bevoorrechte logees konden mits een supplement vlees of brandewijn krijgen of zelfs aanschuiven aan de tafel van de amman.
Vanuit de ‘Groote Olifant’, de herberg naast de deur, hadden de schepenen een mooi uitzicht op de executies op de Korenmarkt. Zo zagen ze in 1654 de maker van het praalgraf van bisschop Triest in vlammen opgaan. Die had bij het vervaardigen van de marmeren engeltjes met de modelletjes gespeeld.
In 1719 kwam een Pracht van een Pakhuis in de plaats van ’t klein kasteelke. Het heeft in de loop der jaren een indrukwekkende lijst van functies vervuld, maar helaas, de protesten van kunstminnende Gentenaars mochten niet baten: de fiere leeuw die bovenaan het fronton stond, ging met pensioen naar het Citadelpark en de rest van het gebouw ging in 1897 tegen de kasseien.
In de grond had men toen plannen voor een schouwburg op die locatie, maar uiteindelijk vatte een ander gebouw daar post.