Brown zou geboren zijn in Barnwell in 1933, maar sommige bronnen noemen 1928 als zijn geboortejaar en Pulaski (Tennessee) als zijn geboorteplaats. Hij groeide op in een bordeel, in de crisisjaren '30 in Augusta (Georgia). Op 16-jarige leeftijd werd hij veroordeeld voor een gewapende overval. Na drie jaar werd hij op voorspraak van Bobby Byrd vrijgelaten op voorwaarde dat hij zich niet meer in Augusta zou laten zien en dat hij een baan zou zoeken. Na een korte sportcarrière in boksen en baseball zocht hij zijn heil in de muziek.
Hij was vier keer gehuwd; achtereenvolgens met Deidre Jenkins, Velma Warren (1954 - 1969) en Adrienne Rodriguez. Dit laatste huwelijk hield twaalf jaar stand, tot z'n vrouw in 2002. In dat jaar trouwde James Brown een laatste keer, met Tommie Rae Hynie.
Carrière
Gedurende zijn carrière heeft hij veel muzikanten beïnvloed. In de jaren '60 werd hij door andere artiesten geïmiteerd. Halverwege de jaren '70 verlieten diverse muzikanten zijn band en gingen meer de funkkant op, à la George Clinton. In de late jaren '70 en jaren '80 was Brown een inspiratiebron voor rap, breakdance en hiphop, dj's als Grandmaster Flash gebruikten veelvuldig samples van Browns werk. Met de Egyptische zanger Hakim zong hij 'Leila' (2004).
In december 2004 werd bij Brown prostaatkanker vastgesteld. Hij overleed op 73-jarige leeftijd op eerste kerstdag 2006 om 07:45 uur CET, nadat hij een dag eerder in het ziekenhuis was opgenomen met een longontsteking. De doodsoorzaak was congestief hartfalen veroorzaakt door de longontsteking. In maart 2007 werd bekend dat het lichaam van James Brown bijgezet is in een crypte bij het huis van een van zijn dochters in Columbia (South Carolina).
'Dokter, ik zit eigenlijk met een probleem. Ik praat namelijk veel in mijn slaap,' vertelt de ambtenaar. 'Ach,' zegt de dokter, 'en u slaapt verder goed? Dan is het echt niet zo erg dat u af en toe wat zegt in uw slaap.' 'Dat kan anders soms knap vervelend zijn dokter,' zegt de ambtenaar: 'Gisteren bijvoorbeeld stonden al mijn collega's me hartelijk uit te lachen toen ik wakker schrok!'
Bee Gees was een popgroep rond de tweelingbroers Robin Gibb (22 december1949, zang) en Maurice Gibb (22 december1949 12 januari2003, basgitaar, keyboard en zang) en hun oudere broer Barry Gibb (1 september1946, gitaar en zang). De naam van de groep is - in tegenstelling tot wat velen denken - niet de afkorting "Brothers Gibb". Oorspronkelijk speelden de broers samen als the Rattlesnakes, later werd dat Wee Johnny Hayes & the Bluecats en onder die naam werden ze geïntroduceerd bij radio DJ Bill Gates. Dat gebeurde door Bill Goode, nadat hij hen aan het werk zag op het Brisbane Speedway Circuit. Bill Gates bedacht de naam "Bee Gees" en baseerde zich daarbij op zijn en Goode's initialen: BG.
Biografie
De broers zijn geboren op het eiland Man, maar in 1958 emigreren ze naar Australië. Daar begint hun carrière, en in 1967 keren ze terug naar Engeland, waar ze een groep vormen met Vince Melouney, (gitaar) en Colin Petersen, (drums). In Australië en Nederland hebben ze rond dat moment hun eerste hit met Spicks and specks, in Engeland en elders volgen nummers als New York mining disaster 1941, Massachusetts, Words, World, I've gotta get a message to you en Holiday.
Na het album Odessa (1969) verlaat Robin de groep wegens artistieke meningsverschillen, en scoort een solohit met Saved by the bell. Maurice Gibb trouwt met de Schotse zangeres Lulu. De groep wordt later opgedoekt en opnieuw opgericht. Vanaf het moment dat Jive talkin' in 1975 verrassend een Amerikaanse Nummer-één hit wordt, wordt de draad weer opgepakt en met het uitkomen van de soundtrack van Saturday Night Fever in 1977 is de groep plotseling weer immens populair, en één van de belangrijkste proponenten van de disco geworden.
Na 1981 wordt het stil rond de groep, maar in 1987 maken ze hun derde come-back met het nummer You win again, een Britse nummer-één hit. Een vierde broer, Andy Gibb, eind jaren '70 van de vorige eeuw een populair tieneridool, sterft in 1988, juist toen hij als vierde lid bij de groep zou komen. Op 12 januari2003 sterft Maurice onverwacht aan een darminfarct. Dit is een onderbreking van de bloedtoevoer naar de darmen, een zeldzame aandoening die soms optreedt bij een draaiing van de darmen waarbij het darmkanaal (meestal gedeeltelijk) afgekneld wordt. Hiervoor was Maurice in eerste instantie ook opgenomen in het ziekenhuis. Robin en Barry gaan daarop hun eigen weg met als meest opvallende resultaat een hernieuwde samenwerking tussen Barry en Barbra Streisand, Guilty pleasures in 2005. Ook de samenwerking tussen Robin en Alistair Griffin met het nummer My lover's prayer gaat goed en komt binnen op drie in Engeland. Barry en Robin zeiden dat ze nooit meer muziek zouden maken onder de naam Bee Gees, onder de naam "Brothers Gibb" traden Barry en Robin in februari 2006 voor het eerst sinds de dood van hun broer weer samen op.
Het geluid van de Bee Gees is apart te noemen, vooral opvallend is hun zang met hoge falsetstemmen.
Zitten drie jongens op een schoolplein zegt de één: 'Ik heb de snelste vader van de wereld.' 'Hoezo?' vraagt de ander. 'Nou mijn vader is F 16 piloot' zegt de éérste. Waarop nummer twee antwoord: 'Dan is mijn vader sneller want die is astronaut.' Zegt nummer drie, 'Dan is mijn vader sneller want die is ambtenaar, hij werkt van negen tot vijf maar is om drie uur al thuis.'
Clapton werd geboren als zoon van de zestienjarige Patricia Molly Clapton en de 25-jarige Canadese militair Edward Walter Fryer die in Engeland was gelegerd. Fryer keerde nog voor Clapton's geboorte terug naar zijn echtgenote in Canada. Omdat zijn moeder nog erg jong was, werd Clapton opgevoed door zijn grootmoeder Rose, en haar echtgenoot Jack Clapp, die de stiefvader was van Clapton's moeder. Zijn moeder die doorging voor zijn zuster, trouwde met de Canadese militair Frank McDonald, en volgde haar echtgenoot naar Duitsland en later naar Canada. Onterecht wordt soms gemeld dat Eric de achternaam Clapp heeft, van zijn grootvader. Eric kreeg bij zijn geboorte de achternaam van zijn moeder, Clapton. Uiteraard zorgde dat bij Eric in zijn jeugd voor verwarring. Hem werd aanvankelijk verteld dat zijn moeder zijn zus was.
"Ricky", zoals Clapton door zijn grootouders genoemd werd, was een stil kind met kunstzinnige aanleg en een goed verstand. Op 9-jarige leeftijd ontdekte hij de waarheid omtrent zijn afstamming. Hij trok zich nog meer terug in zichzelf en begon zijn schoolwerk te verwaarlozen. Toen Clapton eind jaren 50 met de opkomende rock 'n roll in aanraking kwam, was hij meteen enthousiast. Voor zijn dertiende verjaardag vroeg en kreeg hij een gitaar. Hij ging op zoek naar de oorsprong van de rock-'n-roll en kwam bij de blues terecht. Op zijn 16e liet hij zich inschrijven bij het Kingston College of Art, maar al na een jaar werd hij weggestuurd.
Toen hij van school af was begon hij te werken in de bouwsector, samen met zijn grootvader. Zijn allereerste muzikale invloeden waren Big Bill Broonzy en Robert Johnson, wiens muziek wel eens werd gedraaid tijdens kinder radioprogramma's. Later leerde hij de muziek van B.B. King en andere electrische gitaristen kennen. Zijn eerste electrische gitaar kochten zijn grootouders op afbetaling. Deze is zichtbaar op foto's van de Roosters. Clapton ruilde hem al in voor een Fender Telecaster voordat de afbetaling voldaan was.
Slowhand
Begin 1963 speelt hij mee in de bluesband The Roosters. Na de opheffing van deze band speelde hij een maand in de groep Casey Jones and The Engineers. In oktober werd hij opgenomen in The Yardbirds, waarvan hij 18 maanden lid zou blijven. Deze band was een bron van goede gitaristen die Clapton opvolgden: Jimmy Page en Jeff Beck. De groep verwierf faam door zijn bluesgetinte rock. en Clapton verwierf de bijnaam waaronder hij nog steeds bekend is: Slowhand. Deze bijnaam kreeg hij omdat hij door zijn stijl van spelen regelmatig snaren brak, en hij deze dan ter plekke verving, terwijl het publiek hem begeleidde met traag handgeklap. De beide platen die hij met de Yardbirds uitbracht hadden veel succes. Desondanks verliet hij de Yardbirds in 1965, omdat hij vond dat de groep te veel de commerciële poptoer opging.
Van april 1965 tot midden 1966 maakte hij deel uit van John Mayall's Bluesbreakers. In deze periode kwam zijn talent definitief tot ontplooiing. Hoogtepunt was de LP Bluesbreakers With Eric Clapton, inmiddels een echte klassieker.
Eind 1966 richtte hij samen met bassist Jack Bruce en drummer Ginger Baker de groep Cream op. Met deze groep vestigde hij definitief zijn reputatie als de nummer één van de rockgitaristen. Door het uitbrengen van drie opeenvolgende sterke LP's, en door energieke en uitgebreide tournees, verwierf Cream een internationale reputatie die amper onderdeed voor die van de Beatles en de Rolling Stones. De optredens van de band kenmerkten zich door veel improvisatie, waarbij alle drie de bandleden hun muzikale talenten ten volle konden uiten. De karakters van de drie leden waren echter zo sterk dat ze voortdurend met elkaar botsten, waardoor de band geen lang leven beschoren was. Maar hoewel de band slechts twee jaar bestond, wordt hij toch beschouwd als een van de voornaamste van die periode.
Een tijd lang trad Clapton samen met George Harrison op als gastmuzikant met Delaney & Bonnie, (ontstaan uit Mad Dogs and Englishmen van Cocker en Russell) die het voorprogramma van de tournee van Blind Faith hadden verzorgd. In de zomer van 1970 leidde dit tot de oprichting van Derek and the Dominos, aanvankelijk met Dave Mason. Zoals later ook vaak het geval was nam hij de beste musici mee. Ook deze band maakte het niet lang: na één LP en een Amerikaanse tournee was het opnieuw over. Dit leverde echter wel de klassieke dubbel LP "Layla and other assorted love songs" en een dubbele live LP "In concert" op. Layla wordt nog steeds gezien als één van de hoogtepunten in de populaire muziek, mede door het feit dat hierin duidelijk de pijn van Clapton is te voelen die hij heeft vanwege de onbeantwoorde liefde voor Pattie Boyd, de vrouw van zijn vriend George Harrison. Door de combinatie daarvan met getalenteerde en gedreven muzikanten ontstond een echte klassieker. Onder andere de inbreng van gitarist Duane Allman bracht het geheel op een hoog niveau.
Ondanks zijn professionele successen ging het Clapton in deze periode privé niet voor de wind. De druk van zijn carrière, zijn (voorlopig) onbeantwoorde gevoelens voor Pattie Boyd en zijn verslaving aan heroïne maakten dat hij van de scène verdween. Na een onderbreking van drie jaar wist hij met de hulp van Pete Townshend (The Who) van zijn verslaving af te komen. Hij had een rol in de verfilming van Townshend's rockoperaTommy, en begon weer platen op te nemen. Zijn stijl had echter een verandering ondergaan; De nadruk lag meer op de songs en minder op de individuele kwaliteiten van de muzikant. Dit werd hem door veel van zijn vroegere fans en sommige critici niet in dank afgenomen. Een belangrijke oorzaak is dat Clapton door een aantal bandleden uit het Amerikaanse Tulsa in aanraking kwam met muziek van J.J.Cale, die vanaf dat moment een enorme invloed zou hebben op de sound en repertoire van Clapton. Clapton was geraakt door de ingetogenheid van Cale en zijn composities.
Aan het einde van de zeventiger jaren kreeg hij opnieuw te maken met een verslaving, ditmaal aan alcohol, waardoor hij in 1981 zelfs in het ziekenhuis belandde. Ondertussen was hij in 1978 ook gehuwd met Pattie Boyd, die inmiddels van Harrison was gescheiden.
De jaren '80
Gedurende de jaren tachtig bleef hij met groot succes albums uitbrengen, alhoewel hij nooit meer de immense populariteit bereikte van de jaren zestig en zeventig. In 1985 treedt hij op tijdens Live Aid, in Philadelphia. Zijn optreden vormt één van de hoogtepunten van het Amerikaanse gedeelte van Live Aid. In 1988 speelt hij mee met Dire Straits tijdens het Nelson Mandela 70th Birthday Tribute Concert. Tevens laat Clapton zich in de jaren '80, samen met vele andere artiesten, vaak zien tijdens concerten voor The Prince's Trust, een stichting van de Britse prins Charles. In 1987 werd hij lid van de Anonieme Alcoholisten, en sindsdien lijkt zijn alcoholverslaving onder controle. Tijdens de opnamen van het album Behind the sun in 1985 leerde hij Yvonne Khan Kelly kennen, met wie hij een verhouding én een kind kreeg: zijn oudste dochter Ruth (1985). Clapton verliet Pattie Boyd, en in 1988 scheidden zij. De verhouding met Kelly duurde echter niet lang, en Clapton had een losse relatie met Italiaans model Lori Del Santo. Uit deze verhouding werd in 1986 een zoon, Conor geboren.
De jaren '90
Begin jaren '90 beleefde Clapton weer een aantal persoonlijke drama's. Bij een helikopterongeval, eind 1990, kwamen een goede vriend en een aantal crewmembers om het leven: gitarist Stevie Ray Vaughan, zijn Amerikaanse manager Bobby Brooks, assistent-tourmanager Colin Smythe en bodyguard Nigel Browne. Clapton zelf zat in een andere helikopter. Vaughan en Clapton hadden opgetreden in East Troy in Wisconsin, VS. Op 20 maart1991 viel zijn vierjarig zoontje Conor uit een raam op de 53'ste verdieping van een wolkenkrabber, waar hij samen met zijn moeder woonde, in Manhattan, New York. Clapton drukte zijn verdriet hierover uit in het nummer "Tears in Heaven" waarmee hij in 1992 een Grammy-award won.
Met de verschijning van het album "From the Cradle" in 1994 boorde Clapton weer zijn oude bronnen aan en de traditionele blues gingen weer een prominentere rol spelen in zijn muziek (zie The blues (1999), Riding with the King (2000)...).
In 1997 richtte hij op het eiland Antigua het Crossroads Centre op, een internationaal afkickcentrum voor alcohol-, drug- en andere verslavingen.
Recent
In januari 2002 trouwde hij met Melia McEneryin in dezelfde kerk waar hij elf jaar geleden afscheid heeft genomen van zijn zoon. Het echtpaar kreeg drie dochters: Julie Rose (2001), Ella Mae (2003) en Sophie (2005). In 2004 verleende Clapton zijn medewerking aan de nieuwe CD van zijn oude vriend Rod Stewart, genaamd Stardust. In 2005 kwam Eric Clapton met nieuw werk naar buiten op het album Back Home. In het begin van 2006 is Clapton begonnen met een wereldtournee. Op 3 november 2006 kwam een duetalbum van Eric Clapton & J.J. Cale uit genaamd The Road to Escondido met medewerking van o.a. Billy Preston (RIP), Doyle Bramhall II, Albert Lee, Nathan East, Derek Trucks en de vertrouwde band van J.J. Cale. Op 28 juli 2007 werd voor de tweede keer het Crossroads Guitar Festival gehouden in Chicago voor Clapton's Crossroads Antigua Foundation. Vele artiesten verleenden belangeloos medewerking zoals; Eric Clapton (organisator), BB King, John Mayall, Albert Lee, Jeff Beck, Sheryl Crow en Buddy Guy. In september 2007 komt het album Complete Clapton uit met 36 hits uit zijn gehele carrière van 1968 tot 2006 plus een boek over zijn leven onder dezelfde titel.
Robert Nesta (Bob) Marley (Nine Miles, 6 februari1945 Miami, 11 mei1981) was een Jamaicaansreggae-artiest. Hij was een van de belangrijkste verantwoordelijken voor de doorbraak van reggae buiten Jamaica en gold tevens als belangrijk voorvechter van het rastageloof.
Om twee minuten voor half drie 's nachts werd, in Jamaica te Nine Miles in de provincie Saint Ann, Robert Nesta Marley geboren. Zijn moeder, het 18-jarige donkere tienermeisje Cedella Malcolm, was van Afrikaanse afkomst; zijn vader, de 50-jarige blanke Captain Norval Marley, had Engelse ouders. Norval was supervisor voor de Britse koloniale macht op het gebied van landbouw. Vrijwel direct na de geboorte van Bob verhuisde hij naar Kingston. Bob zou hem later slechts sporadisch zien. Hij overleed toen Bob tien was. Volgens Bobs moeder had Bob Marley zijn zachtaardige karakter en geringe lichaamslengte geërfd van zijn vader.
Bob praatte veel over muziek met Clarence Malcolm (een familielid), een voormalige gitarist. Op zijn tiende, terwijl hij nog op een armoedig schooltje zat, verdiende Bob een pond met zingen op straat. Zijn gitaar maakte hij van afval. Hij had veel vrienden en was een mooie, aardige jongen. Zijn beste vakken waren Wiskunde en Frans, maar hij ging liever voetballen.
The Wailers
In 1962, het jaar dat Jamaica onafhankelijk werd, nam Bob Marley solo zijn eerste single op Judge Not. Later dat jaar volgden nog twee andere nummers, echter zonder succes. Na al een tijdje met Bunny Livingston te hebben opgetrokken, besloten de twee om samen met Peter Tosh, een andere jongen uit de buurt een groep op te richten. Ze noemden zichzelf de Wailing Rudeboys, later werd dit The Wailing Wailers. Weer later werd dit veranderd in The Wailers. Hun eerste opname was Simmer Down (1964) voor het Studio One label van Clement "Coxsone" Dodd, één van de meest succesvolle producers van dat moment. Het nummer werd al snel een succes en vanaf dat moment waren The Wailers niet langer weg te slaan uit de Jamaicaanse hitlijsten. Deze eerste Wailers songs waren gebaseerd op de populaire dansmuziek ska. De relatie tussen de Wailers en hun producer verslechterde echter na enkele jaren. Niet alleen bleven de rechten voor de nummers in handen van Clement Dodd, ook betaalde hij hun slechts een fractie van datgene hij verdiende aan de hits. Ontevreden over deze situatie besloten de Wailers in 1967 om een eigen muzieklabel op te richten.
Bob Marley trouwde op 10 februari1966 met Rita Anderson; een jaar later werd hun eerste kind geboren. Onder invloed van Rita kreeg Marley belangstelling voor de Rastafari-beweging. Hij zou later uitgroeien tot een van de bekendste uitdragers van dat geloof.
Er werden toen in Jamaica een aantal albums uitgebracht, echter zonder succes. Enkele hiervan waren Soul Rebel en Soul Revulotion Part I/II.
1972 was een goed jaar voor de Wailers. Tijdens een verblijf in Londen ontmoetten ze Chris Blackwell, eigenaar van Island Records. Hij had al enkele nummers van de Wailers gehoord en was ook onder de indruk van hun stoutmoedige en zelfverzekerde houding. Hij besloot het erop te wagen en bood hen een contract en een bedrag van 8000 pond aan om een album op te nemen. Het was voor het eerst in de geschiedenis dat een gerenommeerd label een platencontract aan een reggaeband gaf. Ze keerden terug naar Jamaica en gingen onmiddellijk aan de slag in de studio. Het eerste album Catch a Fire was geen groot succes. Er waren in een jaar maar 14.000 exemplaren verkocht. Voordien verscheen reggae alleen op singles of goedkope compilatiealbums en werd buiten Jamaica meestal als een vorm van novelty-muziek beschouwd.
In oktober1973 werd het album Burnin' uitgebracht. Dit album bevatte de hitsingle I Shot The Sherriff (een jaar later scoorde Eric Clapton er een internationale hit mee) en het bekende protestlied Get Up, Stand Up. Het album was een groter succes dan Catch A Fire.
Bob Marley richte ook zijn eigen label Tuff Gong op. Zijn albums werden voortaan uitgebracht onder het label Island/Tuff Gong.
In 1973 verlieten zowel Peter Tosh als Bunny Livingston de groep om een solocarrière uit te bouwen.
Internationaal succes
In 1974 gaf Marley de groep een nieuwe 'look'. Doordat de vocale ondersteuning van Peter en Bunny wegviel, besloot Bob om zangeressen Rita Marley, Marcia Griffiths en Judy Mowatt (samen de I-Threes) in de band op te nemen. Bovendien werd de naam veranderd naar Bob Marley and the Wailers. Het eerste album dat in de nieuwe bezetting werd opgenomen, was het alom geprezen Natty Dread. Het nummer No Woman, No Cry uit dit album zou hun eerste internationale hitsingle worden. Met nieuwe energie en een opeenvolging van internationale tours tilde Bob de reggaestijl naar internationaal niveau. In 1976 was er een heuse reggae-mania in de Verenigde Staten en Bob Marley & The Wailers werden door Rolling Stone Magazine uitgeroepen tot "band van het jaar".
In december 1976 werd een aanslag gepleegd op Marley en zijn familie. Schutters slopen het huis binnen en losten meerdere schoten op Bob. Hij werd wel geraakt in zijn buik en arm, maar was niet in levensgevaar. Hoewel hij volgens sommigen wist wie de daders waren heeft hij de politie niet ingelicht, omdat dit volgens hem niets zou oplossen. De precieze omstandigheden rond deze aanslag blijven tot op vandaag onbekend, maar er wordt aangenomen dat het om een politiek geïnspireerde aanval ging. Door deel te nemen aan het Smile Jamaica concert, georganiseerd door de toenmalige eerste minister enkele dagen later, vonden bepaalde groeperingen dat Bob duidelijk een kant had gekozen.
Ondanks de aanslag en de opgelopen verwondingen besloot Bob toch deel te nemen aan het concert. Hij wilde de mensen laten zien dat 'politricks' hem niet konden tegenhouden. Echter voor zichzelf had hij besloten dat het beter zou zijn om Jamaica voor een tijdje te verlaten. Vrijwel onmiddellijk na het optreden nam hij het vliegtuig richting Londen. Tijdens hun verblijf in Londen namen Bob en de Wailers de nummers op die op beide albums Exodus en Kaya kwamen. Enkele van deze nummers verwijzen duidelijk naar de moordaanslag.
Het album Exodus werd opnieuw een internationaal succes met de hitsingles Jamming, Waiting In Vain, One Love/People Get Ready en Three Little Birds.
Na bijna 16 maanden in het buitenland te hebben verbleven, trad Bob in april 1978 voor het eerst terug op in Jamaica op het One Love Peace Concert. Het was een concert om de wapenstilstand tussen de twee belangrijkste politieke groeperingen in Jamaica te onderstrepen. Vlak voor het einde van zijn optreden vroeg hij de politieke leiders, die beiden uitgenodigd waren, op het toneel te komen. Daar liet hij de twee aartsvijanden elkaar de hand schudden met de boodschap: One Love. Later dat jaar kreeg Bob "the Peace Medal of the Third World" van de Verenigde Naties.
Een andere gebeurtenis waaraan door de rasta's een groot symbolisch belang werd gehecht was in 1977, toen Bob de ring werd overhandigd die afkomstig was van de Ethiopische keizerHaile Selassie, die in 1975 was gestorven.
In het najaar van 1978 begon Bob aan een droomproject van hem te werken: een eigen opnamestudio. De studio werd gebouwd op de benedenverdieping van zijn huis in 56 Hope Road in Kingston. De studio werd Tuff Gong Studio genoemd, naar Bob's bijnaam toen hij in Trenchtown leefde. Toen de studio afgewerkt was, begonnen ze vrijwel onmiddellijk met de opnames voor hun volgende plaat, Survival. Om dit album te promoten volgde in 1979 een uitgebreide tour door de VS. Survival was niet zo'n succes als Exodus, maar bevatte wel de kleine hit Africa Unite.
Het einde
In 1977 kreeg Bob Marley last van een wondje aan zijn grote teen. Hij nam aanvankelijk aan dat het een voetbalblessure was maar toen de wond niet genas werd de diagnose melanoom (huidkanker) onder zijn nagel gesteld. Hij wilde de teen niet laten amputeren omdat dat in strijd met zijn geloofsovertuiging was. De kanker sloeg vervolgens over naar zijn maag, zijn longen en zijn hersenen. In 1980 stortte hij tijdens het joggen in ten gevolge van een hersentumor. Volgens dokters had hij niet langer dan drie weken meer te leven. Toch stond Bob erop verder te reizen voor zijn volgende concert. Hij gaf zijn allerlaatste concert op 23 september in Pittsburgh, VS. Hierna werd hij te ziek om nog verder op te treden. Hij ging voor behandeling naar Duitsland, waar ook longkanker en maagkanker werden geconstateerd. Hij besloot terug te vliegen naar Jamaica om daar te sterven, maar kwam niet verder dan Miami waar hij op 11 mei1981 overleed. Zijn lichaam werd bijgezet in een mausoleum in zijn geboortedorp.
In 1980 was nog wel het enorme succes Uprising uitgebracht, met de hits Could You Be Loved en Redemption Song. In 1983 werd er nog een studio album uitgebracht dat nog niet helemaal af was voor Bob's dood, maar het werd aangevuld met nummers die ze nog hadden liggen; Confrontation. Marley had over de hele wereld een hit met het nummer Buffalo Soldier. In 1984 werd het compilatiealbum Legend uitgebracht, dat al zijn hits bevat.
Kinderen
Een aantal van Marley's kinderen werd ook reggae-zanger. Ziggy Marley is hiervan waarschijnlijk het bekendste, met hits als Love Is My Religion. Ook Damian Marley had een aantal hits, waarvan de bekendste Welcome To Jamrock is. De groep Ziggy Marley & The Melody Makers (actief van 1986 tot 2000) bestaat ook uit kinderen van Marley.
Bob Marleys zoon Stephen heeft in 2007 zijn debuutalbum Mind Control uitgebracht. Ook Ky-Mani Marley en Julian Marley zitten in de muziek, maar zij hebben tot nu toe nog geen succes gehad met hun albums.
Hij heeft 12 kinderen; drie met zijn vrouw Rita, twee geadopteerd van Rita's vorige huwelijk, en de overige zeven bij verschillende vrouwen.
Ik ben Rudy, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Rud.
Ik ben een man en woon in Wetteren () en mijn beroep is gepensioneerd.
Ik ben geboren op 13/07/1952 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Humor en mooie meiden..... .