Met de term jazz wordt een op improvisatie gebaseerde muziekstijl bedoeld die ontstaan is in New Orleans uit een kruisbestuiving van folk, blues, negrospiritual, ragtime, en klassieke muziek. (Het woord jazz heeft daarbij nog de bijbetekenis zeer energieke dans.).
Muziek van het moment
In principe is jazz 'muziek van het moment' er worden op elk moment nieuwe muzikale keuzes gemaakt die tot aan de vorm en alle op dat moment spelende musici reiken (zie de genoemde jazzstromingen hieronder) waardoor een persoonlijke en intensieve muziekbeleving ontstaat. In klassieke muziek en popmuziek is deze eigenschap nagenoeg afwezig. In de jazzmuziek wordt een thema of kleine compositie of een afspraak alleen gebruikt als basis voor improvisatie. Door deze eigenschap raakt jazz als stijl veel andere stromingen zoals (pop-)world, folk, heavy metal, funk, soul, klassiek en oude muziek en er bestaan heden ten dage dan ook vele mengvormen.
Geschiedenis
De belangrijkste bron voor de jazz ligt naar alle waarschijnlijkheid in Afrika. De Afrikanen die als slaven naar Amerika gebracht werden, brachten hun traditionele, sterk ritmische muziek mee.
Het begin
Op hun route naar de Verenigde Staten werden veel slaven allereerst naar de West-Indische eilanden gebracht, met name naar Hispaniola (Haïti en de Dominicaanse Republiek); na een tijdje werden velen van hen verkocht in New Orleans. Zij namen hun religieuze en muzikale erfenis met zich mee. De slaven uit Santo Domingo (de hoofdstad van de Dominicaanse Republiek, gesticht door de broer van Christopher Columbus) zetten hun oude voodoopraktijken ongewijzigd voort in New Orleans.
Doordat deze Afrikaanse muziek en danstradities werden blootgesteld aan het publiek, vond er een wederzijdse beïnvloeding plaats met de Europese muziektraditie. De unieke ritmische nadruk van deze dansen plus vele andere ingrediënten kwamen samen om een muzieksoort op te leveren die bekend werd als jazz. Deskundigen zijn het erover eens dat werklieden van de katoenvelden, blues van stad en platteland, banjostijlen van variétéshows, gesyncopeerde brassbands (fanfarekorpsen) en ragtime (gesyncopeerde dansmuziek) allen een belangrijke rol speelden bij het ontstaan van jazz. De syncopering (accentverschuiving) als primair ingrediënt van de jazz, ontwikkelde zich als een ritmische aanpassing van de Afrikanen. De syncope was het meest voor de hand liggende en beste substituut voor de gecompliceerde polyritmiek (de simultane combinatie van contrasterende ritmes in een muzikale compositie) die integraal deel uitmaken van hun muzikale erfenis. Het is deze syncope die muziek doet "swingen".
Jazz, de voorloper van de moderne rock and roll, bekleedt een zeer interessante rol in de geschiedenis. De naam jazz komt van het niet meer bestaande woord jass waarmee de seksuele daad op een platvloerse manier werd aangeduid. Voor de heiden was jazz een symptoom van de glorieuze bevrijding van de knellende banden van de moraal. Het ontstond in de sloppenwijken en werd voornamelijk ontwikkeld voor gebruik in bordelen; het ene bordeel probeerde het andere af te troeven met de beste jazz band. Uiteindelijk ontwikkelde de jazz zich tot wat we vandaag de dag kennen als rock-'n-roll. Al met al heeft de rockmuziek niets van haar erfenis verloren op haar lange weg van Babylon, via Egypte en Afrika, naar Amerika en de rest van de wereld; het is alleen maar in verschillende jasjes gestoken.
Blues & Ragtime
Die muziek was gebaseerd op een vijftonige toonladder. Een vijftonige (pentatonische) toonladder in de toonsoort C-mineur bestaat uit de noten cesfgbes. De Afrikaanse muziek had een sterke pentatonische traditie. Dat wil overigens niet zeggen dat pentatonische muziek elders (in Europa, Amerika) niet bekend was.
De op de plantages werkende slaven ontwikkelden een zangstijl die als de oorsprong van wat nu blues heet aangeduid kan worden. Aan de vijftonige toonladder werd een noot toegevoegd, in het voorbeeld voor de toonsoort C de fis, die later als de blue note zou worden aangeduid. Deze blue notes spelen een belangrijke rol in de klankkleur van wat wij nu blues noemen.
Muzikanten in kroegen en bordelen (vaak overigens ook Afrikanen) werden geïnspireerd door de 'plantagezang' en de ragtime ontstond, waarbij andere inspiratiebronnen (inclusief de klassieke Europese muziek) tevens een rol speelden.
In die begintijd bestond een jazzband uit instrumenten die makkelijker beschikbaar waren vanuit de fanfare en voldoende geluid voortbrachten zoals als trompet, trombone en klarinet en tuba. Binnenshuis was de piano reeds bekend. Als ritmeinstrument werd naast slagwerk ook de banjo gebruikt die naast harmonie ook een duidelijk ritme kan voortbrengen.
Dit is in hoofdzaak de standaardbezetting gebleven van een oude stijl jazz band. De banjo werd later ook wel door de (elektrische) gitaar vervangen en vooral in de beginperiode was er vaker een tuba of sousafoon dan een contrabas aanwezig.
New Orleans en Dixieland
Vaak wordt als moment waarop wat wij nu jazz noemen begon, de oprichting van het eerste blanke jazzorkest, de Original Dixieland Jass Band (let op de spelling met "ss" in plaats van "zz") in 1917 genomen. Dit is ongetwijfeld niet correct, want eerder dan dit blanke orkest waren er al uit Afro-Amerikaanse bestaande orkesten actief in New Orleans. Genoemd kunnen worden de orkesten van Joe "King" Oliver, met daarin Louis Armstrong, die zelf ook diverse orkesten oprichtte en leidde, en Bunk Johnson.
Een opvolger is "Jelly Roll" Morton, die zichzelf blijkens zijn visitekaartje de uitvinder van de jazz noemde, maar die eigenlijk meer door de inmiddels vrijwel verdwenen ragtime geïnspireerd werd. Nog weer later kunnen daar namen als Sidney Bechet en Sidney De Paris aan toegevoegd worden.
Men zou kunnen zeggen dat de jazz zich in de jaren twintig van de twintigste eeuw langs twee sporen parallel ontwikkelde: een 'blank' spoor en een 'zwart' spoor. De vroege jazzstijlen worden New Orleans (de 'zwarte' tak) en Dixieland (de 'blanke' tak) genoemd.
De Swing-era
In het algemeen wordt met het Swingtijdperk de periode genoemd voor de komst van de Bebop die ontstond in de jaren veertig. Swing kenmerkt zich door een ritme dat 'hupst' of 'springt' in doorgaans twee momenten per maat; een zwaar moment op de eerste tel en een licht moment op de tweede. Door dit op een energieke en meestal toch lichte manier te spelen ontstaat een ritme dat dansbaar is en 'in de benen kruipt' (aanzet tot dansen of bewegen op de muziek). In deze tijd vinden we dan ook veel dans- en showorkesten. Solisten en arrangement geven de muziek meer verhaal, de rimtesectie blijft voornamelijk bijdragen aan de basis van het arrangement.
De eerdere stijlen van de jazz ontwikkelden zich in de jaren dertig en veertig naar muziek voor grotere orkesten tot 'big bands' van 10-20 musici. De grootste namen in de zwarte lijn in deze tijd was Edward 'Duke' Ellington (Duke Ellington) en Willam 'Count' Basie (Count Basie), en in de blanke lijn werd Benny Goodman een van de bekendste orkestleiders uit de Swingperiode. In Europa valt Django Reinhardt op door zijn innovatieve stijl.
Inmiddels was jazz gemeengoed van het Amerikaanse en Europese publiek geworden en was deze muziek immens populair. De zwarte en blanke lijnen waren samengekomen in die zin, dat de meeste orkesten zowel zwarte als blanke musici bevatten.
Tot na de Tweede Wereldoorlog vierde de Swing hoogtij. In de jaren vijftig kan men twee richtingen onderscheiden. In de eerste plaats keerde de Dixieland terug en wordt er in deze tijd wel gesproken van een "Dixieland Revival". Oude musici werden weer actief, en daarnaast ontstond er een nieuwe generatie jazzmusici.
De jazz werd nu niet meer voornamelijk in en rond New Orleans gespeeld, maar door geheel Amerika en overigens ook in Europa. In New Orleans bleven musici als Wilbur De Paris en Sharkey Bonano actief.
In Chicago zette onder meer Eddie Condon (die zijn werkterrein later naar New York verplaatste) een nieuwe stroming in gang.
Aan de Amerikaanse westkust ontwikkelde zich een stijl die wat meer teruggreep naar de Ragtime en die ook wel Frisco jazz genoemd wordt. Een paar namen die deze ontwikkeling in gang hebben gezet, zijn Turk Murphy, Bob Scobey (met de onvergetelijke banjoïst-zanger Clancey Hayes in zijn orkest) en het orkest van Disneymedewerkers The Firehouse Five Plus Two.
In Nederland werd op 5 mei 1945 de Dutch Swing College Band opgericht. Later volgden onder meer de Down Town Jazz band, New Orleans Syncopators en de Dixieland Pipers.
Bebop
In de jaren veertig begonnen muzikanten te zoeken naar een stijl waarmee de solo's minder beperkt werden en er meer dynamiek mogelijk was. Zij vonden de 'oude stijl' te beperkt voor hun muzikale kunnen. De oplossing werd gevonden in de verandering van het ritme en de verrijking van harmonie. Het ritme werd niet meer tweeledig (zwaar-licht) gespeeld maar werd vierledig en kreeg een stromend karakter. Ritmische accenten konden hierdoor vrijer worden geplaatst zonder het ritme te verstoren. Harmonie werd krachtiger door dwingendere samenklanken en thema's te gebruiken. Daarmee ontstonden meer muzikale mogelijkheden en kon er meer worden 'uitgepakt'. Dat werd nog versterkt omdat het dansbare karakter van de Swingmuziek werd losgelaten, waardoor de muziek op zichzelf kwam te staan. De vroege bebop klinkt meestal energiek en virtuoos en soms wat grillig. Eind jaren veertig werden ook Cubaanse elementen in de Bebop opgenomen.
Het is de tijd van de toen jonge musici Dizzy Gillespie en Charlie Parker. De oprichting van deze stijl wordt vaak aan Charlie Parker toegewezen. De term "bebop" is een zogenaamde onomatopee; dit wil zeggen een klanknabootsing. Een veelvuldig toegepaste rif in de Bebop is be-bop-be-bop waarbij de -be- de hoogste klank is. Hieraan dankt de muziekstijl waarschijnlijk zijn naam.
Cooljazz
Kort daarop ontstond als reactie op de opzwepende bebop de cooljazz, waarvan Miles Davis een van de belangrijkste en bekendste vertolkers was (zie albums Birth of the Cool en Kind Of Blue).
Cooljazz klinkt minder grillig, subtieler en serieuzer en men lijkt meer op zoek naar de schoonheid en organisatie dan naar extase. Hier ontstaan ook de aanzetten tot het gebruik van modale technieken die evenwichtiger klinken dan de dwingende samenklanken uit de vroege bebop. Er zijn minder dissonanten en gebruik van doelbewust samenklinkende maar zelfstandige melodielijnen (polyfonie).
Een bijna wringende combinatie is te horen in 'The Man I Love' op het album 'Miles Davis and the Modern Jazz Giants' waar Miles Davis en Thelonious Monk samenspelen en zo gaat het verhaal bijna op de vuist gingen door Monks sterk dwingende harmonieën tijdens het spel van Davis.
Muzikanten die kunnen worden gerekend tot de Cool-Jazz zijn ook Chet Baker, Dave Brubeck en Paul Desmond, Stan Getz, Lee Konitz, Art Pepper, Russ Freeman en de moeilijker classificeerbare pianist Lennie Tristano, in Nederland Ann Burton en Rita Reys.
Het innovatieve en organiserende karakter van Cooljazz is blijven voortbestaan en zien we in latere tijden in initiatieven van Toots Thielemans (Bluesette), Joe Vanenkhuizen (die een voorkeur heeft voor 6/8 maatsoorten) en slagwerker Pierre Courbois die doelbewust andere metrums gebruikt. In de aanloop naar de Freejazz (zie hieronder) wordt ook nieuwe naar ritmisch vrijere mogelijkheden gezocht (Afrikaanse ritmen, vrij zwevend ritme, aanzienlijk complexere Indiase ritmepatronen) die dan echter minder ingetogen gebruikt worden (De aanpak van My favourite things door John Coltrane).
West Coast Revival
Bij de opkomst van de Swing ontstonden vele nieuwe swingformaties. Lu Watters en Turk Murphy waren samen met onder anderen Bob Helm geen fan van de Swing en wensten het oude New Orleans van met name zwarte componisten in leven te houden. Zij kwamen vaak bijeen in San Francisco en formeerden de Lu Watters Yerba Buena's jazzband. Zij speelden in de formatie zoals Joe "king" Oliver met twee cornetten in de lead, maar zij fristen het ritme wat op door met name accenten te leggen op de afterbeat (tweede en vierde tel).
De South Frisco Jazzband heeft tot circa 1998 gespeeld en heeft de Friscostijl ook over zee gebracht. In 2001 is een Nederlandse formatie gestart, de Jurbena Jazzband, die is geïnspireerd door Turk Murphy en Lu Watters.
West Coast
Omdat de meeste musici die Cooljazz speelden uit Los Angeles kwamen werd Cooljazz ook wel met de term West Coast aangegeven. Echter niet alle 'West Coasters' speelden 'Cool' en de Cooljazz werd ook elders gespeeld.
Als tegenhanger werd in met name New York de lijn van de Bebop verder voortgezet. De muziek zou uiteindelijk uitmonden in Hard Bop.
Hard Bop
In contrast met de Cooljazz ontstond in de midden van de jaren vijftig de Hard Bop (ook wel Hard Bop Regression genoemd). Doordat de Cooljazz aan de westkust van de V.S. enorm aansloeg (West Coast Jazz), vooral in Los Angeles alwaar de filmstudio's waren gevestigd, hadden de jazzmuzikanten in New York weinig werk. Daarom gingen zij ertoe over een nieuwe, extraverte jazzstijl te introduceren die vol emotie was. De akkoordenschema's werden eenvoudiger, veelal bluesschema's, en het stuwende ritme werd weer belangrijk (waaronder het shuffle-ritme). Een link werd gelegd met de Gospelmuziek, alhoewel Hard Bop nooit in de kerk werd uitgevoerd. Dit is terug te vinden in de titels van echte Hard Bop nummers als Moanin, The Preacher en The Sermon.
De jaren vijftig en zestig zijn de jaren van de grootste populariteit van de Hardbop, maar de musici zijn populair gebleven tot op de dag vandaag. Nat Hentoff schrijft in de liner notes voor de Blakey Columbia LP met dezelfde naam uit 1957, dat de term "hard bop" is bedacht door author-critic-pianist John Mehegan, jazz reviewer van de New York Herald Tribune in die tijd.
Soul jazz ontwikkelde uit de hard bop.
Belangrijke muzikanten in de Hard Bop zijn onder anderen Art Blakey en zijn Jazz Messengers, Horace Silver, Clifford Brown, Miles Davis, John Coltrane, Cannonball Adderley, Sonny Stitt, Donald Byrd, Sonny Clark, Lou Donaldson, Kenny Drew, Benny Golson, Dexter Gordon, Joe Henderson, Andrew Hill, Freddie Hubbard, Jackie McLean, Charles Mingus, Blue Mitchell, Hank Mobley, Thelonious Monk, Lee Morgan, en Sonny Rollins.
Soul jazz
Soul jazz was een ontwikkeling vanuit de hard bop met invloeden vanuit blues, gospel en rhythm-and-blues met kleine formaties, vaak een (hammond)orgeltrio. Belangrijke souljazzorganisten zijn Bill Doggett, Charles Earland, Richard "Groove" Holmes, Les McCann, "Brother" Jack McDuff, Jimmy McGriff, Lonnie Smith, Lou Donaldson, Big John Patton, Don Patterson, Reuben Wilson, Jimmy Smith en Johnny Hammond Smith.
Tenor saxofoon en gitaar zijn ook belangrijk in soul jazz; souljazztenors zijn Gene Ammons, Eddie "Lockjaw" Davis, Eddie Harris, Houston Person, en Stanley Turrentine; en de gitaristen als Grant Green en George Benson. Andere belangrijke bijdragen kwamen van altsaxofonist Lou Donaldson en Hank Crawford, trompetist Blue Mitchell, drummer Idris Muhammed (Leo Morris).
Anders dan hard bop, legt soul jazz meer de nadruk repeterende grooves en melodische thema's en de improvisaties zijn doorgaans minder ingewikkeld.
Soul jazz ontwikkelde zich in de late 1950s en bereikte het publiek met de release van The Cannonball Adderley Quintet in San Francisco en was op het hoogtepunt in de midden tot eind jaren zestig, hoewel veel souljazzmusici populair zijn gebleven.
Bekende souljazzopnamen zijn Lee Morgan's "The Sidewinder" (1963), Herbie Hancock's "Cantaloupe Island" (1964) (gesampled door US3 in "Cantaloop"), Horace Silver's "Song for My Father" (1964), Ramsey Lewis's "The In Crowd" (1965) en Cannonball Adderley's "Mercy, Mercy, Mercy" (1966) (Gecovered als een top 40 pop liedje door The Buckinghams).
Soul jazz zou een grote bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de Jazz-funk in de jaren zeventig.
Free Jazz
Enerzijds werd in de Souljazz jazz toegankelijk gemaakt, anderzijds werden grenzen van harmonie en ritmiek onderzocht en overgestoken (John Coltrane, Pharoah Sanders). Het resultaat was vrijere en expressievere geïmproviseerde muziek.
Eind jaren vijftig waren het Sun Ra en met name Ornette Coleman die de free jazzstroming begonnen: een van de beginpunten was Colemans album Free Jazz (1960); daarop speelden twee kwartetten, ieder één kant van het stereokanaal, die 38 minuten lang improviseerden zonder enige afspraak. Latere musici waren Albert Ayler en Eric Dolphy. In Europa vormden musici hun eigen free jazz, de zogeheten geïmproviseerde muziek omdat het veel minder jazzelementen bevatte; er waren ook invloeden uit folk en klassieke muziek hoorbaar. Beroemd met deze muziek werden de Nederlandse musici Misha Mengelberg, Willem Breuker en Han Bennink en het ICP-Orchestra (zij gebruikten en gebruiken nog steeds de term instant composition in plaats van improvisatie). Terwijl de free jazz commercieel onaantrekkelijk bleek, ontstond tegelijkertijd de veel beter verkopende fusion (zie hieronder).
Fusion
Aan het einde van jaren zestig slaat Miles Davis een nieuwe weg in. Hij gaat met zijn groep jazz mengen met populaire muziek, voornamelijk rock. Vandaar wordt fusion ook wel jazzrock genoemd. Het album Bitches Brew van Miles Davis wordt vaak beschouwd als het startsein van deze stroming. Muzikanten als John McLaughlin, Herbie Hancock, Chick Corea, Joe Zawinul, Tony Williams die allen met Miles Davis speelden beginnen met hun eigen fusion groepen: Lifetime, Mahavishnu Orchestra, Weather Report. Anderen beschouwen Larry Coryell als de eerste die reeds in 1966 met een 'fusion' tussen jazz, rock en blues experimenteerde, eerst in 1966 bij Chico Hamilton, in 1967 bij de Free Spirits en in 1968 bij Gary Burton. Fusion als stijl blijft populair gedurende de jaren zeventig.
Het heden en de toekomst
De jazzmuziek mengde zich vanaf de jaren zestig langzamerhand met populaire muziek, en ook de bebop- en swing-jazz evolueert, denk daarbij aan stijlen als neo-bop, nu-jazz, acid-jazz, modern creative en free-jazz. De term jazz staat nu voor een veel breder scala aan muzieksoorten dan in de jaren dertig en veertig het geval was. Muziek evolueert, de jazzmuziek dus ook. Steeds nieuwe stijlen van jazz dienen zich aan, evenals ontelbare soorten van mengvormen met pop, soul, funk en rock. Jazz-fusion en latin-jazz zijn daar voorbeelden van. Vooral de verschillen in de aan- en afwezigheid van expressie en improvisatieruimte worden steeds groter.
Er zijn weinig musici geweest die oudere stijlen (New Orleans en Dixieland) bleven gebruiken. Toch is altijd belangstelling gebleven, zowel bij (amateur)musici als luisteraars, door zowel plezier als muziekhistorisch en uitvoeringstechnisch perspectief (Wynton Marsalis).
Jong talent dat van de jazzopleidingen van de conservatoria komt kunnen de levende muziek laten voorbestaan, na andere muziek in zich te hebben opgenomen. Zij kunnen als een resultaat van de twintigste eeuw een grote waaier aan muziek gebruiken en maken, en daarmee toch individueel authentiek zijn.
Levende muziek?
Sinds de komst van beheersbaarheid en toegankelijkheid van digitale geluidsreproductie worden opgenomen stukjes jazz verwerkt in popmuziek (lounge en jazz-dance). Ook worden er compilaties gemaakt op cd met onder andere jazz uit verschillende stromingen die gezamenlijk een (uitgaans)sfeer opwekken, zoals de Blue Note Trip-serie samengesteld door DJ Maestro, voortgekomen uit het live kiezen van muziek op geluidsdragers door discjockeys in uitgaansgelegenheden. Hoewel meestal deze compilaties en fragmentarische toepassingen doorgaans minder expressief zijn komen op deze wijze de jongere generaties ook in contact met (afgeleiden van) de jazz.
Door het machinaal reproduceren van opgenomen geluid in plaats van zelf spelen van een muzikaal gegeven zijn er geen of beperkte livevariatiemogelijkheden en is de vrijheid van improvisatie afwezig. Maar mengvormen zoals het samenwerken van diskjockeys en spelende muzikanten zoals Wicked Jazz (voornamelijk dansbare muziek) en de al eerdere initiatieven van Ben van den Dungen en Jarmo Hoogendijk komen hieraan weer tegemoet. Voor- en tegenstanders van deze ontwikkelingen zijn overal te vinden en soms zijn de discussies verhit. Beide kampen hebben goede argumenten, maar vaak zijn deze niet op de zelfde basis geënt; is muziek met afwezigheid van elektrische gitaren en de aanwezigheid van blaasinstrumenten en een soepel ritme maar zonder dat het muzikale doel live-improvisatie is nu wel of geen jazz ?
Jazzstandards
Muziek die zich goed leent als basis voor improvisatie, kan eindeloos opnieuw worden gebruikt. Door de jaren heeft een aantal werken zich vastgezet in het collectief geheugen van jazzmusici. Deze worden jazzstandards genoemd. Het betreft doorgaans werken waarvan beroemde uitvoeringen zijn opgenomen en die sterke melodische en/of harmonische of juist modale eigenschappen hebben.
Harmonische en ritmische kenmerken
Kenmerkend aan jazz (vooral de modernere varianten, maar met uitzondering van free jazz) is het hernieuwd gebruik van allerlei kerktoonladders en gebruik van complexe akkoorden; vrijwel ieder moment wordt met septiem, none, undeciem, tredeciem geharmoniseerd. 'Kale' akkoorden zijn een hoge uitzondering.
De meeste vormen van jazz swingen, dat wil zeggen, er wordt gebruikgemaakt van de "triolenfeel" met swingende achtsten. Dit houdt in dat loopjes van op papier allemaal even lange (achtste) noten zo worden gespeeld dat de oneven achtsten ongeveer tweemaal zo lang duren als de even achtsten. Dit wordt ook wel genoteerd in de vorm van paren van een achtste noot met een punt gevolgd door een zestiende noot (duurverhouding 3:1 in plaats van 2:1), maar dat wordt dan toch meer gespeeld in een 2:1 verhouding.
Jazz is wat Wittgenstein een Typusbegriff noemde: alle kenmerken van jazz zijn ook in andere muziek terug te vinden. Het is de combinatie die de ware jazz onderscheidt. Grensgevallen geven echter te denken: hoe moet de jazzsuite van de "klassieke" componist Stravinsky worden geplaatst, en hoe de suites voor groot orkest die "jazzmusicus" Duke Ellington in zijn latere leven schreef?
Veel in jazz gebruikte muziekinstrumenten
Veel instrumenten zijn bruikbaar voor jazz, een exclusief jazzinstrument bestaat feitelijk niet, al zijn er wel instrumenten die met name door gebruik in de jazz bekendheid genieten (meestal dan ook in combinatie met een beroemde bespeler ervan):
banjo basgitaar contrabas cornet drumstel hammondorgel klarinet mondharmonica piano saxofoon semi-akoestische gitaar trombone trompet vibrafoon