Foto
Inhoud blog
  • verjaardagen
  • 2 juni
  • 2 juni
  • 2 jui
  • 1 juni
  • mei 31
  • vandaag jaren terug 13 sep tupac shakur
  • vandaag jaren terug 13 sep tupac shakur
  • vandaag jaren terug 13 sep 1942 lee dorman
  • vandaag jaren terug 13 sep 1942 lee dorman
  • vandaag jaren terug 12 sep 1992 anthony perkins
  • vandaag jaren terug 12 sep 1992 anthony perkins
  • vandaag jaren terug 12 sep 2003 johny cash
  • vandaag jaren terug 12 sep 2003 johny cash
  • vandaag jaren terug 12 sep 1926 paul janssen
  • vandaag jaren terug 12 sep 1926 paul janssen
  • vandaag jaren terug 12 sep 1944 barry white
  • vandaag jaren terug 12 sep 1944 barry white
  • WAT WEET JE OVER VOETBAL
  • vandaag jaren terug 11 sep 2001 new york
  • vandaag jaren terug 11 sep 2001 new york
  • vandaag jaren terug 11 sep 1883 asta nielsen
  • vandaag jaren terug 11 sep 1883 asta nielsen
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 lorne greene
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 lorne greene
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 peter tosh
  • vandaag jaren terug 11 sep 1987 peter tosh
  • WAT WEET JE OVER FRIET
  • WAT WEET JE OVER FRIET
  • vandaag jaren terug 10 sep 1989 eliabeth van beieren
  • vandaag jaren terug 10 sep 1989 eliabeth van beieren
  • vandaag jaren terug 10 sep 1935 paul van vliet
  • vandaag jaren terug 10 sep 1935 paul van vliet
  • vandaag jaren terug 10 sep 1938 karl lagerfeld
  • vandaag jaren terug 10 sep 1938 karl lagerfeld
  • vandaag jaren terug 10 sep 1945 jose feliciano
  • vandaag jaren terug 10 sep 1945 jose feliciano
  • WAT WEET JE OVER EIEREN
  • WAT WEET JE OVER EIEREN
  • vandaag jaren terug 09 sep 1901 toulouse loutrec
  • vandaag jaren terug 09 sep 1901 toulouse loutrec
  • vandaag jaren terug 09 sep 1828 leo tolstoj
  • vandaag jaren terug 09 sep 1828 leo tolstoj
  • vandaag jaren terug 09 sep 1924 rik van steenbergen
  • vandaag jaren terug 09 sep 1924 rik van steenbergen
  • vandaag jaren terug 09 ser 1941 otis redding
  • vandaag jaren terug 09 ser 1941 otis redding
  • WAT WEET JE OVER ETEN MET STOKJES
  • WAT WEET JE OVER ETEN MET STOKJES
  • vandaag jaren terug 08 sep 1946 richard strauss
  • vandaag jaren terug 08 sep 1946 richard strauss
  • vandaag jaren terug 08 sep 1830 frederic mistral
  • vandaag jaren terug 08 sep 1830 frederic mistral
  • vandaag jaren terug 08 sep 1925 peters sellers
  • vandaag jaren terug 08 sep 1925 peters sellers
  • WAT WEET JE OVER EEN VLIEGTUIGMAALTIJD
  • WAT WEET JE OVER EEN VLIEGTUIGMAALTIJD
  • vandaag jaren terug 07 sep 1979 rita hovink
  • vandaag jaren terug 07 sep 1979 rita hovink
  • vandaag jaren terug 07 sep 1936 buddy holly
  • vandaag jaren terug 07 sep 1936 buddy holly
  • vandaag jaren terug 07 sep 1930 koning boudewijn
  • vandaag jaren terug 07 sep 1930 koning boudewijn
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • WAT WEET JE OVER PLAKBAND
  • vandaag jaren terug 06 sep 1978 adolf dassier
  • vandaag jaren terug 06 sep 1978 adolf dassier
  • vandaag jaren terug 06 sep 1990 tom fogerty
  • vandaag jaren terug 06 sep 1990 tom fogerty
  • vandaag jaren terug 06 sep 2007 luciano pavarotti
  • vandaag jaren terug 06 sep 2007 luciano pavarotti
  • vandaag jaren terug 06 sep 1963 geert wlders
  • vandaag jaren terug 06 sep 1963 geert wlders
  • WAT WEET JE OVER PLASTIC
  • WAT WEET JE OVER PLASTIC
  • vandaag jaren terug 05 sep 1957 kerouac
  • vandaag jaren terug 05 sep 1957 kerouac
  • vandaag jaren terug 05 sep 1920 fons rademakers
  • vandaag jaren terug 05 sep 1920 fons rademakers
  • vandaag jaren terug 05 sep freddy mercury
  • vandaag jaren terug 05 sep freddy mercury
  • WAT WEET JE OVER DE VUILBAK
  • WAT WEET JE OVER DE VUILBAK
  • vandaag jaren terug 04 sep 1907 grieg
  • vandaag jaren terug 04 sep 1907 grieg
  • vandaag jaren terug 04 sep 1965 a sweitzer
  • vandaag jaren terug 04 sep 1965 a sweitzer
  • vandaag jaren terug 04 sep 1989 georges simenon
  • vandaag jaren terug 04 sep 1989 georges simenon
  • vandaag jaren terug 04 ser 1886 geronimo
  • vandaag jaren terug 04 ser 1886 geronimo
  • vandaag jaren terug 04 sep 1981 beonce
  • vandaag jaren terug 04 sep 1981 beonce
  • vandaag jaren terug 04 sep 1888 kodak
  • vandaag jaren terug 04 sep 1888 kodak
  • WAT WEET JE OVER VERKEERSBORDEN
  • WAT WEET JE OVER VERKEERSBORDEN
  • vandaag jaren terug 03 sep 1967 zweden
  • vandaag jaren terug 03 sep 1967 zweden
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    toen

    27-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 27 aug 1965 le courbusier

    27 aug 1965 Le Corbusier, geboren als Charles-Édouard Jeanneret-Gris (La Chaux-de-Fonds, 6 oktober 1887 – Roquebrune-Cap-Martin, 27 augustus 1965) was een ZwitsersFrans architect en stedenbouwkundige (hij nam de Franse nationaliteit aan in 1930[1]). Zijn betekenis en invloed voor het Nieuwe Bouwen en de Internationale Stijl waren zo groot dat hij soms de 'architect van de 20e eeuw' wordt genoemd. Zijn werk oogstte veel lof, maar ook veel kritiek. Critici zien hem verantwoordelijk voor de dood van de architectuur en de zielloosheid van de moderne stedenbouw terwijl architecten en kunstkenners zijn genialiteit vergelijken met die van Michelangelo of Picasso.[2] Hij groeide op als zoon van een emailleur van horlogekasten en een amateurpianiste in zijn geboortedorp, La Chaux-de-Fonds in Zwitserland, en bezocht daar vanaf zijn 14de (1901) de School voor decoratieve kunsten om lessen in graveren te volgen. Daar werd hij beïnvloed door zijn mentor Charles L'Eplattenier. Op negentienjarige leeftijd (1906) bouwde hij met René Chappalaz Villa Fallet in zijn geboorteplaats. De eerste van een reeks van zes in de periode 1906-1916. Hij wisselde zijn bouwactiviteiten af met langdurige studiereizen naar de Donaulanden, de Balkan en Toscane (1907). In Wenen werkte hij een tijdje bij Josef Hoffmann (Oostenrijks architect en ontwerper) en kwam zo ook in contact met het werk van de Oostenrijkse architect Adolf Loos, dat een sterke indruk op hem maakte. In 1909 trok hij naar Parijs, waar hij veertien maanden werkte voor het ingenieursbureau van Auguste Perret, architect en specialist in gewapend beton. Perret had ongetwijfeld een grote invloed op Le Corbusier, aangezien deze ervan overtuigd was geraakt dat gewapend beton het materiaal van de toekomst was. In 1910 werkte hij als tekenaar in het atelier van Peter Behrens in Neubabelsberg, waar toen ook Walter Gropius en Ludwig Mies van der Rohe werkten. Het hechte samenwerkingsverband tussen architecten, ingenieurs, industriële ontwerpers en kunstenaars binnen de groot-industrie was uniek in Europa. Le Corbusier realiseerde zich wat men kon bereiken met standaardisatie en machinale serieproductie. In 1911 reisde hij de naar de Balkan en het oostelijke deel van het Middellandse Zeegebied, waar hij geboeid raakte door de architectonische kwaliteiten van de traditionele woning met zijn karakteristieke witte kleur en kubistische vormgeving. Zijn werken van na 1920 waren onder andere gebaseerd op deze architectonische impressies. Na de laatste villa in een serie van zes in Zwitserland, besloot hij in 1916 zich definitief in Parijs te vestigen. Via Auguste Perret leerde hij de schilder en publicist Amédée Ozenfant kennen. Deze zou zijn ontwikkeling een definitieve richting geven. Ozenfant introduceerde hem in kringen van de Parijse avant-garde, kubisten, futuristen en dadaïsten. In die tijd wierp hij zich met veel energie op het schilderen. Hij ging in zijn schilderkunst echter niet over tot volledige abstractie. In samenwerking met Ozenfant ontwikkelde hij zo een nieuwe theorie, namelijk die van het purisme, die werd gepubliceerd in het boek Après le Cubisme (1918).
    In de periode rond 1920 leefde Le Corbusier vooral van zijn schilderwerk, dat hij beschouwde als een soort 'laboratorium' waarin hij vrij kon experimenteren met vormen, kleuren en ordeningsprincipes. Deze experimenten uitten zich ook in zijn architectonisch werk in die jaren. Vanaf deze tijd werkte hij onder zijn pseudoniem. Zijn bijnaam, die was afgeleid van de naam van zijn grootmoeder, Lecorbésier, werd in 1920 voor het eerst gepubliceerd in het tijdschrift L'Esprit Nouveau.
    Een belangrijke stap in zijn ontwikkeling zette Le Corbusier in 1919, toen hij, samen met Ozenfant en dichter Paul Dermée, het maandtijdschrift L'Esprit Nouveau oprichtte. Le Corbusier maakte deel uit van de redactie en verzorgde de productie en financiering. In deze revue internationale d'esthétique werd aan een scala van actuele ontwikkelingen op het gebied van de cultuur aandacht besteed: muziek, theater, politiek, literatuur, film en beeldende kunst. De onderwerpkeuze en de faam van de medewerkers maakten het blad tot een succes en tal van leden van de Parijse culturele elite
    abonneerden zich. In dit tijdschrift publiceerde Le Corbusier een lange reeks van artikelen over architectuur, stedenbouw en toegepaste kunst. Een deel ervan is samengebracht in het boek Vers une Architecture.
    Deze werden gebundeld in de boeken Vers une Architecture (1923), Urbanisme (1925) en L'Art Décoratif d'Aujourd'hui (1925). In 1926 stelde Le Corbusier zijn architectonische concept voor in een handzame formule van vijf basisprincipes, de 'Vijf Punten van een nieuwe architectuur': Les pilotis: de kern van het gebouw moet op zuilen vrij van de grond staan. Le toit-jardin: het platte dak wordt als buitenruimte ingericht, daktuinen Le plan libre: vrije indeling op elk niveau dankzij skeletbouw La façade libre: de gevels zijn geen dragende muren La fenêtre en longeur : het horizontale panoramaraam
    De meeste ontwerpen van de jaren hierna vertonen een dergelijke 'assemblage' of samenvoegen van volumes binnen de doosvorm. In de constructies van Maison Cook in Parijs (1926) en de Villa Savoye in Poissy (1929) werkte hij bovendien het element van de kolommen verder uit. Hij zette deze huizen op vrijstaande kolommen en de begane grond is, op een toegangsportaal en een garage na, vrijgehouden. De laatstgenoemde villa wordt ook de tempel van het machinetijdperk genoemd, vanwege de uitzonderlijke manier waarop de verkeersfunctie zichtbaar wordt gemaakt. Tussen 1922 en 1925 ontwikkelde Le Corbusier het Plan Voisin dat voorzag in de kaalslag van het 3e en 4e arrondissement van Parijs waar een ensemble van 18 woontorens met ieder 60 etages zou moeten verrijzen.[3] In 1928 leverde de oprichting van het Congrès internationaux d'architecture moderne (CIAM), waar hij bij betrokken was, hem een nieuw platform op. Jarenlang was hij daarvan een belangrijk woordvoerder. Omstreeks 1930 was Le Corbusier uitgegroeid tot een internationaal bekende architect, vooral dankzij het indringende en strijdbare karakter van zijn publicaties, die elkaar in hoog tempo opvolgden. Ze spraken een groot publiek aan en raakten kennelijk de juiste snaar, in een tijdperk waarin, in tal van landen, architecten vorm probeerden te geven aan de moderne architectuur van de twintigste eeuw. Hij bereikte zijn succes door in zijn felle manifesten duidelijke taal te spreken. Dat hij zeer populair werd in de loop van de jaren twintig, blijkt uit het feit dat er in 1926 al een eerste biografie over hem verscheen. In 1930 verscheen het eerste deel van zeven boeken: het oeuvre Complète.[4] In de jaren dertig hield Le Corbusier zich meer en meer bezig met stadsontwerpen. In 1933 nam hij deel aan het vierde CIAM-congres in Athene met als thema 'de functionele stad', in 1934 bezocht hij de nieuwe steden in de Pontijnse moerassen en in 1935 presenteerde hij het stadsontwikkelingsproject voor Zlín, in de Tsjechische regio Moravië. Hij reisde ook voor de eerste keer naar de Verenigde Staten, maar kwam teleurgesteld terug. In 1937 werd hij onderscheiden met het Legioen van Eer. Le Corbusier ontwierp het Les Temps Nouveaux-paviljoen voor de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs en organiseerde in dat jaar ook het vijfde CIAM-congres, met als thema 'wonen en ontspannen'.
    Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Le Corbusier stadsplanner voor het Vichy-regime. Hij was in deze periode een overtuigd antisemiet met openlijke sympathieën voor het Franse en Duitse fascisme. Na de oorlog was hiervan echter weinig meer te bemerken.[5] [6] , Na de bevrijding in 1944 was hij voorzitter van de Commissie voor stadsplanning van het Nationale front van architecten. Een jaar later ontwierp hij plannen voor wederopbouw van de stad Saint-Dié en Saint-Gaudens en La Rochelle-La Pallice, maar deze werden niet uitgevoerd. In 1946 begon hij aan het ontwerp voor het wooncomplex Unité d'Habitation in Marseille en maakte hij samen met de Bretonse meubelmaker Joseph Savina zijn eerste sculpturen.
    Begin jaren vijftig publiceerde hij het eerste deel van zijn boek over de Modulor en presenteerde hij het modulorsysteem in een werkgroep op de Milanese Triënnale, die als thema 'goddelijke verhoudingen' had. Op de wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel liet hij het Philipspaviljoen verrijzen. Dat jaar deed hij ook mee aan een competitie rond de wederopbouw van het centrum van Berlijn.
    In de jaren zestig kreeg hij nog tal van opdrachten. Hij overleed op 27 augustus 1965 in RoquebruneCap-Martin (bij Nice, Frankrijk), waar hij zelf een klein huis had gebouwd.[7]
    Le Corbusiers gebruik van rationele structuren, simpele materialen en standaardisering, vindt zijn wortels in de ascetische en harmonieuze doctrine van het orphisme. Le Corbusier wedijverde voor een monnikenleven, waarbij lange uren in afzondering worden doorgebracht. Eén van de belangrijkste doelstellingen van Le Corbusier was om mensen te helpen in het proces van savoir habiter: 'weten hoe te leven'.[8]
    Le Corbusier had een obsessie voor de orde van de natuur. Hiervoor zijn drie motieven te vinden: het leveren van goedkope hogekwaliteitswoningen; het vergemakkelijken van het leven; het verbinden van mensen door hun medegebruik van standaardelementen. Centraal in Le Corbusiers idee van gemeenschap was het concept van La Ville radieuse. Stralende architectuur zou invloed uitoefenen op zijn omgeving en bovendien kan architectuur 'stralend worden gemaakt' door het gebruik van de 'modulor', Corbusiers eigen proportiesysteem. Le Corbusier benadrukte het belang van de relatie en communicatie om zo een hogere vorm van beschaving tot stand te brengen.[9] Hierbij zou duidelijke standaardisering de hoofdrol spelen. Le Corbusier streefde tot op het einde van zijn carrière naar een minutieus onderzoek van elk detail verbonden met het huis, en een gesloten onderzoek voor een standaard.
    Le Corbusier was zodanig geobsedeerd door standaardisatie dat hij zocht naar een standaardpalet van materialen: natuurlijke materialen, met hun grote variatie in samenstelling, moesten vervangen worden door vaststaande. Met dit laatste bedoelde hij dat hun karakter voorspelbaar en onveranderlijk moest zijn; het product van een productielijn. Materialen konden worden ingedeeld in twee categorieën: 1.natuurlijke en 2.artificiële.[10] In zijn vroege werk behandelde hij beton als een "vast" materiaal, tegengesteld aan een natuurlijk materiaal; hij wilde een ongepolijste afwerking creëren of ten minste de illusie van een ongepolijste afwerking.[11] In zijn latere werk zou dit veranderen. Beton werd voor hem een materiaal van eenzelfde orde als steen, hout of klei. Het leek mogelijk om beton te zien als een gereconstrueerde steen,[12] zelfs kale beton.
    Toch groeit in zijn werk de spanning tussen zijn verlangen naar een ongerepte fabrieksafwerking, met gegarandeerde structurele capaciteiten enerzijds, en de noodzaak om ter plaatse gevonden materialen en vaardigheden anderzijds. Het enthousiasme voor standaardisatie werd strijdig met het enthousiasme voor regionalisme. Dit belette niet dat Le Corbusier meer en meer geïnteresseerd werd in de 'mogelijke pracht van een architectuur die was aangepast aan de omgeving en de plaatselijke materialen'[13]. Le Corbusier bleef evenwel de universele en eenmakende kwaliteiten van zijn structurele oplossingen benadrukken. Hij was duidelijk verliefd op de monumentale mogelijkheden van betonconstructies en had het moeilijk om openbare gebouwen te ontwerpen in een ander materiaal. Fundamenteel voor Le Corbusiers zoektocht naar gestandaardiseerde woningbouw was de zoektocht naar een gestandaardiseerde structuur ter ondersteuning. Zijn doel was de ideale structuuroplossing te vinden, en dit voor elk voorhanden zijnde materiaal.
    Het skelet, dat in zijn werk wordt teruggevonden, is gebaseerd op het domino-frame dat sinds 1914 in zijn werk is toegepast.[14] Dit skelet is opgebouwd uit een vloer-, een verdiepings- en een daktuinplaat, die via een eenvoudige dubbele trap verbonden zijn en ondersteund worden door slanke kolommen, die de vroegere structurele rol van de voorgevel en de muren hebben overgenomen. Dit geeft de architect een grotere vrijheid voor zijn ontwerpen. Het Maison Domino (en de hiervan afgeleide Villa Savoye) zijn 'symbolen van emancipatie', met hun implicaties van 'sociale vrijheid'.[15] Deze ontwikkeling liep parallel met Le Corbusiers verklaring over de 'vijf punten voor een nieuwe architectuur'. Zoals blijkt uit het Carpenter Centre sluipen soms structurele 'oneerlijkheden' in het werk van Le Corbusier. Hij bleek soms meer geïnteresseerd in kwesties als compositie en geometrische harmonie. Zoals hij zelf schreef in Towards a New Architecture: 'de ingenieur werd uitgewist en de beeldhouwer komt tot leven – contouren gaan verder dan het bereik van de praktische mens, de durvende man, de ingenieuze mens; zij vragen naar de plastische artiest.'[16]
    Terwijl Le Corbusier voornamelijk bekend is van zijn voorliefde voor beton, blijkt bij nadere beschouwing van zijn oeuvre een even grote passie voor staal. Staal vervulde een vooraanstaande rol in zijn visie op droogbouw.[17]
    De schoonheid van een gewelfd dak bestaat erin dat een huis kan worden opgebouwd uit herhaalde modules of cellen. Le Corbusier schreef: 'Het ontwerpen van zulk huis vereist extreme zorg aangezien de bouwelementen de enige architectonische middelen zijn.'[18] De gewelven worden niet door de muren gedragen, maar door massieve betonlateien. De compositie bestaat erin openingen te creëren in de parallelle muren om een spel te spelen tussen het solide en de openheid. De muren van de gewelfde huizen bestonden meestal uit steen of gestampte leem. Le Corbusier had zeer wel bepaalde ideeën over de te gebruiken types steen en de verbindingen. Le Corbusier hoopte dat de materialen en vormen van zijn gebouwen de bewoners zouden verheffen, door bepaalde levenswijzen aan te moedigen en te versterken.[19] Zo diende de interieurafwerking van elk uit aarde gebouwd huis extreem eenvoudig te zijn, waarbij hout en stenen tegels tot het primitieve gevoel van het geheel dienden bij te dragen, samen met het met gras bedekte dak. Le Corbusier was heel bekommerd om de manier waarop het lichaam op de kunst en de architectuur zou reageren. Hij geloofde dat de voornaamste middelen om gedachten te beïnvloeden, het beïnvloeden van het lichaam in het onbewuste was.[20] Le Corbusier deed daarom in zijn architectuur een beroep op de zintuigen en dit op verschillende manieren. Le Corbusier schreef over zijn plan van de 'stralende stad' dat er een balans was tussen mannelijke en vrouwelijke elementen. Hij definieerde mannelijke architectuur als 'sterke objectiviteit van vormen', terwijl vrouwelijke architectuur als 'grenzeloze subjectiviteit'.[21] Zijn architectuur werd een huwelijk tussen deze beide tegengestelde types. Le Corbusier had een voorliefde voor het maken van analogieën tussen gebouw en lichaam. Daarom gaf hij zijn gebouwen een kleurcode gebaseerd op de functie. Kleuren werden gebruikt om een verschillen aan te geven tussen de hoofd- en de bijstructuren,
    het lichaam en het gebouw. Hij nam antropomorfe vormen in zijn architectuur op om daarmee de psychologische impact op de bezoeker te maximaliseren.[22]
    De menselijke tastzin speelt in het werk van Le Corbusier een heel belangrijke rol. Hij geloofde dat: 'Aanraking is een tweede soort zien. Sculptuur en architectuur, wanneer hun vorm inherent succesvol kan worden gestreeld; inderdaad, onze handen worden naar hen toe gedreven'.[23]
    Le Corbusier koos voor de afwerking steeds voor schurende, onsympathieke en ronduit defensieve kwaliteiten, maar slaagde desondanks er toch altijd in om een heel comfortabele architectuur te maken, een architectuur waarin het lichaam zich ondersteund voelde. Hij maakte ook altijd gebruik van contrast en dit vaak op een heel sensuele manier. Het is namelijk zo dat de ervaring van zachte of schurende materialen wordt versterkt als deze tegenover elkaar worden geplaatst. Het gebruik van contrast is een welbekende techniek bij architecten en designers om de inherente schoonheid van uiteenlopende texturen en vormen tot uitdrukking te brengen; in het werk van Le Corbusier heeft het ook vaak een symbolische lading.
    Le Corbusier ontwierp deurklinken als uitnodiging tot aanraking en leuningen om het lichaam te ondersteunen. Hoewel zijn smaak in handgrepen en andere details veranderde gedurende zijn carrière, waren ze altijd glad en gebogen en prettig om aan te raken. Le Corbusier ontwierp deze duidelijk met de tastzin in gedachten.
    Le Corbusier schreef: 'Een nieuwe term heeft het oude woord meubels vervangen, dat stond voor traditie en beperkt gebruik. Die nieuwe term is "uitrusting".'[24] De meubels van het huis waren voor Le Corbusier 'human-limb objects'[25], met andere woorden een uitbreiding van het menselijk lichaam. Deze objecten zijn in proportie met onze ledematen en aangepast aan onze bewegingen. Zij hebben een gelijke schaal en passen in een module.[26] Deze nieuwe huiselijke uitrusting, die niet lang meer is gemaakt uit hout maar uit metaal, wordt gemaakt in fabrieken die gewoon zijn kantoorinrichting te vervaardigen. Samen met Perriand onderscheidde Le Corbusier vier verschillende wijzen van zitting, elk leidend tot een bijzonder stoeldesign. Zo heb je siege à dossier basculant, de fauteuil grand confort, chaise longue (de LC4) en siege tournant.
    Niet enkel onze handen zijn in contact met de structuur van een gebouw, maar ook onze voeten. Door de afwerking van de vloer kan een ordening worden aangebracht. Le Corbusier gebruikte vloervlakken om ruimtes van elkaar te onderscheiden.
    Kleur werd bij Le Corbusier symbolisch gebruikt om het humeur te beïnvloeden en de aanwezigheid van bijzondere architecturale elementen te versterken of te verzwakken. In zijn beginjaren deelde zijn architectuur het gedempte mediterrane palet en de uniforme gladheid van zijn vroegere puristische schilderijen. In het later werk van Le Corbusier, werden grote gekleurde vlakken geïntroduceerd in de oppervlakken van de meubels, die zo vaak zijn gebouwen bewoonde. Het creëren van harmonie door kleuren en het cederen van harmonie door proportie waren steeds parallelle processen.
    Een verder middel om het lichaam te beïnvloeden was door geometrie. In zijn vroege jaren, gebruikte Le Corbusier regulerende lijnen om harmonieuze ruimtelijke berichten te zenden naar de zintuigen; In zijn later werk zal de modulor bij deze taak helpen.
    Deze bespreking over hoe Le Corbusiers architectuur beroep doet op het lichaam zou incompleet zijn zonder een vermelding van het geluid. Het innerlijke oor was namelijk een ander deel van de menselijke anatomie waarvoor Le Corbusier grote interesse had, dat is ook de reden dat het geluid een belangrijke rol speelt in veel van zijn gebouwen. Le Corbusier was niet onmiddellijk geïnteresseerd om uniform licht te creëren. Hoewel hij van oordeel was dat licht en schaduw een vorm kracht gaven, hadden zijn ontwerpen nood aan een gerichte verlichting voor de creatie van schaduwen. Een voorbeeld waar enorm gespeeld is met licht en donker is in Le Notre Dame du Haut.] De tegenstelling tussen licht en donker was uiterst belangrijk voor Le Corbusiers werk, daarom hield hij ook steeds rekening met de 24-uren-dag, de beweging van de zon boven en onder de horizon. Zo werd het gebruikt voor de toegangssteen van Unité d'habitation in Marseille. Duidelijk zien is een thema dat steeds wordt herhaald in Le Corbusiers werk. De ontsporingen van betekenis tussen licht en kennis worden daarom vaak voorkomen in zijn wer Le Corbusier toonde in verschillende kleine schetsen 'de geschiedenis van ramen door de eeuwen heen'[27] aan, dit beschrijft hij als 'struggle for light'. Deze geschiedenis wordt geconcludeerd met het hoogtepunt van de beschaving, namelijk het horizontale raam, één van de vijf punten van een nieuwe architectuur en één van de vier raamtypes van Le Corbusier. Deze vier raamtypes zijn: het horizontale raam, het pan de verre, de brise soleil en de ondulatoire, zij zullen hieronder worden besproken.
    Le Corbusier was onvermurwbaar over de voordelen van het horizontale raam in termen van licht. [28] Hij spande zich erg in voor het onderzoek naar de verbetering van het raam, om zo de complexiteit te verminderen en er voor te zorgen dat ze makkelijker konden worden gebouwd.
    Le Corbusiers bedoeling was om zo veel mogelijk licht binnen te laten. Dit kon hij doen door het gebruik van zijn geliefde airconditioning. Zijn visie op de 'juiste ademhaling' vergemakkelijkte de ontwikkeling van de pan de verre, dat een bijna onbelemmerde toetreding van licht bood.
    Zoals wel vaker gebeurt, greep Le Corbusier terug op voorbeelden uit het verleden als zich een probleem aandiende. Zo vond hij de oplossing voor zijn oververhitte gevels in de loggia dat een echt brise soleil was. Deze brise soleil geeft koelte in de zomer en warmte in de winter. 'Gepositioneerd ten opzichte van de zon, zou de brise soleil, volgens Le Corbusier, helpen om 'een regel te brengen in de architectuur'. De brise soleil werd daar geplaatst waar zon en schaduw elkaar ontmoeten, volgens Le Corbusier een plaats van grote betekenis.Ondulatoires[bewerken] De ondulatiores werden voor het eerst gebruikt in La Tourette. Zij werden uitgevonden om geld te besparen, aangezien het glas direct in de betonnen frames kan worden geplaatst. Het basisdetail zou hergebruikt kunnen worden, maar zijn vorm zou bij elke situatie moeten herbekeken worden. Het is dus duidelijk dat de bepaling van zo een raam niet zo een simpele oefening was als het zou moeten zijn Le Corbusier onderscheidde verschillende soorten dakverlichting, afhankelijk van de onderscheiden doeleinden. De eerste dakverlichting was vaak schokkend naakt in zijn detail. Op een pragmatisch niveau voegde Le Corbusier vaak klassieke lichtbreuk ramen om licht en ventilatie te voorzien op dakhoogte. Reflectie heeft een belangrijke bijdrage bij de toegang van licht, maar het creëert ook mogelijkheden met de ruimte te spelen. In zijn vroegere huizen maakte hij hiervoor gebruik van spiegels. De reflectiemogelijkheden van water waren bij Le Corbusier ook steeds rijp voor toepassing. Hij beperkte zichzelf niet tot het gebruik van echt water om een subtiel en gevarieerd lichteffect te bereiken.
    Reflectie speelde ook een belangrijk deel in Le Corbusiers benadering van kunstlicht. Aan het einde van zijn carrière gebruikte hij lichtsystemen om de puurheid van de structuur te accentueren. Gedurende heel zijn carrière, had Le Corbusier een voorliefde voor uplighters. Dit licht creëert een hol en atmosferisch ruimtegevoel en zou daarom heel efficiënt zijn in de gewelfde huizen. Ze werden ook vaak gebruikt voor benedenniveau met pilaren, zo leek het gebouw erboven te zweven op een kussen van licht.[2 Centraal in Le Corbusiers design filosofie staat het idee van omkadering, hij dacht voortdurend in termen van kaders. Deze kaders zijn vaak gebaseerd op de modulor en kunnen vast, impliciet of doorschijnend zijn. Voor Le Corbusier gaf het creëren van kaders hem een kans om zijn bijzondere inzicht van ruimte te accentueren en te prijzen.[30]
    Het architecturale kader is een middel om de buitenomgeving naar binnen te halen in de omsloten ruimte. Van alle types ramen van Le Corbusier, is het horizontale raam het meest succesvol in het binnenbrengen van de omgeving, dit omdat de horizon zichtbaar is in een lang ononderbroken panorama. Het vierkante raam geeft daarentegen een zicht vooruit. Dit soort ramen heeft niets te maken met beweging, maar met het statisch zijn. Een ander type van omkadering is de opening. Het statische gebruik van de opening is heel karakteristiek voor Le Corbusiers benadering tot detail.[31] Le Corbusier laat de schaduw, de elementen van zijn architectuur benadrukken. Maar soms keert hij deze relatie ook om, door vormen van zijn architectuur eruit te halen en ze in licht te plaatsen. Le Corbusier wilde, passend bij zijn tendens naar ascetische eenvoud, het huis vrij maken van overbodige hoekjes en kantjes en wilde een gevoel van 'kalmte' creëren binnenin het huis door het gebruik van gegroepeerde zitplaatsen en oplossingen voor berging.
    Voor Le Corbusier was het raam een kader, waarvan de diepte en de randen oneindig veel mogelijkheden boden. Door het gebruik van perspectief, textuur en kleur en uitgekiende plaatsing van kaders, speelde hij een spel met de optische dieptewerking van de ramen.[32]





    27-08-2018 om 09:26 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 27 aug 1910 theresa

     

    27-08-2018 om 09:24 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 27 aug 1910 theresa

    27 aug 1910 Moeder Teresa, geboren als Agnes Gonxha Bojaxhiu (Skopje, 27 augustus 1910 – Calcutta, 5 september 1997), was een wereldbekende en controversiële katholieke zuster, stichteres van de Missionarissen van Naastenliefde en Nobelprijswinnares voor de vrede. Zij zette zich in onder de armsten der armen in India. De congregatie die ze in 1950 stichtte telde in 1995 meer dan 3.500 leden met 300 tehuizen in 25 landen.[bron?] In 2003 werd ze zalig verklaard en op 4 september 2016 heilig. Agnes Gonxha Bojaxhiu werd geboren in het toenmalige Ottomaanse Rijk (nu Macedonië) en groeide op in een prominent Albanees-katholiek gezin. Op 17-jarige leeftijd trad ze in de orde van Onze lieve vrouw van Loreto in Rathfarnham, Ierland. Een jaar later vertrok ze naar Calcutta in India waar ze onderwijzeres werd aan een meisjesschool. Zij koos daar de naam Moeder Teresa in verwijzing naar Theresia van Lisieux. Getroffen door het lot van de talloze dakloze zieken en stervenden, zwervende kinderen, hongerigen en leprozen besloot zij zich te wijden aan deze armsten der armen. Ze verliet met toestemming van Pius XII haar klooster en zette in Calcutta een wereldwijd bekend werk onder armen op, dat zij tot kort voor haar dood leidde. Ze stichtte de orde van de Missionarissen van Naastenliefde, een religieuze orde voor zusters in Calcutta. Een Nederlands tehuis van de Missionarissen van Naastenliefde, opgericht in 1977, bevindt zich te Rotterdam; een Belgisch tehuis werd in 1980 te Gent opgericht. In 1979 ontving zij voor haar werk de Nobelprijs voor de Vrede.
    In 2002 erkende het Vaticaan de genezing van een kwaadaardige tumor in de buik bij de Indiase Monica Besra als een wonder. Monica Besra getuigde dat zij, toen zij naar de mis ging, bij het binnengaan van de kerk een foto van Moeder Teresa zag en dat er lichtstralen uit haar ogen kwamen. Hierna voelde zij zich duizelig worden en werd ze door zusters in bed gelegd. De zusters legden een medaillon van Maria op haar gezwel. Zes uur later was ze genezen.[1] Hiertoe werden 113 getuigen gehoord en 35.000 pagina's aan documentatie verzameld. Er bestaat echter controverse over de waarheidsgetrouwheid van deze getuigen en documentatie.[2] [3] [4] Besra's artsen zeggen dat haar cyste en tuberculose door hun behandeling zijn genezen.[5] Op 19 oktober 2003 werd Moeder Teresa zalig verklaard door paus Johannes Paulus II. Bij de zaligverklaring op het Sint-Pietersplein in Vaticaanstad waren onder anderen de Franse premier Raffarin, de Franse presidentsvrouw Bernadette Chirac, koningin Fabiola van België en president Rugova van Kosovo aanwezig.[6] Op 4 september 2016, negentien jaar na haar overlijden, werd Moeder Teresa door paus Franciscus heilig verklaard tijdens een speciale mis op het Sint-Pietersplein.[7] Moeder Teresa werd zowel geprezen als bekritiseerd voor haar standpunten op het vlak van verantwoord ouderschap en de beschermwaardigheid van het ongeboren leven. De Belgische atheïst en filosoof Etienne Vermeersch schreef kritisch over Moeder Teresa omdat ze zich tegen kunstmatige contraceptie uitsprak, maar kreeg op zijn beurt kritiek van filosoof Herman De Dijn. [8] Journalist Christopher Hitchens schreef een kritisch boek over Moeder Teresa: The Missionary Position: Mother Teresa in Theory and Practice (1995), waarop de Belgische sinoloog en literator Simon Leys in 1997 reageerde. Eerst gebeurde dit via de lezersrubriek van de New York Review of Books[9] en nadien in een uitgewerkt essay The Hall of Uselessness (2011) waarin hij Hitchens' gebrek aan kennis van de christelijke traditie hekelde. In een artikel uit 2003 beweerde Hitchens dat Moeder Teresa gestolen geld zou hebben aangenomen van de Haïtiaanse dictator Jean-Claude Duvalier (in ruil waarvoor ze zijn bewind zou hebben geprezen) en van Charles Keating, een Amerikaanse bankier, die in 1989 door het faillissement van de spaarbank Lincoln Savings and Loan duizenden Amerikanen van hun spaargeld beroofde.[10]
    Onderzoekers van de Universiteit van Montreal hebben 300 documenten geanalyseerd en daarin details gevonden die zij in strijd achten met het positieve imago van Moeder Teresa.[5]
    Moeder Teresa is vele malen onderscheiden, onder meer met de volgende prijzen: 1962 - Ramon Magsaysay Award 1971 - Paus Johannes XXIII-vredesprijs 1971 - John F. Kennedy Award 1972 - Nehru Award 1973 - Templetonprijs 1978 - Balzanprijs 1979 - Nobelprijs voor de Vrede 1980 - Bharat Ratna 1984 - Damian Dutton Award 1992 - UNESCO-prijs voor Vredeseducatie 1996 - Ereburger van de Verenigde Staten Een veel door Moeder Teresa gebruikt motto:
    De vrucht van stilte is het gebed. De vrucht van het gebed is geloof. De vrucht van het geloof is liefde. De vrucht van liefde is dienstbaarheid. De vrucht van dienstbaarheid is vrede.
    Bij wijze van eerbetoon zijn heel wat zaken naar Moeder Teresa genoemd, met name in de Albanese wereld, waaronder de luchthaven van Tirana en het Sheshi Nënë Tereza in Tirana, de Bulevardi Nënë Tereza in Pristina, de Rruga Nënë Tereza in Pejë (Kosovo) en de Rruga Nënë Tereza in het eveneens Kosovaarse Gjakovë. De kathedraal van het bisdom Sapë in het Noord-Albanese Vau i Dejës heet eveneens de Moeder Teresakathedraal. Een McDonnell Douglas MD-11 toestel (registratie PH-KCI) van de KLM was vernoemd naar Moeder Teresa.[11] De Moeder Teresakerk in Hengelo is de enige Nederlandse kerk die naar haar vernoemd is. In 1969 maakte Malcolm Muggeridge voor de BBC een documentaire getiteld Something beautiful for God. Muggeridge raakte onder de indruk van het werk van Moeder Teresa, die voor deze documentaire werd gefilmd. Voor deze documentaire maakte men opnamen in een gebouw waar Moeder Teresa werkte, genaamd Het huis van de stervenden. De cameraman, Ken McMillan, gebruikte voor de opnamen binnen in dit huis een nieuw type Kodakfilm, dat hij nog niet eerder had gebruikt. Terug in Engeland bekeek men de opnamen en viel het op dat de beelden gemaakt in Het huis van de stervenden van zeer goede kwaliteit waren en elk detail zichtbaar was. De cameraman zei dat hij dat verbazend en buitengewoon vond en wilde vervolgens uitleggen dat de kwaliteit te danken was aan de nieuwe Kodakfilm. Muggeridge stelde dat het hier goddelijk licht betrof. Hij was ervan overtuigd dat hij getuige was geweest van een wonder en getuigde hierover in de media.[12]





    27-08-2018 om 09:22 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 27 aug 1958 tom lanoy

    & 

    27-08-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 27 aug 1958 tom lanoy

    27 aug 1958 Tom Lanoye (uitspraak: /lɑ'nwa:/[1]; Sint-Niklaas, 27 augustus 1958) is romancier, dichter, columnist, scenarist en theaterauteur. Hij woont en werkt in Antwerpen (België) en Kaapstad (Zuid-Afrika). Lanoye was de jongste zoon van een slager.[2] Hij bezocht in Sint-Niklaas het Sint-Jozef-KleinSeminarie College,[3] toentertijd nog een jongenscollege. Hij studeerde Germaanse Filologie en sociologie aan de Universiteit Gent. In die jaren was hij ook actief lid van het vrijzinnige Taalminnend Studentengenootschap (TSG) 't Zal Wel Gaan. Lanoye studeerde af op een scriptie getiteld De poëzie van Hans Warren. Hij publiceerde zijn eerste werk in eigen beheer, naar eigen zeggen: ‘zoals alle punkbands toentertijd deden: uit onvrede met de bestaande structuren, en om het vak van binnenuit te leren’.[bron?] Hij komt vaak op zowel radio als televisie, niet alleen in België, maar ook in Nederland. Verder treedt hij op in theaters met avondvullende bewerkingen van eigen romans of toneelstukken. Zijn provocerende uitspraken bezorgen Lanoye regelmatig publieke belangstelling. Hij identificeert zichzelf als atheïst. [4] Zijn literair werk is in meer dan vijftien talen gepubliceerd of opgevoerd. Sinds de vertaling van zijn roman Sprakeloos (La langue de ma mère, 2011) is hij ook doorgebroken in Franstalig België. Zes van zijn romans werden verfilmd, waarvan één, Het derde huwelijk, in het Frans (Troisièmes Noces). Op 20 januari 1996 lieten Lanoye en zijn Nederlandse partner René Los, onder grote mediabelangstelling, als eerste homo’s hun samenleefcontract inschrijven op een gloednieuw stadsregister. Een symbolische actie, bedoeld om de discussie rond het homohuwelijk te versnellen. Vanwege conservatieve tegenstand vond de ondertekening niet plaats in het beroemde stadhuis van Antwerpen, maar in het kabinet van de schepen (wethouder) van Burgelijke Stand en Emancipatie. Nadat België in 2003 als tweede land ter wereld (na Nederland) het homohuwelijk bij wet toeliet, trouwden Los en Lanoye officieel. Zonder pers, in het stadhuis. Vanaf 1981 tot 1982 vormde Tom Lanoye samen met James Bordello (= Peter Roose) een duo dat optrad als ‘de Twee Laatste Grote Poëtische Beloften Van Net Voor De Derde Wereldoorlog’. Ze traden op in Gentse studentencafés. Een jaar later nam het duo deel aan de Nacht van de Poëzie in Utrecht. Ook schreef Lanoye polemische stukken voor de tijdschriften De Zwijger, Propria Cures, Humo en ‘T Zwarte Gat — een studentenblad waarvan hij de hoofdredacteur was en dat maar vier nummers uitbracht. In 1985 verscheen zijn prozadebuut, de deels autobiografische verhalenbundel Een slagerszoon met een brilletje. Na een televisieoptreden in hetzelfde jaar bij Sonja Barendwerd hij een bekende Vlaming. Op zijn debuut volgde de prozawerken Alles moet weg (1988) en Kartonnen dozen (1991). Deze drie werken vormen samen De Wase Trilogie. In de statuten van de in 1992 opgerichte n.v. L.A.N.O.Y.E., het eenmansbedrijf van de schrijver, omschrijft hij zijn werk als 'alle vormen van teksten en schriftuur, zowel voor boeken, kranten, tijdschriften en andere drukwerken als voor toneelopvoeringen, cabaret- en zangvoorstellingen, dit alles onder eender welke vorm en in de meest ruime zin van het woord'.[bron?] In het buitenland[bron?] werd Lanoye opgemerkt als hedendaags dramaturg met zijn twaalf uur lange bewerking in verzen van acht stukken van Shakespeare, Ten Oorlog(1997). Ze ging in Duitse vertaling (Schlachten!) in première op de Salzburger Festspiele. In 1997 verscheen "Het Goddelijke Monster", het eerste deel van De Monster Trilogie. Later volgden "Zwarte Tranen" en "Boze Tongen". De trilogie werd i 2001 tot een televisieserie gemaakt.
    Naast Ten oorlog volgden andere bewerkingen van klassieke toneelstukken: Mamma Medea (vrij naar Euripides), Mefisto for ever (vrij naar Klaus Mann) en Atropa. De wraak van de vrede (vrij naar Euripides, Aeschylus, George W. Bush, Donald Rumsfeld en Curzio Malaparte). Die laatste twee stukken vormen begin en slot van De triptiek van de macht van regisseur Guy Cassiers. Ze werden in diens enscenering beide uitgenodigd op het Festival d’Avignon, dat in 2011 het duo opnieuw
    uitnodigde. Bloed en rozen, hun historische stuk over Jeanne d’Arc en Gilles de Rais stond vijf avonden in de prestigieuze Cour d’Honneur van het Palais des Papes, voor in totaal 10.000 toeschouwers. Van 2003 tot 2005 was Lanoye stadsdichter van Antwerpen, de eerste Belgische stad die een dergelijke functie openstelde. In deze functie schreef hij een gedicht dat geprint op een groot banier aan de zogenaamde Boerentoren, ‘Europa’s eerste wolkenkrabber', werd gehangen. Het gedicht is een liefdesverklaring van die toren aan middeleeuwse toren van de O.-L.-Vrouwenkathedraal. Later schreef Lanoye als 'respons' van de kathedraaltoren een klankgedicht dat werd ingezongen de volkszangeres La Esterella, met wie hij vaker samenwerkte. (Op haar uitvaart in 2011 sprak hij in diezelfde kathedraal een begrafenisrede voor haar uit). In 2007 werd Lanoye in Nederland als eerste Belg bekroond met de Gouden Ganzenveer voor zijn oeuvre en kreeg hij een eredoctoraat van de Universiteit Antwerpen. Eind 2009 verscheen zijn roman Sprakeloos, die handelt over de dood van zijn moeder - een amateuractrice die, na een beroerte, haar spraak verliest. De roman werd één van meest geprezen werken: het verscheen op de shortlists van de Gouden Uil, de Libris Literatuur Prijs, de AKO Literatuurprijs en won het de Gouden Uil Publieksprijs weg. In 2011 wordt het boek andermaal genomineerd, ditmaal voor de Boek-Delenprijs, die 'het Leesclub-boek van het Jaar' bekroont. Sprakeloos wordt dat jaar bekroond met de Henriette Roland Holst-prijs. In 2012, drie jaar na verschijning, eindigt Sprakeloos op de derde plaats bij een verkiezing van de meest populaire Vlaamse klassieker, na Louis Paul Boons De Kapellekensbaan (1953) en Van den vos Reynaerde (13e-eeuws epos). Op verzoek van de Stichting CPNB schreef Tom Lanoye in 2012 de novelle Heldere hemel als Boekenweekgeschenk. Tom Lanoye was de vierde Belgische auteur van het Boekenweekgeschenk, Hubert Lampo (1969), Marnix Gijsen (1978) en Hugo Claus (1989) gingen hem voor. Het was de eerste maal dat een Boekenweekgeschenk ook in Vlaanderen werd verspreid. Begin 2016 bundelt en bewerkt Lanoye zijn meest spraakmakende speeches en polemieken in de bundel Revue Lanoye. Filippica. Het boek bevat onder andere de artikelen die Lanoye wijdde aan een sindsdien beruchte zaak van Antwerps politiegeweld: de zaak-Jonathan Jacob. Op een twee weken durend festival in Oostende, waarbij diverse liefhebbergroepen aan de slag gaan met toneelstukken van hem, stelt Lanoye in mei ook zijn eigen muziekgroep voor: Bloednoot ©, een ‘impro-jazz-lit-trio’ met bassist Nicolas Rombouts en percussionist Teun Verbruggen. Hun enige spelregel luidt: ‘Wij repeteren nooit’. In 2017 kwam de verfilming van Sprakeloos uit in Vlaanderen en Nederland, geregisseerd door Hilde Van Mieghem en met als hoofdacteurs Stany Crets en Viviane De Muynck. Ook de Nederlanders Halina Reijn en Hans Kestings spelen een bescheiden rol. Stany Crets speelde eerder ook al een hoofdrol, toen aan de zijde van Peter Van Den Begin, in de allereerste Lanoyeverfilming Alles moet weg (1996), in een regie van Jan Verheyen en gebaseerd op Lanoyes gelijknamige romandebuut. Sprakeloos, de film wint op het Filmfestival van Oostende de Telenet Publieksprijs (2017). In 2017 koopt het Luikse productiehuis Frakas de filmrechten voor een Franstalige verfilming van Het derde huwelijk. Troisièmes Noces wordt uitgebracht in 2018, geregisseerd door David Lambert en met o.a. Bouli Lanners en Rachel Mwanza in de hoofdrollen. Het theaterwerk van Lanoye bestaat uit meer dan twee dozijn stukken. Meestal gaat het om typische ensemblestukken, voor meer dan zes, in sommige gevallen meer dan vijftien acteurs. Het kan gaan om oorspronkelijke stukken, zoals het absurde De Jossen, waarin alle personages ‘Jos’ heten, of om adaptaties zoals De Russen: een zes uur durende Tsjechov-bewerking die Lanoye schreef op vraag van Ivo van Hove (Toneelgroep Amsterdam) en waarin hij twee jeugdwerken van Tsjechov (Ivanov en Platonov) in elkaar schrijft, met inbegrip van vele nieuwe scènes.
    In de lente van 2015 voerde Lanoye een heuse theatertrilogie ten tonele. Eerst een bewerking van Shakespeares King Lear, voor Toneelgroep Amsterdam en regisseur Eric de Vroedt: Koningin Lear, met de Vlaamse Frieda Pittoors in de hoofdrol. Daarnaast een muziektheaterscript à la Bertold Brecht voor regisseur en hoofdrolspeler Josse de Pauw — een coproductie van KVS (Brussel), NTGent, Théâtre National (Bruxelles) en de Flat Earth Society (Gent) van componist Peter Vermeersch. De tekst verscheen gratis bij de krant De Standaard, in een oplage van vele tienduizenden. Tot slot het al gemelde GAZ In de herfst van 2017 ging bij Zuidpool (Antwerpen) Lanoyes bewerking van Christopher Marlowes Edward II in première, in een regie van Jorgen Cassier. Het stuk geldt als het eerste koningsdrama uit de Angelsaksische literatuur en handelt over de homoseksuele vorst Erward II en diens favoriet Gaveston. Lanoye schreef de bewerking op vraag van Zuidpool en gaf ze de langste titel uit zijn oeuvre mee: De felomstreden kroon en deerniswekkende dood van koning Edward II & zijn favoriet jonkheer Gaveston, onder wiens betovering hij zich afkeerde van zijn koningin en kroonprins, tot steeds grotere woede van de verzamelde adel en het voor de rest onwetende gewone volk (vrij naar Chr. Marlowe). De voorstelling toerde rond in Nederland en Vlaanderen, in dezelfde periode als waarin Lanoye tourde met zijn bijna twee uur durende bewerking van Ten oorlog(genaamd Solo Ten Oorlog), exact twintig jaar nadat Ten Oorlog in première was gegaan te Gent, in regie van co-bewerker Luk Perceval en gespeeld door de legendarische Blauwe Maandag Compagnie (Jan Decleir, Els Dottermans, Wim Opbrouck, Vic De Wachter, Jacob Beks, …) Tot het theaterwerk van Lanoye behoren ook zijn solo’s: geënsceneerde teksten van hemzelf, opgezet als toneelproducties, met licht- en klankregie, en meestal gespeeld in theaters in België en Nederland. Hij leest daarbij voor uit zijn werk. Het optreden kan echter niet worden gezien als een lezing, maar eerder als een literaire onemanshow. Van Sprakeloos op de planken maakte Lanoye een tweetalige Frans-Nederlandse productie, fifty-fifty in de beide talen, en telkens met boventiteling van de gesproken tekst in de andere taal. Na vijf uitverkochte voorstellingen in Théâtre National (Bruxelles) tourde de voorstelling in de herfst van 2013 door Franstalig België.





    27-08-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WAT WEET JE OVER DE DIJKEN

     

    26-08-2018 om 09:44 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WAT WEET JE OVER DE DIJKEN

    Een dijk is een door mensen aangelegde waterkering, die het achterliggende land beschermt tegen overstromingen. Van oudsher worden dijken niet alleen gebruikt als bescherming tegen hoog water, maar ook voor andere functies zoals hulpmiddel bij irrigatie en transport. Er zijn verschillende soorten dijken. Ze zijn grofweg onder te verdelen in zeewaterkerende, rivierwaterkerende en binnenwaterkerende lijnvormige landschapselementen.[1] Dijken zijn soms voorzien van wegverharding, zodat ze ook gebruikt kunnen worden als verkeersweg. Vermoedelijk werden de eerste dijken aangelegd in Soemerië tussen de Eufraat en Tigris en in Egypte langs de Nijl, enkele millennia voor Christus. Ook in Amerika en China vond ver voor het begin van de moderne jaartelling al dijkenbouw plaats. In Mesopotamië ontstonden stelsels van dijken en kanalen, waardoor het mogelijk werd om over te gaan op een productievere vorm van landbouw, irrigatielandbouw. Daarnaast werden dijken gebruikt om in de lente het smeltwater van de rivieren buiten de steden te houden. De dijken bestonden uit lage aarde wallen.[2] 3000 jaar geleden is de landbouw in Egypte tot stand gekomen. De landbouw vond plaats in de delta van de Nijl. Ook de Egyptenaren gebruikten al gedurende de eerste dynastie irrigatiesystemen voor landbouw. De dijken werden gebruikt om de bassins waarin het water voor de akkerbouw werd opgeslagen van elkaar te scheiden.[3] In het oude China werd tijdens de Zhou-dynastie de overstromingsvlakte van de Gele Rivier gecultiveerd met dijken en drainage. Zo was men ook beter beschermd tegen overstromingen. [4] De velden en terrassen hervormden niet alleen het landschap op grote schaal, maar ook de maatschappij. De constructiewerkzaamheden waren zeer kapitaalintensief en vereisten een grote mate van collectieve sociale organisatie. Dit stimuleerde een gecentraliseerd gezag met hiërarchische maatschappelijke verhoudingen, door WITTFOGEL de hydraulische samenleving genoemd. Ondanks grote geografische en culturele verschillen zijn er opmerkelijke overeenkomsten met de beschavingen die later ontstonden in Amerika. De Azteken leefden tussen 1200 en 1521 in het huidige Mexico. In de Vallei van Mexico lagen twee zoetwatermeren waarvan het water gebruikt werd voor de landbouw. Om te zorgen dat het water in de meren niet besmet raakte door zout water werden dijken gebouwd. Dankzij de dijken konden de meren geschikt blijven voor de landbouw. De dijken maakten onderdeel uit van het irrigatiesysteem dat gebruikt werd voor de landbouw. Naast dijken bouwden de Azteken ook aquaducten om het water naar de akkers te transporteren.[5]
    Nederland rond 800 n.Chr., met het centraal gelegen Aelmere, in deze afbeelding een echt binnenmeer. Uit het geïsoleerd gelegen Aelmere ontstond na een paar grote overstromingen en door het droogleggen, inklinken en afgraven van het omringende veen, enkele eeuwen later de Zuiderzee. Omdat het zeeniveau sinds het begin van onze jaartelling met zo'n 2 meter is gestegen, en omdat de bodemdaling over dezelfde periode door inklinking en ontginning toenam, zijn de contouren van de Lage Landen de afgelopen 2.000 jaar sterk veranderd. Naar verwachting zullen deze contouren de komende honderden jaren blijven veranderen.
    Zo'n 2000 jaar geleden bestond de kust van Nederland en België uit een brede duinenrij, die hier en daar onderbroken werd door zeegaten waardoor rivierwater in zee uitstroomde. Achter de duinenrij lag een met kreken dooraderd schorren- en slikkenlandschap dat uit natte klei of veen bestond. Al voor de Romeinse tijd hebben mensen sommige van deze gebieden, bijvoorbeeld in Friesland, in gebruik genomen door terpen en eenvoudige dijkjes aan te leggen. Opgravingen hebben laten zien dat in de periode tussen 40 en 120 na Chr. sommige van deze dijkjes van klepduikers waren voorzien, waarmee overtollig regenwater afgevoerd werd.[6] De Romeinen begonnen met de aanleg van dijken en dammen om de loop van bepaalde rivieren zo te veranderen dat ze beter bruikbaar werden voor vervoer per schip. Met afwateringskanalen werden
    gebieden ontwaterd en geschikt gemaakt voor landbouw. Na het vertrek van de Romeinen uit de Lage Landen zijn deze waterbouwkundige werken in verval geraakt. Natuurlijke processen maakten dat het schorren- en slikkenlandschap zich weer snel in haar oorspronkelijke staat kon herstellen.[7] Na het vertrek van de Romeinen wisten stormen en overstromingen de sporen van hun aanwezigheid in de Lage Landen in korte tijd praktisch geheel uit.
    In de zevende eeuw werd een begin gemaakt met het aanleggen van dijken ter bescherming tegen de zee. Rond het jaar 1000 maakte men in het rivierengebied van de Nederlanden een aanvang met de aanleg van dijken om de loop van rivieren te beheersen. Het gebied dat in de twee eeuwen daarna bedijkt werd, wordt wel "Oudland" genoemd. Het hier aanwezige veen klonk door ontwatering zoveel in dat er soms reliëfinversie optrad; de zandbodems van de getijdekreken kwamen dan uiteindelijk hoger te liggen dan het omringende maaiveld. Na het inklinken van het hoger gelegen veenging het grootste deel van het Nederlandse veenlandschap in de periode rond 1000 na Chr. over in een rivierenlandschap.[8] Het gebied dat na circa 1200 werd bedijkt, wordt "Nieuwland" genoemd. Dit waren kwelders waar het veen al verdwenen was en waar slechts geringe inklinking optrad. In het rivierengebied vond veel van de bedijking plaats in het kader van de Grote Ontginning. In het jaar 1014 werd de kust getroffen door een stormvloed waarna men met name in Zeeland en Friesland begon met de aanleg van zeedijken. Omstreeks de twaalfde eeuw kwam het waterbeheertoezicht en de controle op het onderhoud van dijken en andere waterwerken in handen van heemraden, aanzienlijke burgers die het waterbeheer van verschillende gebieden op elkaar afstemden. Later kwamen hier waterschappen of hoogheemraadschappen uit voort. Tussen 800 en 1250 ging het de Nederlanden economisch voor de wind waardoor de Nederlandse bevolking zich kon vertienvoudigen. De komgronden aan de kust en langs de rivieren groeiden door slibafzetting langzaam aan. De rivier- en zeeklei kon afgegraven worden of het nieuwe aangeslibde land kon in droge perioden en bij een lage waterstand als weidegrond gebruikt worden. Daarnaast konden de komgronden ook gebruikt worden om wilgentenen of riet op te telen of om andere lucratieve activiteiten mee te ondernemen. De dijkenbouw werd in deze vroegste periode voor het grootste deel door kloosterorden georganiseerd. In de twaalfde eeuw werd ook duidelijk dat dijkenbouw gevolgen had voor het landschap. Zo begon het Zwin dicht te slibben door de bedijking. In 1250 was de Westfriese Omringdijk aangelegd die ten noorden van Alkmaar een groot gebied moest beschermen tegen het opdringende water van de Zuiderzee. In 1277 was het landschap dusdanig veranderd door menselijke invloeden dat de duinen niet meer voldoende bescherming boden, wat tot het ontstaan van een nieuw type dijk leidde: de zeedijk.[7] In dat jaar brak de dijk bij Jansum en Wilgum door waardoor de Dollard ontstond. In dezelfde periode werden in de zuidelijke en noordelijke Nederlanden steeds meer rivieren bedijkt om ervoor te zorgen dat de stroom niet meer ver buiten zijn oevers zou treden.
    De strijd tegen het water was een moeizaam en taai gevecht, mede omdat de effecten van de ingrepen niet altijd ingeschat konden worden. Bedijking van kwelder- en kustveengebieden zorgde ervoor dat tijdens stormen het zeewater niet meer over de kwelders kon uitstromen. Hierdoor steeg de stormvloedhoogte, waardoor de kans op dijkdoorbraken toenam. Deze vonden dan ook veelvuldig plaats. In het jaar 1404 waren er dijkdoorbraken die Zeeland en Vlaanderen troffen en in West-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen zorgden voor een landverlies van 3000 hectare. De graaf van Vlaanderen gaf opdracht tot aanleg van de Graaf Jansdijk die nog steeds bestaat. Om het werk aan de dijken en sluizen te coördineren, werden in Vlaanderen wateringen opgericht die als voorbeeld dienden voor de waterschappen en hoogheemraadschappen in Holland en Friesland. Door dit alles veranderde de sociale en economische structuur en daarmee heeft het grote invloed gehad op de geschiedenis, onder meer door de collectiviteit die noodzakelijk was bij de bescherming van het in gebruik genomen land tegen het water. Dit heeft voor een mentaliteit en bestuursvorm gezorgd die, met de geografisch gunstige ligging aan zee en waterwegen, heeft bijgedragen aan het latere succes van de Nederlandse
    handel. In 1440 begon men in Noord-Holland met het stutten van dijken met houten planken ter versteviging. Een dijk bleef zo beter op zijn plaats en brak minder snel door. Deze dijken werden in de Kop van Noord-Holland Holzungen genoemd. Het rivierenlandschap ging in de dijkperiode tot 1500 langzaam over in een landschap van polders die zich achter de eerste lage winterdijken bevonden. De oude winterdijken boden doorgaans slechts een minimale bescherming tegen hoogwater langs brede rivieren en tegen overstromingen van kwelders en schorren tijdens springtij en stormvloeden.[9] In de zestiende eeuw begon men steeds vaker zeedijken op door dijkval bedreigde plaatsen te voorzien van een extra inlaagdijk. Ook werden meer afdekmaterialen gebruikt om dijken te verbeteren. In het jaar 1555 brak de laatste dijk rond de stad Reimerswaal waardoor het water tot aan de stadsmuren kwam te staan. In 1570 was er voor de derde maal een allerheiligenvloed, deze veroorzaakte massale dijkdoorbraken met vele honderden doden en tienduizenden daklozen. In Friesland worden de dijken onder leiding van de Spaanse krijgsoverste Caspar de Robles hersteld. De dijkenbouwer Andries Vierlingh publiceerde in de zestiende eeuw zijn Tractaet van dyckagie waarin alle aspecten van de waterbouwkunde behandeld werden. Vierlingh waarschuwde nadrukkelijk voor het gevaar dat de verwaarlozing van het dijkonderhoud kon opleveren. Het Tractaet van Vierlingh werd tot het eerste ontwerpplan van Cornelis Lely voor de Afsluitdijk uit 1891, als een belangrijk standaardwerk op het gebied van de waterbouwkunde beschouwd.[10] In de Zuidelijke- en Noordelijke Nederlanden werden in kader van belegeringen en ter bescherming in de Tachtigjarige Oorlog regelmatig dijken doorgestoken. In het jaar 1574 gebeurde dit rond de stad Leiden tijdens het Leidens ontzet. Het doorsteken van de dijken had bij zoet rivierwater als bijeffect dat het land vruchtbaarder werd door depositievan sedimenten. Zeewater daarentegen zorgde voor jaren van gedwongen braaklegging. Gedurende het Twaalfjarig Bestand werd in West-ZeeuwsVlaanderen veel land opnieuw bedijkt om de vruchtbare grond opnieuw in gebruik te kunnen nemen voor de landbouw. 17.500 hectare werd zo opnieuw gewonnen, gelijk aan 60% van de totale oppervlakte van West-Zeeuws-Vlaanderen. Het bedijken stopte noodgedwongen toen in 1621 de oorlog hervat werd.[11] In 1675 brak de Westfriese Omringdijk, dat was de laatste maal dat in de kop van Noord-Holland een ernstige overstroming plaatsvond. In de eerste helft van de achttiende eeuw bleek in de Noordelijke Nederlanden de houten dijkbeschoeiing door de paalworm zodanig aangetast dat deze overal vervangen moest worden door stortsteen.
    Na de Franse Revolutie en onder invloed van de Verlichting, maakte de waterbouwkunde na de achttiende eeuw een steeds snellere ontwikkeling door. In de achttiende en negentiende eeuw werd de techniek om zeedijken met zinkstukken te versterken verder verbeterd.[12] De zinkstukken ter versteviging van de dijkvoet werden van gevlochten wilgentenen en afgedankte visnetten gemaakt. Ze bestaan anno 2018 nog steeds vooral uit rijshout, maar er wordt nu geotextiel, een sterke geweven kunststofdoek, aan toegevoegd. Afzinken gebeurt door er stenen op te storten. In deze periode leverden dijkdoorbraken door stormvloeden en overstromingen van polders langs de Zuiderzee voor de veiligheid van de bevolking het grootste probleem op. Het plan van waterbouwkundige Hendrik Stevin uit 1667, om de Zuiderzee met een zware zeedijk af te sluiten werd in de negentiende eeuw opnieuw bekeken. Als door de bouw van een zware zeedijk de kwetsbare kustlijn langs de Zuiderzee aanzienlijk verkort kon worden verminderde dat het risico op overstromingen sterk.
    Na de stormvloed van 1916 nam de Nederlandse overheid het besluit om de toegang tot de Zuiderzee af te dammen door tussen het eiland Wieringen en de Friese westkust een zware dam of zeedijk te bouwen. De Afsluitdijk zou met behulp van de modernste, beproefde technieken gebouwd worden volgens een ontwerp van Cornelis Lely uit 1891. Het ontwerp van Lely werd kritisch bekeken en op enkele punten verbeterd door een commissie onder leiding van de natuurkundige Hendrik Lorentz. Met de bouw van de Afsluitdijk werd in 1927 begonnen en dijk werd op 28 mei 1932 gedicht.
    Van de Zuiderzeewerken werden na de Afsluitdijk het eerst de IJsselmeerpolders de Wieringermeer en de Noordoostpolder ingepolderd, resp. in 1930 en 1942.
    In de Tweede Wereldoorlog werden tijdens de slag om de Schelde begin oktober 1944 door de geallieerden een aantal zeedijken op het Zeeuwse eiland Walcheren doorgestoken. De strijd om Walcheren begon op 3 oktober 1944 met het eerste zware bombardement op Westkapelle en de Westkappelse Zeedijk. Daarna volgde een reeks bombardementen op 7, 11, 17 en 29 oktober op Westkapelle, op Veere en op de Nolledijk bij Vlissingen, de bunkercomplexen van de Duitse Atlantikwall rond Fort Rammekens en op Ritthem in het Sloegebied. De inundatie van Walcheren moest voorafgaand aan de grootscheepse amfibische landingsoperatie op Walcheren uitgevoerd worden. De slag om de Sloedam begon op 30 oktober met zware artilleriebeschietingen vanaf zee. Op 1 november waren Westkapelleen Vlissingen bevrijd, waarna Zoutelande en andere dorpen volgden. De Duitsers boden hevig weerstand, gebruikten in Vlissingen veel verdekt opgestelde scherpschutters en zetten regelmatig de tegenaanval in, waarbij het hen soms lukte verloren gebied terug te winnen. Middelburg, Koudekerke en Veere werden als laatsten op 6 en 8 november bevrijd. De schade die de nazi's hadden aangericht was enorm. Het zou, mede door een gebrek aan materieel en hout voor het bouwen van zinkstukken, tot 5 februari 1946 duren tot alle gaten in de dijken definitief waren gedicht.[13] [14] [15] Na de Tweede Wereldoorlog werd de uitvoering van de Zuiderzeewerken voortgezet en volgden de inpolderingen van de Flevopolders, waarvan de inpolderingen van Oostelijk Flevoland en Zuidelijk Flevoland in 1957 en 1967 gereedgekomen zijn. In het jaar 1953 zijn in het zuidwesten van Nederland veel dijken doorgebroken. Deze gebeurtenis wordt de watersnoodramp genoemd. Naar aanleiding van deze grootschalige overstroming is het Deltaplan opgesteld en zijn de deltawerken in Zeeland en Zuid-Holland aangelegd. De veiligheidsnormen voor de dijken zijn in Nederland bijgesteld en sindsdien wordt er meer aandacht besteed aan het dijkonderhoud.[16] In Vlaanderen waren er in 1976 overstromingen doordat de Schelde buiten haar oevers trad. De rand van de stad Antwerpen en een deel van de provincie West-Vlaanderenkwamen onder water te staan. Om te voorkomen dat de Schelde nog eens buiten haar overs zou treden, heeft de Belgische overheid het Sigmaplan ontwikkeld. Het Sigmaplan moet ervoor zorgen dat de Scheldedijken opgewassen zijn tegen stormvloeden.[17]
    Voordat een dijk aangelegd kan worden, dient er eerst aan grondverzet gedaan te worden, omdat de dijk zijn functie niet optimaal kan vervullen indien de ondergrond niet voldoende waterdicht is of te slap is om het gewicht van de dijk te dragen. Na het grondverzet wordt er indien nodig een laag klei vermengd met zand gestort om de ondergrond voldoende waterdicht te maken. Daarna kan de dijk aangelegd worden. Eerst wordt de kern aangelegd en vervolgens wordt deze afgedekt met bekleding om de dijk voldoende stevigheid te geven
    Een dijk is opgebouwd uit verschillende delen. De binnenteen (ook wel hiel genoemd) en buitenteen zijn de onderranden van de dijk. De buitenteen ligt buitendijks en de binnenteen binnendijks. De kruin is het hoogste gedeelte van de dijk.[19] De kruinhoogte wordt bepaald aan de hand van het overstromingsrisico en de breedte bedraagt minimaal drie meter.[20] Het buitentalud is een schuin aflopend deel tussen de buitenteen en de kruin. Het buitentalud geeft stevigheid aan de dijk zodat de dijk niet doorbreekt. Het binnentalud is een schuin gedeelte tussen de binnenberm en de kruin. Dit gedeelte dient samen met de buitenberm golfslag die over de dijk heen slaat op te vangen.[21] De doorstroom van het water kan de buitenberm verzwakken. Het risico dat golven de buitenberm
    aantasten is gering met uitzondering van erosie.[22] In het buitentalud ligt bij de buitenteen een plasberm of kreukelberm. Deze berm dient ter ondersteuning van de glooiingsconstructie, die vaak uit gezette steen bestaat en dus een behoorlijk gewicht is. Halverwege het buitentalud ligt de buitenberm. Deze wordt meestal ontworpen ter hoogte van de ontwerpwaterstand. De functie van de buitenberm is het verminderen van de golfoverslag. Daarom komt een buitenberm ook meestal alleen bij zeedijken voor. Aan de binnenteen van een dijk wordt soms een brede, lage berm van klei aangebracht. Deze dient om piping tegen te gaan. Dergelijke bermen worden meestal bij rivierdijken aangetroffen. Bij hoge dijken wordt soms ook halverwege het binnentalud een berm aangebracht. Deze is alleen nodig om de aanleg en het onderhoud te vereenvoudigen. Moderne dijken bestaan meestal uit een kern van zand met daaroverheen een kleilaag van 80 – 100 cm. In oude dijken wordt soms ook veen of klei in de kern aangetroffen. Onder de dijk ligt een zogeheten onderzeese oever die de dijk moet beschermen tegen golfoverslag. Deze oever is gemaakt van kunststofmatten of van een slecht waterdoorlatende grondsoort. De onderwaterkade ligt onder de waterspiegel en is ervoor bedoel om de golven te breken. Deze kade kan van zand gemaakt zijn maar wordt meestal gemaakt van kunstmatige materialen. De punten waar de golven de dijk raken zijn vaak extra beschermd met afdekmateriaal.[23] In een dijk kan een coupure (dijkgat) worden aangebracht. Een dijkgat is een opening die in een dijk is aangebracht. Dit kan verschillende reden hebben. Een reden kan zijn dat het verkeer doorgang krijgt. Een coupure kan bij dreigend hoog water met schotbalken worden afgesloten: tussen twee rijen planken wordt klei gestort zodat de opening in de dijk tijdelijk gesloten is.
    Een dijk heeft onder de waterspiegel een aantal onderdelen die de dijk beschermen tegen erosie en de golven breken Het gebied dat tussen het water en de dijk ligt, wordt buitendijks gebied genoemd. Dit gebied wordt niet beschermd door de dijk. In Nederland bedraagt dit ongeveer 2,2% van het grondoppervlak. Buitendijkse gebieden worden gebruikt voor de afvoer en berging van water. Tegenwoordig worden er in het buitendijkse gebied tevens huizen gebouwd en er wordt gerecreëerd. De meeste overheden stellen beperkingen aan het bouwen buitendijks. De waterafvoer mag bijvoorbeeld niet belemmerd worden. Er mag ook niet gebouwd worden in gebieden waarvan het waterpeil verhoogd kan gaan worden. Mensen die buitendijks wonen, dragen in Nederland zelf het risico voor overstroming. Op een dijk zelf wordt bekleding aangebracht. Deze bekleding kan natuurlijk zijn in de vorm van gras, maar kan ook uit kunstmatige materialen bestaan. Dijken worden bekleed om verschillende redenen, maar de belangrijkste functie van het bekleden is het tegengaan van erosie door golfoverslag. Bovendien vergroot het de waterdichtheid. Daarnaast zorgt de bekleding van een dijk ervoor dat de dijk gebruikt kan worden voor overige functies en kan het een beperking in het onderhoud opleveren. Ook kan de bekleding een rol spelen in de esthetische waardering van een dijk, zoals de inpassing in het landschap. Dijken die niet intensief gebruikt/belast worden, worden in de meeste gevallen bekleed met gras. Wanneer gras niet genoeg bescherming biedt wordt er gebruikgemaakt van andere materialen zoals doorlaatstenen, puin, asfalt, gabions en speciale kunststof matten. De keuze van het materiaal hangt af van het overstromingsrisico en het soort dijk. Daarnaast spelen de kosten en het uiterlijk een rol in de bepaling van het afdekmateriaal. Wanneer één materiaal niet voldoende functievervulling geeft kan er een combinatie van materialen gebruikt worden om de dijk aan de functie te laten voldoen.[24] Behalve dat bij dijken vaak kolken te zien zijn die ontstonden bij doorbraken, worden er soms ook vijvers gegraven. Onder andere in China worden vijversystemen bij rivieren gebruikt voor de landbouw. In deze vijvers wordt aan aquacultuur gedaan en de watervoorraad kan ook gebruikt worden voor de irrigatie van gewassen. Dit soort constructies ligt meestal buitendijks. De belasting van de dijken wordt dankzij de vijvers lager doordat de rivier meer ruimte krijgt.[25]
    Wanneer een dijk niet voldoende stevigheid heeft om de druk van het water te weerstaan, kan hij door civiel technische ingrepen verstevigd worden. Er zijn verschillende manieren om een dijk te verstevigen. De methode hangt af van de druk die het water op de dijk uitoefent, het overstromingsrisico, het budget, de effecten op het milieu en de beschikbare ruimte. Een oude methode is het aanbrengen van een binnenberm zoals bij een zeedijk. Daarnaast kan een dijk verstevigd worden of er kan een ander materiaal gebruikt worden voor de afdeklaag. Bij het verbreden wordt er van verschillende materialen gebruikgemaakt zoals kleikorrels, schuimbeton, Polystyreen schuim en flugzand. Een methode die gebruikt wordt voor het versterken van een dijk is het aanleggen van een steunberm. Deze steunberm bestaat uit kunstmatige materialen zoals cement en beton. Bij slappe gronden kan er bodemdaling optreden vanwege het gewicht van de steunberm.[ Dijken kunnen versterkt worden met behulp van een damwand, die ervoor zorgt dat de dijk meer waterdicht wordt. Een damwand wordt in sommige gevallen in combinatie met een afdichtsysteem geplaatst. De damwand zorgt tevens dat de dijk stabieler is. Het buitentalud en de kruin worden stabieler, wat als gevolg heeft dat de grondwaterstand in de dijk daalt waardoor het binnentalud steviger wordt. Damwanden worden in sommige gevallen gebruikt om te zorgen dat een dijk verhoogd kan worden. Een damwand kan ook dienen als stabilisator wanneer er werkzaamheden in de nabije omgeving plaatsvinden.[27]
    Een andere methode die gebruikt wordt om een dijk te verstevigen is door de dijk te wapenen met geotextiel. Deze methode wordt gebruikt wanneer de ondergrond niet stevig genoeg is om de dijk te dragen of wanneer objecten ervoor zorgen dat het binnentalud niet onder de juiste hoek kan worden aangelegd. De hoek waaronder het talud staat is dan te scherp.[26] Een dijk kan versterkt worden door het toevoegen van cement aan de kern van de dijk. Dit kan zowel bij kernen bestaand uit klei als bij kernen bestaand uit zand. De kern wordt dan vermengd met cement, waardoor de dijk steviger wordt en minder water doorlaat. Het cement kan wel gaan uitlopen na verloop van tijd.[26]
    Dijken kunnen versterkt worden door het inspuiten van zandgaren tijdens de aanleg van het binnentalud. Dit zandgaren vormt sinusvormige draden. Deze draden veranderen door de uitgeoefende druk in een pakket van kunststofkorrels. Deze methode heeft als voordeel dat er schuine taluds gecreëerd kunnen. Het nadeel van deze methode is dat er geen nieuw stuk aan de dijk gebouwd kan worden, terwijl het kunststof gevoelig is voor olie en chemicaliën. Wanneer de hellingshoek minder dan 60 graden is kan de dijk bekleed worden met gras.[2 Onder een dijk stroomt water, wat ook wel een kwelstroom genoemd wordt. Wanneer er te veel kwel onder de dijk wegstroomt kan dit een dijk instabiel maken. Het kwelwater kan afgevoerd worden door middel van afwatersloten die binnendijks liggen. Om kwelstromen in dijken te verminderen kunnen kwelschermen geplaatst worden. Bij een gemiddeld of laag waterpeil in een rivier ondervinden dijken geen problemen door de kwelstroom, bij hoog water is de kwelstroom intensiever. Afhankelijk van het type dijk en de ondergrond worden er verschillende type kwelschermen gebruikt. Er kunnen stalen damwanden in de dijk geplaatst worden en cementinjecties vermengd met klei gegeven worden om de kwelstroom te verminderen. Daarnaast kan er kunststoffolie in de dijk geplaatst worden en kan er een kleilaag aangelegd worden.[28]
    Een voorbeeld om de dijk te versterken zijn de maatregelen die de gemeente Oostende (aan de Belgische kust) heeft getroffen. In dit voorbeeld heeft Oostende op strategische plaatsen aanpassingen gedaan op de dijk om hem, indien er zich noodweer voordoet, te verhogen met 30
    centimeter. Dit betrof een lokale ingreep. Het brandweercorps onderhoudt de dijk en zorgde voor de civieltechnische aanpassingen die nodig waren om de dijk met 30 centimeter te kunnen verhogen.
    Deze methode wordt gebruikt in Scandinavië en Japan. In Nederland is ze voor het eerst in 2009 in gebruik genomen. Bij deze methode wordt de grond vermengd met cement in plaats van dat het cement als een blok in de dijk wordt aangebracht. De mixed-in-place-methode zorgt voor bodemverbetering, wat de kans dat het binnentalud instort verkleint. Er kan bodemvervorming optreden wanneer het cement met het zand en de klei in de dijk vermengd wordt.[29]
    Deze methode maakt gebruik van grassen die in blokken op dijken geplant worden. Vetiver (Chrysopogon zizanioides) wordt gebruikt bij de versteviging van rivierdijken. De grassoort wordt vaak gebruikt in combinatie met de grassoort Cyperus rotundus. Vetiver beschermt daarnaast tegen golfoverslag. Wanneer een dijk met vetiver beplant wordt, kan deze een stijging van het waterpeil van 90 centimeter opvangen. Vetiver is een grassoort die alleen groeit in tropische en subtropische klimaten, waardoor het alleen in deze districten gebruikt kan worden als methode tegen erosie. In Noord-Europa is deze methode dus niet toepasbaar. Voor zeedijken is ze ook niet toepasbaar, omdat het gras slechts voor kortere tijden zout water kan verdragen. Vetiver wortelt tot een diepte van 6 meter en vormt een wortelnet in de dijk zelf. Deze wortels houden de grond vast en hebben een soortgelijke werken als wanneer zandgaren ingespoten wordt in een dijk. Doordat de wortels een web vormen wordt tevens de dijk minder waterdoorlatend. De grassoort houdt golfoverslag tegen doordat het gras, wanneer het dicht op elkaar geplant is, het water afremt waardoor de golf geen schade kan aanrichten aan het achterland.[3 Dijken moeten onderhouden worden om hun functie te kunnen blijven vervullen. Dijken die bedekt zijn met gras dienen gemaaid te worden. Wanneer dit niet gebeurt kunnen ongewenste zaailingen zich vestigen op de dijk, wat schade kan opleveren door de wortels. Het maaien kan zowel machinaal als door middel van beweiding gebeuren. Voor de kwaliteit van de vegetatie is het belangrijk dat het maaisel wordt afgevoerd.[31] Bij dijken moet de bekleding om de zoveel tijd vervangen worden, afhankelijk van het soort bekleding en de belasting die de dijk te verduren heeft. Wanneer de bekleding te veel is beschadigd kan er gemakkelijker water doorheen stromen. Daarnaast moeten de taluds van een dijk hersteld worden om te zorgen dat deze niet te vlak worden. Dijken worden in de meeste landen geïnspecteerd op hun functionaliteit. Om te controleren of een dijk onderhoud behoeft worden er controles uitgevoerd. Bij een dijkinspectie kunnen verschillende parameters zoals waterspanning, temperatuur en vochtgehalte gemeten worden. Hoe een inspectie verloopt verschilt per land. In het testcentrum de IJkdijk zijn toekomstige methodes getest die gebruikt kunnen worden. De mechanische eigenschappen en afwijkingen in een dijk kunnen bijvoorbeeld met de hulp van microelektromechanische systemen (MEMS) opgespoord worden. Met behulp van infraroodcamera's kunnen bewegingen in een dijk, zoals kwelstromen en fauna, worden gedetecteerd aan de hand van het temperatuurverschil. Een andere methode om bij een dijkinspectie afwijkingen op te sporen en meten maakt gebruik van glasvezelkabels. Wanneer er iets in de dijk verandert, veranderen de impulsen die door de glasvezelkabel lopen en kan dit waargenomen worden. Daarnaast kunnen dijken geïnspecteerd worden met behulp van een laser. Deze laser maakt een tekening van de dijk, waardoor afwijkingen in de dijk, zoals gaten van de muskusrat, opgespoord kunnen worden. Daarnaast kan een dijk geïnspecteerd worden door het aanbrengen van sensoren in de dijk. Deze sensoren kunnen zaken als het vochtgehalte en de temperatuur van de dijk meten.[32] Als golven tegen een dijk slaan treed er gemakkelijk erosie op. Door erosie kan een dijk instabiel worden en kan er verzakking optreden. Ook zal de afdeklaag zijn functie verliezen. Erosie begint sluipenderwijs. Golfslag, al dan niet gemengd met sediment en puin, slaat tegen de dijkbekleding, waardoor scheuren ontstaan die de constructie ondermijnen. Er ontstaan holtes die de aanzet zijn voor
    verdere erosie. De ondermijning neemt hierdoor toe. Bij erosie van de afdeklaag ontstaat er een poel met water. Dit water zal infiltreren in het dijklichaam. Indien als gevolg van ondermijning en infiltratie de dijk zijn stevigheid verliest vinden er verzakkingen plaats waardoor golfoverslag op treedt. De dijk zal vervolgens op een geërodeerde plek doorbreken. De plaats waar de eerste erosie ontstaat valt in veel gevallen samen met de plek waar de impact van de golven het grootst is. Met behulp van een formule kan men berekenen waar als eerst erosie op een dijk optreedt.
    Dklap is de diepte waar de golf het eerste neerkomt onder de gemiddelde waterspiegel. Hs is de hoogte die de golf heeft wanneer de teen (onderste deel buitentalud) geraakt wordt. α is de hellingshoek van het talud van de dijk. Sop is de snelheid van de golf. Er bestaat een verband tussen de lengte van de erosieplek en de hoeveelheid materiaal van de dijk (erosievolume) die erodeert. Met behulp van een formule kan de hoeveelheid weggeslagen materiaal berekend worden.[33] Vanuit de dijk kan erosie optreden door kwelstromen die door de dijk lopen. Het verhang in de dijk kan een waterdruk opleveren die erosie veroorzaakt. Dit wordt in de waterbouwkunde piping genoemd. Wanneer de waterstromen erosie horizontaal door de dijk heen veroorzaken ontstaan er kanaaltjes waar steeds meer water doorheen loopt. De aanwezigheid van holen van dieren, slecht afdekmateriaal, heterogeen materiaal en de aanwezigheid van boomwortels kunnen erosie van binnenuit versnellen. Erosie kan ook ontstaan door snel stromend water dat onder de waterspiegel stukken dijk weg neemt. Het talud van de dijk wordt hierdoor instabieler. Wanneer er veel materiaal weggeslagen is kan dijkval ontstaan. Deze vorm van erosie is afhankelijk van de stroomsnelheid van het water of plaatselijke verstoringen in de waterstromen en de stevigheid van het afdekmateriaal van de dijk. In perioden van droogte kan dijkverschuiving optreden. Als dijken uitdrogen worden ze instabiel. Het water zorgt niet meer voor de adhesie waardoor de bodemstructuur intact blijft. Wanneer een dijk zo verdroogt dat hij zijn stevigheid verliest kan hij wegschuiven. Dijkbreuk door verschuiving is vooral een risico bij veendijken. Een ander probleem is de bodemdaling die ontstaat door inklinking of activiteiten als zout- en gaswinning. Door de bodemdaling zal het grondwater lager komen te liggen, waardoor een dijk of kade kan uitdrogen. Geforceerde kunstmatige bodemdaling kan voor aardtrillingen zorgen die scheuren in een dijk veroorzaken. Wanneer een dijk doorbreekt, ontstaat er een kolk of wiel. Zo'n doorbraakgat wordt diep in de bodem uitgesleten door het water dat met kracht door de bres in de dijk stroomt. Als de gaten buitendijks liggen, verlanden ze door de afzet van fluviatiel sediment of door sediment afgezet door de zee. Kolken die binnendijks liggen, verlanden minder snel, het verlandingsproces komt doorgaans pas op gang als de waterdiepte minder dan twee meter is.[34]
    Dijken hebben invloed op de levenloze natuur, zoals de morfologie, hydrologie en microklimaat en op de levende natuur, zoals vegetatiepatronen en fauna. Sommige van deze effecten zijn positief en andere negatief.
    Dijken kunnen naast een technische functie ook een ecologische functie hebben, omdat dijken voor de juiste omstandigheden voor bepaalde soorten flora zorgen. Doordat de vochtigheid van de bodem op een dijk varieert, is er een grote biodiversiteit wanneer een dijk ecologisch beheerd wordt. Op de helling kan een microklimaat ontstaan waardoor warmteminnende soorten zich er kunnen vestigen. Een specifiek microklimaat op dijken dat gunstig is voor de biodiversiteit ontstaat ook wanneer er bomen op een dijk geplant worden.[35] Na verloop van tijd kan de dijkvegetatie uitbreiden naar het binnenland en buitendijks. Dit zorgt voor een grotere habitat voor bepaalde soorten fauna.[36]Onderzoek aan
    rivierdijken in Nederland wijst uit dat door dijkversterking en andere aanpassingen zoals de wijze van beheer de diversiteit van de dijkvegetatie achteruit gaat. Ook het aanpassen van de rivierloop is debet aan een vermindering van de biodiversiteit.[37] In Taiwan is er onderzoek gedaan naar de effecten van constructies die voor een dijk aangelegd worden om golven te breken. Voor vissen bieden deze constructies vaak een goede schuil- en nestplaats. Dijken waar deze constructies geplaatst zijn vertonen een toename aan onderwaterleven. In snelstromende rivieren kunnen vissen er schuilen om wegspoelen te voorkomen.[38] Op zeedijken kan diverse fauna een plek vinden zoals vogels, zeehonden, schelpdieren en overig waterleven.[39] Dijken liggen boven maaiveldhoogte en vormen daardoor een barricade voor bepaalde diersoorten. Zo kan paling hinder ondervinden wanneer een dijk de doorgang versperd. Soms krijgen deze dieren hulp van vrijwilligers die ze over de dijk zetten. Een fundamentelere oplossing is de aanleg van vistrappen, zodat de paling en andere vissen zelfstandig over de dijk kunnen komen. Dit levert minder verstoring op voor de fauna en verkleint de kans op predatie, omdat de dieren minder lang in hetzelfde stuk water hoeven te verblijven.[40] Doordat zeedijken soms grote hoeveelheden water op een bepaalde plaats in zee brengen verandert daar de samenstelling van het water. De hoeveelheid zoet water is er in de zomer hoger dan in de winter. Dit heeft invloed op de fytoplankton en macrofauna in het water. Ook afsluiting van een stuk water van de zee heeft invloed, de groei van de fytoplankton neemt daardoor af.[41] Dijkaanleg of versterking kan dus zowel positieve als negatieve effecten hebben op de biodiversiteit. Enerzijds kunnen dijken een barrière vormen voor bepaalde soorten, terwijl anderzijds een functie als ecologische verbindingszone soms tot de mogelijkheden behoort.
    Dijken beïnvloeden de waterstand binnen- en buitendijks. Door de aanleg worden overstromingen verminderd, gebieden worden als het ware ontwaterd en lopen het gevaar te verdrogen. Watergangen die de omgeving nat hielden vervullen die functie na bedijking in veel mindere mate. Dit heeft tot geval dat bijvoorbeeld moeraslanden die beschermd zijn volgens de Conventie van Ramsar verdwijnen. Wanneer dijkaanleg de ontwatering van moerassen tot gevolg heeft, is dit in strijd met het verdrag.[42] Naast invloed op de waterstand hebben dijken ook invloed op de hoeveelheid stikstof die in de vorm van nitraat aanwezig is in water en bodem. Wanneer een rivier buiten zijn oevers treedt of de zee het land overstroomt zullen nitraten in de bodem filtreren. Na de aanleg van een dijk zal bij een overstroming een kleinere oppervlakte worden verrijkt met nitraten, maar in hogere concentraties dan in de natuurlijke situatie.[43] Dijken zijn van invloed op het bodemleven door onder andere het hogere vochtgehalte van de grond en de kwelstromen. Daarnaast varieert de samenstelling van het dijklichaam meestal ten opzichte van het plaatselijke bodemtype. Langs de rivier de Wisconsin in de Verenigde Staten is onderzoek gedaan naar de chemische samenstelling van de bodem langs rivierdelen met een dijk en stukken rivier zonder dijk. De + staat voor hoogste concentratie, 0 voor de waarde die ertussenin zit en − voor de laagste waarde. Bij = zijn de waarden gelijk
    Veranderingen in de bodemsamenstelling kunnen zorgen voor meer bodemactiviteit en voor hogere concentraties van microben. De hoeveelheid microben in een dijk is groter dan in het gebied ernaast.
    Concentraties microben liggen voor het merendeel van de soorten het laagst in niet omdijkte gebieden. [44] Rivierdijken hebben invloed op de rivierbodem. Zo kan na verloop van tijd de rivierbodem hoger komen te liggen. Het effect hangt af van de samenstelling van de rivierbedding, de stroomsnelheid van de rivier en de hoeveelheid sediment die de rivier vervoert Door de bouw van dijken zijn er bijzondere landschappen ontstaan. De aanleg van rivierdijken leidde tot uiterwaarden, wielen, tichelgaten en strangen. Oude dijken die geen functie meer hebben als waterkering worden vaak gezien als karakteristieke en cultuur-historisch belangrijke landschapselementen. Dat geldt ook voor een deel van de landschappen die mede door dijken zijn ontstaan, zoals rivierstranden, kommen, polders en droogmakerijen. Moderne zeedijken en rivierdijken worden doorgaans minder gewaardeerd. Uit een onderzoek van Alterra bleek dat Nederlanders dergelijke dijken wat belevingswaarde betreft niet hoger achten dan een afvalberg.[45] Binnen Nederland zijn bestuurlijk gezien twee typen dijken: de primaire waterkeringen en regionale waterkeringen, die veelal secundaire waterkeringen worden genoemd. De primaire waterkeringen beschermen tegen het buitenwater, het water dat oncontroleerbaar kan stijgen zoals op zee, de grote rivieren, het Markermeer en het IJsselmeer. De regionale waterkeringen beschermen tegen het binnenwater in meren, boezems en kanalen. In het westen van Nederland zijn dit veelal boezemkaden. Onder de regionale keringen vallen ook slaperdijken. De veenkade van Wilnis is een voorbeeld van een regionale waterkering. Soms fungeren dijken als onderdeel van een ecologische hoofdstructuur: zij vormen corridors voor fauna.[46]
    Er zijn verschillende soorten dijken. Elk soort dijk heeft voor- en nadelen. Niet elke dijk heeft dan ook dezelfde functie. Enkele dijksoorten die gebruikt worden zijn: Naar functie: Rivierdijk: rivierdijken bieden bescherming tegen rivierwater. De hellingshoek van het binnentalud is 1:3 en een rivierdijk moet maximaal 10 l/s per strekkende meter aan overslag kunnen verdragen.[47] Winterdijk/bandijk: een winterdijk is een rivierdijk die bij hoge afvoeren overstroming van omliggende gebieden voorkomt en de rivier in het stroomprofiel houdt. Zomerdijk: een zomerdijk is de dijk langs een rivier die bij lage afvoeren de rivier in het stroomprofiel houdt, hierbij geholpen door kribben. Zeedijk: deze bestaat uit een kern van zand of klei en dient bescherming te bieden tegen zeewater. Zeedijken moeten veel druk kunnen weerstaan en de regio's waar zeedijken geplaatst worden hebben vaak een groot overstromingsrisico. De hellingshoek van het binnentalud is 1:2.5. In Nederland hoeft een rivierdijk minder water per seconde tegen de kunnen houden dan een zeedijk. Ringdijk: een dijk die om een droogmakerij ligt. Naar bouwwijze: Veendijk: een veendijk is een regionale waterkering die vooral uit veen bestaat. Veendijken zijn gevoelig voor verdroging. Wierdijk: dijken opgebouwd uit gestapeld en tussen palen vastgelegd biologisch materiaal, voornamelijk zeegras, werden vanaf de veertiende eeuw aangelegd, omdat ze beter tegen hoogwater bestand waren dan de oudere dijken uit plaggen. Wanneer welke dijk gebruikt wordt hangt af van de functie die de dijk moet vervullen en van de omgeving. In Nederland zijn veel veenkades aangelegd omdat die grondsoort daar veelvuldig voorkomt. In Nederland is de beheerder van een dijk verantwoordelijk voor het onderhoud en moet de beheerder zorgen dat de dijk aan de wettelijke eisen voldoet. De overheid kan eisen stellen aan het onderhoud, de vorm en de manier van aanleg van een waterkering. Wanneer een waterkering in meer dan één
    gemeente of provincie ligt, kunnen de gedeputeerde staten het onderhoud toewijzen aan een van de organen. Normaliter onderhouden de waterschappen de dijken. Dijken die van boeren waren dienden door de boeren zelf onderhouden te worden. De hoeveelheid dijk die een boer in Nederland moest onderhouden werd vastgesteld aan de hand van het oppervlak van zijn land. De boeren deden dit onderhoud gezamenlijk. Dit leidde tot de vorming van de waterschappen. Tegenwoordig worden de dijken onderhouden door de waterschappen, Rijkswaterstaat of een andere overheid. De meeste dijken worden eens in de paar jaar of eens per jaar gecontroleerd, afhankelijk van het overstromingsrisico. Bepaalde dijken worden bewaakt met behulp van automatisme systemen. Dijken met een verhoogd risico, die in gebieden met een hoog economisch belang liggen worden bewaakt. In Nederland wordt aan de hand van gegevens van het KNMI een prognose gemaakt van gebieden waar het waterpeil kan stijgen door middel van regen of smeltwater.[48]
    Bij primaire waterkeringen waar zowel België als Nederland belang bij hebben wordt er samengewerkt bij het dijkonderhoud en de verzwaring van dijken. De voornaamste samenwerking vindt plaats op het gebied van de Scheldekeringen.[49]
    In België zijn de waterbeheerders verantwoordelijk voor het onderhoud en de aanleg van dijken. In Brits-Columbia wijkt de definitie van dijk af. Volgens de dike maintaince act valt alles wat gebruikt wordt ter voorkoming van overstromingen onder de categorie dijk, dus ook dammen, sluizen, afvoerpijpen en constructies voor drainage. In Canada is de gouverneur van een district verantwoordelijk voor het onderhoud en de aanleg van dijken. Een uitzondering hierop zijn dijken die in privaat bezit zijn, de eigenaar is dan verantwoordelijk voor het dijkonderhoud. De dijken worden geïnspecteerd door een dijkinspecteur. De dijkinspecteur kan aanwijzingen geven aan de dijkbeheerder/eigenaar dat de dijk gerepareerd moet worden.[50]





    26-08-2018 om 09:32 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 aug 1974 charles lindbergh

     

    26-08-2018 om 09:29 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 aug 1974 charles lindbergh

    26 aug 1974 Charles Augustus Lindbergh, bijgenaamd The Lone Eagle (Detroit (Michigan), 4 februari 1902 – Kipahulu, (Maui, Hawaï), 26 augustus 1974), was een Amerikaans luchtvaartpionier, schrijver en uitvinder. Charles Lindbergh groeide op in Little Falls, een kleine plaats in het midden van de staat Minnesota, als zoon van Charles August Lindbergh en Evangeline Lodge Land. Na zijn training als luchtmachtpiloot werkte hij in de jaren twintig in de burgerluchtvaart als luchtpostpiloot. Hij werd wereldberoemd als eerste piloot die op 20 en 21 mei 1927 solo en non-stop van New York naar Parijsover de Atlantische Oceaan vloog. De naam van zijn vliegtuig was Spirit of St. Louis. Hij won met zijn vlucht de Orteigprijs van 25.000 dollar.[1] Lindbergh wordt verder erkend voor de ontdekking en vastlegging van polaire vliegroutes, de vliegtechniek op grote hoogte, de verkorting van de vliegtijd en vermindering van het brandstofverbruik. Zijn vernieuwingen legden de basis voor het moderne intercontinentale luchtverkeer. Zijn faam zorgde er tot aan zijn dood voor dat hij een belangrijke stem kreeg als vertegenwoordiger van de luchtvaartwereld. Hij zat in verschillende nationale en internationale comités, inclusief het National Advisory Committee for Aeronautics in de Verenigde Staten. Hij won een Pulitzer-prijs voor zijn boek The Spirit of St. Louis waarin hij verhaalde over zijn historische vlucht.
    Lindbergh en zijn vrouw verhuisden naar Groot-Brittannië tijdens de opkomst van het nationaalsocialisme en fascisme. Op dringend verzoek van de Verenigde Staten bezocht Lindbergh tussen 1937 en 1940 verschillende malen nazi-Duitsland, waar hij hartelijk werd ontvangen door Hermann Göring, die hem rondleidde langs de militaire vliegvelden en vliegtuigfabrieken. Lindbergh kreeg ook toestemming om zelf te vliegen in de Junkers Ju 88 en de Messerschmitt Bf 109. Lindbergh was zeer onder de indruk en waarschuwde de Verenigde Staten voor de gevaren van de nazi-luchtmacht, wat ook de bedoeling van de nazi's was. Hij kreeg de Orde van Verdienste van de Duitse Adelaarvan Hermann Göring, oprichter van de Luftwaffe. Na de Kristallnacht ontstond hierover verontwaardiging, maar Lindbergh weigerde de onderscheiding te retourneren met de woorden: "It seems to me that the returning of decorations, which were given in times of peace and as a gesture of friendship, can have no constructive effect. If I were to return the German medal, it seems to me that it would be an unnecessary insult. Even if war develops between us, I can see no gain in indulging in a spitting contest before that war begins." (Het lijkt mij, dat het retourneren van onderscheidingen, die gegeven zijn in vredestijd als gebaar van vriendschap, geen constructief effect kan hebben. Als ik de Duitse onderscheiding wel zou retourneren, zou dit een zinloze belediging zijn. Zelfs als zich een oorlog tussen ons zou ontwikkelen zie ik er geen voordeel in me te koesteren in een wedstrijdje verspugen voordat de oorlog begint). Hij pleitte voor handhaving van de Monroe-doctrine, net als zijn vader Charles August Lindbergh, die lid van het Amerikaanse Congres was tijdens de Eerste Wereldoorlog. Zijn isolationistische America Firstbeweging streefde naar neutraliteit van de Verenigde Staten in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog. Maar toen zijn land direct werd betrokken door de Japanse verrassingsaanval op Pearl Harbor op 7 december 1941, bood hij zich toch aan voor het leger. President Roosevelt beschouwde hem als een landverrader en meeloper met het Duitse nazisme, en weigerde hem op te nemen in het leger. Lindberghs antisemitisme en nazisympathieën waren bekend uit zijn uitspraken. Hij werd door de Republikeinen voor het presidentschap benaderd. Na de Japanse aanval op Pearl Harbor probeerde Lindbergh weer te worden opgenomen in de US AirForce. De minister van Oorlog, Henry Stimson, wees dit namens het Witte Huis af. Om toch een actieve militaire rol te vervullen bood Lindbergh een aantal vliegtuigbedrijven zijn diensten als consultant aan. Als technisch adviseur was hij bij Ford in 1942 nauw betrokken bij het oplossen van problemen met de productie van de B-24 Liberator in Willow Run. Vervolgens trad hij in dienst
    van United Aircraft in 1943 als technisch consultant waar hij het grootste deel van zijn tijd besteedde aan de Chance-Vought Division. Het volgende jaar haalde Lindbergh United Aircraft over om hem aan te stellen als technisch vertegenwoordiger in het Pacific Theater om het functioneren van de gevechtsvliegtuigen onder gevechtsomstandigheden te bestuderen. Op 21 mei 1944 vloog Lindbergh dan toch zijn eerste gevechtsmissie, zij het nog altijd officieel als burgerpersoneel met een VMF-222 in de buurt van de Japanse bezetting van Rabaul. In zijn zes maanden in de Stille Oceaan in 1944 nam Lindbergh deel aan jachtbommenwerperaanvallen op Japanse posities. In totaal vloog hij ongeveer 50 gevechtsmissies (steeds als burger). Op 28 juli 1944, tijdens een P-38-escortmissie met de 433 Fighter Squadron in het Ceram-gebied heeft hij een Sonia-observatievliegtuig neergeschoten, bestuurd door kapitein Saburo Shimada, commandant van de 73ste Independent Chutai. Op 13 augustus 1927 werd Lindbergh door het stadsbestuur van Chicago gehuldigd met festiviteiten en een diner in het Stevens Hotel.[2] De toen zevenjarige zoon van de hoteleigenaar, het latere lid van het Amerikaanse hooggerechtshof, John Paul Stevens, kreeg van Lindbergh als cadeau een witte duif uitgereikt, Lindy.[3] Lindbergh had die dag eerst drie rondjes boven de wijk de Loop, gevlogen en dineerde met alle notabelen van Chicago en het land in de avond in de Grand Ballroom van het hotel. Er werd een achtgangendiner geserveerd voor de duizend gasten met een speciaal ijsgerecht tot slot, de Glace Fantasie à la Lindbergh. Het stadsbestuur gaf hem een presentatieboek voor een op te richten baken te zijner ere, het Lindbergh Beacon Light, wat in 1930 boven op het toenmalige Palmolive-gebouw zou komen te staan ter oriëntatie van vliegtuigen.[4] Eind jaren twintig ontwierp Charles Lindbergh voor uurwerkfabrikant Longines het polshorloge met navigatie speciaal voor vliegtuigpiloten Geïnspireerd door het overlijden van zijn schoonzuster aan een ernstige hartkwaal, vond Lindbergh in de jaren dertig een glazen perfusiepompuit, de Model T-pomp, waarmee hartoperaties in de toekomst mogelijk werden gemaakt. In 1938 publiceerde hij samen met de Franse arts en Nobelprijswinnaar Alexis Carrel het boek The Culture of Organs over kunstorganen. Daarin beschreef hij onder andere het moderne kunstharten de voorloper van de hart-longmachine. Sinds 1929 was Lindbergh ook geïnteresseerd geraakt in het wetenschappelijk raketonderzoek van uitvinder Robert Goddard. Lindbergh hielp hem aan een schenking van Daniel Guggenheim en zou hem in zijn ganse leven blijven steunen.
    Hij trouwde Anne Morrow en kreeg zes kinderen. De eerste zoon, Charles jr., werd in 1932 ontvoerd en vermoord toen hij twee jaar oud was. Het kind werd vlak bij het huis teruggevonden. De verdachte, Bruno Hauptmann, een timmerman en Duitse immigrant, werd gearresteerd, berecht en geëxecuteerd, ofschoon hij een geldig alibi had en tot zijn dood altijd heeft beweerd onschuldig te zijn. Opmerkelijk aan deze zaak is dat Lindbergh kort voor de ontvoering naar een totaal afgezonderde plek verhuisde. Hij orkestreerde het politieonderzoek tot in detail en verbood zowel pers als politie met het huispersoneel te spreken. Lindbergh was een aanhanger van het nazigedachtegoed en een fervent aanhanger van de eugenetica. Zijn ontvoerde kind was verstandelijk gehandicapt. Er zijn dan ook sterke geruchten dat Lindbergh zelf de dader zou zijn geweest en de ontvoering zou hebben geënsceneerd.[5] Na zijn eerste zoon Charles jr. kreeg Lindbergh nog vijf kinderen met zijn vrouw Anne Morrow; de dochters Reeve en Anne, en de zonen Land, Jon en Scott. Na de Tweede Wereldoorlog woonde hij in Connecticut en de laatste jaren van zijn leven bracht hij door op Hawaï. Charles Lindbergh overleed op 72-jarige leeftijd aan kanker. Zijn vrouw Anne Morrow Lindbergh overleed op 7 februari 2001 op 94-jarige leeftijd in Vermont.
    In 2003, twee jaar na het overlijden van zijn echtgenote, kwam aan het licht dat Charles Lindbergh een dubbel leven leidde en in Europa drie geheime gezinnen had gesticht. In zijn boek The Double Life of Charles A. Lindbergh onthulde auteur Rudolf Schroeck aan de hand van foto's en meer dan 150 liefdesbrieven (door Lindbergh enkel ondertekend met het initiaal 'C') dat Lindbergh nog zeven buitenechtelijke kinderen had. Dit werd later bevestigd door DNA-onderzoek. Zo bleek hij twee kinderen te hebben van een zekere Valeska, zijn privésecretaresse van adellijke Pruisische afkomst, en vijf kinderen bij de Duitse zusjes Brigitte en Mariette Hesshaimer, die bevriend waren met Valeska. De kinderen kregen van hun moeder te horen dat Careu Kent, een fictieve Amerikaanse schrijver, hun biologische vader was.[6] [7]
    De ontvoering van Charles jr. inspireerde Agatha Christie enkele jaren later tot het schrijven van Moord in de Orient Express, met Hercule Poirot in de rol van detective. In dit boek wordt een man vermoord, van wie aangenomen wordt dat hij het kind ontvoerde (in het boek betreft het Daisy Armstrong en niet Charles Lindbergh). De solovlucht over de Atlantische Oceaan werd in 1957 verfilmd door Billy Wilder. In de film The Spirit of St. Louis wordt de rol van Lindbergh vertolkt door James Stewart. De weigering van president F.D. Roosevelt om Lindbergh op te nemen in de luchtmacht is het onderwerp van de roman The Plot Against America (2004) (Ned. vertaling Het complot tegen Amerika, 2004) van de bekroonde Amerikaanse auteur Philip Roth over wat had kunnen gebeuren. Het verhaal speelt zich af tijdens het (fictieve) presidentschap van Lindbergh. In de roman Lone Eagle van Danielle Steel wordt Charles Lindbergh regelmatig genoemd. De hoofdpersoon zou een relatie hebben met de beste vriend van Lindbergh. Lindbergh was niet de eerste die over de oceaan vloog. Hij was wel de eerste die het alleen deed. Acht jaar eerder hadden John Alcock en Arthur Whitten Brown al samen de vlucht gemaakt, en er was ook al een luchtschip met tientallen passagiers heen en weer gevlogen. In totaal 81 personen waren al over de oceaan gevlogen vóór Lindbergh. Charles 'Lindy' Lindbergh is met zijn solovlucht naamgever geworden van de lindy hop, een populaire dans uit die tijd. Na zijn aankomst kopten de kranten Lucky Lindy hops Atlantic, wat de inspiratie voor de naam van de dans zou hebben geleverd.





    26-08-2018 om 09:27 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 aug 1978 paulus I

     

    26-08-2018 om 09:23 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 aug 1978 paulus I

    26 aug 1978 Paus Johannes Paulus I, geboren als Albino Luciani (Forno di Canale, 17 oktober 1912 – Vaticaanstad, 28 september 1978), was paus van de Rooms-Katholieke Kerk van 26 augustus 1978 tot aan zijn dood. Zijn pontificaat duurde 33 dagen. Johannes Paulus I was de opvolger van Paulus VI en werd al snel bekend als de "lachende paus". Voorafgaand aan zijn pontificaat was hij patriarch van Venetië. Hij was de eerste paus met een dubbele naam, en hij was de enige die het achtervoegsel I (=de eerste) aan zijn naam toevoegde. Zijn optreden tijdens zijn korte pontificaat werd gekenmerkt door ruime aandacht voor catechese. Hij ging door voor een bescheiden man. Als eerste paus zag hij af van een kroning en bediende hij zich – behalve in teksten die voorbereid waren door de Curie – niet van het majesteitelijk meervoud. Na zijn plotselinge dood waren er speculaties over het al dan niet natuurlijke karakter daarvan. Albino Luciani werd geboren als oudste zoon van Giovanni Luciani en Bartolomea Tancon. Bij de geboorte bestond grote bezorgdheid over zijn gezondheid. Om die reden werd hij vlak na de geboorte door de vroedvrouw gedoopt, waarbij hij de naam Albino kreeg, de naam van een vriend van zijn vader die in Duitsland door een ongeluk om het leven was gekomen.[1] Twee dagen na zijn geboorte werd de doop bevestigd door de pastoor in de plaatselijke parochiekerk.[2] Albino zou zijn hele leven een zwakke gezondheid kennen en periodes doormaken van zware pijnen.[3] Luciani’s vader was metselaar van beroep en werkte voornamelijk bij projecten in Duitsland en Zwitserland. Hij huwde tweemaal. Zijn echtgenote uit het eerste huwelijk, waaruit twee doofstomme dochters waren geboren, overleed vroegtijdig. Bij werkzaamheden in Venetië kwam hij in contact met Bartolomea Tancon, die Bortola genoemd werd. Bartolomea, van wie aanvankelijk aangenomen werd dat zij kloosterlinge zou worden,[4] stemde uiteindelijk toe in een huwelijk met de socialistische en antiklerikale Giovanni, onder voorwaarde dat haar kinderen een roomskatholieke opvoeding zouden krijgen. Uit het huwelijk werden naast Albino nog twee zonen geboren, Frederico (die jong overleed) en Edoardo, en een dochter, Antonina (Nina), die in juni 2009 als laatste van de Luciani-kinderen overleed.[5] Albino groeide op in het Noord-Italiaanse Forno di Canale (het huidige Canale d’Agordo), een dorp in de Dolomieten waar grote armoede heerste. De leefomstandigheden van de familie Luciani waren moeilijk, doordat het gebied zwaar gebukt ging onder de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog. Omdat zijn vader vaak in het buitenland verbleef voor zijn werk, werd Albino door zijn moeder ingeschakeld bij het zoeken van voedsel. Volgens Albino’s jongere broer Edoardo hadden hij en zijn broers en zusters toch een gelukkige jeugd gekend.[6] Aan het dorpsplein stond de aan Johannes de Doper gewijde parochiekerk, die Albino in zijn jeugd vaak met zijn moeder bezocht. Albino zou verklaren dat hij bij binnenkomst van de kerk en bij het horen van de orgelmuziek de armoede vergat en dat de muziek hem leek te begroeten alsof hij een prins was. [3] Later zou dit plein naar hem, de meest illustere zoon van het dorp, vernoemd worden en de naam Piazza Papa Luciani dragen. Toen Albino tien jaar oud was, woonde hij een retraite bij van een kapucijner of minderbroeder. Hiervan raakte hij zo onder de indruk dat hij aangaf priester te willen worden, een voornemen dat gesteund werd door zijn moeder en de plaatselijke pastoor, Fillipi Carlo.[7]Om naar het kleinseminarie te mogen had Albino echter de toestemming van zijn vader nodig. Hierop schreef hij een brief aan zijn vader, die op dat moment werkzaam was in Duitsland, waarin hij diens goedkeuring vroeg. Ondanks zijn antiklerikale houding stemde zijn vader in en sprak de hoop uit “dat je, als je eenmaal priester bent, de kant van de armen en arbeiders zult kiezen. Jezus koos ook hun kant.”[8] In 1923 ging Albino naar het kleinseminarie van Feltre. Hier verdiepte hij zich onder meer in het leven en werk van Franciscus van Sales, zoals beschreven in een speciale kindereditie van het werk van de heilige, de "Philothea"[9], die hij van zijn moeder gekregen had. De levensbeschrijving zou een diepe indruk maken op de jonge Albino en ook op latere leeftijd bleef hij zich verdiepen in het leven en werk van Franciscus van Sales.[10] Toch gold Albino tijdens de eerste jaren aan het kleinseminarie niet als de meest toegewijde priesterstudent, wat hijzelf erkende toen hij patriarch was van Venetië.[11] Door zijn grote interesse
    voor niet-kerkelijke literatuur en de bestudering van wetenschappelijke werken van onder andere Darwin vormde Albino aanvankelijk een wereldbeeld dat afweek van dat van de kerk, waarbij hij onder meer vraagtekens zette bij de authenticiteit van grote delen van het Oude Testament. In vroege publicaties zou Luciani opgeroepen hebben het Oude Testament te beschouwen als een fictief werk, dat door kinderen niet gelezen mocht worden.[12] Over Mozes zou hij onder meer gezegd hebben: “Ik accepteer niet dat Mozes de heilige man was zoals de kerk en de films ons willen doen geloven. Mozes introduceerde het concept van fascisme in de westerse wereld, een ideologie gebaseerd op een rijke en arme samenleving, waarin kinderen geboren worden zonder gelijke kansen, lijdend aan armoede en honger.”[13] [14] Deze uitlatingen zouden hem verschillende malen op reprimandeskomen te staan en een paar keer werd zelfs gedreigd met uitsluiting van het seminarie. Na het kleinseminarie volgden vanaf oktober 1928 studies aan het grootseminarie Gregoriano in Belluno, waar Luciani uitblonk in geschiedenis, exegese en Latijn.[10] Hier las hij verhalen over het leven van Theresia van Lisieux, wier spiritualiteit geïnspireerd was door het werk van Franciscus van Sales. In preken tijdens zijn latere priesterschap zou hij diverse malen aan beide heiligen refereren.[10]
    Op 7 juli 1935 werd Albino Luciani in de San Pietro-kerk te Belluno tot priester gewijd door de bisschop van Belluno, Giosuè Cattarossi. Na zijn wijding volgde de aanstelling tot kapelaan in zijn geboortedorp. In 1937 werd hij aangesteld als professor aan het grootseminarie te Belluno, waar hij onder meer moraaltheologie, dogmatiek, canoniek recht en gewijde kunst doceerde. Luciani's ambitie om aan de Pontificia Università Gregoriana in Rome te promoveren stuitte op weerstand bij de rector van het grootseminarie. Voorwaarde om in Rome af te studeren was immers dat Luciani minimaal één jaar in Rome zou verblijven om zijn studies te voltooien, iets waarvoor de rector geen toestemming wilde geven. Uiteindelijk zou hem in 1941, door verzoeken van de rector en pater Felice Capello verbonden aan de universiteit te Rome, door paus Pius XII dispensatie verleend worden om zijn doctoraat geheel in Belluno voor te bereiden. De studie vond plaats in de tijd dat Italië betrokken was in de Tweede Wereldoorlog. Luciani, die de zijde koos van het verzet, was zich er terdege van bewust dat te openlijk verzet tegen met name de Duitsers zou kunnen leiden tot represailles. Daarom riep hij zijn studenten op niet tussenbeide te komen wanneer zij getuigen waren van acties tegen verzetsbewegingen.[15] Tegen het einde van de oorlog bood het seminarie wel onderdak aan leden van verzet. Op 23 november 1946 promoveerde Luciani magna cum laude tot doctor in de theologie. Zijn proefschrift had als onderwerp De oorsprong van de menselijke ziel volgens Antonio RosminiSerbati.[16] De priester en filosoof Rosmini was door zijn publicaties in de 19e eeuw een voor de Rooms-Katholieke Kerk omstreden figuur. Vooral de jezuïeten namen stelling tegen zijn uitspraken en zij slaagden erin het werk van Rosmini in 1849 op de Index librorum prohibitorum te plaatsen, wat inhield dat het niet door rooms-katholieken gelezen mocht worden. In 1854 werd het van de index gehaald, maar paus Leo XIII zou in 1887 met het decreet Post obitum veertig stellingen uit Rosmini’s werk veroordelen. In zijn proefschrift trachtte Luciani de dwalingen van de filosoof te bewijzen, een gegeven dat gezien werd als zijn conservatieve houding.[15] Na zijn pauskeuze kwam hij terug op zijn negatieve benadering van Rosmini en gaf hij toe dat de filosoof een priester was geweest die veel van de kerk gehouden had en die duidelijk de tekortkomingen van de kerk aangestipt had.[17] Hij riep verder op tot een verzoening met de broeders van de door Rosmini opgerichte orde Paters van Liefdadigheid en wilde de opdracht geven om het decreet Post obitum, opnieuw te bestuderen.[17] Door de vroegtijdige dood van Luciani zou pas tijdens het pontificaat van paus Johannes Paulus II het onderzoek voltooid worden. De opheffing van de bepalingen uit het decreet, vastgelegd door een commissie waarbinnen Jozef Ratzinger – de latere paus Benedictus XVI - als prefect optrad, werd afgekondigd op 1 juli 2001.[18] Antonio Rosmini zou in 2007 door paus Benedictus XVI zalig verklaard worden, nadat hij in 2006 al verheven was tot dienaar Gods. Op 2 februari 1948 werd Luciani benoemd tot pro-vicaris-generaal van het bisdom Belluno-Feltre. In 1949 verscheen een boek van zijn hand: “Catechetica in briciole”(vertaling: Catechismuskruimels) en in
    1950 werd zijn proefschrift gepubliceerd. Vanaf 6 februari 1954 was hij vicaris-generaal van hetzelfde bisdom In 1955 werd Albino Luciani door de toen zittende bisschop van Belluno-Feltre, Gioacchino Muccin, bij de Heilige Congregatie voor het Consistorie voorgedragen als bisschopskandidaat. Paus Pius XII zou het verzoek niet honoreren, mede op basis van een rapport waarin gewezen werd op de zwakke gezondheid van Luciani, zijn magere postuur en de aanwezigheid van ten minste één minderbegaafde zus in zijn familie.[19] Luciani had echter het bisschopsambt niet geambieerd. Nog geen jaar daarvoor was hij lange tijd opgenomen in een sanatorium en had hij een verzoek ingediend om priester te worden in een bergdorp, wat geweigerd werd.[20] Na de verkiezing van Angelo Roncalli tot paus Johannes XXIII werd opnieuw Luciani’s naam genoemd voor een eventuele bisschopsbenoeming. Zonder acht te slaan op de in 1955 geuite bezwaren ging de paus direct akkoord met zijn benoeming. Johannes XXIII zei dat hij hem kende, iets wat Luciani zelf zou relativeren door te stellen dat hij Johannes XXIII in zijn vroegere functie als patriarch van Venetië slechts enkele malen in de trein gesproken had en dat “hij [Johannes XXIII] voornamelijk aan het woord was”.[21] Toch wilde Albino zijn op handen zijnde benoeming opnieuw weigeren, waarbij hij wees op zijn zwakke gezondheid en met name op zijn ademhalingsproblemen. Johannes antwoordde hierop: “Voortreffelijk. Als dat het enige is, stuur ik je naar Vittorio Veneto. Het bisschoppelijk paleis ligt daar op een heuvel. De luchtkwaliteit is goed en zal je goed doen!”[22]
    Op 27 december 1958 werd hij door paus Johannes XXIII tot bisschop gewijd in de Sint-Pietersbasiliek. Als wapenspreuk koos hij voor Humilitas (= nederigheid), dit in navolging van de heilige Carolus Borromeüs. Zijn wapenschild verwees met een zestal rotsen naar de Dolomieten (zijn geboortestreek) en met drie sterren naar de christelijke deugden Geloof, Hoop en Liefde, alsmede naar zijn achternaam Luciani (luce = licht). Toespraken tijdens vier audiënties als paus zouden gewijd zijn aan deze drie deugden en de nederigheid. De leeuw boven in het wapen verwijst naar de evangelist Marcus, patroon van Venetië. Tijdens zijn episcopaat liet Luciani het retraitehuis in Vittorio Veneto moderniseren. Hij organiseerde er jaarlijkse retraites (stilte- en verdiepingsweken) voor de priesters van zijn bisdom. Hij reorganiseerde de bisschoppelijke archieven en ondersteunde de missie. Hij 'adopteerde' het bisdom Ngozi in Burundi en stuurde talloze priesters uit zijn bisdom naar dat Afrikaanse land. Met geld van de parochianen van Vittorio Veneto werd in Kitega een nieuwe kathedrale kerk gebouwd. In 1966 woonde Luciani de wijding van de kerk bij, maar weigerde om als hoofdcelebrant op te treden bij de Heilige Mis. Hij vond dat André Makarakiza, de bisschop van Ngozi dat moest doen. "Wij zijn hier alleen maar om een helpende hand te bieden", zei Luciani.[23] In augustus 1962 werd aan Luciani een zaak voorgelegd van twee priesters die met geld van de kerk gespeculeerd hadden en daarbij veel geld verloren hadden ten koste van kleine spaarders. Hij besloot af te zien van het verschoningsrecht, een regeling waardoor de kerk eventueel niet op hoefde te draaien voor de kosten. Hij was van mening dat de gedupeerden gecompenseerd moesten worden en dat de priesters hun straf niet mochten ontlopen.[20] Door de verkoop van kerkelijke bezittingen, waaronder een kerkgebouw en de veroordeling van een van de priesters tot een jaar gevangenisstraf, werd de zaak afgewikkeld. Met dit optreden wilde Luciani onderstrepen dat hij een kerk der armen vertegenwoordigde.[24] Als bisschop van Vittorio Veneto kreeg hij ook te maken met een klein schisma in Montaner, een buurtschap in de gemeente Sarmede. Daar was een bijzonder geliefde pastoor overleden. Deze was populair omdat hij in de Tweede Wereldoorlog tegen het fascisme was opgestaan, wat hem een gevangenisstraf had opgeleverd. Na zijn overlijden benoemden de parochianen diens kapelaan tot nieuwe priester. Albino Luciani, die volgens het canoniek recht de enige was die priesters kon benoemen, aanvaardde deze benoeming niet. De bevolking van Montaner hield evenwel vast aan de keuze. Hierop toog de bisschop van Vittorio Veneto naar Montaner en haalde - onder rugdekking van de Carabinieri - de Heilige Hosties uit het tabernakel van de kerk van Montaner. Daarop leek het schisma compleet. De kapelaan ging van nu af aan voor in een mis die volgens de Byzantijnse ritus werd gevierd. Een deel van de gelovigen volhardde in deze nieuwe richting, een ander deel sloot zich later weer aan bij de Rooms-Katholieke Kerk.[25]
    Luciani nam deel aan het door paus Johannes XXIII bijeengeroepen Tweede Vaticaans Concilie om er “te leren in plaats van te onderwijzen”.[26] Zijn inbreng was beperkt, maar de resultaten van het concilie zouden hun weerslag vinden binnen zijn eigen bisdom. Zo drong Albino er bij de seminariestudenten erop aan nieuwe theologische visies te bestuderen en werden de leraren naar bijscholingscursussen gestuurd. Een belangrijke kwestie binnen de kerk werd het standpunt inzake de geboorteregeling. Het door Johannes XXIII begonnen onderzoek naar de wenselijkheid van het toestaan van de pil zou een belangrijk stempel drukken op het pontificaat van paus Paulus VI, die met zijn encycliek Humanae Vitae, gepubliceerd op 25 juli 1968, deze vorm van geboortebeperking ten stelligste afwees, omdat zij niet zou stroken met de rooms-katholieke leer. In de periode waarin het onderzoek naar de wenselijkheid van het toestaan van de pil plaatsvond (1962–1968), kreeg Luciani van kardinaal Giovanni Urbani de opdracht zijn visie over dit onderwerp in een rapport weer te geven. Luciani, die getuige was van de grote armoede waarin de grote gezinnen moesten leven, waaronder dat van zijn broer Edoardo (tien kinderen), meende dat inzake de geboortebeperking de kerk een progressiever standpunt zou kunnen innemen. Hij weigerde echter een definitief besluit van de paus naast zich neer te leggen, zoals verwoord in een preek tot zijn gelovigen in Vittorio Veneto, waarin hij priesters opriep vast te houden aan de richtlijnen van de paus, totdat hij eventueel een nieuwe uitspraak zou doen.[27] Luciani's reactie op de verschijning van Humanae Vitae was zoals verwacht: hoewel hij gehoopt had dat de paus geluisterd zou hebben naar de roep van vele echtparen om de pil toe te staan, meende hij dat de nieuwe richtlijnen van Paulus VI inzake het huwelijkse leven een garantie voor het welzijn van de mens en het gezin beoogden.[27] Hij weigerde echter echtelieden te veroordelen, die eventueel wel aan bewuste geboortebeperking deden en riep priesters op om zich met name in de persoonlijke omstandigheden van de echtparen te verdiepen alvorens tot een afwijzing van hun gedrag te komen. [28] Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie raakte Luciani onder andere bevriend met de Poolse kardinaal Stefan Wyszyński. Over de rol van de Rooms-Katholieke Kerk in Polen zou eerstgenoemde zeggen dat deze in de nabije toekomst een belangrijke rol zou spelen, met name door de grote devotie voor de maagd Maria die het Poolse volk ten toon spreidde.[26] [29]
    Op 17 september 1969 overleed de toenmalige patriarch van Venetië, kardinaal Giovanni Urbani. Als opvolger circuleerden de namen van Antonio Samorè, die door zijn conservatieve denkbeelden door de Venetianen niet gewenst werd, en Albino Luciani, die aanvankelijk voor de eer bedankte, maar uiteindelijk onder druk van het Vaticaan de benoeming aanvaardde.[30] Na zijn officiële benoeming op 15 december 1969 nam Luciani op 3 februari 1970 tijdens een eucharistieviering bezit van zijn aartsbisdom. Op zijn verzoek zag men af van de gondelprocessie, waarmee traditiegetrouw een nieuwe patriarch werd binnengehaald.[31]
    Het aartsbisdom Venetië kende grote tegenstellingen: enerzijds was er de grandeur voortkomend uit eeuwenoude tradities, anderzijds een grote armoede, overbevolking en vervuiling zoals in de industriële centra Mestre en Marghera. Wat Luciani direct opviel was echter de religieuze desinteresse, waarop hij besloot al zijn aandacht te richten op het pastorale werk. Centraal daarbij stond dat hij zichzelf beschouwde als aanspreekpunt voor alle gelovigen en opkwam voor hun belangen. Zo trad hij diverse malen op als bemiddelaar (met wisselend succes) tussen arbeiders en werkgevers wanneer er sprake was van een conflict of wanneer ontslagen op grote schaal dreigden.[32] Hiermee hoopte hij het lot van de arbeiders te verbeteren en armoede te voorkomen. Albino Luciani was bijzonder begaan met een tehuis voor verstandelijk gehandicapte kinderen. Toen dit tehuis in financiële moeilijkheden dreigde te geraken, verkocht hij een deel van het Venetiaans liturgisch vaatwerk, evenals een gouden ketting die hem - bij gelegenheid van zijn
    bisschopswijding - door Paus Johannes XXIII was geschonken en nog aan paus Pius XII had toebehoord.[33] Zijn optreden in Venetië vond veel waardering bij paus Paulus VI, die de patriarch afvaardigde naar de algemene bisschoppensynode(30 september – 6 november 1971), waarin het ministeriële priesterschap en de rechtvaardigheid in de wereld centraal stonden. Tijdens de synode riep Luciani de rijkere kerken op om zichzelf een jaarlijkse belasting van 1% op te leggen en het geld aan te wenden voor de arme landen.[34] In september 1972 bezocht paus Paulus VI de stad Venetië. Tijdens een grootse ontvangst op het San Marcoplein maakte de paus een gebaar naar Luciani door publiekelijk zijn stola af te doen en deze om de schouders van de patriarch te hangen. Tijdens het Angelus op 27 augustus 1978, de dag na zijn verkiezing tot paus, verwees Luciani naar deze gebeurtenis: "...hij [Paulus VI] liet me ten overstaan van 20.000 mensen blozen tot aan mijn haarwortels, omdat hij zijn stola afnam en haar om mijn schouders legde. Nooit heb ik zo gebloosd!"[35]
    Het gebaar van de paus werd door velen gezien als een aanwijzing voor een op handen zijnde benoeming van Luciani tot kardinaal, een benoeming die zes maanden later zou volgen. Tijdens het consistorie van 5 maart 1973 werd Albino Luciani tot kardinaal-priester gecreëerd, waarbij hem als titelkerk de Basiliek van San Marco in Rome werd toegewezen. Hoewel Luciani’s maatschappelijke optreden beschouwd werd als progressief, werd hem echter verweten dat hij jegens de kerkelijke leer een conservatieve houding aannam. Deze opvatting kwam voort uit zijn onvoorwaardelijke trouw aan het gezag van de paus.[36] Had hij eerder als bisschop paus Paulus’ standpunt inzake geboortebeperking verdedigd, toen een referendum werd gehouden over het toestaan van echtscheidingen, verbood Luciani de Italiaanse katholieke jeugdorganisatie FUCI (Federazoni Universitaria Cattolica Italiana) dit initiatief te steunen.[36] Volgens Mario Senigaglia, privésecretaris van de patriarch, was Luciani’s verzet tegen het optreden van de FUCI voortgekomen uit het feit dat deze organisatie een Bijbelcitaat had gebruikt om haar standpunt te rechtvaardigen. Luciani's visie op echtscheiding "was meer verlichtend dan de mensen dachten. Hij aanvaardde gescheiden mensen en ook hen die zoals de kerk zegt 'in zonde leven'".[37] Onder priesters en bisschoppen was er kritiek op de werkwijze van Albino Luciani, die volgens hen zijn ambt als patriarch niet waardig was.[33] Zo ontwikkelde Luciani de gewoonte om - bij wijze van preek - kleine kinderen te interviewen vooraan in de kerk. Ook publiceerde hij artikelen in verschillende kranten (Gazettino di Venezia en later in de Messaggero di sant'Antonio), waaronder brieven aan beroemde en fictieve mensen als Dickens, Goethe, Hippocrates, Koning David, Pinocchio, Petrarca en aan Jezus. Deze brieven zouden in 1976 gebundeld worden en als boek onder de titel Illustrissimi[38] worden uitgebracht. Het grootste verwijt aan het adres van Luciani was zijn optreden met betrekking tot de verkoop van de Banca Cattolica Veneto, de huisbank van het aartsbisdom, waar in het verleden tegen lage rente geld geleend kon worden voor charitatieve initiatieven. Zonder medeweten van de patriarch van Venetië was de bank door de directeur van de Vaticaanse Bank, Paul Marcinkus, verkocht aan Roberto Calvi, eigenaar van de Banco Ambrosiano te Milaan.[39] Hierdoor was de Banca Cattolica Veneto een reguliere bank geworden, waar geld werd uitgeleend tegen de geldende, hogere interesttarieven. Hoewel Luciani zich fel verzette tegen deze gang van zaken en zelfs naar Rome ging om verhaal te halen, bleek dat de verkoop niet meer ongedaan gemaakt kon worden. Uit onvrede met deze situatie besloot hij met vele anderen de bankrekening van het aartsbisdom op te heffen en de rekeningen onder te brengen bij de Banco San Marco te Venetië.[40] In 1977 bezocht Luciani ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de verschijningen het heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Fátima, in Portugal. Hij had bij deze gelegenheid een langdurig onderhoud met zuster Lucia, een van de drie kinderen aan wie de Maagd Maria verschenen zou zijn. Volgens François de Marie des Anges zou Lucia Luciani hebben ingelicht over het derde geheim van Fátima, dat naar verluidt op hemzelf betrekking had. Luciani's onverwachte dood is door deze auteur in verband gebracht met het derde geheim.[41]
    Op 6 augustus 1978 om 21.40 uur overleed paus Paulus VI te Castel Gandolfo aan de gevolgen van een hartaanval. Tijdens zijn pontificaat had hij wijzigingen aangebracht in de regelingen die betrekking hebben op het College van Kardinalen. De meest ingrijpende was zijn motu proprio Ingravescentem Ætatem geweest, waarin bepaald werd dat kardinalen van tachtig jaar en ouder uitgesloten waren van
    deelname aan het conclaaf.[42] [43] Andere bepalingen, zoals onder meer verwoord in de apostolische brief Ecclesiae Sanctae van 6 augustus 1966, hadden ervoor gezorgd dat prelaten van 75 jaar of ouder vrijwillig hun ontslag moesten indienen bij de paus. Hierdoor konden nieuwe, jongere kerkelijke functionarissen worden aangesteld die vaak direct verheven werden tot kardinaal. Deze nieuwe benoemingen resulteerden in een verschuiving van de kardinaalsverdeling per continent/nationaliteit. Aanvankelijk telde het kiescollege 115 kardinalen. Kardinaal Paul Yü Pin, aartsbisschop van Nanking in (China), overleed echter tijdens de sedisvacatie (= het interregnum in het Vaticaan) op 16 augustus. Drie andere kardinalen, Valerian Gracias uit India, John Joseph Wright uit de Verenigde Staten en Bolesław Filipiak uit Polen, meldden zich af wegens ziekte
    Voorafgaand aan het conclaaf werd door de (inter)nationale pers gespeculeerd over de kansen van diverse kardinalen. Daarbij vielen vaak de namen van de Italiaanse kardinalen Giuseppe Siri, aartsbisschop van Genua, en Sergio Pignedoli, die verbonden was aan de Romeinse Curie. Siri gold als de kandidaat van de conservatieven, omdat hij een conservatieve uitleg gaf aan de uitkomsten van het Tweede Vaticaans Concilie.[46] Pignedoli, die een voortzetting van het beleid van Paulus VI voorstond, gold als progressief.[47] [48] Andere papabile kandidaten waren de kardinalen Sebastiano Baggio en Giovanni Benelli; laatstgenoemde zou een belangrijk stempel drukken op de uiteindelijke verkiezing van Albino Luciani. Bij zijn vertrek uit Venetië was Albino Luciani ervan overtuigd dat hij niet gerekend moest worden als kansrijk voor de opvolging, een uitspraak die hij ten overstaan van de verzamelde pers in Rome herhaalde.[49] In een brief aan zijn nicht Pia, geschreven op 24 augustus 1978, schreef hij dat hij geen idee had hoelang het conclaaf zou gaan duren, maar dat hij ervan overtuigd was dat hij geen gevaar liep.[50] Tegen zijn secretaris Mario Senigaglia had hij gezegd, dat de tijd daar was voor een kandidaat uit de Derde Wereld, waarbij hij dacht aan de Braziliaanse kardinaal Aloísio Lorscheider.[51] In de vierde stemronde op de tweede dag van het conclaaf werd Albino Luciani verkozen tot paus. [52] Zijn eerste woorden tot de kardinalen schijnen geweest te zijn: "Moge God jullie vergeven wat jullie mij hebben aangedaan", en na een paar minuten zwijgen: "Accepto" (="ik aanvaard het").[53] Onverwacht en uit respect voor zijn beide voorgangers nam hij de dubbele naam Johannes Paulus aan, omdat hij door Johannes XXIII tot bisschop was benoemd en door Paulus VI tot kardinaal verheven. Hij zei erbij "noch over de wijsheid des harten van Johannes, noch over de cultuur en voorbereiding van Paulus te beschikken", maar "op hun plaats te staan", en daarom vroeg hij "herdacht te worden in de gebeden van ieder".[54] Veel kardinalen die deelnamen aan het conclaaf waarin Luciani verkozen werd, verwachtten een lang pontificaat. De nieuwe paus was immers nog jong. Hij maakte van meet af aan meer de indruk van een 'pastor' dan van een prelaat. Hij was de eerste paus sinds tijden die niet een uitgebreide loopbaan had gehad binnen de Romeinse Curie. Rome en Vaticaanstad waren relatief nieuw voor hem. Dat had als nadeel dat hij - zoals hij zelf aangaf - weinig bekend was met wat er van hem werd verwacht, maar als voordeel dat hij weinig vijanden binnen de Curie of het College van Kardinalen leek te hebben. Hoe weinig hij zelf rekening gehouden leek te hebben met zijn verkiezing bleek al bij de eerste balkonscène, waarbij zijn warrige wilde haren het meeste opvielen. Over het algemeen zorgen papabili er namelijk voor netjes gekapt te zijn Op 27 augustus, de dag na het conclaaf, richtte paus Johannes Paulus I zich in zijn eerste toespraak tot de aanwezige kardinalen en bisschoppen, en tot alle gelovigen wereldwijd. Na opnieuw gewezen te hebben op de zwaarte van de taak waartoe hij was verkozen, wilde hij allen informeren over hoe hij als paus zijn ambt wilde vervullen. Johannes Paulus I maakte duidelijk in de lijn van zijn voorgangers, die
    een grote inzet hadden getoond voor het pastorale werk (paus Pius XI tot en met paus Johannes XXIII), te willen functioneren. Het belang hiervan zou hij op 7 september onderstrepen door in een toespraak gericht aan de clerus van Rome te wijzen op de verantwoordelijkheid van geestelijken voor de gelovigen, maar ook voor zichzelf. De paus verkondigde dat meditatie een belangrijk hulpmiddel was om rust te vinden, wat zijn weerslag zou hebben op de gelovigen. Een ander aspect was de liefde die de priester moest hebben voor zijn baan. Priesters zeiden vaak niet begrepen of gewaardeerd te worden, waardoor zij ontmoedigd raakten. Hoewel Johannes Paulus I toegaf dat hij als bisschop ook vaak tekortgeschoten was in het prijzen van zijn priesters, verwees hij naar de woorden van Franciscus van Sales dat elke roeping zijn problemen kende, maar dat er gewaakt moest worden voor de gedachte dat anderen het altijd beter hadden.[55] De daarop volgende dagen vonden de voorbereidingen plaats van de ophanden zijnde viering van Johannes Paulus’ ambtsaanvaarding, die zou plaatsvinden op 3 september 1978. Hierbij gaf de nieuwe paus te kennen niet met de tiara te willen worden gekroond, maar slechts in zijn ambt te willen worden bevestigd door de oplegging van het pallium. Aanvankelijk verwierp hij ook de idee om zich zittend in de Sedia Gestatoria – de pauselijke draagstoel - binnen het Vaticaan te laten verplaatsen, maar omdat hij klein van postuur was en belang hechtte aan het feit dat hij contact had met de aanwezigen, kwam hij uiteindelijk op deze beslissing terug. Zijn voorganger Paulus VI was weliswaar in 1963 nog wel met de tiara gekroond, maar hij had deze driekroon afgestaan ten behoeve van de armen en daarna ook nooit meer gedragen. Zijn opvolger, Paus Johannes Paulus II, zag datzelfde jaar nog ook van een kroning af. De daaropvolgende paus, Benedictus XVI, zou in 2005 de tiara zelfs helemaal van het pauselijk wapen weglaten en vervangen door de mijter. Op bestuurlijk niveau werd de Franse kardinaal Jean-Marie Villot opnieuw tot kardinaalstaatssecretaris aangesteld, een functie die hij al sinds 1969 vervulde. Ook werden de kardinaalprefecten van de verschillende Congregaties binnen de Romeinse Curie herbenoemd. Johannes Paulus I verrichtte maar één hoge Curiebenoeming, namelijk die van de Beninse kardinaal Bernardin Gantin tot voorzitter van de Pauselijke Raad "Cor Unum".[56] Tijdens een van de ontvangsten die gehouden werden voor de gedelegeerden die op de feestelijkheden van de benoeming van Johannes Paulus I waren afgekomen vond een spijtig voorval plaats: de Russisch-orthodoxe metropoliet van Leningrad - het huidige Sint-Petersburg - Boris Georgievich Rotov Nikodim, stierf op 5 september tijdens een privé-audiëntie bij de paus; het was Johannes Paulus zelf die hem de absolutie verleende.[57] Evenals zijn voorganger, paus Paulus VI, besloot Johannes Paulus I tijdens wekelijkse audiënties de verzamelde gelovigen toe te spreken en godsdienstige kwesties te bespreken. Hierbij verwees hij niet alleen naar puur theologische of religieuze werken, maar haalde hij ook anekdotes of gebeurtenissen aan uit het dagelijkse leven alsmede verhalen uit de wereldliteratuur. Zijn betrokkenheid bij kinderen kwam tot uiting doordat hij tijdens deze audiënties kinderen een rol gaf bij zijn betoog. Zo ondervroeg hij op 6 september een jongen uit Maltaen vroeg hem hoe hij de rol van zijn ouders zag en de rol die de jongen zou moeten spelen wanneer zijn ouders oud zouden zijn en hulp behoefden. Het betrekken van kinderen bij deze speciale gelegenheden stamde al uit de tijd dat hij bisschop was; tijdens heilige missen liet hij hen naar voren komen, waarna hij een kort interview met het kind in kwestie hield. In een toespraak op 27 september tijdens het Ad Limina-bezoek - een verplicht bezoek van bisschoppen aan Rome - van Filipijnse bisschoppen ging Johannes Paulus I in op de verspreiding van het Evangelie. Hij riep de Filipijnse bisschoppen op om de gelovigen vooral te wijzen op het eeuwige leven en tevens sprak de paus de hoop uit dat het werk van de kerk in de Filipijnen een voorbeeld zou vormen voor de rest van de Aziatische landen.[58] Bijzondere aandacht ging echter uit naar Johannes Paulus’ voorganger Paulus VI, die er - in de ogen van de paus - ondanks de vele kritiek in geslaagd was invulling te geven aan de besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie. Het was het voornemen van Johannes Paulus deze besluiten te handhaven en te verdiepen. Dit benadrukte hij tijdens het ad limina-bezoek van Amerikaanse bisschoppen (21 september) door de aanwezige geestelijken te wijzen op de betekenis van het gezin en op de noodzaak om de status ervan te handhaven. De heiligheid van het gezin was immers, conform de besluiten tijdens het Tweede Vaticaans Concilie, hét middel om
    vernieuwing binnen de kerk te realiseren. In de ogen van Johannes Paulus I was het dan ook ondenkbaar dat de huwelijksband tussen man en vrouw verbroken kon worden en het was onder meer de taak van geestelijken om erop toe te zien dat eventuele problemen overwonnen werden.[59] Door zijn vroegtijdige dood vonden er slechts vier algemene audiënties plaats. En doordat hij tijdens zijn pontificaat geen encyclieken uitbracht, geven zijn toespraken het beste weer wat de voorstellingen waren die Johannes Paulus I had van geloof en kerk:
    Zo geloof ik in de Heer, die Zich aan mij heeft geopenbaard. Als inleiding tot zijn eerste audiëntie op 6 september 1978[60] ging Johannes Paulus I in op de betekenis van het pausschap - de paus is slechts de grote broer van de bisschoppen - en prees hij de precies een maand daarvoor overleden paus Paulus VI. In navolging van zijn voorganger maakte Johannes Paulus ook duidelijk de wekelijkse audiënties te willen voortzetten als een vorm van catechese voor de moderne tijd. In het vervolg van zijn toespraak ging de paus in op de betekenis van de geboden. God heeft ons een lichaam gegeven, een geestelijke ziel en een goede wil. Maar het onderhouden daarvan is belangrijk en daarvoor zijn de geboden bedoeld. Speciale aandacht ging uit naar de omgang met de medemensen, die volgens Johannes Paulus I ingedeeld konden worden in verschillende categorieën. Elke categorie kende daarbij haar eigen benadering. Ouders en leidinggevenden (staat en overheid) verdienden eerbied en gehoorzaamheid, gelijken moesten kunnen rekenen op rechtvaardigheid en liefde, terwijl aan de zwakkere medemens barmhartigheid betoond moest worden. Voor het in het reine komen met jezelf was, volgens de paus, 'nederigheid' belangrijk. De paus besefte dat mensen geneigd waren op de voorgrond te treden, maar adviseerde toch bescheiden te blijven. Johannes Paulus I riep de aanwezigen ten slotte op om samen met hem te bidden voor het welslagen van het vredesoverleg in Camp David, de plaats waar Egypte, Israël en de Verenigde Staten op zoek waren naar oplossingen om een einde te maken aan de voortdurende oorlogen in het MiddenOosten die ook een land als Libanon volledig uitgeput hadden.
    Dat is dus geloven: je eigen leven veranderen en je zonder enige voorwaarde aan God geven. Tijdens de audiëntie op 13 september 1978[61] ging Johannes Paulus I in op een van de zeven deugden, het geloof. Aan de hand van de wijze waarop de apostel Paulus en Augustinus van Hippo uiteindelijk bekeerd waren, probeerde Johannes Paulus I het aanwezige publiek uit te leggen, wat de theologische betekenis was van het geloof. Deemoed was daarbij een voorwaarde. Hij wees er verder op, dat de kerk een belangrijke rol speelde, omdat de kerk en Jezus onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Omdat de kerk gezien moest worden als Mater et Magistra (vertaling: Moeder en Lerares)[62] van het geloof, was het onmogelijk de kerk af te wijzen. Hoewel er binnen die kerk soms misstanden werden geconstateerd, was het de taak van alle gelovigen om de kerk te verbeteren om zo zichzelf te verbeteren. Ongewenste elementen binnen de kerk mochten niet de oorzaak zijn om de kerk minder lief te hebben.
    Wie vanuit de hoop leeft, die draagt een sfeer van vertrouwen en overgave met zich mee door het leven. Op 20 september 1978[63] gaf Johannes Paulus I een toelichting op een van de zeven deugden, de hoop. Aan de hand van uitspraken van Augustinus en Franciscus van Sales wilde hij laten zien, dat hoop onontbeerlijk is. Johannes Paulus weersprak daarbij de opvatting van onder meer Friedrich Nietzsche, die de hoop omschreef als slechts “de deugd van de zwakken” waardoor christenen nutteloze mensen zouden worden voor wie werken aan de wereld onbelangrijk is. Ook de gedachte dat hoop de ontwikkeling van de mens in de weg zou staan wees de paus resoluut af, omdat de christelijke boodschap juist gericht was op de opbouw van de wereld.
    Hij waarschuwde echter het publiek dat politieke, economische en sociale bevrijding niet slechts een doel op zich was, maar dat de mens zich tevens moest richten op het toetreden tot het Rijk Gods. De hoop op eeuwig leven en de hoop op een betere toekomst van de wereld moesten, volgens Johannes Paulus, hand in hand gaan.
    Beminnen wil zeggen er met je hart op uittrekken en naar het voorwerp van je liefde snellen. Johannes Paulus’ laatste audiëntie op 27 september 1978[64] stond in het teken van de liefde. Volgens Johannes Paulus I vertelden de levensverhalen van de heiligen hoe zij de ware liefde voor God vonden. Enige kritiek was er ten aanzien van de apostel Petrus, die zijn liefde voor Jezus wel getoond had tijdens zijn glorie, maar wegbleef toen zijn meester aan het kruis werd genageld. Toch beschouwde de paus de liefde voor God niet als een exclusief gegeven; hij wees erop, dat de liefde voor de naaste evenzo belangrijk was, zij het, dat deze liefde van een andere orde was. De moderne invulling van naastenliefde moest volgens Johannes Paulus aangepast worden in lijn met onder meer het gedachtegoed van paus Paulus VI, zoals verwoord in zijn encycliek Populorum Progressio uit 1967. Daarin werd verwezen naar de hongersnood, de onrechtmatigheid van overmatig privébezit en binnen deze context werd ook de bewapeningswedloop als een schanddaad gezien. [65] Alleen door een helpende hand te bieden richting de noodlijdenden zou ware liefde zich ontwikkelen. Na een kort gesprek met een van de aanwezige leerlingen van een katholieke school onderstreepte de paus ten slotte dat, evenals de zucht van mensen om steeds beter te wonen of sneller te reizen, de mens er ook naar moest streven meer van God te gaan houden op een volmaakte mani In de nacht van 28 op 29 september 1978 om kwart voor vijf trof zuster Vincenza Taffarel, die al in dienst was van Albino Luciani sinds 1959, Johannes Paulus I dood aan in zijn bed met in zijn hand wat papieren. Hierop informeerde zij onmiddellijk de particulier secretaris van de paus, Diego Lorenzi. [66] Volgens kardinaal Paul Poupard was het echter de secretaris van de paus, de Ier John Magee, die hem 's ochtends half zittend in zijn bed aantrof met De imitatione Christi van Thomas a Kempis in zijn hand.[67] Dokter Renato Buzzonetti, verbonden aan het Vaticaan, onderzocht het lichaam en kwam zonder sectie te verrichten tot de conclusie dat Johannes Paulus I overleden was aan een acuut hartinfarct; rond 23.00 uur de avond daarvoor. Hierop werd door kardinaal Jean-Marie Villot, in zijn functie als camerlengo, het nieuws wereldkundig gemaakt. Doordat Johannes Paulus I al zo vroeg na zijn verkiezing overleed, behoort zijn pausschap tot de kortste tien pontificaten in de geschiedenis van het pausdom. Johannes Paulus I is tot op heden tevens de kortst regerende paus van de Moderne Tijd. Op 4 oktober 1978 vond zijn begrafenis en bijzetting plaats. Tijdens de begrafenisdienst wees kardinaal Carlo Confalonieri erop dat het niet de duur van een pontificaat was die de betekenis van een paus bepaalde, maar eerder de invulling die de persoon er aan gaf. Hij vergeleek Johannes Paulus I met een meteoor, die onverwacht de hemel verlicht had en vervolgens verdween, de gelovigen verbaasd en verbijsterd achterlatend. Ook refereerde Confalonieri naar de wijze waarop Johannes Paulus geprobeerd had theologische doctrines te vertalen in een begrijpelijkere taal voor een groter publiek.[68] Het daarop volgende conclaaf vond plaats van 14 tot 16 oktober 1978 en zou de eerste niet-Italiaanse paus voortbrengen sinds de dood van de uit de Nederlanden afkomstige paus Adrianus VI in 1523: de Poolse kardinaal Karol Józef Wojtyła, die de naam Johannes Paulus II aannam als eerbetoon aan Albino Luciani. Tijdens zijn eerste radiotoespraak op 17 oktober 1978 riep Johannes Paulus II zijn voorganger in herinnering. "Wat kunnen we zeggen over Johannes Paulus I? Hij schijnt pas gisteren uit deze vergadering naar voren te zijn getreden om de zware last van de pauselijke waardigheid op zich te nemen. Maar wat een vlammende caritas, ja, wat een golf van liefde wenste hij voor de wereld in zijn
    laatste zondagse toespraak vóór het bidden van het Angelus. Hij bevestigde dit nog door de wijze cathechistische onderrichtingen die hij bij publieke audiënties gaf over geloof, hoop en liefde.[69]"
    De plotselinge dood van Johannes Paulus I leidde er onmiddellijk toe dat de zich verzamelende kardinalen opgeroepen werden – onder meer door een artikel in de Italiaanse krant Corriere della Sera – een autopsie toe te staan om zo de precieze doodsoorzaak vast te stellen. Het College van Kardinalen vroeg vervolgens twee teams van deskundigen om nader advies. Op 2 oktober kwamen de kardinalen bijeen om de adviezen te bespreken. Twee artsen adviseerden tegen een autopsie, omdat de doodsoorzaak al was vastgesteld. Bovendien was het lichaam gebalsemd, wat een betrouwbare schouwing onmogelijk zou maken. Een patholoog-anatoom adviseerde vóór een lijkschouwing, omdat de doodsoorzaak niet zonder nader onderzoek zou kunnen worden vastgesteld. Niettemin besloot het College van Kardinalen, na een stemming, in overgrote meerderheid geen toestemming te geven voor een autopsie, omdat deze voeding zou kunnen geven aan de inmiddels ontstane geruchten over de mogelijk niet-natuurlijke doodsoorzaak van de paus.[70] In zijn boek Gods wil of mafia? De onverklaarbare dood van Johannes Paulus I probeerde David Yallop aan te tonen dat er sprake was van verdachte omstandigheden (lees: "vergiftiging") waarin de paus overleden was. Daarbij werd met een beschuldigende vinger gewezen naar personen binnen en buiten het Vaticaan, die elk een motief leken te hebben om de paus om te brengen. Zo werd kardinaal Jean-Marie Villot genoemd, omdat hij op 28 september 1978 te horen gekregen zou hebben dat hij als kardinaal-staatssecretaris vervangen zou worden door kardinaal Giovanni Benelli.[71] [72] Villots optreden na de ontdekking van de overleden paus, waarbij hij belastende voorwerpen uit de slaapkamer van de paus verwijderd zou hebben, riep bij Yallop vraagtekens op. Yallop suggereert daarnaast dat Johannes Paulus I wilde breken met het in de encycliek Humanae Vitae uiteengezette anticonceptie-beleid. Volgens Yallop zou de paus van mening zijn geweest dat anticonceptie, gelet op de overbevolking en de enorme kindersterfte, toegestaan moest worden. Deze mogelijke opvatting van Luciani zou op groot verzet binnen de Curie zijn gestuit.[73] Centraal in Yallops boek staat echter de speculatie dat Johannes Paulus I van plan was geweest op te treden tegen de malversaties binnen het bankwezen van het Vaticaan. Daarbij speelden de beheerder van de Vaticaanse bank Istituto per le Opere Religiose (IOR), aartsbisschop Paul Marcinkus, Licio Gelli, leider van de vrijmetselaarsloge P2, en Michele Sindona en Roberto Calvi een cruciale rol omdat zij allen betrokken waren bij talloze dubieuze bancaire transacties waarbij ook de Italiaanse maffia betrokken was. In een interview, gepubliceerd in de National Catholic Reporter op 5 september 2003, sprak Diego Lorenzi de beschuldigingen van moord op Johannes Paulus I tegen. Afgezien van de onmogelijkheid om de paus in zijn slaapkamer te benaderen – deze werd immers dag en nacht bewaakt – gaf Lorenzi aan dat David Yallop in zijn boek uitgegaan was van de veronderstelling dat de paus was vermoord en vervolgens geprobeerd had alle bewijzen daarvoor kloppend te maken.[74]
    De oprichter en zanger van de Britse punk- en rockband The Fall schreef een toneelstuk over Johannes Paulus I met de titel “Hey! Luciani: The Life and Codex of John Paul I”. Het stuk werd in december 1986 voor een periode van twee weken in Londen opgevoerd. In het toneelstuk waren liedjes opgenomen die door de band later op een album werden uitgebracht.[75] In het toneelstuk “The Last Confession” van Roger Crane staat de pausmaker kardinaal Giovanni Benelli centraal, die zijn eigen visie weergeeft over de periode vanaf het conclaaf in augustus 1978 tot aan het conclaaf van oktober 1978. Gesuggereerd wordt dat Benelli overtuigd was van moord op de paus, maar afzag van toestemming voor autopsie omdat dat de positie van de Rooms-Katholieke Kerk zou beschadigen. In de film The Godfather Part III vormt de vermeende moord op Albino Luciani een motief. Wanneer ene kardinaal Lamberto gekozen wordt tot paus Johannes Paulus I, kondigt hij direct een diepgaand onderzoek aan naar de activiteiten van de Vaticaanse Bank en de rol die diverse Vaticaanse
    functionarissen daarin vervullen. Om onthullingen te voorkomen wordt de paus 33 dagen na zijn aantreden door vergiftiging van zijn thee om het leven gebracht. De film The Pope Must Die is een parodie over de gang van zaken rond het leven en overlijden van Johannes Paulus I. Zo zou de pausverkiezing berusten op een misverstand, doordat een slechthorende kardinaal een nietsvermoedende parochiepriester Albinizi uitroept tot de nieuwe paus in plaats van de beoogde kardinaal Albini. In 2006 werd - onder regie van Giorgio Capitani - een sterk geromantiseerde speelfilm gemaakt over het leven van Albino Luciani, onder de titel Papa Luciani: Il sorriso di Dio(Paus Luciani: De glimlach van God). Deze film werd in delen uitgezonden op Rai Uno.
    Op 26 augustus 2002, de vierentwintigste verjaardag van Luciani's verkiezing tot paus, kondigde Vincenzo Savio, bisschop van Belluno-Feltre, aan dat het proces voor de zaligverklaring van paus Johannes Paulus I was begonnen op lokaal niveau.[76] De eerste postulator in deze zaak was de Pater Salesiaan Pasquale Liberatore. Na diens dood in 2003 werd de behartiging van Luciani's zaak overgenomen door Giorgio Lise, rector van het Papa Luciani Centrum in Belluno. Op 11 november 2006 werd het lokale proces afgerond en het dossier overgedragen aan de Pauselijke Congregatie voor de Heilig- en Zaligsprekingsprocessen. Aan de eis dat aan een kandidaatzalige een wonder moet worden toegeschreven is inmiddels voldaan. Een man uit het ZuidItaliaanse Puglia genas volgens artsen en theologen op medisch onverklaarbare wijze van een tumor op voorspraak van Johannes Paulus I.[77] Dit wonder is door de congregatie voor de Heiligsprekingsprocessen erkend en sindsdien wordt Johannes Paulus I door de Kerk vereerd als dienaar Gods. Voorafgaand aan het Angelus van 28 september 2008 stond toenmalig paus Benedictus XVI stil bij de dertigste sterfdag van Johannes Paulus I. Hij verwees daarbij naar de wapenspreuk van Luciani - Humilitas - en hij prees zijn voorganger als een kampioen van de nederigheid, een eigenschap die Johannes Paulus I "in staat stelde te spreken met iedereen, ook met de kleinen en de vreemdelingen". Eveneens wees hij op Luciani's vermogen tot catechese.[78] Op 7 november 2017 werd Luciani door paus Franciscus, op voorspraak van de Congregatie voor de Heilig- en Zaligsprekingsprocessen eerbiedwaardig verklaard. Dat is de eerste stap op weg naar een zaligverklaring.[79]





    26-08-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 aug 1944 chiel montagne

     

    26-08-2018 om 09:19 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 26 aug 1944 chiel montagne

    26 aug 1944 Chiel Montagne, pseudoniem van Bertus Arie (Bert) van Rheenen (Uitgeest, 26 augustus 1944) is een Nederlands presentatoren voormalig radio-dj. Hij begon op achtjarige leeftijd al met het inspreken van hoorspelen bij de KRO. Na de middelbare school hield hij zich bezig met acteren. Hij volgde enkele jaren de toneelschool in Arnhem. Zijn carrière begon in 1963 als diskjockey bij de zeezender Veronica. Hij is een neef van Bull Verweij. In 1971 ging Montagne bij de TROS het televisieprogramma "Op losse groeven" (later "Op Volle Toeren") presenteren. Dit was een programma volledig gewijd aan Nederlandstalige muziek dat bijna twintig jaar liep. In 1972 probeerde hij een hit te scoren met het nummer "Marja" dat echter bleef steken in de Tipparade. Montagne houdt zich ook bezig met de productie en regie van muziekspecials. Daarnaast richtte hij in 1974 te Baarn zijn eigen geluidsstudio op, Dutch Music Center (DMC), waar vele Nederlandse artiesten en internationale artiesten hun platen hebben opgenomen. In 2003 richtte hij zijn eigen omroep, de Montagne Omroep Nederland (MON), op. Zijn doel met deze omroep was om meer Nederlandse muziek uit te zenden. De omroep haalde het vereiste ledenaantal echter niet en heeft nooit uitgezonden. Montagne was één van de medeoprichters van Holland FM. Ook voor Talk Radio heeft hij zich enige tijd met de sponsoring beziggehouden. Verder presenteerde hij als dj voor Radio 10 FM en Radio 192. Naast zijn eigen publieke inzet heeft Chiel Montagne een artiesten management en boekingsbureau Chiel Montagne Produkties en schrijft hij muziekteksten voor verschillende Nederlandstalige artiesten. In 2006 was Montagne te zien in het programma TV Comeback, in deze 8-delige serie van Omroep MAX waren onder andere ook Wieteke van Dort en Ted de Braak te zien. Op 2 februari 2008 heeft Montagne een deel van het programma Idols gepresenteerd. Op 28 april 2009 deed hij mee aan een aflevering van de serie Toen was geluk heel gewoon. In 2010 werkte Montagne mee aan het televisieprogramma Ushi & Loesie, op RTL 4, om bekende Nederlandse zangers en zangeressen in de maling te nemen. Namens TV Oranje ging hij samen met twee trouwe fans langs, waarbij Wendy van Dijk verkleed was als de wat vreemde en drukke Loesie. Op 29 april 2010 werd Montagne Ridder in de Orde van Oranje-Nassau in zijn woonplaats Hilversum





    26-08-2018 om 09:18 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    25-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WAT WEET JE OVER ALCOHOL

     

    25-08-2018 om 09:25 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WAT WEET JE OVER ALCOHOL

    Ethanol (triviale naam ethylalcohol), vaak afgekort tot EtOH, is de bekendste en meest voorkomende alcohol, aangezien het een vaak gebruikt oplosmiddel is en het de alcohol is die in alcoholische dranken zit. De molecuulformule van ethanol is C2H5OH, wat C2H6O geeft als brutoformule. In het dagelijkse spraakgebruik wordt ethanol gewoon alcohol genoemd. Vergisting, het proces dat tot het ontstaan van alcohol uit suikers leidt, is een van de oudste biochemische processen bekend aan de mensheid. Het bedwelmende effect van alcohol was al in de prehistorie bekend. Resten ervan zijn aangetroffen op potscherven in China die zo'n 9000 jaar oud zijn, [4] zodat het gebruik van vergisting zeker tot in het Neolithicum teruggaat. Alcoholische dranken waren ook bekend bij de inwoners van Sumerië, zo'n 5000 jaar voor Christus. Het gebruik van alcohol is dan ook wijdverspreid onder de mensheid. De isolering van het werkzame bestanddeel liet veel langer op zich wachten. Dit werd het eerst verricht door de Perzische alchemist Muhammad ibn Zakarīya Rāzi (865–925). Twee andere onderzoekers die bijdroegen tot de kritische stap in de zuivering, de destillatie van bijvoorbeeld wijn, waren Geber (Jabir ibn Hayyan) en Al-Kindi (Alkindus). Geschriften die aan Geber (721–815) toegeschreven worden vermelden brandbare dampen van kokende wijn. Al-Kindi (801–873) beschrijft de destillatie van wijn in zoveel woorden.[5] Zuivere alcohol werd pas in 1796 door Johann Tobias Lowitz verkregen door gedestilleerde alcohol te filtreren door een laag van geactiveerde kool. Antoine Lavoisier beschreef de verbinding als een verbinding van koolstof, waterstof en zuurstof en in 1808bepaalde Nicolas-Théodore de Saussure de chemische samenstelling.[6] Vijftig jaar later publiceerde Archibald Scott Couper de structuurformule van ethanol. Dit maakte ethanol tot een van de eerste verbindingen waarvan de structuur opgehelderd werd.[7]Daarnaast heeft ethanol een prominente plaats ingenomen in de geschiedenis van de structuuranalyse: het is namelijk de eerste verbinding waarvan de structuur via NMRspectroscopie werd opgehelderd (in 1954). In later tijden slaagde men er ook in ethanol op andere wijze te verkrijgen dan door vergisting. Het is bijvoorbeeld een bijproduct van de raffinage van aardolie.[8] Ethanol is een kleurloze, vluchtige vloeistof met een sterke, karakteristieke geur. Het brandt in een normale atmosfeer met een rookloze blauwe vlam, die in gewoon licht niet altijd goed waarneembaar is. De fysische eigenschappen van ethanol vinden voor een groot deel hun oorsprong in de hydroxylgroep en de kleine lengte van de koolstofketen. De hydroxylgroep van ethanol neemt deel aan waterstofbindingen, waardoor ethanol minder vluchtig en viskeuzer is dan andere organische verbindingen met een vergelijkbare molaire massa. Ethanol is een bijna universeel oplosmiddel, mengbaar met water in alle verhoudingen, maar daarnaast ook met een grote verscheidenheid aan organische oplosmiddelen zoals azijnzuur, aceton, benzeen, tetrachloormethaan, chloroform, di-ethylether, etheenglycol, glycerol, nitromethaan, pyridine en tolueen.[9] [10] Het is ook mengbaar met kleinere alkanen, zoals npentaan en n-hexaan, en met alifatische halogeenverbindingen, zoals trichloorethaan en tetrachlooretheen.[10] De mengbaarheid van ethanol met water staat in scherp contrast met de mengbaarheid van hogere alkanolen (vijf of meer koolstofatomen), waarvan de mengbaarheid met water sterk daalt met het aantal koolstofatomen.[11] De mengbaarheid van ethanol met alkanen beperkt zich tot undecaan. Mengsels met dodecaan en hogere alkanen vertonen een ontmengingsgebied(Engels: (im)miscibility gap) beneden een bepaalde temperatuur. Voor dodecaan is dit ongeveer 13 °C.[12] Boven deze temperatuur zijn beide stoffen onbeperkt mengbaar met elkaar. Bij hogere alkanen (meer koolstofatomen) wordt het gebied waarin twee fasen naast elkaar bestaan breder en de temperatuur waaronder fase-scheiding optreedt stijgt. Als ethanol en water gemengd worden is het volume van het mengsel altijd kleiner dan de som van de bij elkaar gevoegde volumina. Er treedt bijgevolg volumecontractie op. Als gelijke volumes van ethanol en water samengevoegd worden is het totaalvolume slechts 1,92 maal het volume van elk der vloeistoffen.[9] [13] De oorzaak hiervoor is dat water een kleiner molecuul is dan ethanol, waardoor de bijeengevoegde volumes niet simpelweg optelbaar zijn. Het mengen van ethanol en water is exotherm; bij 298 K kan de mengwarmte (afhankelijk van de gebruikte mengverhouding) oplopen tot 777 J/mol. [14]
    Ethanol vormt met water een azeotroop dat bij gewone druk voor 96 volumeprocent uit ethanol bestaat en voor 4 volumeprocent uit water. Thermodynamisch wordt het mengsel anders beschreven: het azeotroop treedt op bij ongeveer 89 mol-% ethanol en 11 mol-% water.[15] Het optreden van het azeotroop is sterk afhankelijk van de druk. Daalt de kooktemperatuur (door de lagere druk) onder de 303 K, dan treedt geen azeotroop meer op.[16] Door het optreden van waterstofbruggen tussen de moleculen is zuivere ethanol zeer hygroscopisch: het absorbeert zeer snel waterdamp uit de omringende lucht. Door de aanwezigheid van de polaire hydroxylgroep is ethanol een goed oplosmiddel voor een groot aantal polaire stoffen, met name natrium- en kaliumhydroxide, magnesiumchloride, calciumchloride, ammoniumchloride, ammoniumbromide en n atriumbromide.[10] Natrium- en kaliumchloride zijn matig oplosbaar in ethanol.[10]Omdat ethanol ook over een apolair gedeelte beschikt, kan ethanol ook goed optreden als oplosmiddel voor niet-polaire verbindingen, waaronder met name de commercieel en biologische belangrijke etherische oliën [17] en een grote hoeveelheid geur- en smaakstoffen. Ook veel geneesmiddelen worden met behulp van ethanol toegediend. De toevoeging van slechts enkele procenten ethanol aan water heeft al een groot effect op de oppervlaktespanning van het mengsel. Deze eigenschap verklaart het optreden van het verschijnsel dat bekendstaat als de tears of wine (letterlijk: wijntranen), ook het Marangoni-effect genoemd. Als wijn voorzichtig in een glas wordt gezwenkt, zal de ethanol uit de dunne vloeistoffilm op het glas snel verdampen. Terwijl het ethanolgehalte van de wijnfilm daalt, zal de oppervlaktespanning snel stijgen. De vloeistoffilm concentreert zich tot een druppelachtig geheel en loopt meer in samentrekkende stroompjes dan als een film over het glas terug naar beneden. Mengsels van ethanol en water die meer dan ongeveer 50% ethanol bevatten, zijn ontvlambaar en kunnen makkelijk worden aangestoken. Het flamberen is hier een bekend voorbeeld van. Ethanolwatermengsels die minder dan 50% ethanol bevatten, kunnen eveneens ontstoken worden, maar moeten daarvoor dan eerst verwarmd worden. Sommige keukenrecepten schrijven voor dat wijn toegevoegd moet worden aan de al hete inhoud van een pan.
    Nagenoeg 100% zuivere, watervrije ethanol - absolute alcohol - wordt verkregen door destillatie onder toevoeging van benzeen. Water en benzeen vormen samen namelijk ook een azeotroop die kan worden afgedestilleerd, waardoor de alcohol overblijft. Het alcoholproduct bevat dan echter nog sporen benzeen en is daardoor gevaarlijk bij consumptie, omdat benzeen carcinogeenis. De laatste resten water kunnen indien nodig ook worden verwijderd door destillatie met geconcentreerde glycerine, of door ongebluste kalk of watervrij kopersulfaat toe te voegen en het resterende mengsel af te destilleren. Spiritus is een onzuivere vorm van 85% ethanol waaraan het giftige methanol, een geurstof en een kleurstof zijn toegevoegd, respectievelijk om hem ondrinkbaar te maken en daarvoor te waarschuwen. Over spiritus hoeft geen accijns te worden betaa Veel soorten gist kunnen suikers anaeroob omzetten in ethanol en koolstofdioxide. Deze gisting wordt gebruikt bij het maken van alcoholische dranken als bier en wijn. Bij ca. 15% ethanol, afhankelijk van het gebruikte type gist, gaan de gisten zelf dood: ze sterven dus eigenlijk in hun eigen afval. Sterkere alcoholische dranken kunnen alleen op kunstmatige wijze worden gemaakt. Hiervoor moet men het product destilleren. Kleine hoeveelheden ethanol worden wel in het lichaam zelf aangemaakt tijdens de spijsvertering in de darme Bij reactie met een (aard)alkalimetaal ontstaat er onder ontwijking van waterstofgas het zeer basische ethoxide-anion. Dit reactieproduct wordt bij verscheidene chemische reacties vaak gebruikt, waaronder eliminatiereactie of andere reacties waar een erg sterke base voor nodig is.
    Alcoholhoudende dranken worden veel gedronken als sociaal geaccepteerd genotmiddel: bier, wijn, likeur en sterkedrank. Alcohol is een drug die vanwege de fysiek verslavende eigenschappen door sommigen gerekend wordt tot de harddrugs. Toch wordt alcohol wettelijk niet als zodanig aangemerkt. De stof heeft ook een corrosieve werking. Wanneer men sterk geconcentreerde alcohol, zoals in sterkedrank, drinkt voelt men bij de eerste slokken een zeer branderig gevoel in de slokdarm. Dit kan bij herhaling gevaarlijk zijn en ernstige inwendige schade opleveren Ethanol bezit een ontsmettende werking. Tegenwoordig is het minder gangbaar doordat er meer ontsmettingsmiddelen bekend zijn maar het is mogelijk dat een dokter de huid ontsmet met alcohol, bijvoorbeeld voordat hij iemand een injectie geeft. Een mogelijk nadeel is dat dit sterk kan prikken in geval van wonden. Bij gebrek aan beter is het echter een prima ontsmettingsmiddel en in tijden van nood en schaarste zoals oorlogssituaties wordt alcohol ingezet en dit zowel om te ontsmetten als om te verdoven, bijvoorbeeld bij operaties. In microbiologische laboratoria wordt een oplossing van 70% ethanol - en 30% water - als ontsmettingsmiddel voor laboratoriumtafels gebruikt. Veel reinigingsproducten bevatten alcohol. Zowel omdat het snel vervliegt en dus het product waar het op is gebruikt snel droogt maar ook omdat het ontvet. (Brand-)spiritus wordt bijvoorbeeld gebruikt om ruiten schoon te maken. De ethanol is dan vermengd met onder andere methanol en - in ieder geval in Nederland - ook een blauwe waarschuwingskleurstof.
    Ethanol wordt op zeer grote schaal bereid door vergisting van suikers. Het is in voldoende zuivere vorm ook zeer brandbaar en kan in verbrandingsmotoren als weinig vervuilende brandstof worden gebruikt, omdat de verbrandingsproducten relatief schoon zijn (in theorie enkel koolstofdioxide en water). In Brazilië rijden veel auto's op bio-ethanol. Deze bio-ethanol wordt gewonnen uit vergist sap van suikerriet met behulp van destillatie. In landen als Brazilië, de Verenigde Staten en sinds 1 januari 2007 ook Nederland wordt ethanol ook vermengd met gewone benzine. Het geschikt maken van auto's voor het rijden op ethanol vergt maar een zeer kleine aanpassing. Vermengd met methanol en kleurstof wordt het verkocht als brandspiritus voor huishoudelijk gebruik. De methanol zorgt er tevens voor dat de brandspiritus ondrinkbaar is.







    25-08-2018 om 09:21 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 aug 1944 bevrijding parijs

     

    25-08-2018 om 09:20 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 aug 1944 bevrijding parijs

    25 aug 1944 De Bevrijding van Parijs in de Tweede Wereldoorlog vond plaats eind augustus 1944. Men beschouwt de bevrijding van Parijs wel als het einde van Operatie Overlord. Met de geallieerden na de omsingeling van Duitse strijdkrachten in de zak van Falaise in volle opmars naar Parijs, gingen op 15 augustus de Parijse metro en de Parijse politie in staking. Het geallieerde strijdplan voorzag in een omtrekkende beweging rond Parijs, om stadsgevechten, die traditioneel veel mensenlevens eisen, te vermijden. De volgende dag, 16 augustus, werden de genoemde stakingen gevolgd door de posterijen. Op 18 augustus was de staking in Parijs algemeen, en werden barricaden opgericht. Het stadhuis, Hôtel de Ville, werd door het verzet bezet. Vanaf 19 augustus vonden steeds meer schermutselingen plaats tussen het Parijse verzet en de Duitse bezetter. Deze bereikten op 22 augustus hun hoogtepunt. De Zweedse consul trachtte een wapenstilstand te bereiken, een der drie Parijse verzetsgroepen aanvaardde de wapenstilstand echter niet. De geallieerde waren nu door deze opstand gedwongen hun plan te herzien. Generaal Leclerc van de Tweede Franse pantserdivisie kreeg opdracht de stad binnen te trekken. Er volgden felle gevechten. Ondanks de opdracht van Hitler aan generaal Dietrich von Choltitz om Parijs ten koste van alles te houden en de stad te vernietigen, gaf deze op 25 augustus de stad over. Op die dag trok Charles de Gaulle, leider van de vrije Franse strijdkrachten, de stad binnen en nam zijn intrek in het ministerie van Oorlog in de Rue Saint-Dominique. Hier hield hij een speech voor de Parijse bevolking. Op 26 augustus, terwijl Duitse sluipschutters nog actief waren, volgde een overwinningsparade over de Champs-Élysées. Op 29 augustus volgde nog een overwinningsparade van de Amerikaanse 28e infanteriedivisie. Tegen deze tijd was de stad vrijwel geheel gezuiverd van Duitse strijdkrachten. De verliezen onder het verzet en de burgerbevolking worden geschat op 1500 personen. Bij de 60e verjaardag in 2004 werd de bevrijding herdacht met twee optochten van pantservoertuigen uit de tijd van de bevrijding, een met Franse en een met Amerikaanse voertuigen. Voor Hôtel de Ville werd op live muziek op straat gedanst.





    25-08-2018 om 09:18 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 aug 1970 claudia schiffer

     

    25-08-2018 om 09:17 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 aug 1970 claudia schiffer

    25 aug 1970 Claudia Schiffer (Rheinberg, 25 augustus 1970) is een Duits supermodel en actrice, die in het nachtleven van Düsseldorf in 1987 werd ontdekt. Niet al te lang daarna verscheen ze in het tijdschrift Elle en werd ze model voor Chanel. Ze heeft lange tijd een relatie met illusionist David Copperfield gehad, wat niet in een huwelijk resulteerde. Wel trouwde ze op 25 mei 2002 met Matthew de Vere Drummond, beter bekend als Matthew Vaughn. Ze hebben drie kinderen, een zoon en twee dochters. Ze is ook te zien in de videoclip van Westlife (Uptown Girl). Op 27 september 2013 werd bekendgemaakt dat Schiffer samen met het Duitse Rodenstock een eigen collectie zonnebrillen op de markt ging brengen





    25-08-2018 om 09:15 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vandaag jaren terug 25 aug 1930 sean connery

     

    25-08-2018 om 09:14 geschreven door rami

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief
  • Alle berichten

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Archief
  • Alle berichten

    Hoofdpunten blog blankenbergsstadsbeeld
  • fotowandeling 20
  • HARMONIE
  • WORDING
  • fotowandeling 20
  • LIPPENS & DE BRUYNE

    Hoofdpunten blog einstein
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG

    Hoofdpunten blog mijnroots
  • Van al diegenen die niets te zeggen hebben, zijn de meest aangename mensen diegenen die zwijgen
  • Ik heb geconstateerd dat mensen van gedachten houden die niet tot denken dwingen.
  • Tijd hebben alleen diegenen, die het tot niets gebracht hebben en daarmee hebben ze het verder gebracht dan alle anderen.
  • Depressies kan je bestrijden door op je arm geleund in het niets te staren. Bij zware depressies van arm wisselen.
  • Een kus is een mooie truc van de natuur om het praten te stoppen als woorden overbodig zijn.

    Hoofdpunten blog automobile
  • 2020
  • 2020
  • 2020
  • 2020
  • mclaren


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!