Inhoud blog
  • Schaakmaat
  • Something red
  • Windmolentje
  • Woede
  • Memory Lane
  • Kid Katanga
  • Oehoeman
  • Koninkrijk
  • Au Relais
  • Assenpoezen
  • Make love
  • Eindelijk heiden
  • Split
  • NX
  • Killmouski
  • Black Musk
  • Waakvrouw
  • Kwantum
  • Blaren
  • Kruistocht
  • Schuilen
  • Lichterveldestraat
  • Droomoord
  • Rigor fortis
  • In the Army now
  • Acetijd
  • De Egyptenaar
  • Curriculum Vitae
  • Gastronomie
  • Driekoningen
  • Rise & Shine
  • Morgana
  • Brainwashed
  • Art Old Skool
  • God van de kruimels
  • Waardigheid
  • De avonden
  • Spa
  • Bakkes
  • Peperkoekenhuis
  • Zoute-Watergem
  • Blonde woede
  • Verkleurmannetjie
  • Blinde vink
  • Het eeuwige leven
  • Kop-en-schotel
  • Om ter mooist
  • Ezelsoren
  • Charon
  • Het Boek J
  • Lotto
  • Luchtmisdrijf
  • French Fries
  • Cafépraat
  • Zwanenzang
  • Horen en zien
  • Man met ballen
  • Mama
  • Paaps
  • Grote kuis
  • De rode fontein
  • Moeskopper
  • Dakloos
  • Darwin, geen leven
  • Epoque
  • Weerzien
  • Weerzien bis
  • Essence
  • Robin Cruysse
  • No essef
  • De varkenshazy's
  • Mestgeur
  • Kunst met peren
  • Mystery shopper
  • Braaf!
  • Wild!
  • Bloed & Wonden
  • Rolex
  • Boeftie
  • Smashing
  • Japan
  • Mensenmepper
  • Winnetou
  • Zon & regen
  • Dood
  • Etappes
  • IJsdood
  • Wurgseks
  • Boren naar olie
  • Handelslapte
  • High Noon
  • Bibliografie
    Verhalen boven kamertemperatuur
    Foto
    Foto
    Knetterkunde
    Foto

    Moi by Magician Marcelino

    Foto

    Moi in the Mirror

    VRESELIJKE VERHALEN
    JORIS DENOO
    01-03-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schaakmaat

    SCHAAKMAAT


    Intro (het idee van Tsjech-mate)

    De acteurs: 32 stukken van het schaakspel. Uiteraard wit – zwart. Voor elk specifiek stuk moet iets typisch bedacht worden, bijvoorbeeld een scepter voor de koningen, een kroon voor de koninginnen, puntmutsen voor de lopers, hoge hoeden voor de torens en rijlaarzen met zweepje en bijhorend hoofddeksel voor de paarden. De pionnen houden het bij simpel zwart en wit (schmink, maskertjes, …).

    Twee spelers: Jurkov versus Spoetin. De hoofdrollen.
    Een scheidsrechter.

    Het voortbewegen over het bord of het slaan van een vijand gebeurt theatraal; ook hier zijn diverse vondsten mogelijk (koprol, schermutseling, verbale twist, een schot, wegzappen, … De beide koninginnen kunnen zich, gezien hun groot bereik, van een zaptoestel bedienen).

    Rekwisieten: een geblokte grond (het Conscienceplein? – de velden worden op de grond afgebakend of geschilderd) en een grote schaakklok of zandloper.

    -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    - Koning Wit (breed koninklijk gebaar): Mijn koninkrijk, maar nog voor geen honderd paarden!
    - Paarden Wit : (hinniken en steigeren)
    - Koning Zwart (breed koninklijk gebaar): Mijn koninkrijk, maar nog in geen honderd jaren!
    - Paarden Zwart: (hinniken en steigeren)
    - Alle pionnen Wit (zich naar hun koning wendend, eer betuigend): Sire!
    - Alle pionnen Zwart (zich naar hun koning wendend, eer betuigend): Sire!
    - Alle pionnen samen: Eén voor allen, allen voor één!
    - Koningin Wit: Maar dames gaan voor.
    - Koningin Zwart (zingend): I am the queen of tonight …
    - Pionnen Wit (omkijkend naar hun koningin): Wij zijn geheel de uwe, o koningin. Spreek, preek, wijs en wij bewegen of offeren ons leven op voor u.
    - Pionnen Zwart (omkijkend naar hun koningin): Wij zijn maar nederige pionnen op een heel groot schaakberd, uwe gratie. Uw wil geschiede.
    - Alle lopers (roepend met handen als toeter voor hun mond): Dat zullen we nog wel eens zien!
    - Alle torens (roepend met handen als toeter voor hun mond): Schuinsmarcheerders!
    - Alle lopers (smalend): Kijk voor je uit, lijnrechters!
    - Alle paarden (pasjes ter plaatse): Leve de tango!
    - Alle pionnen (spottend wapperend met rechterhandje voor hun gezicht): Oe! Oe! Oe! De processie van Echternach!
    - Koning Wit: Nou, wit begint. Komaan, Jurkov.

    (Speler Jurkov, wit, komt op en loopt verkennend-monsterend rond)

    - Alle witte stukken: Jurkov! Jurkov! Jurkov! Jurkov!
    - Koning Zwart: Spoetin, playtime!

    (Speler Spoetin, zwart, komt op en loopt verkennend-monsterend rond)

    - Alle zwarte stukken: Spoetin! Spoetin! Spoetin! Spoetin!

    (De scheidsrechter komt nu ook op, draait de zandloper om of zet de klok gereed en geeft Jurkov een teken)

    - Alle witte stukken: E4! D3! D6! C4! C5! P3! P7! (Korte kakofonie alle stukken wit, die hun eerste pion een paar velden vooruitsturen naar het klassieke veld E4).

    - (Idem dito zwart).

    ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    Het plan

    Sapperloot zweeg eerst ongeveer drie minuten lang. De tijd voor pakweg een kwieke zet – tegenzet. Hij staarde naar de vellen papier die Tsjech-mate volgekrabbeld had. Tsjech-mate: volledig opgetrokken uit slordigheid, maar bezitter van een beeldig handschrift. Dan gromde Sapperloot eindelijk begrijpend en goedkeurend.
    ‘Ja … ‘
    ‘Wel?’ drong Tsjech-mate aan.
    De beide schaakmaten nipten simultaan van hun neutje.
    ‘Wij zijn toch wel degelijk de spelers hé? Die eh … die Jurkov en die Spoetin?’
    ‘Zeker weten. What’s in a name, hi hi hi.’
    ‘Ja. En de scheids?’
    ‘Da’s onze regisseur hé. Walter gaat dat wel zien zitten.’
    ‘Hm, ja.’
    ‘Het moet lukken tegen dat de toeristen komen, tegen de zomer dus. Misschien tegen de elfde juli al. De Vlaamse feestdag. Drukte.’
    ‘En je hebt al een stuk van de rollen zelf uitgeschreven … ‘
    ‘Ja, maar ‘k zit vast nu. De rest is voor eh … ‘
    ‘Ja: wie gaat er dat stuk verder schrijven?’
    ‘Tja, eh .. ik dacht zo: als onze spelers aan het spelen zijn, dat de dialogen zichzelf dan wel wijzen … ‘
    ‘Bère-idee! En… : van spelers gesproken! Als dàt nu eens geen spelers zijn hé!’ zei Sapperloot, plotseling zichtbaar enthousiast. Als hij vrolijk werd, parkeerde hij overal ‘bère-‘ voor, gehoord van jongeren.
    ‘… in de twee betekenissen van het woord, ja hé?’
    Tsjech-mate en Sapperloot, schaakliefhebbers en vrijetijdsacteurs, dronken elkaar tevreden toe, waarna Sapperloot onmiddellijk weer het kroontje van de jeneverfles losschroefde.
    ‘Maar we hebben niet genoeg vaste spelende leden in Ieder Zijn Recht.’
    ‘Ach, er zitten er bij elke opvoering genoeg in de zaal die zo graag een keer op de planken willen staan! Iedereen is ijdel: acteurs, en diegenen die denken dat ze kunnen acteren, let maar eens op mijn woorden!’
    Sapperloot loerde naar het houten schaakberd dat zijn schaakmaat naast de vellen papier had opgesteld. Dan grinnikte hij:
    ‘En wie is uw koningin, Tsjech-mate? En speel jij met wit of zwart?’
    ‘Ha! Haha! Dat wordt strootje-trekken hé kameraad!’
    ‘Kan iedereen van de toneelkring wel schaken?’
    ‘Dat moeten ze maar leren.’
    ‘En in openlucht … In de zomer kan het ook regenen hé.’
    ‘We vragen een zeil aan ’t stad, of een tent, geen probleem. Het zal veel toeristen aantrekken.’
    ‘Op het Conscienceplein dus?’
    ‘We gaan dat allemaal regelen. Surplace kan de hokken op de grond schilderen.’
    ‘Die gaat dan eerst de parkeerstrepen weg moeten doen.’
    ‘Er is werk aan de winkel hé, maten,’ klonk het. Een derde glaasje werd op het tafeltje neergepoot. De dijen van Sapperloots vrouw kwamen er op de sofa bij zitten, naast haar wettelijk geregelde echtgenoot.
    ‘Hoe … weet jij dat dan al? Weet jij van iets?’ vroeg Sapperloot verwonderd, hij keek ondertussen een beetje beschuldigend naar Tsjech-mate.
    Tsjech-mate, in de fauteuil aan de overkant van het schaakberd op het salontafeltje, keek opvallend niet naar dat duo blanke dijen. Hij knikte:
    ‘Ze weet er al van, uw vrouwke. Bij de vorige vergadering heb ik me iets laten ontvallen, is ’t niet waar, Daniëlla?’
    Daniëlla, dijen, een blozend hoofd van waaruit een waterval van lang zwart haar vertrok, knikte ernstig en goot haar glaasje overvol, zoals het hoorde. Ze nam het voorzichtig op, morste op het schaakberd en bracht het naar haar hoofd.
    ‘Ah, zo,’ deed Sapperloot. ‘Goed plan hé, Daniëlla.’
    Daniëlla knikte als vanzelf, want ze goot met een knik van haar hoofd de jenever achterover.
    ‘Jaah … ‘ deed ze dan, en ze lachte naar Tsjech-mate.
    Sapperloot acteerde olijk: ‘Mijn koningin!’

    De voorbereidingen

    Toneelkring Ieder Zijn Recht uit Walravebad aan de Noordzee gedijde. Culturele hoogtepunten uit het achttienjarig bestaan van de kring waren opvoeringen van La Cage aux Foll(i)es en een bewerking van een stuk van Dennis Potter geweest. Voor de rest: leuke, ontspannende draken, zoveel mogelijk rollen, tien percent spanning, negentig percent ontspanning. Walravebad, belendend perceel van de grootste badstad aan de Noordzee, kreeg elke zomer een wave van toeristen over zich heen.
    ‘Jammer,’ opperde het bestuur van Ieder Zijn Recht, ‘dat we net dan stilliggen.’
    ‘Wel, laten we dan in de schaduw van de Koningin der Badsteden even zelf met koninginnen spelen,’ had sterspeler Tsjech-mate voorgesteld.
    ‘Werk maar een plan uit,’ knikte de voorzitter, ‘er gaan er volgende zomer van ons niet te veel op reis.’

    Tsjech-mate, tweede generatie immigranten, een van de eerste Oostblokkers aan de kust, reiziger in ladders, schaker, getalenteerd toneelspeler, drinker en vrijgezel met constante paardrift, broedde op een plan. Schaken met levende stukken! Niet bijster origineel, maar toch wel een goed plan, vond regisseur Walter.

    Achtereenvolgens bezocht Tsjech-mate de voorzitter van de kring, de regisseur en vervolgens zijn schaakmaat en toneelkompaan Sapperloot. Het zomerplan werd goedgekeurd. Dat het vrouwke van Sapperloot als allereerste kond werd gedaan van dit plan, moest gezocht worden in de gelederen van de geheime en verboden liefdes. Tsjech-mate zat namelijk niet stil; als reiziger met appetijt was hij ook zeer mobiel. En Sapperloot zat als ambtenaar in de hoofdstad vooral in de trein.
    ‘Walter: jij moet iedereen warm maken, ze moeten maar voor een keer hun reizen naar Turkije en Spanje uitstellen tot in augustus, of met Pasen gaan, of beter nog: dat ze eens gaan skiën, dan is iedereen vrij voor de repetities vanaf maart – april.’
    ‘We kunnen het Conscienceplein regelen: dat ligt niet ver van de dijk. Er staan normaal gezien een stuk of zestig auto’s op. Dat moet vrijgemaakt kunnen worden. Surplace kan de schilderwerken voor zijn rekening nemen.’
    ‘Hoelang? Ik zou zeggen: twee weken, drie weekends. Om de twee dagen een opvoering, afwisselend om 15 uur en om 21 uur.’
    ‘Iedereen die zich engageert, moet er ook staan hé!’
    ‘Ja, 32 stuks hebben we nodig, en 2 spelers, en nog een paar nevenfiguren. Iedereen moet zijn familie aanspreken.’
    ‘… ja, en een paar van onze vaste toeschouwers, die willen ook wel een keer spelen, hoor ik af en toe.’
    ‘Moet dat dan een echt spel zijn? Een schaakspel, bedoel ik. Met winst en verlies en zo … ‘
    ‘Jaja, natuurlijk.’
    ‘Bère-echt!’
    ‘Dat kan lang duren, zo’n spel.’
    ‘Dat regelt Tsjech-mate wel.’
    ‘Of een schaakklok, ge kent dat wel.’

    Tsjech-mate zou alles regelen. Daniëlla, zelf een minimal artist waar het haar eigen kleren betrof, zou voor de kostumering instaan. De beide schaakmaten spraken ook af meer en intenser tegen elkaar in het strijdperk te treden om elkaars koningin af te pakken, kwestie van inspiratie en ervaring op te doen. Method-acting!
    De koningin van Sapperloot was gewoonlijk zwart, want Tsjech-mate was een sterke schaker en de winnaar mocht altijd met wit beginnen.

    Timing & actie

    Er werd een deadline bepaald: tegen de zesde van de julimaand moest alles in kannen en kruiken zijn, want op die dag trok ook de 43ste Garnaalstoet door het andere aanpalende stadje en een aantal Ieder-Zijn-Rechters figureerden daar ook in. (Mevrouw Persoon, secretaris, had op het moederexemplaar van de omzendbrief naar de spelende leden eigenhandig ‘deadline’ door ‘headline’ vervangen, maar niets luisterde nog nauw in zulke drukke dagen). Vanaf de tiende juli, twee weken lang, zouden dan de lustige schakers-acteurs om de twee dagen hun territorium op het Conscienceplein in Walravebad innemen, dus een keer te 15 uur en twee dagen later te 21 uur, toeristentijdstippen.
    ‘Je moet op de affiche ‘te’ door ‘om’ vervangen, ze doen dat niet meer. Of weglaten. Weer twee letters gespaard.’
    ‘Een goeie zet, haha.’

    April brak aan. Het donker gedonder van de zee in Walravebad ging over in grijs geruis. Achter mist en nevelen hing de lente te weifelen. De leden van de toneelkring en andere geëngageerden (geen gebrek daaraan!) togen aan het werk. Er werd gerepeteerd in zaal Sint-Amandus. Daar tekende Surplace met schoolkrijt op de vloer een schaakberd op mensenmaat. De rolverdeling kreeg ook vorm.
    Daniëlla werd natuurlijk de zwarte koningin. Sapperloot zou met wit spelen. Tsjech-mate had regisseur Walter in dat verband omgepraat. Een groot obstakel vormde dat niet. Tsjech-mate moest dus het vrouwke van zijn schaakmaat gebruiken om zijn eigen zwarte koning te beschermen en uit te rukken op zoek naar de vijandelijke koning.
    Sapperloot kreeg als witte koningin een jong ding toegewezen, een studente Communicatiewetenschappen met een indrukwekkend aantal zittijden achter haar naam die van een rol in een film droomde. Men moest ergens beginnen.
    Een overijverig lid van het bestuur stelde ook echte paarden voor, eigenlijk pony’s. Hij wist er vier lopen bij boer Ivan in polderdorp Krulken in het hinterland. Dat plan werd omwille van uitwerpselen afgeblazen. Er waren grenzen, en ze wilden zich door de toeristen niet laten bespotten als boerkens-van-den-buiten. Het moest theater zijn, verdomme, geen soap van schijterij!

    Ondertussen was de zwarte koningin Daniëlla ook druk aan het knutselen en het naaien, terwijl ze gewoontegetrouw stiekem en op gezette tijden zelf door Tsjech-mate genaaid werd. Sapperloot, bij daglicht hoofdstedelijk ambtenaar zonder pieken of dalen, leefde op wolkjes. Hij deed het goed met dat Communicatiekind. In zijn dagelijkse treinen ontwikkelde hij visioenen van grootmeesterschap.
    Regisseur Walter voerde de repetities op tot driemaal per week, Pasen of geen Pasen, Pinksteren of geen Pinksteren. Alleen communiefeesten en de weeën daarrond vonden genade en begrip. Reizen tot en met eind juli waren verboden. Een engagement was een engagement.
    ‘Zoudt ge geloven dat ik in drie dagen geen warm eten heb gezien.’
    ‘Ge ziet er goed uit, Brunhilde, ge zoudt er altijd zo moeten bijlopen.’
    ‘Jaja Walter, uw ogen staan weer op steeltjes hé.’
    ‘En ik zie ook dingen op steeltjes staan.’
    ‘Wat wilt ge daar nu mee zeggen.’
    ‘Wie haalt er Freya van de trein? Gij zeker, Sapperloot?’
    ‘Ik ben al weg!’
    ‘Een koffie op de dijk, Daniëlla? We nemen het script ondertussen nog even door.’
    ‘Een goed gedacht, Tsjech-mate. Tot subiet hé, Sapperloot. Verlies dat kind niet onderweg.’
    ‘Haha!’

    De klippen

    Schaken? Rapper gezegd dan geleerd of gedaan. Je kunt niet in toneelkostuumpjes staan faken in een schaakstuk zonder benul te hebben van deze edele denksport. Dus organiseerde Tsjech-mate voor iedereen een schoksessie schaakleergangen. Enfin: het bleef hangen en horten bij de beginselen van het vooruitgaan en het slaan, want bij veel vrouwen fietste dat er niet zo vlot in, had hij de indruk. De mannen waren al niet veel beter. Het zou papegaaienwerk worden. Nu, acteurs waren dat gewend: nabauwen was hun kunst.
    Ondertussen zette regisseur Walter zich aan het schrijven, bij gebrek aan een auteur. De gedachte was schilderachtig, maar eenmaal aan zijn tafel gezeten, ondervond Walter aan den lijve dat schrijven niet gelijk is aan opschrijven. Hij zweette water en bloed. Zijn dialoogjes en clausen dropen van de inspanning. Hij zocht ook een truc (en vond die al vlug, eureka) om het publiek niet te betrekken, want dan waren alle rapen gaar: stel dat er zo’n schaakgenie tussen de toeschouwers stond en zich begon te moeien! Het theaterschaakstuk zou dan rap afgelopen zijn. Nee: het publiek moest permanent zwijgen; het woord was aan de twee hoofdspelers en hun legertje. Daar moest begrip voor heersen. Misschien kon in dat verband aan een ouderwetse suisse gedacht worden, zo’n kerkbewaker die voor stilte en sereniteit zorgde.

    De voorzitter van Ieder Zijn Recht regelde een soort baldakijn bij het stadsbestuur, plus een min of meer overdekte tribune. Surplace mocht op de vooravond van de veertiendaagse zijn hokken beginnen kalken op het tijdelijk verkeersvrije Conscienceplein. Overtollige auto’s werden verwezen naar het schoolplein van de basisschool Sint-Amandus. In ruil daarvoor eiste het schoolhoofd, een moeilijk mens met pensioen in zicht, drie permanent voorbehouden parkeerplaatsen annex op de grond geschilderde nummerplaten in de straat voor ‘zijn’ school. Die natte droom kwam eindelijk ook in orde; de burgemeester zou daar dan eind augustus werk van maken, vlak voor het aanbreken van het verse schooljaar.
    Bij Daniëlla en Sapperloot thuis was het een komen en gaan van lichamen en lijven die zich in diverse vermommingen, omhulsels, hesjes en textiele werkvormen hesen en wrongen. Sapperloot had nog nooit zo veel bloot op zo korte tijd gezien. En Tsjech-mate kwam overdag op gezette tijdstippen checken ‘hoe het stond’ in de ateliers van zijn geheime koningin.

    Waren er nog klippen te omzeilen? Talloze. Mensen haakten af. Vervangers vielen in, maar waren de oorzaak voor vertragingen. Communiefeesten begonnen de repetities toch parten te spelen. Iemand moest toch dringend op reis voor zijn werk. Examens braken aan. Na elke repetitie in zaal Sint-Amandus moest decorbouwer Surplace ook weer zijn krijtlijnen verwijderen. Na hen kwamen er namelijk nog die van het zaaltje gebruik maakten. Elke keer opnieuw moest hij dan die hokken weer heruitvinden, voor een nieuwe repetitie. Affiches, uitnodigingen en drukwerk kostten centen. Met de hoed rondgaan na elke schaakpartij zou dat probleem amper kunnen oplossen. Er moest naar extra inkomsten gezocht worden. Een openluchtbar? Broodjes? Weddenschappen op de afloop van elke partij? Maar elke partij liep op dezelfde manier af! Met dien verstande dat nu eens wit, dan eens zwart won: kwestie van symmetrisch te repeteren en op het laatst wat dubbele acties en dialoogjes in te studeren. Mevrouw Persoon bedong nog een toelage bij het stadsbestuur, in laatste instantie. Het schaaktheater betrof immers ook een toeristisch evenement, en dat was een troef voor het eerder bescheiden Walravebad. Vooral nadat regisseur Walter een keer op de streekzender was verschenen, vormde deze toelage geen probleem meer. Toen de financiële nood het hoogst werd, arriveerden de stedelijke centen op de rekening van de voorzitter. Gejuich alom in de schaakgelederen; er zou misschien zelfs winst gemaakt kunnen worden. De zomer naderde ras, buitelde over de duinen en palmde spetterend Walravebad in.

    Het hoogseizoen

    Walravebad … in de winter een plaatselijk verdoofd zeedorp … geprangd tussen de Koningin der Badsteden en nog een stiefzusje daarvan … in de zomer een refugium voor overspannen gezinnen en stellen die het niet zo voor kuddes en hordes hadden. De bevolking in Walravebad bolde in de maanden juli en augustus bij mooi weer ook wel op tot een twaalfvoud, maar van een invasie van toeristen, zoals in andere badplaatsen, was geen sprake. Dat was te danken (voor sommigen: te wijten) aan het gebrek aan duinen en een ligstrand. De zee kwam in Walravebad namelijk permanent heel dichtbij, tot vlak bij de stenen dijk. Alleen wandelaars kregen er dus een kans. Er waren ook beduidend minder appartementen in Walravebad dan ergens anders aan de kust.
    Maar toch dus: een twaalfvoud.

    Regisseur Walter zweette tot op de allerlaatste repetitie water en bloed. De meeste van zijn spelers bleken niet over veel inspiratie te beschikken. Hij had gehoopt dat de vondsten voor de heen-en-weerdialogen ook van hen zouden komen. Daarom vond hij een tweede truc uit: de stilte. Bij een zet of bij het slaan kon ook gezwegen worden: de beweging moest dan maar volstaan. Er diende niet altijd van woorden gewisseld te worden. Choreografie, weet je wel. Alleen de hoofdspelers Tsjech-mate (Spoetin) en Sapperloot (Jurkov) zouden bij elke zet hardop aan het woord zijn.
    Ook het probleem van de geslagen stukken kreeg een oplossing; wegens plaatsgebrek op het plein zelf en om het kijkveld van de toeschouwers niet te hinderen, moesten de geslagenen de voorbehouden plaatsen vooraan op de tribune innemen, wit bij wit, zwart bij zwart. De gevangenenbankjes.

    De grote ogenblikken braken aan. Ongeveer twintig keer zouden de Ieder-Zijn-Rechters elkaar openbaar partij geven. Op de Vlaamse en de Belgische nationale feestdag, resp. 11 en 21 juli, zou dat zelfs tot tweemaal toe per dag plaats grijpen.
    Die laatste vrijdag werd het Conscienceplein leeg gesleept door takeldienst Ravelingien. Je had altijd van die koppigaards die dachten dat de verkeerssignalisatie nooit voor hen telde. Er waren ook al een vijftal buitenlandse nummerplaten tussen. Geen genade, verordende de burgemeester, en ook die met een gehandicaptenkaart aan de voorruit!
    Het baldakijn kwam er, in tweevoud zelfs. Die moest de witten en de zwarten min of meer tegen hemelwater beschermen. Ook de tribune voor het publiek, met de rugzijde naar zee, bood voor driekwart droog onderdak, maar dan mocht het niet te stevig waaien vanuit bepaalde hoeken.

    Het duurde godbetert ellendig lang voor gevelschilder en decorbouwer Surplace aan de slag kon. Hij had er die vrijdag al een hectische werkdag opzitten. Zijn ‘volk’, twee leerjongens in totaal, was natuurlijk al foetsie voor het weekend. Voor de rest was iedereen van de toneelkring op de allerlaatste generale paniekrepetitie in zaal Sint-Amandus: geen extra hulp beschikbaar. Met een nors gezicht en een gloeiende rug toog hij aan het werk met kalk & benodigdheden.
    Rond middernacht kwamen de dappersten onder de Ieder-Zijn-Rechters poolshoogte nemen op het Conscienceplein. Na de generale hadden ze zich in hun stamlokaal Bij Amandine nog laten vollopen met inspiratie op de valreep. Ze knikten dat het goed was en klopten de al net zo dappere Surplace op de schouder.
    ‘Wat zouden we zonder gij zijn, Surplace!’
    ‘Gaat ge nog mee terug naar Amandine voor een laatste?’
    ‘Allez vooruit,’ snauwde Surplace, hij moest niet echt gepraamd worden.
    ‘’t Begint morgen toch maar na de middag hé.’
    ‘Eentje kan er nog van af.’

    Schaakmat

    Dag 01

    Op de allereerste dag van het grote theaterschaakstuk golfde een schaterlach door Walravebad. Er bleken maar 49 hokken op de grond gekalkt te zijn: 7 x 7!
    Surplace stierf zowat ter plekke onder al die verwijtende blikken en wrange opmerkingen. Er viel namelijk zo onmiddellijk niets aan te verhelpen: het 49-hokkige schaakberd strekte zich over de totale beschikbare oppervlakte uit.
    Het werd dus een debuut in mineur voor toneelkring Ieder Zijn Recht. De geschreven pers rimpelde en kreukte al op voorhand van plezier en leedvermaak. YouTubers en andere sociale-media-moeials ontbraken evenmin op het appel. De burgemeester en zijn gevolg verlieten woedend de tribune. Ook het volk droop ginnegappend af. Bovendien kwamen in ijltempo donderkoppen als ongewenste zwangerschappen opzetten; weldra sausde het hemelwater wellustig neer, begeleid door knalgele wapperende bliksemserpentines.
    Geen sprake dus van het ‘hercalculeren’ van dat bespottelijke schaakberd. De feestelijke avondsessie werd uiteraard ook afgeblazen. De Ieder-Zijn-Rechters trokken zich als geslagen honden terug Bij Amandine, minus Surplace, die totaal ontredderd aangekondigd had dat hij zich ging ophangen aan zijn eigen ruggengraat.

    Dag 02

    De Vlaamse feestdag. De leeuwenvlaggen wapperden. Hoewel er hier in dit deelkoninkrijkje nog nooit een leeuw te zien was geweest, tenzij in een kooi. Na regen kwam zonneschijn. Een blakende zon spetterde oogverblindend over de daken van Walravebad. In de vroege voormiddag zond de toneelkring er een ploeg doe-het-zelvers in werkplunje op uit. Surplace zelf bleef onzichtbaar, maar ze mochten wel het nodige materieel uit diens garage betrekken.
    Amper was de allereerste theaterconfrontatie omstreeks 15 uur eindelijk van start gegaan, of regisseur Walter kreeg via zijn oortje te horen dat Surplace de daad bij het woord had gevoegd. Minutenlang staarde hij perplex en wezenloos naar zijn stukken van mensen op het Conscienceplein. Dan besliste hij de premièrepartij toch door te laten gaan. Na het beleefde applaus omstreeks 16 uur 15 daalde hij met een doodgraversgezicht van de tribune af. Nog voor de avondsessie belegde Ieder Zijn Recht een spoedbijeenkomst Bij Amandine. Er werd niet meer geschaakt.

    Dag 03

    ‘We zouden zwart kunnen laten winnen.’
    ‘Ja: een eerbetoon;’
    ‘Of zwijgend schaken.’
    ‘We moeten toch iéts doen.’
    ‘Of niets.’

    Dag 04

    Sapperloot stond nu echt schaakmat. Zijn Daniëlla en zijn schaakmaat Tsjech-mate waren verdwenen. Ze werden het laatst gesignaleerd de avond ervoor, in het stamcafé. Samen? Allicht, ongeveer iedereen van de kring was daar.
    Hoe hard iedereen ook op hen stond te wachten, ze daagden niet op. De burgemeester vond het welletjes. Hij verordende terstond de afbraak van de baldakijnen en de tribune. Een halfuur later rukte ook een ijlploegje aan om de gekalkte hokken op het plein weg te spuiten. Auto’s konden weer betalend parkeren.

    Naweeën

    ‘Ja, het is een denksport hé … ‘
    ‘Hij heeft verdomme zijn eigen koningin geschaakt!’
    ‘Ewel merçi ! Van in ’t zwart gesproken … ‘
    ‘En weet Sapperloot nu al van meer?’
    ‘Het schijnt dat ze ergens in ‘t Brusselse samenhokken, den Tsjech kent overal de weg hé.’
    ‘… en vooral de achterpoortjes … ‘
    ‘Ja, Sapperloot moet een brief gehad hebben.’
    ‘Hm … die Freya … ‘
    ‘Wat is er van dat kind?’
    ‘Hebt ge dan geen ogen in uw kop?’
    ‘Ah … jaja … nu ge ’t zegt … ‘
    ‘We hadden beter voor het damspel gekozen: iedereen gelijk, iedereen even plat.’
    ‘Ja, maar sommigen liggen nu ook plat hé.’

    Sapperloot himself, slachtoffer tweede klas, was zelfs niet op de begrafenis van Surplace te zien. Hij vroeg ook overplaatsing naar de provinciale kantoren: die dagelijkse trein naar de hoofdstad zag hij niet meer zitten. Het Communicatiekind bleef met hem communiceren, ettelijke zittijden lang.

    Theater + Schaken?

    In Walravebad aan de Noordzee werd de toneelkring Ieder Zijn Recht ontbonden. En ‘spelen’ en ‘schaken’ kregen er een spreekwoordelijke betekenis bij. Het werd nog een wisselvallige zomer.

    JORIS DENOO

    01-03-2025 om 10:08 geschreven door Joris Denoo  


    01-02-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Something red

    SOMETHING RED, SOMETHING YELLOW

    Zoals gewoonlijk sijpelden ze ’s ochtends met z’n tachtigen het grote gebouw van productiehuis ?-CAKEJE-? binnen vanuit diverse invalshoeken. Daardoor merkten ze het eerst niet van elkaar. Pas toen zoals elke dag groepjes en groepen ontstonden en de eerste noodgedwongen samenscholingen (‘vergaderingen’) zich voordeden, begon het ze op te vallen. Dat zorgde voor onuitgesproken verbijstering. Nochtans betrof het geen ‘speciale’ dag, pakweg Valentijnsdag of Secretaressedag.

    Veel vrouwen droegen die dag iets roods, zes vrouwen droegen iets opvallend geels en een paar uitzonderingen liepen er doodgewoon bij. Nog een andere uitzondering betrof Loredana, die uitdrukkelijk zowel iets roods als iets geels droeg, maar helemaal niks met Spanje of een furie te maken had. Alleen Michèle was natuurlijk weer met saai blauw omhuld.

    Er heerste dus duidelijk verbijstering. Dat kon je vooral aflezen aan de katachtige blikken waarmee de roden naar de gelen loerden en de gelen naar de roden. Het hele gamma van felle gevoelens kwam stilzwijgend aan bod: spot, meewarigheid, misprijzen, verwondering, haat, nieuwsgierigheid, woede, leedvermaak, jaloersheid, onrust. Loredana vertoonde een zweempje van triomf. Maar (dat was bekend) die kon goed acteren. Er werd echter vooral gezwegen over kleren en kleuren.

    De mannen constateerden dat kleurgedoe natuurlijk ook. Maar omdat ze een vrouwelijk complot vermoedden (waarbij de vrouwen zelfs in twee kampen opgesplitst leken te zijn), durfde niemand van ze hardop te interpelleren. Je wist maar nooit dat het hier oorlogskleuren betrof, waarvan de niet-vrouwen het slachtoffer konden worden. Of een gigantische gedurfde weddenschap. Bovendien was er vanavond een receptie gepland. Alleen redacteur Jahweh durfde het aan even bij researcher Sheree te informeren of er vandaag misschien iets in Tibet stond te gebeuren. Ze keek hem schuldig aan en schudde van nee.

    Alle roden, gelen, rood-gelen en neutralen droegen echter eenzelfde iets op zich of met zich mee. Het was een brief. In het hemelsblauw uitgeprint.

    Lieveling

    Ik hoop dat ik je zo aan mag spreken. Vergeef me deze te korte brief waarin ik zoveel zou willen zeggen. Reeds lang verlang ik naar jou. (Vergeef me ook de herhaling). De wanhoop nabij schrijf ik je deze brief. Schrik niet; oordeel niet. Ik heb het beste met je voor. Het zit zo: ik ben een gezonde kerel met een goede smaak. Dat meen ik te mogen stellen. Die goede smaak is er de oorzaak van dat ik mijn oog op jou heb laten vallen en daar niet meer van af raak. Ik zie je bijna elke dag op het werk. Het is geen droom; je bent echt. Maak mijn dromen ’s nachts ook waar. Ik gooi het eruit: ik zie je graag. Wil je met mij naar bed? Draag nu donderdag iets opvallend geels als je dat wil. Een duidelijk rood signaal betekent nee. In het eerste geval maak ik me diezelfde dag nog kenbaar bij jou. Je zult het je niet beklagen. In het andere geval blijf ik een van jouw vele stille aanbidders hier in de firma en loop ik mijn verdere leven met een donkerrood bloedend hart rond. Je bent immers de Vrouw van mijn Leven. Ik hoop op geel!

    Een hopeloos verliefde collega X

    De hele verdere dag verliep onder hoogspanning. Er was immers ook een avondreceptie op til: redacteur Camiel verliet ?-CAKEJE-? voor een televisiezender. Hij zou met drank en hapjes uitgewuifd worden. Diverse ploegen en researchers waren er al op uitgetrokken, maar waren vaak ook zo vlug mogelijk naar de uitvalsbasis van ?-CAKEJE-? teruggekeerd. Arendsogen alom.

    In de kantine zat Jahweh omstreeks het derde middaguur met chirurgische aandacht in zijn koffie te roeren. Hij had de indruk dat er in diverse kleinere kliekjes al verstolen over het kleurrijke thema gedebatteerd was. Périnne bijvoorbeeld was vanmiddag roodgloeiend van woede (?) de refter uit gestoven. Loredana werd wenend in de toiletten aangetroffen. Vandaag vielen ook de puur mannelijke samenscholingen op, weshalve er ook puur vrouwelijke ontstonden. Verder dan ‘de vrouwen zijn weer bezig’ was men echter niet gekomen.

    De saaiblauwe Michèle kwam ook een take-five nemen. Er trok weer bewolking over het gezicht van koffiemadam Machteld toen Michèle zoals gewoonlijk een cappuccino vroeg.
    ‘Dat is het ontbijt voor de Italianen, de echte,’ merkte ze voor de tiende keer vinnig op. ‘Het is verdorie drie uur in de namiddag.’
    ‘We zijn hier in België, en ik kan dat woord nog correct schrijven ook,’ repliceerde Michèle, uitdrukkelijk naar de gelamineerde prijslijst wijzend.
    ‘Seut,’ dacht Machteld, maar ze slikte dat in en boog zich over de scheikunde van een cafetariacappuccino.
    ‘Ha, Michèle,’ deed Jahweh. ‘Niet in het rood? Niet in het geel? Weet jij wat er gaande is vandaag? Mis ik iets? Of is dat allemaal voor de receptie van Camiel?’
    ‘Niet morsen op je mooie jurkje,’ mompelde Machteld daartussendoor.
    Even liet Michèle haar blikken over haar eigen saaie blauwe outfitje glijden. In scholen of kloosters zou ze helemaal niet opgevallen zijn.
    ‘Dat moet lukken hé, Jahweh, dat iedereen vandaag zo van diezelfde kleuren draagt… allez, de meesten toch.’
    ‘Ja… eigenaardig. Jij niet? Weet jij van niks?’
    ‘Niemand heeft wat gezegd. Eh… ‘ Michèle onderbrak zichzelf om haar cappuccino van de toog te gaan plukken. Ze ging tegenover Jahweh zitten.
    ‘Ja?’
    ‘Misschien vertel ik het toch beter niet.’
    ‘Eh… wat? Ik eh… ik kan zwijgen hoor. Is er iets aan de hand? Het is een weddenschap hé? Heb ik gelijk?’
    Michèle roerde de smurrie door haar koffie en glimlachte wrang.
    ‘Of heb je zwijgplicht? Sarah heeft je verboden er iets over te zeggen zeker? Is het zo?’
    ‘O, nee… ‘

    Toen haalde Michèle in een opwelling de brief boven. Die zat zo klein mogelijk gevouwen in een van de geheime plooien van haar outfit. Van achter haar horecaverschansing spiedde Machteld als een roofvogel mee; ze had natuurlijk alles gehoord.
    ‘Lees maar.’
    Michèle streek het ding wat glad en gaf het aan Jahweh.
    ‘Wauw,’ deed Jahweh na lectuur.
    Het bleef wel een halve minuut lang stil. Machteld was gestold in haar laatste gebaar. Michèle keek naar niets, naar buiten, haar blikken zwevend over een saai gazon. Jahweh, die zelfs bij de aanschaf van een notenkraker rekening hield met de wetten van de fysica, dacht er niet aan haar te laten gaan vooraleer hij het fijne van de zaak wist. Bedachtzaam stak hij haar de brief opnieuw toe, terwijl Machteld honderd foto’s ontwikkelde in de doka van haar hoofd.
    ‘Eh… er heerst hier vandaag een oorverdovende stilte,’ poneerde hij dan. ‘Men zwijgt hardop. Veel vrouwen hebben blijkbaar eenzelfde anonieme brief gekregen. Gebeurde dat met de post? Waar is… ?’
    ‘Ja. De enveloppe ligt thuis.’
    ‘Geen afzender natuurlijk? Nee. Zal wel niet. En de poststempel?’
    ‘Hier in de stad verzonden. Gisteren.’
    ‘Tja… wat denk jij zelf, Michèle?’
    ‘Ik… Ik doe daar niet aan mee. Zoals je ziet.’
    ‘Zoals ik zie,’ beaamde Jahweh.
    (En hij dacht erbij: Knoop jezelf in hemelsnaam eens op een andere manier op, Michèle, blauw is zo… zo blauwkousachtig. En dat voor een productiehuis!)
    ‘Het is nog ver van 1 april hé.’
    ‘Nee. Ja. Heeft iemand je vandaag er al over aangesproken? Soms is een dader… eh, ik zal het anders stellen: wie met veel gesnuif naar de dader informeert, heeft zelf de scheet gelaten.’
    ‘Maar ze lopen zelf allemaal op eieren! Meer dan de helft kleurt verdorie rood of geel! Er loopt zelfs een rood-geel kieken tussen!’
    ‘Maar rood betekent toch… eh… heb je er geen opmerkingen over gekregen? Jij hebt immers helemaal niks roods aan hé. Vrijwel de enige… ‘
    ‘Wie zegt dat mijn tanga niet rood is?’ sneerde Michèle totaal onverwacht. Daar had Jahweh even niet van terug. Hij vermeed angstvallig zijn blikken tot op bedoelde hoogte (nou: laagte) te laten zakken. Het bleef even stil.
    ‘Ik denk toch dat Camiel er voor iets tussen zit,’ zei Jahweh dan.
    ‘We zullen het misschien rap te weten komen, hé,’ antwoordde Michèle. ‘Ik moet er weer vandoor nu.’
    In een ijltempo slurpte ze haar cappuccino halfleeg en verdween als de wiedeweerga.

    Het feestelijke uur der gouden zuiltjes geluk was aangebroken, ter gelegenheid van het vertrek van redacteur Camiel. Het atrium in ?-CAKEJE-? liep omstreeks 17 u 30 al vlug vol: niemand had zich na de officiële werkuren nog naar huis gespoed in verband met andere kleren. Het atrium kleurde dan ook intens rood en geel.

    Zou er nu nog iets kleurrijks gaan gebeuren?
    Was een dader(es) zich nu grondig aan het verkneukelen?
    Was er misschien candid camera in het spel?
    Zou iemand plotseling op een stoel klauteren en verkondigen dat hij/zij een leuke weddenschap had gewonnen?

    Men hield feestvarken Camiel in de gaten, maar van die kant kon het blijkbaar niet komen. De man werd geheel in beslag genomen door afscheidnemende vrienden en vijanden die schouderklopjes uitdeelden en toespraakjes hielden en door interpellaties over de televisiezender waar hij voor zou gaan werken.

    De receptie verliep zoals de aard van het receptiebeestje was, met name: de mens. De toegepaste meetkunde van de sociogramwetenschap (een apocriefe afdeling van de betweterkunde ofte betuttelanis) draaide weldra vierkant in het rond. Natuurlijk zorgde de liquide daarvoor: een aanvaardbaar en betaalbaar afgeleide van echte champagne, want het waren oliecrisistijden. Minkukeltjes probeerden te zeggen waar het op stond tegen hun onmiddellijke chefs. Omhooggevallen hoofddrollen lieten zich bediening door hun pluimstrijkers en slijmjurken welgevallen. Onafhankelijke vrijbuiters fladderden van groep tot groep in de waan dat ze populair waren. Maar de spanning bleef voelbaar. Ook de grote bazen bleken geen vat te hebben op het kleurengedoe.

    Jahweh Desimpel, lid van de exclusieve en geheime weddenschapclub IDYOM (I Dare You Owe Me), keek op zijn horloge. Omstreeks 19 uur zouden de clubleden Herman Cappoen en Akkemay Vandecasteele arriveren om poolshoogte te nemen van het percentage roodgeelheid. Ze waren hier nog nooit geweest. Hij grinnikte: zijn 500 euro waren binnen. En Akkemay zou dus ook als stripteaseuse moeten optreden. Ter plekke. Het beloofde nog een leuke avond te worden.

    Tussen de ruggen door wadend, zijn glas als een splijtzwammetje voor zich uit torsend, zocht Jahweh de saaiblauwe Michèle weer even op. Toen hij bij haar groepje aanmeerde, vroeg ze:

    ‘Scheet gelaten, Jahweh?’

    JORIS DENOO

    01-02-2025 om 08:11 geschreven door Joris Denoo  


    01-01-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Windmolentje

    WINDMOLENTJE

     

    Het dodenveld ten noorden van mijn geboortestad was een zee van wit in een landschap van groen. Hoewel de oude begraafplaats in het centrum (dat ondertussen eivol lag) spectaculair oogde, met staaltjes van monumentale ijdelheid versus ten hemel schreiende verwaarlozing, maakte deze plek hier ook een beklijvende indruk. Net als de soldatenkerkhoven in de Westhoek van Vlaanderen. De gesneuvelden van het leger van God werden hier sedert enkele decennia onder een identieke witte zerk van ongeveer een halve meter hoog begraven. Soms prijkte de naam van de nog levende partner ook al op die grafsteen. Daar ontbrak dan nog één datum op. Vermoedelijk waren de overledenen rechtop begraven. Soms dus twee naast elkaar. Of drie. Of betrof het allemaal urnen? De paden tussen de laatste rustplaatsen waren ook smal. Er was te weinig plaats om iedereen languit in slaaphouding te begraven. Maar niet iedere verscheidene rustte onder zo’n witte steen. Nog meer plaats uitsparend en plekbewust waren de zuilen met de urnen in, bij de strooiweide. Werden hier de restanten van de heidenen en de ongelovigen bewaard? Of kozen ook sommige kruisvaarders voor de vlammen? Heden ten dage waren er diverse manieren om een dood lichaam van deze aarde te laten verdwijnen. Er mocht geen bodem verkwanseld worden. Men kon wel iets nalaten in deze gedoogzone, als het maar zo weinig mogelijk territorium in beslag nam: een naamplaat, een inscriptie, een kruis, een fakkel, een foto, een vaas, een steen. Maar eeuwige vergunningen waren in de loop van de tijden verwezen naar het verdomhoekje van de menselijke ijdelheid, de verroeste gedenkplaten en de verwelkte bloemen. Eeuwige vergunningen hadden de oude begraafplaats in het centrum voor een stuk naar de verdoemenis geholpen. Hier, op deze ‘nieuwe’ dodenplek, lag de lat voor iedereen gelijk: plat.

    Ik stond op het pad in rij 67B ter hoogte van het graf nr. 23. Het was windstil. De zon ketste op al die witheid af. In het holst van de zomer zag je hier weinig mensen. Toch was het een uitzonderlijke omgeving om even de benen te strekken en desgewenst wat overledenen te gaan groeten. Hier lagen al een vrij groot aantal bekenden van mij. Om elke steen hing een verhaal. Een naam bracht herinneringen op gang. ’s Zomers ontsierden veelkleurige kransen en bloemen veel minder deze dodenplek. Begraafplaatsen hadden ook vaak enkele bomen, die de nietigheid van de gevelde mensen en de alsnog overlevenden benadrukten.

    Onder het nr. 23 bevond zich het dode lichaam (of de as) van Norbert Demarest, op 69-jarige leeftijd overleden in het jaar 2010. Ik had de man oppervlakkig gekend, in de middeleeuwen van mijn kinderjaren. Hij en zijn vrouw waren vrienden geweest van mijn ouders. Op zijn witte zerk stond haar naam alsnog sterfdatumloos ingevuld: Marie-Claire Rooseboom. Alleen haar geboortedatum werd prijsgegeven, gevolgd door een onheilspellend liggend streepje. Straks zou ze bij hem komen te liggen. Of te staan, zo je wil. In de aarde voor de steen – het bed waar gewoonlijk bloemen of gedenkplaten stonden; niet eens de lengte van een volwassen lichaam – was een windmolentje geplant: blauw, roze, geel. Hier had een kleinkind zijn opa gegroet.

    Ik liet mijn ogen over de letters van zijn naam dwalen, waardoor de herinneringen kwamen. Zondagnamiddagen. Sigarenrook. Koffie. De twee knappe dochters met wie we mochten spelen. Marie-Claire die eens onverwacht in tranen uitbarstte. De hoge bazuinachtige stem van Norbert. Mijn pa de kettingroker. Met z’n vieren op de achterbank in de auto gepropt. De geur van een half gepelde sinaasappel. Knikkers en een schommel. Kwetterende vogels in een volière.

    Dat windmolentje moest van het dochtertje of zoontje van een van die twee knappe meisjes zijn. Ik had die nimfen uit mijn jeugd al decennialang niet meer gezien, want jaren geleden was ik verhuisd van hier, en zij misschien ook. We woonden toen namelijk in zo’n provincienest waar je als jongere niet rap genoeg uit weg kon vluchten.

    Er was geen zuchtje wind. Het was bladstil.
    En toen schrok ik me dood.
    Vergeef me de uitdrukking.

    Er kwam beweging in het windmolentje. De wiekjes begonnen te wentelen.
    Mijn verbazing was groot, want aan de bomen bewoog geen blad, het was 32° Celsius en aan de diepblauwe lucht dreef geen wolkje. Evenmin was er een onverwacht briesje of de aai van een tegendraads windje geweest.

    Wou Norbert Demarest me van over het graf heen iets vertellen?
    Was hij blij met mijn bezoek? Haalde hij een grapje met mij uit?
    Ook al was ik eerder toevallig bij zijn gedenksteen beland, niet eens vooraf wetende dat hij gestorven was?
    Of wou hij me diets maken dat er leven was na de dood?
    Welk leven? Wat voor leven? Waar? Met wie?
    Waarom moest ik plotseling ook aan Tibet denken?

    De vleugels van het molentje draaiden nu pijlsnel in het rond. Ze maakten een aangenaam snorrend geluid.
    Weer keek ik naar de bomen, de lucht, de andere grafzerken, de zuilen bij de strooiweide.
    Alles bleef doodstil. Er was geen zuchtje wind.
    Mijn verbazing groeide.

    Toen besloot ik bij gelegenheid nog eens terug te komen, onder dezelfde weersomstandigheden. Hier lagen immers niet alleen ongeveer 180 redenen voor mij om dat andermaal te doen. Dat windmolentje had even voor kleine verbijstering gezorgd. Was er inderdaad leven na de dood? En had ik daar het snorrende bewijs van gekregen?

    Het was niet lang wachten, want het windstille zomerweer bleef aanhouden en ik had vakantie. Twee weken later, op weg naar de kust voor een eenmanstocht door zand en water, hield ik andermaal halt bij de ‘nieuwe’ begraafplaats van het stadje mijner jeugd. Ik had onderweg grote windmolens bij industrieparken gezien, met hun wieken roerloos bevroren in de hitte. Boven de snelweg leken wazige fata morgana’s te dansen. Auto’s waren hun smeltpunt nabij.

    Op de begraafplaats zinderde de bloedhitte boven het slagveld van de witte stompen. De bladeren hingen verslagen en bewegingloos aan hun bomen – ze leken ook dood. Ik was moederziel alleen in een zee van wit en lusteloos groen. Er was geen levende ziel te bespeuren. Zelfs geen harkende tuinvormgever of groenarchitect.
    Ik haastte me naar de laatste rustplaats van Norbert Demarest, na raadpleging van het register, om geen tijd te verliezen en zeker te zijn van rij- en grafnummer.
    Hier ben je dus werkelijk een nummer geworden, dacht ik nog, me naar het graf spoedend.

    Het windmolentje was er niet meer.

    Ik produceerde een welgemeende vloek in dit helwitte vagevuur.
    Het ding was weg.
    Ik stuurde een tweede vloek richting zwerk, waar men de hemel situeerde.
    Of die hemel wel degelijk bestond, kon ik nu niet meer te weten komen.

    Even later, aan de kust, werd ik geconfronteerd met honderden windmolentjes in de boetieks.

    Maar nog bijna dagelijks wiekt dat ene molentje door mijn hoofd. Ik mag niet gek worden. Ik moet nuchter en helder blijven leven. Niet ijlen. Niet sterven. Want dan weet ik het. Niet. Niet meer. En dan is het plezier er af.

    JORIS DENOO

    01-01-2025 om 07:57 geschreven door Joris Denoo  




    Foto

    Blog als favoriet !

    Copyright Joris Denoo


    Zielsverwante links
  • NEERSLAG
  • BIEBJONG
  • PLANKENKOORTS
  • ROMANS
  • VERHALEN
  • POËZIE
  • NOVELLEN
  • MILJARDEN FLARDEN

    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    ‘La plupart des occasions des troubles du monde sont grammairiennes.’ (Michel de Montaigne)



    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!