Ik zag vanmiddag twee kleine negerkes op een spiksplinternieuw fietske tourkes maken midden op de weg. Ik stopte even want dat spektakel wilde ik niet missen. Het stuur wiebelde en het fietske zwenkte en zwalpte van links naar rechts. Die komen vers uit de brousse, flitste het door m'n hoofd.
Leren fietsen. En maandag letterkes leren op school. En in de refter leren eten met mes en vork. Hun ouders zie ik onwennig in de supermarkt ronddrentelen. De juffrouw aan de kassa legt hen alles geduldig uit, terwijl de lange rij wachtenden aanzwelt aan de kassa. Neen, we gaan er echt niet op vooruit met de komst van andersoortigen in ons midden.
In mijn woonplaats zie ik het zwarte ras zich uitbreiden, hoewel de burgemeester ons niet gewaarschuwd heeft, hij vertelde alleen maar welke werken in de gemeente gingen uitgevoerd worden en welke koppels al 50 jaar getrouwd zijn. Niets over de invasie van vreemdelingen waarmee mijn dorp overspoeld wordt.
Terug naar de negerkes die leerden fietsen. Midden op de weg. Zij droegen een gekleurd jasje waardoor hun aanwezigheid opviel. Stel dat ze donker gekleed waren, dan waren ze allang platgereden. Zij hebben nog veel te leren, maar de achterstand halen ze nooit in, hun culturele bagage brachten ze mee vanuit hun verre thuisland. En als WIJ niet onszelve blijven, raken we besmet met het zwarte virus en zal onze beschaving als een kaartenhuisje ineenstorten. Gastvrijheid eist z'n tol.
|