... ten tijde van de Zwarte Dood toen de pest een derde van Europa velde. Het ergst is de nochtans eerder veilige horeca er aan toe met enkel een doods decor om ons heen.
Teruggaand in de tijd: de rol van de koffiehuizen, cafés en taveernen kan niet overschat worden. In 2020 verscheen ‘Metropolis’, een boeiend boek van historicus Ben Wilson over de geschiedenis van de stedelijkheid en de invloed ervan op het menselijk gedrag. Een toerist die Parijs in 1869 bezocht schreef: ‘Dat is de ware democratie’. Mensen zaten in een stad van ‘conversatie en cafés’ kranten te lezen, mensen te kijken en het ‘theater van de straat’ te beleven. Sociale ontmoetingsplekken met onbekenden die je anders nooit zou zien leidden tot uitwisseling van informatie, ideeën en roddels.
Allemaal onontbeerlijk om tot nieuwe inzichten te komen. Wetenschappers en denkers vonden elkaar, handelscontacten werden er vlotter gelegd, spionnen legden hun oor te luister en zeker journalisten kwamen toen nog buiten om van het echte leven te proeven. De nieuwe rage van drukpers en kranten, schotschriften en pamfletten vond er een ideale voedingsbodem. Er werd vrijuit gedronken, gelachen, gepocht, gerookt en gediscussieerd. Samuel Butler schreef: ‘Mensen van alle rangen en standen komen elkaar tegen in hoffelijke gemoedelijkheid. De uitbater maakt geen onderscheid tussen gentleman en stielman of tussen lord en schurk’.
Over het ontstaan van koffiehuizen, bierlokalen... De koffieplant werd voor het eerst gekweekt in Ethiopië en vanaf de 15de eeuw exporteerden kooplui uit Jemen de koffie naar Soefikloosters waar die werd gebruikt om gelovigen wakker te houden tijdens nachten van devotioneel bidden. Via Mekka, Caïro en Damascus bereikte het magische goedje Constantinopel waar heuse koffiehuizen ontstonden. In 1654 opende een handelaar in Londen het eerste koffiehuis van West-Europa. Vrij vlug was het gepruttel te horen op 80 plaatsen en tegen het eind van de eeuw waren er al 1000 zaken in Londen en verbreidde het fenomeen zich naar de rest van de Westerse wereld. Het dynamische karakter van dergelijke plekken deed de zakenwereld flink deugd. Zo groeide Edward Lloyds’ koffiehuis uit tot de belangrijkste markt voor verzekeringen ter wereld. In 1737 bijvoorbeeld telde Londen 531 koffiehuizen, 207 herbergen, 447 taveernen, 5975 bierlokalen en 7000 verkooppunten voor gin. Dorst hoefde men echt niet te lijden.
De gezellige pubs boden in de achterkamer ruimte voor de meest uiteenlopende clubs, want de Britten waren verzot op verenigingen. Punch clubs (all you can drink voor 1 shilling), Cock-and-Hen clubs (om bij een dansje een lief op te scharrelen), clubs voor liefdadigheid, sport, beroepsgroepen en migranten. Ook bizarre clubs: de Ugly Club (niet voor moeders mooiste), de Little Club (voor mensen kleiner dan 1,50 meter), de Fat Men’s Club, de One-eyed Men’s Club en de Farting Club (voor de winderige medemens en zo zijn er wel wat). Ook de humor is nooit ver weg. Zo denken we aan een opschrift in een Ierse pub: ‘Poker in the rear. Liquor in the front’. Dus kaartspel achteraan in de kroeg en drank verkrijgbaar vooraan. Spreek je het echter luidop uit, dan klinkt dat als ‘Pook haar langs achteren en lik haar van voren’. Subtiel, nietwaar?
In Frankrijk waren na de Tweede Wereldoorlog 400.000 bistro’s; nu nog 40.000, lazen we in De Standaard. Met de coronamaatregelen zijn 30 à 40 procent van deze juweeltjes bedreigd. De eerste bistro’s werden tijdens de industriële revolutie opgericht door arme mensen die ze als goedkope volkscafés benutten, terwijl de burgerij zich in de brasseries ophield. De Franse auteur Balzac verwoordde het zo: ‘Le comptoir d’un café est le parlement du peuple’.
‘De overheid was bevreesd voor de invloed van deze radicale nieuwe publieke ruimte; ze vond dat koffiehuizen broeinesten van opruiing en republikanisme waren’, schrijft Ben Wilson. Ook nu komen de mensen met de toegegooide horeca elkaar veel minder tegen waardoor de kans om te mopperen aan de toog gefnuikt wordt. Geef toe: met een collega-‘zoombie’ word je minder vlug een boze beschonkene. Met het wurgen van de bruine kroeg hoopt de overheid bovendien enkel de witte kassatenten over te houden. Gelukkig vechten de stamgasten als geen ander voor ‘hun’ kastelein. In Londen werd een 100-jarige pub 2 dagen voor de erkenning als erfgoed door een vastgoedmakelaar gesloopt voor luxe-flats. De buurt ging in beroep en kijk: 6 jaar later moest het immo-bedrijf de pub steen per steen (brick by brick) weer opbouwen in de oorspronkelijke staat. De ‘Carlton Tavern’ staat er vandaag weer in volle glorie en de ziel van de wijk is hersteld. Zolang het horecahart niet klopt, klopt het leven immers niet helemaal.
Pico Bello
Carlton Tavern in Engeland door immobiliers platgegooid en daarna verplicht weer opgebouwd na protest van de bevolking
5 april 2021 Pico Bello
|