Zoals gedresseerde schepershonden
Het was een revelatie voor ons. Soldaten die opmarcheren al zingend . We botsten erop in een dorpstraatje dat we volgden, op weg richting België. De eenheid, Duitse infanterie van de grootte van een peloton marcheerde ons voorbij, allen blootshoofds, de helm aan de koppelriem, geweer aan de riem, op het ritme van een marslied dat ze zongen uit volle borst. De kraag van hun begeleider was afgeboord met een zilveren lint. Later kwamen we te weten dat dit het onderscheidingsteken was van onderofficieren.
De zilvere stopte en schouwde zijn manschappen. En dan gebeurde het. Tot onze grote ontsteltenis. De zilvere, vlak voor ons , deed een stap vooruit en sloeg één van zijn manschappen die naderde, vlak in zijn gelaat. Een ferme muilpeer. Wij stonden er perplex bij Aan de grond genageld. Maar ze marcheerden gewoon verder, al zingend.
Toen we ze niet meer hoorden zetten we onze weg verder.
Moeder verbrak als eerste de stilte. Ze kon het niet langer zwijgen. Ik had het gezien, zei ze. die man zong niet.
Ik herinner mij nog altijd de regelmatige trekken van die soldaat. Het was het gelaat van een gecultiveerd iemand.
Waarom had hij het nagelaten te zingen na dat het bevel daartoe gegeven werd ? Wat spookte door zijn hoofd dat hem aangezet had om het bevel te negeren ? Het sneuvelen van een kameraad ? De herinnering aan verhakkelde lichamen van vijanden, burgers, vrouwen, kinderen , oudjes ? Of was het oorlogsmoeheid na de inval in Polen en Tsjecho-Slovakije, Nederland, België en Frankrijk ? Of herinneringen die helemaal niet aanzetten tot zingen ?
Hij kreeg een klap en zong. Onbewogen.
Ze worden afgericht als goed gedresseerde schepershonden, lispelde vader. Op dat ogenblik drong de volle betekenis van die uitspraak niet helemaal tot me door. Later, op de infanterieschool in Aarlen met een « Nicht räsonieren » in gotisch schrift op één volle muur van de refter besefte ik vooreerst , tijdens de acht maanden opleiding tot reserve-officier, de volle draagkracht van deze woorden. Ik had het er aanvankelijk moeilijk mee. Zowel van thuis uit als tijdens mijn studies werd het rationeel denken mij eigen gemaakt. Zowel politieke als godsdienstige ideologieën had ik kritisch leren benaderen. Dogmas werden uitgesloten. Niets mocht het vrij onderzoek belemmeren. En nu dit, alle verstand op nul zetten en gehoorzamen. Nu is het precies dit rationeel denken dat me er toe deed besluiten dat de voorstanders van het nicht räsonieren gelijk hadden. Sterker nog, gehoorzamen moet een reflex worden wil men van een eenheid een goed geoliede gevechtsmachine maken. Als je een leger in stand houdt kun je evengoed gaan voor een goed leger. In volle gevecht dient ieder van de manschappen zich die eigenschap eigen gemaakt te hebben wil hij geen gevaar uit maken voor zijn strijdmakkers en zijn persoonlijke overlevingskansen nemen toe als gehoorzamen een reflex wordt. Onmenselijk ? Sinds wanneer is oorlog menselijk ?
Uiteraard schuilt er gevaar in. Kijk naar de politieke SS-eenheden van de nazis die als goed gedresseerde schepershonden losgelaten werden op burgers en joden en moorden op bevel. Befehl is befehl. Een ziekelijke uitwas van het principe, eigen aan dictatoriale regimes of fundamentalistische godsdienstfanaten. In de Duitse kazernes diende iedere dag de bloemen begoten te worden. Ook wanneer het volop regende werd dit gedaan. Het bevel voorzag immers geen uitzonderingen.
In Aarlen kregen wij in de jaren vijftig een dergelijke opleiding, identiek aan die van het Britse leger. Onnodig te zeggen dat er ondertussen al veel water naar de zee is gevloeid. Onlangs verklaarde een beroepsofficier me nog : Het Belgisch leger bestaat niet meer. Ik heb me dan ook een kriek gelachen toen in ons leger syndicaten opgericht werden. Achteraf beschouwd nog zo gek niet. Ons leger bestaat immers hoofdzakelijk uit niet-strijdende eenheden a.g. uit burgers in uniform. Wat is een mechanicien, een schilder, een verpleger, een dokter of een administratieve bediende in het leger anders dan een burger in uniform? Alors ... ?