In Bokrijks provinciaal domein staan alleen rijke mensen huizen. In het huisje van moeders ouders was er een lemen vloer. Bij grote gelegenheden werd er een rode vloeistof op uitgewreven. 'k Zie grootmoeder nog op haar knieën aan het werk, de vloeistof in een koffiekommetje waarin ze en vodje dopte en uitwreef. Om te eindigen werd er wit zand gestrooid, dat aangekocht werd per emmer bij de zandman die wekelijks rond kwam. Je hoorde hem roepen van "zaaaaand" vanop de steenweg, een tweehonderd meter van het huis. Stemmen droegen destijds nog heel ver. Geluidspolutie was een ongekend fenomeen.
Je viel er meteen met de deur in huis, deur die trouwens de ganse zomer openstond.
Vader die 1,72m mat moest zich altijd bukken. Eens jong volwassene was het altijd met een gevoel van fierheid dat ook ik me moest bukken. In de schouw een plattebuiskachel, maar dan een hele broze, van dunne plaat. Daarnaast de zetel met het schapenvacht. In de hoek van de schouw, het jachtgeweer. Grootvader stroopte af en toe, enigzins uit noodzaak. Een tijdje was hij buiten weten van grootmoeder zelfs boswachter in dienst van de kasteelheer.Hij verliet dan geniepig het huis, het geweer in twee geplooid verstopt onder zijn
overvest. Tot grootmoeder het te weten kwam. Terstond kwam er een einde aan zijn boswachtersloopbaan. Er lagen er rond de kerk al enkelen begraven die te plichtbewust geweest waren of het ongeluk gehad hadden plots aangezicht tot aangezicht te staan met een onverbiddelijk stroper. Sropers kregen gevangenisstraf. Dit betekende honger voor vrouw en kinderen. Sruggle for live was destijds in onze contreiën geen literaire slogan.
Boven de kast een foto van grootvaders familie, allen met een instrument, meestal violen, in de hand en allen afkomstig van Noord-Limburg. De wandklok, het enige uurwerk in huis dwong repect af, De lange slinger, het fijne houtsnijwerk. Ze werd ook met respect behandeld. Ze vergeten op te winden betekende geen notie van tijd in huis. Dan moest er naar de buren gegaan worden. Eén deur leidde naar de slaapkamer van de meisjes, de andere naar de slaapkamer van de ouders. Vanuit deze kamer leidde een deur naar de stal waar meestal een os en een koe stonden. Het rook er, maar je wende er vlug aan en het was er altijd lekker warm. In de kamer van de grootouders stond een tafeltje met een metalen waskommetje op en een schoteltje met een stukje zeep. De blauwe handdoek en de lap stof, de waslap, vervolledigde deze "badkamer". De emmer water stond onder het tafeltje. Een staldeur gaf uit op de moestuin. Het zicht werd er belemmerd door het meesterwerk van grootvader, het wc en plein air. Het hing er op, tussen vier ontbaste stammen, boven een put in de grond. Achteraf deed het me denken aan een miniatuur mirador. Gans de constructie bestond uit ontbaste en gehalveerde dunne dennestammen waar een laagje blanke vernis op stond. Het werd geconstrueerd met behulp van een houtzaag, een hamer, spijkers en een trektang, wat detijds de courante uitrusting was van de doe-het-zelver. Zelf doen was toen trouwens geen hobby maar de meest normale zaak van de wereld. Onnodig te zeggen dat grootvaders WC op familiereunions ter sprake kwamen en de grappen die er over verteld werden dan niet uit de lucht waren.. Maar je zat er wel beschut, met een dak erop en in de rug en langs de zijkanten kon je niet beloerd worden. Enkel als iemand de staldeur opende zat je er, frontaal ten toon, in volle glorie. Als kind vond ik het lachen met grootvaders WC onterecht. Ik had voor die constructie de grootste bewondering . Stellingname die door de tantes en nonkels , maar ook eigen ouders op bulderend gelach onthaald werd. In mijn ogen waren zij onderontwikkelden die het vernuft van grootvaders ontwerp niet inzagen.
Aan het huis vast, de grote schuurpoort, zwart, met het gat er in als toegang voor de kat. In de schuur een lange, zelfgemaakt lader, je weet wel, ontbaste gehalveerde dennestammen ...
Deze leidde naar de hooi- en graan- en strozolder. Bestond uit dikke lagen schoven stro gelegd op dwarsbalken, je weet wel, ontbaste ..., die een dertig à veertig cm van elkaar lagen. Ten strengste verboden te komen waar er maar één laag schoven lag. Je liep er de kans tussen twee "balken" te zakken en op de vloer van de schuur te recht te komen. Dit was destijds een niet uitzonderlijk voorval, soms met dodelijke afloop.
Op dat sto sliepen de jongens, mijn toekomende ooms.
Grootvader kreeg tering. Hij had enkele jaren, door in de verffabiek in Vilvoorde te werken zijn gezondheid geknakt. Om vijf uur 's morgens vertrok hij te voet van Nieuwrode naar het station in Aarschot. Een uur stappen. Hij kwam er boven op met het enige stevig voedsel dat hij ter beschikking had ; rauwe eieren. In 1914 brandde het huisje af. Met behulp van de buren werd er een nieuw gebouwd. Stammen, stokken en twijgen als geraamte, dat werd op gevuld met de groene klei die gestoken werd langs de beekkant. Aangekocht werden alleen de pannen en de buitendeur, met een slot in, waarop een,, in mijn ogen althans, een enorme sleutel paste, De opbrengst van de eigen grond volstondt niet om de monden te voeden.
Grote lappen werden gehuurd van een hereboer. Groetmoeder kwam, zoals al de vrouwen uit de omgeving te voet met eieren naar de markt in Aarschot. Al de vrouwen waren in het zwart gekleed , altijd met een grote sjaal op de schouders die ze bij wind of regen op hun hoofd droegen , rond hun schouders wikkelden en op de rug vastknoopten. De eieren in een grote rieten mand, die op het hoofd werd gedragen, soms zonder handen Er kwam een klein rond hoofdkussentje bij te pas. Een variatie van de moslimvrouwen die we nu zien lopen. Achteraf stonden ze op de markt met een kraam. Daar hield grootvader een groot lidteken aan de neus aan over. Grootmoeder was in haar jonge jaren een beeld van een meid. Door haar aan de haak te slaan had grootvader bij vele boerenzonen jaloezie verwekt. De messteek door het rugzeil van zijn kraam kon hij niet helemaal vermijden. Zijn neus moest er aan geloven.
Messengevechten waren toen in de streek van Aarschot, Nieuwrode, Haacht, Werchter en Tremelo schering en inslag. Toen we met gans de familie op een smal aardenpad, in een lange rij, tussen de hoge graanstengels, onder een sterrenhemel, met veel jolijt van de kermis naar huis wandelden, sprong er plots een figuur uit de graanmuur en kreunde mijn oom, de vrijgezel en thuiswonend ; "Ik krijg een steek". Grootvader had de man herkend en zette in de graanvelden de achtervolging in. Te vergeefs. De kerel kreeg zes maand cel.
Weerwraak ? Die heeft zich beperkt tot een uppercut die nonkel Witte hem toediende toen hij hem later tegen het lijf liep. Volgens getuigen ging de messenvechter daarbijeen halve meter de lucht in. Nonkel Witte stond bekend voor zijn buitengewone kracht, maar een halve meter de lucht in, vond ik veel... dertig cm vond ik al voldoende.
|