In het Repertorium van de Vlaamse muziek van Flavie Roquet komen zeker een aantal componisten uit de regio Waregem aan bod. Het aanbod kan zeker nog aanvulling krijgen en daarvoor rekenen we ook op de bezoekers van deze e-gazette van Waregem. Reageer !
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Putman, Palmer (Waregem, 3 jan. 1870 - ibid., 2 jan. 1910)
uitgever, boekhandelaar, auteur, directeur Gemeentelijke Muziekschool, componist.
Had van kindsbeen af interesse voor muziek en toneel. Zo begon hij al spoedig zelf toneel te schrijven en te componeren. Hij was actief in de Waregemse rederijkerskring Kunst en Eendracht. Vanaf 1893 werd hij aangesteld tot directeur van de Gemeentelijke Muziek School te Waregem, een functie die hij vervulde tot 1902. Hij was tevens dirigent van de Harmonie Sint-Cecilia. Componisten als R. Herberighs ( Mijn Huizeke) en A. van Aalst (Mijn hutteke zoet) maakten van sommige van zijn liedteksten gebruik. Palmer Putman voorzag zelf de muziek van De Boerenkrijg Zegezang (C. Huys), hij schreef ook diverse eenakters en een zangspel Breidel en De Coninck, getoonzet door A. Verbrugghen.
De Vogelaere-Langerock, Victor (Melle, 28 juli 1871 - Gent, 1 mei 1917)
koorleider, componist, directeur Muziekschool.
Als leerling aan het Gentse Conservatorium (1886) behaalde hij eerste prijzen theoretische harmonie (1891), notenleer (1892) en harmonie (1893, P. Lebrun). Hij was eveneens directeur van het koor La Fraternelle gesticht in 1891. Aan het KCG was hij monitor van een voorbereidende cursus notenleer (1891) en van een cursus piano (1894). In 1899 werd hij repetitor, zowel voor de lagere cursus notenleer als voor klavier. In 1901 tot 1908 was hij in Waregem directeur van de Gemeentelijke Muziek School en dirigent van het Fanfaregenootschap Sint-Cecilia.
Hij schreef religieuze muziek (w.o. een aantal missen), kamermuziek, en liederen voor soli en koor, o.m. Breidel et De Coninck, voor groot mannenkoor en twee pianos; Christus, aria voor tenor (eerste prijs in een zangwedstrijd te Kortrijk, 1896). Verder romances voor piano, strijkkwartetten, solowerken voor fluit, cello en viool.
Vandekerckhove, René (Ooigem, 10 jan 1883 Deerlijk, 17 okt. 1968)
dirigent, componist.
Studeerde voor koster-onderwijzer aan de Normaalschool te Torhout. Hij behaalde een eerste prijs op kleine bugel en werd heel actief in de blaasmuziek. Hij was stichter en dirigent vanaf 1923 tot 1966 van de Koninklijke Fanfare Sint-Cecilia te Deerlijk naast zijn functie als koster-onderwijzer. Ook werd hij aangesteld tot directeur van de plaatselijke muziekschool. Daarnaast dirigeerde hij muziekverenigingen in Beveren-Leie (1927/45) en Ooigem (1923/30) alsook de Muziekmaatschappij De Eendracht in Anzegem.
René Vandekerckhove was actief als componist en schreef diverse liederen, naast kerkmuziek, een operette en een cantate.
Benoit, Edmondus Henricus Edmond (Harelbeke, 20 nov. 1837 - Sint-Eloois-Vijve, 19 feb. 1867)
dirigent, musicus, componist.
Geboren als derde zoon in het gezin Benoit, broer van Peter en Constant. Niettegenstaande de grote zorg van Peter kwam hij veelvuldig in grote moeilijkheden. Een poging van Peter om zijn broer een plaats te bezorgen bij het muziekkorps van de Grenadiers mislukte echter (1852). Na een auditie op klarinet lukte het hem wel een plaats te veroveren als bugelspeler. Hij verbleef een tijdlang in Brussel bij zijn beide broers, maar kwam daar ook in de problemen. Hij studeerde een tijdje aan het conservatorium van Brussel, behaalde echter geen eerste prijzen. In 1863 werd hij door de stad Harelbeke belast met het leiden van een nieuwe harmonie en in 1866 werd hij dirigent van de harmonie Sint-Cecilia in Waregem.
Edmond Benoit componeerde werken voor harmonie en fanfare, alsook tal van bewerkingen. Voornaamste werken: Marche funèbre, Valse, Martha, Mazurka, Le petit pays, Sur la nacelle si douce et belle, Brabançonne (Fr. van Campenhout), Où peut on être mieux (A.-E.-M. Grétry), e.a.
DHulst, Adolphe (Adolf) (Wortegem, 17 juni 1851 - Gent, 25 dec. 1916)
componist, organist, leraar, directeur Muziekschool.
Zijn oom koster en orgelist leidde hem bij de eerste stappen in het klavieronderwijs. Op zeer jonge leeftijd mocht hij reeds zijn leraar vervangen aan het kerkorgel. Na letterkundige studies schreef hij zich in aan het KCG (1871) en behaalde er een tweede prijs voor orgel (1873), eerste prijzen voor orgel (1874, Joseph Tilborghs), contrapunt en fuga (resp. 1877 en 1878, Adolphe Samuel). Hij behaalde, als eerste in de geschiedenis van het conservatorium, het bekwaamheidsdiploma orgel (1876, J. Tilborghs). Hij werd organist aan het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam in 1878, een jaar later werd hij teruggeroepen door A. Samuel. In 1879 kreeg hij voorlopig de taak als lesgever orgel, en bij K.B op 31 dec. 1879, repetitor orgel en contrapunt aan het KCG. Daarenboven werd hem het lesgeverschap cantus planus toevertrouwd in 1894 met uiteindelijk een benoeming tot adjunct-leraar orgel (1902).
Intussen volgde te Waregem zijn benoeming tot directeur van de Gemeentelijke Muziekschool(1883/87) en waar hij tevens dirigent was van het Fanfaregenootschap.
Adolf DHulst manifesteert zich in zijn composities als een bedreven harmonist en contrapuntist. Hij componeerde een vijftigtal werken met een voorliefde voor orgel, o.m. een vierdelige Orgel-Symphonie in mi-klein, opgedragen aan Edmond Schelpe. Verder schreef hij ook religieuze muziek, een oratorio Exodus in vier delen, voor orkest, orgel soli en koren; cantates, o.a. Van Houtte-cantate voor soli, koor en orkest, Terugkeer naar de Oorsprong voor kwartet, klavier, orgel en koor; orgel- en pianomuziek, kamermuziek en talrijke liederen. Enkele werken werden uitgegeven, w.o. Adeste fideles, solo, koor en orgel; Ave Maria solo en koor; Ave Verum, id., Jesu Salvator, solo, koor en orgel en zijn Méthode dorgue. Hij schreef daarnaast ook didactische werken voor harmonie, contrapunt, fuga en het lied. C. Bergmans publiceerde een lijst met zijn composities.
|