Waarom zijn makers van computers toch zo weinig klantvriendelijk? Hoewel ik meen toch wel wat kennis te hebben van de werking van computers, stellen die dingen me vaak voor verrassingen. Het kost dan veel tijd op fora de aard van het probleem te achterhalen en te lezen hoe anderen het opgelost hebben. Dan lukt het meestal wel er zelf uit te komen, maar het kost al met al veel te veel tijd.
Wat me ook stoort is het feit dat de makers van (besturings)programma's er zo moeilijk in slagen zich hackers en bedenkers van virussen en andere malware van het lijf te houden. Soms ga ik denken dat die partijen een verbond met elkaar gesloten hebben. Het levert in elk geval heel veel mensen een baan op en er is veel geld mee gemoeid. Eén ding is zeker: waar geld is, is misdaad.
Het zou me een lief ding waard zijn als ik zou kunnen kiezen voor een beperkte, maar veilige vorm van internet. Liever wat minder mogelijkheden en minder vrijheid dan steeds het risico lopen besmet of gehackt te raken. Ik denk dat er eerst iets rampzaligs moet gebeuren, bijvoorbeeld dat het halve land platgelegd wordt door een computerstoring. Dan zal het besef doorbreken dat grotere veiligheid belangrijker is dan onbeperkte vrijheid.
Hoewel ik redelijk gezond ben, maakte ik me de laatste jaren best wel eens zorgen over mijn oude dag: zou ik, na alle bezuinigingsronden, over een jaar of tien, vijftien, nog wel terecht kunnen in een verzorgingstehuis? Steeds meer wordt verwacht van mantelzorgers. Als de 'behoeftige', met inschakeling van hulp van famlie en buurtbewoners, maar thuis kan blijven, dan zal hij de gemeenschap een hoop kosten besparen. En daar schijnt het om te gaan: bejaarden die goedkoop zijn in het onderhoud.
Al mijn vrees blijkt ongegrond en ik kijk vol vertrouwen naar de toekomst. Wat is het geval? Tijdens een wandeling viel mijn oog op een bord waarop viel af te lezen dat er zelfs voor oudere beren en zeugen zorgboerderijen bestaan. ik wilde de zorginstelling van binnen bekijken, maar omdat de varkens-senioren net toe waren aan hun middagdutje mochten ze niet gestoord worden.
Als voor deze beesten de oude dag al zo goed geregeld is, hoe uitstekend moet er dan straks wel niet voor mij gezorgd worden? Ik begrijp niet waar ik me eerder druk over maakte.
Spreekwoorden zijn samengebalde wijsheden, verkregen door levenservaringen van vele generaties.
Het leven hangt aan elkaar van (ogenschijnlijke) tegenstrijdigheden. Dit verschijnsel zien we ook terug in het gebruik van spreekwoorden.
Ons gedrag wordt de ene keer meer bepaald door onze omgeving, de situatie waarin we verkeren, de andere keer meer door onze aanleg, onze aard. Binnen de psychologie heet dit het nature-nurture debat: wat is aangeboren, wat is aangeleerd?
Als we een bepaalde zegswijze van toepassing verklaren op iemands gedrag, maken we in onze duiding vaak een keuze in de nature-nurture kwestie. In de volgende voorbeelden is het meteen duidelijk op welke van de twee kanten we in onze beoordeling de nadruk leggen.
Bovenstaande foto van een kloostergang maakt bij mij een veelheid van herinneringen wakker. De foto toont de neogotische stijl van veel gebouwen uit mijn jeugd. Meestal kerken en kloosters, maar ook scholen. Opgetrokken met bakstenen met behulp van cement, aangemaakt met een stevige scheut wijwater.
Ik realiseer me nu pas dat deze gebouwen voor mijn ouders helemaal nog niet zo oud toonden en dat zij de katholieke geur ervan waarschijnlijk erg gewaardeerd hebben. De neo-stijl gaat terug op de late middeleeeuwen en verbeeldt de triomferende kerk.
Voor mijn generatie hadden de gebouwen al iets ouwelijks en na de jaren zestig straalden ze voorbije glorie uit en mochten ze verdwijnen. Dat laatste is dan ook in hoge mate gebeurd. De bouwstijl van de neo-gotiek paste niet meer bij de geloofsbeleving van de moderne katholiek die Vaticanum II (een poging om de kerk weer bij de tijd te brengen), helemaal opgezogen had. Het moest allemaal vooral 'gewoon', authentiek en aansluiten bij de beleving.
Nu ik zelf ouder geworden ben, roept de foto hierboven jeugdherinneringen op. In die zin vertegenwoordigt ze iets dierbaars. Maar het kijken ernaar maakt ook een beetje weemoedig, want het gaat om iets wat definitief voorbij is en nooit meer terug zal komen. De afbeelding maakt voelbaar wat het betekent dat alles vergankelijk is; dat alles wat ik gezien en meegemaakt heb een houdbaarheidsdatum heeft. En vooral: dat ook mijn bestaan eindig is.
"Wat denk jij: is er hierna nog iets of is het dan helemaal over"?
"Nou, ik denk maar zoals die ouwe Griek, die zei: "als de dood er is, ben ik er niet meer, en als ik er ben, is de dood er niet".
"Daar heb je helemaal gelijk in; we zijn er nog en hierna zien we wel weer..... Trouwens, lust je nog een biertje? Want in de hemel is geen bier en daarom drinken we het hier".
Wordt het niet tijd dat het christendom zichzelf opnieuw uitvindt? De meeste zestigplussers zijn vanaf hun vroege kindertijd in contact gekomen met geloof en bijbelverhalen. Zij hebben nog iets van de middeleeuwse denkwijze meegekregen: er is één juiste visie op mens en wereld die allesomvattend is en waarbinnen op alle vragen maar één antwoord mogelijk is, nl. het antwoord dat past binnen de theologie van de rk-kerk. De wereld was weliswaar niet meer plat, maar dat was zo ongeveer de enige concessie die de clerus sinds 1500 aan het gewone kerkvolk gedaan had.
Momenteel is er weinig belangstelling meer voor het geloofsgoed van de christelijke kerken. Aan mensen onder de vijftig jaar zijn geloofspunten als verrijzenis, tweenaturenleer (Jezus was God én mens) en de hocuspocus van de eucharistische instellingswoorden nauwelijks meer te verkopen.
De evangeliën zijn geschreven in een denktrant en schrijfstijl passend bij de tijd van ontstaan, maar die stijl is zo ver verwijderd van de hedendaagse manier om gedachtegoed om te zetten in verstaanbare taal dat het onbegonnen werk lijkt tussen die twee werelden nog een verbinding tot stand te brengen.
Zou het mogelijk zijn het nieuwe testament te herschrijven door de inhoud ervan te 'vertalen' in hedendaags taalgebruik? Of is dat onbegonnen werk? Je moet om te beginnen afstand doen van het openbaringskarakter van heilige geschriften in het algemeen en van het nieuwe testament in het bijzonder. Die stap lijkt voorlopig onhaalbaar, maar dan blijft toch de vraag staan of het christendom zich op den duur niet uit de markt prijst door vast te houden aan een boek dat alleen nog voor exegeten enigszins leesbaar is.
Paus Franciscus noemt internet een geschenk van God.
Dat is, net als veel andere uitspraken van deze kerkleider, een verfrissend geluid omdat Rome in het verleden wereldse nieuwigheden vaak argwanend en afkeurend bejegende.
Volgens de paus biedt internet kansen voor ontmoetingen en solidariteit. Dat ben ik met hem eens. Ontmoetingen via internet, zoals bloggen, discussiefora, e-mailcontacten, verruimen in hoge mate de mogelijkheden tot contact tussen mensen. Ik bestrijd dat, zoals sommigen beweren, deze contacten een lagere status zouden hebben dan de contacten in het 'echte' leven. In beide vormen gaat het om de aandacht die mensen voor elkaar hebben. Alleen de manier waarop verschilt en elke vorm heeft zijn sterke en zwakke kanten.
Een schrijver heeft op een speciale manier contact met zijn lezers, al is dat niet 'lijfelijk'. Een blogger schrijft ook met de (onbekende) lezers in zijn hoofd. Hij weet niet welke reacties hij bij de lezer oproept. Het idee dát hij met zijn schrijfsels mensen bereikt is genoeg: er is communicatie, interactie, zelfs zonder precies te weten waar en wanneer.
Een afscheidsviering voor een overledene heet tegenwoordig vaak 'een dankdienst voor het leven'. De overledene wordt geroemd om al zijn of haar goede eigenschappen en diens hele leven passeert de revue. Kinderen en kleinkinderen lezen teksten of maken muziek; er zijn speeches waaruit de maatschappelijke betrokkenheid van de gestorvene blijkt. De dienst is helemaal afgestemd op de persoon wiens lichaam nu voor het laatst tussen de levenden verblijft.
Tijdens zo'n dankdienst denk ik wel eens terug aan de (katholieke) begrafenismissen van mijn grootouders in de jaren vijftig. De mis werd aangekondigd als lijkdienst. De aanwezigen volgden de mis aan de hand van een boekje dat speciaal gemaakt was voor een begrafenismis. Hier en daar stonden in de tekst stippelijntjes en je werd geacht in gedachten daar de naam van de overledene in te vullen. De pastoor noemde in de preek nog een paar wetenswaardigheden uit het leven van de gestorvene. Het was min of meer een gewone mis waarbij aan het einde de kist bewierookt en gezegend werd waarna iedereen naar de naast de kerk gelegen begraafplaats liep. De kist zonk in de aarde en de 'viering' was voorbij.
Ik vind het contrast tussen vroeger en nu nogal groot en ik vraag me af of het niet beter is hier de gulden middenweg te bewandelen. Vroeger waren anonimiteit en uniformiteit troef, tegenwoordig ligt de nadruk vooral op de uniciteit van de persoon. Het verschil lijkt me vooral een kwestie van tijdsgeest.
Danken voor het (voorbije) leven in het besef dat hier een gewoon mens de weg gaat van alle aardse stervelingen: is dat het juiste midden?
Wikipedia: Ietsisme is een algemene term voor uiteenlopende overtuigingen waarbij mensen "aannemen" dat er "iets" is "tussen hemel en aarde", zonder een welbepaalde religie aan te hangen.
De laatste jaren ben ik steeds meer de richting opgeschoven van wat wel aangeduid wordt als 'ietsisme'. Het woord zelf vind ik minder geslaagd omdat andere -ismen zich meestal kenmerken door een min of meer omschreven 'leer', terwijl het ietsisme, zoals het woord al verraadt, vanuit haar aard vaag is.
Het aantrekkelijke van de overtuiging dat er 'iets' is vind ik dat de ietsisten kunnen leven met een oningevuld geloof. Ze zijn de tegenpool van fundamentalisten die een welomschreven geloof en daarbij horende moraal hebben, en die bovendien zo overtuigd zijn van hun eigen gelijk en superioriteit dat ze er veel, en soms alles, voor over hebben de rest van de wereld te bekeren.
De ietsist is niet missionair, want hij weet niet zo precies hoe het allemaal zit en bovendien heeft hij niet zo veel te vertellen want iets staat nu eenmaal dicht bij weinig.
Ook vind ik het sympathiek en moedig als mensen kunnen leven met een overtuiging die meer stoelt op eigen ervaring dan op aangereikte traditie en overgeleverde kennis uit hun kindertijd. Zo'n langzaam gegroeide overtuiging heeft meer de trekken van zelf opgedane levenswijsheid en is meer op het lijf geschreven. Ze biedt daarom, ook in tijden van crisis, een steviger fundament dan een door anderen aangereikt geloof dat altijd elementen zal bevatten waarin iemand zich nauwelijks herkent.
Ik ben .... , en gebruik soms ook wel de schuilnaam Pitter.
Ik ben een man en woon in Noord-Brabant () en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 01/10/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: .