Inhoud blog
  • Papier is gewillig...
  • Papier is gewillig...
  • Persvrijheid: vrijheid om overal nieuws uit te persen (Marc Callewaert)
  • Opvoeding maakte van ons wat we zijn...( Claude Helvétius *)
    Welkom op mijn blog!

    Aan de  rechterkant kan je het Egidiuslied lezen van Jan Moritoen. Jan overleed te Brugge eind l416 of begin 1417  als lid van de gilde van de bontverwerkende lamwerkers. Hij was zelfs een bepaald moment schepen van de stad Brugge. In het Egidiuslied spreekt hij zijn overleden vriend en rivaal in de liefde lyrisch toe. Egidius en Jan Moritoen waren beiden verliefd op Mergriete. Na Egidius' dood trad zij in het klooster en liet de liefde van Jan Moritoen onbeantwoord.

    P.S. Egidius was een gewaardeerd zanger en musicus. Egidius is het latijn voor Gillis.

    Zoeken in blog

    Foto
    Zoeken met Google


    Foto
    Foto
    Foto

    Op de foto (1) zien we hoe Jan de tekens van een witchdoctor in Z.-Afrika intving. Op de 2de foto Jan en zijn vriend Norbert in Venetië

    Foto

    Bij bovenstaande foto: waar is de tijd ? Rustpauze tijdens de blok van 1959...Op de achtergrond het kerkje van " 't Vewt"...! 

    Foto

    Bij de start van de tekst over het boek van Dirk Musschoot staat een foto van het dorp waar Jan woont, Nkodusweni...

    Na de strijd
    door Pieter Nicolas Van Eyck

    't Abrupt geratel zwijgt in 't duin
    Vreemd-stil is 't. Luwte en vogelzang;
    En 't kalm gedruis uit gindse tuin
    Van maaien, heel de middag lang.-
    De strijd beslecht, ligt alles neer.
    Maar toch, dit diepe hunkren weer:

    Of 't hart,o, éénmaal voelen kon
    De milde, lieflijke zoen
    Van alle strijd in avondzon
    Door ceder-, roos- en berkengroen,
    En wolken, drijvend als een vlucht
    Van witte vogels door de lucht.
    Loon
    door Hélène Swarth

    Ik zong en zie! de beek gaf mij een dronk tot loning,
    De wijnstok, wijn, het koren, brood,
    Geen struik die mij geen bloem, geen bloem die mij geen honing,
    Geen boom die mij geen schaduw bood.

    De zon gaf mij haar goud, de morgen haar juwelen
    En de avond, al zijn hemelrood.
    Maar wie mij had beloofd, zijn ziel met mij te delen,
    Gaf haar voor liefde en steen voor brood.

    Nieuws Nieuwsblad
  • Zendaya en Kate Middleton zijn fan: dit is ‘tenniscore’ en zo doe je er zelf aan mee
  • Masterchef Olga en haar man Giancarlo schotelen Pedro Elias en Robin Pront hun ragù voor: “De echte? Die maak je met drie groenten”
  • Vlaams Parlement wil dat Kerk bijdraagt aan fonds: “Slachtoffers krijgen niet altijd hulp die ze nodig hebben”
  • “Ik word weggezet als fraudeur, dat pik ik niet”: friturist Dominique trekt naar rechter nadat hij plots 11.300 euro coronasteun moet terugbetalen
  • Vivaldi maakt nieuwe staatshervorming mogelijk, ook al hebben weinigen daar zin in: “De prioriteiten liggen elders”
  • DE STEMMEN VAN ASSISEN. Tanja Groen en de link naar Marc Dutroux: “Maastricht stond met een stift omcirkeld op zijn kaart”
  • Antwerp neemt na dit seizoen afscheid van zijn coach: Mark van Bommel trekt na twee seizoenen de deur achter zich dicht bij de Great Old
  • Peuter (2) sterft nadat springkasteel wordt weggeblazen in VS
  • Kleuterleider Thijs (38) blijft twee maanden langer in cel voor zware zedenfeiten
  • Vrouw die 21 messteken kreeg in Antwerpen-Centraal bedankt personeel NMBS met kaartje: “Blij dat ik het kan navertellen”
    De Archaelogische Vondst
    door Marnix Gijsen

    Jacqemijne Bolats werd te Leuven begraven
    in 1520
    naast haar man en haar kind.
    Ze had bei met dezelfde liefde bemind,
    al haar dagen.

    Ik heb haar zerksteen gevonden,
    op een regennoen,
    onder wat mos en veel gele blaren.
    Kinderen spelen er rond,
    en bij zomernacht paren geliefden
    hier hun bevenden mond.

    Zij werd in Antwerpen  geboren,
    - o mijn sterke stad, -
    wie voerde haar de Brabantse heuvelen over?
    Daar vond zij een man en won zij een kind,
    en de rust, onder mos en wat herfstig lover.

    Want, toen God zag
    hoe volmaakt deze drie stonden
    in 't licht van rustig geluk,
    het jubelende kind,en dees vredige beiden,
    toen was hij als David, die wenend zijn zoon
    overwint.
    Hij kon deze kalme zielen niet scheiden
    en brak alle drie hun hulzen stuk.

    Zie, zo lange tijd is aan elk mens gegeven,
    dat zijn woord rijpe tot lied
    voor Gods aangezicht.
    Hoe vaak het hernomen , geaarzeld, getracht,
    tot duidlijk en klaar
    klinke het rhytme dat door elk leven vleit;
    God luistert en wacht,
    de zanger verdwijnt,
    maar het zingen ruist uit in Gods wezenheid.  

    Nieuws Volkskrant
  • Voor De Munck is zilver op EK turnen mooi meegenomen op weg naar de Spelen
  • Arne Slot is een koopje, voor een bedrag van nog geen twee mislukte Ajax-transfers
  • Real Madrid mikt op ‘Koninklijke’ dubbel: landstitel én Champions League
  • Eenogig paard Hernandez kan blind vertrouwen op zijn ruiter Kars Bonhof
  • De doorbraak van beach­volleyballers Boermans en De Groot: ‘We dachten: wat hebben we nou laten zien?’
  • Cultclub Sankt Pauli tegen wil en dank op rand van promotie: ‘Het is beter als we slecht spelen’
  • Weet oud-spits Van Persie bij Heerenveen de uitzondering op de regel te worden?
  • Vitesse wint in goed gevuld Gelredome en maakt een sprong van -1 naar +2 punten
  • Barcelona mag weer proberen te winnen van Olympique Lyonnais in finale Champions League
  • Na ruim twintig jaar klopt Ipswich Town weer op de deur van de Premier League
    Berlijn
    door Hendrik Marsman

    De morgenlucht is een bezoedeld kleed
    een bladzij met een ezelsoor
    een vlek

    de stad
    een half ontverfde vrouw

    maar schokkend steigert zij den hemel in
    als een blauw paard  van Marc in 't luchtgareel

    Berlijn

    de zon is geel 

    Vader
    door Michel van der Plas

    Vader, wat zou ik ervoor willen geven
    als je er af en toe nog eens kon zijn
    en een zondag kwam zitten in mijn leven
    bij mijn werk en mijn boeken en mijn wijn.

    Soms zie ik mannen van vijfentachtig
    (je weet wel waar) met een gezicht vol zon
     en zin, en dan denk ik godallemachtig
    als ik hem zo nog eens meenemen kon.

    Want op de een of de andere manier
    leeft ik toch ook nog steeds voor lou: louw ogen
    wil ik, met hun aandacht, pret en mededogen
    bij mijn geploeter, mijn huis en mijn hier:
    en ik zag ze zo graag en keer genieten
    van al wat ze vol tranen achterlieten

    Gij wast aan mij gelijk de winde...
    door Karel van de Woestijne

    Gij wast aan mij gelijk de winde
    die wentelt om een koren-aar;
    dra zal ik aan mijn wang bevinden
    de zomer streling van uw haar.

    Dra zult gij 't glanzend voorhoofd beuren
    tot waar mijn slapen komm'rend staan:
    zo ziet men, wild, een winde geuren
    naast 't wegend rijpen van het graan.

    o, 'k Ben geen sterke: moe-gedragen,
    verzwaart vaak de angst mijn levens-last;
    maar 't is mij  waar 'k uw wasdom schrage,
    of blijde een échte steun me omwast

    Zo reikt de liefde, o mijn beminde,
    verrijkt me uw liefde in vreze en vaar,
    - gelijk een geur'ge wentel-winde
    die sterkt en loont heur koren-aar.

    Paradise  Regained
    door
    Hendrik Marsman

    De zon en de zee springen fonteinen bliksemend open:
    waaiers van vuur en zij;
    langs  blauwe bergen van den morgen
    scheert de wind als een antilope
    voorbij

     zwervende tussen  fonteinen van licht
    en langs de stralende pleinen van 't water,
    voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
    die zorgeloos zingt langs het eeuwige water

    een held're, verruk'lijke wijs:

    'het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
    de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
    de morgen en nacht twee blauwe matrozen -
    wij gaan terug naar 't Paradijs'

     
    Ida Gerhardt (1905-1997)
    De gestorvene
    door Ida Gerhardt

    Zeven maal om de aarde gaan,
    als het zou moeten op handen en voeten;
    zeven maal, om die éne te groeten
    die daar lachend te wachten zou staan.
    Zeven maal om de aarde te gaan.

    Zeven maal over de zeeën te gaan,
    schraal in de kleren, wat zou het mij deren,
    kon uit de dood ik die éne doen keren.
    Zeven maal over de zeeën te gaan --
    zeven maal, om met zijn tweeën te staan.

    De Zwerver
    door Jan van Nijlen

    Ik ben vermoeid. Toch ben ik nog gestegen
    Tot op de heuveltop in het late licht,
    en voor mij kronkelen de duistere wegen
    Van 't avonddorp, dat daar verlaten ligt.  

    Is nu de wereld zoveel eeuwen ouder?
    Alles lijkt mij zo vreemd en toch bekend.
    Ik mis alleen een vriendelijken schouder,
    Een lichaam, dat mijn lust voelt en herkent.

    Ik ben alleen voor gans mijn verder leven,
    Er is niets meer dat me aan deze aarde bindt.
    En toch, ik voel mijn hart onstuimig beven:
    Dààr staat een boom, dààr speelde ik als kind.


    Jan van Nijlen
    (1908-1975)

    Foto
    De klok ( zie boven rechts) tikt gestaag verder...Mijn  teller staat reeds op 72...!
    Om alle teksten op het BLOG te lezen klik je onderaan de laatste tekst op de naar links gerichte pijl...
    Foto
    De Axa-man met twee gezichten en dit na meer dan 50 jaar, toen hadden we de Krüger-man...! Wat goed is blijft dus goed...  

    Haiku

    De zon brandde  fel

    op het wit berijmde gras.

    Ver is de lente...
    (WVO)

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.

    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • Het zwarte Schaap
    Groots en meeslepend leven
    05-07-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Het vervolg op mijn debuutroman, "Het Zwarte Schaap", bleef in het faillissement van de uitgeverij "Manga" steken..., daarom zijn we van plan de vele vragen van vrienden te beantwoorden en " De Tocht Terug" hier bladzijde per bladzijde neer te schrijven...We hopen dat jullie er leesgenot zullen aan beleven.Misschien zou het niet verkeerd zijn om alsnog " Het Zwarte Schaap"  eens te lezen of opnieuw te lezen. Het boek is wel uitverkocht, maar in de meeste Vlaamse bibs wel te vinden, hopen we.  

    DE  TOCHT TERUG

    Hoofdstuk 1: Vrij

     Niettegenstaande de duisternis als een mistlaag binnensloop hadden ze het lampje in het witte blakertje tegen het plafond nog niet aangestoken. Ze wilden waarschijnlijk geen geld aan het stuk ongerief besteden, want ik had alweer een jaar op hun kosten gevegeteerd en dat zal althans volgens hun liberale theorieën al méér dan voldoende geweest zijn .
    Vanmorgen was de Horecaffer het komen zeggen. Vreemd dat we mekaar nu zo lang keden en dat we d'er nooit aan dachten om mekaar met de voornaam aan te spreken. Weer zo'n typisch Vlaams verschijnsel dat het verdomme uit den boze is om je gevoelens of hier in dit geval een zekere vorm van affectiviteit te tonen. Je moest een kerel zijn! Blote borst bij de pomp je smoel wassen, want dat waren nogal bonken, maar dat Dolf daar zijn elite troepen uit gevormd had, was dan alweer te lang geleden.
       - Je gaat er uit, zei bewaarder Beirens in de gewone gereserveerde stijl.
       - Hoe bedoel je?, vroeg ik  nog een beetje slaapdronken en met meer aandacht voor de ochtendkoffie dan voor wat ie zei.   
       - Kom nou, neem me niet in de maling, ( nadat de rechter  mijn taal vulgair of was het goor gevonden had, was de Horecaffer de beschaafde toer opgegaan..., dus niet wanhopen) je weet wel wat ik bedoel.
       - De koffie is weer niet warm, probeerde ik van onderwerp te veranderen, maar het lukte van geen kanten.
       - Denk je misschien dat ik het ook leuk vind, want ik zei het daarnet nog aan de rechter van instructie.
    Plots werd ik dan toch een beetje wakker of meer wakker en besefte dat het toch misschien wel belangrijk was en vroeg:
       - De rechter? Wat moest die hier vanmorgen?
       - Wel, ik zei het toch, je gaat eruit en ik vind het helemaal niet prettig
    Toen was de Horecaffer de cel uitgesloft en ik val dood als het niet waar is, maar er biggelde een traan langs zijn getaande wang. Méér dan een jaar had ik in de cel gezeten. De zolen van zijn schoen had bewaarder Beirens gelopen om mij bij hem te houden, vooral had hij tegen de rechter van instructie gezegd dat het toch een correctionele zaak geworden was en dat hij - de bewaarder - het niet toelaten kon mij tussen al dat uitschot in Leuven of zelfs St.-Gilles te laten verkommeren. Wat moest er van mij geworden...?  Hij raakt nog op het slechte pad.
    Ik was in het celletje gebleven...met de strontbruine tegels, maar de closetpot was vervangen en dat was dan het eerste resultaat van mijn velletjes volkrieuwelen, want de rechter, had, naar het bleek, alles grondig gelezen en de closetpot met roestplekken als strontpleisters was er te veel aan geweest...Nu zat ik te wachten tot ze me kwamen halen. De Horecaffer had me eerst nog naar de kapper gebracht.
       - Scheren en knippen, had ie gezegd en tegen mij, want de kapper negeerde hij volkomen, want alle kappers zijn homo's of daaromtrent en als hij ergens een hekel aan heeft, maar laten  wij niet uitweiden en vooral de zaak een beetje fijntjes houden, want met onze cultuurrakkers weet je maar nooit, dus tegen mij je moet er netjes uitzien, want straks moet je het weer maken...
    Daarna hadden we gepakt. Eigenlijk had de Horecaffer gepakt.
       - Hou je je jeans aan?, had hij gevraagd en niet eens op mijn antwoord gewacht en maar dadelijk het bruin pied de poule-pak onderaan het valiesje gelegd...Je weet wel, niet het valiesje, maar de valies, want  kostschool, Leuven, Ludenscheid, bajes alles had het meegemaakt. Ijzersterk!
    De Horecaffer  had toen niets meer gezegd en het valies meegenomen en mij in de eenzaamheid achtergelaten, maar ik voelde het nu niet drukkend meer aan en toch beefde ik angstig voor de toekomst, want een handige jongen met een KMO-neus had de Horecaffer zo ver gekregen dat de vol gekliederde velletjes bij een uitgever terecht waren gekomen.
    Het was zowat een jaar na het proces dat ie stralend de ochtendcel binnenkwam en vooraleer hij het schenkbord op tafel had gezwierd begon hij:
       - 't Is zo ver...
    Ik was nu wel stilaan aan zijn elliptische manier van spreken gewoon geraakt, maar het was toch telkens een nieuwe ervaring en wat meer was een spannende poging om precies te raden wat hij bedoelde.
       - Zit je schoondochter weer vol?, moedigde ik hem aan. Alhoewel, want dergelijke vulgaire woorden worden door intellectuelen ( wablief...?) niet gebruikt, zelfs de rechter vond dit ook...maar er was meer, véél meer!
    Zijn zoon en schoondochter waren blijkbaar een hitsig stel, want elk jaar opnieuw was het van dattém en dit nu reeds voor de derde keer en de Horecaffer vond dat er al volk genoeg op de wereld rondloopt en daarbij dat vreet ons nog de oren van de kop en mensen zijn toch geen konijnen en moeten zich leren bedwingen zoals de pastoor van Kleit. Nu wist hij het niet meer.
       - Je geschriften worden gedrukt, jongen.
    Ik wou juist van mijn tetter maken, maar ik kreeg  de kans niet, want daar ging hij alweer.
       - Ik zei gisteravond tegen het wijf, ik ga maar eens een pintje drinken bij Miesten van 't Koerspaard. Ze zei nog, wel, wel, is de vrede weer gesloten, want  verleden week was 't nochtans bal populaire en meneer Beirens zou d'er nooit nog een voet binnenzetten...
    Ik probeerde eventjes aan de koffie te lepperen, want de Horecaffer was gelanceerd en dan was er geen houden  aan. De koffie was warm, het brood niet al te taai... 
       - Ik trok me van dat wijvengeleuter geen kloten aan, want, jongen, wat weet een wijf van het leven?
    Ik wist het natuurlijk niet, want mijn ervaringen met vrouwen waren inderdaad ook niet om over naar huis te schrijven.
       - Luister je nog? Ja?
    Ik knikte beleefd zoals steeds...   
       - Sta ik daar in 't Koerspaard met Miesten een beetje te lullen over 't weer en de commercie, als er daar een jonge Springer binnenkomt en godverdomme als 't niet waar is direkt begint te trakteren.  
    De Horecaffer zwijgt, want zoals alle gekende vertellers weet hij precies dat er regelmatig moet gepauzeerd om indruk te maken.
    Ik waag het dan:
       - Je vloekt zoveel...?
       - Jij moet praten...Ik zei tegen Miesten geef mij maar een Palm. Weet je wat Miesten weer wist te vertellen? Is 't voor niks, misschien? Dat zijn toch zijn zaken niet. Ik drink graag 's een Palm. Niet te veel, nu en dan...De Springer was van een ander kaliber, want hij zei direkt drink jij maar Palm, want dat  is gezond.
    Ik had de koffie al op en het brood met muisjes binnengeduwd, toen de Horecaffer nog steeds aan het lamenteren was, maar eindelijk spitste ik toch eventjes de oren:
       - Ja, zei de Springer, althans volgens bewaarder Beirens, ik weet wel iets van boeken af, daar mijn oom uitgever is.
    Ik kon het niet geloven, slechts in goedkope rommanetjes kon het toeval zo'n rol gaan spelen, maar ik had de tijd niet om verder na te denken.
       - Ik liet me natuurlijk niet voor één gat vangen, ging bewaarder Beirens verder. Ik wou juist nog een Palm  bestellen en ik zag hoe Miesten van 't Koerspaard een ongelovig gezicht opzettte en bedacht me uiteraard, aangezien die Springer één of ander duur Italiaans spul dronk, waarvan mijn vrouw altijd de schijterij krijgt.
       - Geef ons d'er nog één, zei de Springer. Mijn oom, lispelde hij al een beetje. Hoe is 't godverdomme na twee consumpties mogelijk, maar enfin. Zijn oom, dus, zei ie, was op zoek naar manu...dinges...
       -   Manuscripen.
       - Ja, dat zei Miesten ook en hoe zou die dat godverdomme weten? Wat weet die van de witte geiten?
    Ik begon langzaam kregelig te worden. Als ik ergens de pest aan heb, dan is het geleuter en gelul van Londen naar Parijs en de Horecaffer was me weer bezig doch hij meende het goed en dat is dan alweer de helft van het werk.
       - Wie was nou die oom?
       - Wel die oom zocht manudinges, zoals je zei, maar dan van debielen..
       - Debielen...?
       - Ja, debielen en nu weet ik het zeker, wantMiesten van 't Koerspaard begreep er géén bal van en stond daar weer met zijn pies in de wind en ik wist het. Dus van mensen die beginnen te schrijven.
       - Debutanten, zei ik opgelucht.
       - Zeg jij gaat toch ook niet beginnen lastig doen?
       - Mag ik 's iets vragen?
       - Jij, alles.
    Ik begon hem ervan te verdenken dat hij gisteren redelijk teut moet zijn geweest, daar hij iets te veel praatte en vooral te bazig.
       - Wel?
       - Hoe is het in godsnaammogelijk dat een wildvreemde, een Springer bovendien, met jou over boeken begon te lullen.
       - Ik moet eerlijk toegeven, hij bloosde voorwaar, ik weet het eigenlijk niet meer zo goed, omdat ik  geloof dat ik wel
     meer dan twee Palms gedronken heb, doch kijk eens hier...De Horecaffer haalde een brief uit zijn jaszak en spreidde hem voor mij op tafel.
    Het eerste wat ik zag was het briefhoofd:AGNAM
       - Agnam?, verwonderde ik me, maar niet de Horecaffer.
       - Ja, dat is de naam van de uitgeverij. Mag ik een slok van de koffie? Ik begin het me weer te herinneren, want ik had gisteren mij mooiste jurk aan, maar het is allemaal de schuld van Miesten van 't Koerspaard. Geen stap zet ik daar nog over de vloer. Drie, vier keer, want zeg ik, vijf- zesmaal lei ik mijn hand op het glas en maakte allerlei maneuvres om hem wijs te maken - het kalf - dat ik een consumptiebonnetje wou en dus een rondje wou overslaan...Maar nee, hij goot de Palm dwars door mijn gespreide vingers in het glas . ( Pauze). Wat zei je?   
       - Ik? Ik, zei niks.
       - Oh?
    De Horecaffer schonk  zichzelf nog maar een koffie in, dus hij moet er gisteren nogal teegnaan gegaan zijn, want zijn lever schreeuwde om vocht.
       - Wat denk je ervan , begon hij opnieuw, terwijl hij het papier onder mijn neus duwde.  
    Het was inderdaad een contract. Agnam was een letterwoord wat stond voor Algemeen Genootschap voor Nieuwe Auteurs en Musici. Dit laatste woord verbaasde me wel, maar ja, wist ik veel en ook denaam Loerie Lesijgh, die voor de uitgeverij optrad, zei me niks. Natuurlijk.
       - Loerie?, vroeg ik, maar bewaarder Beirens zei niks terug, want hij hing als een opgerolde vaatdoek boven de closetpot te pieren.  
     Ik las niet eens de drie velletjes, want wat kon het mij verdommen en ik tekende met een flinke krul na. Het moet een aantal maanden later geweest zijn, maar ik zou er mijn hand niet voor in het vuur steken, want ik was in de doos alle begrip voor uur en tijd verloren, maar goed een hele tijd later dus was Loerie er weer.De Horecaffer bracht hem op zijn bekende manier en met zijn slissende stem zei ie:

    • Kijk eens wie er hier is, zei hij en bleef rustig staan wachten tot Loerie iets zou zeggen, maar hij zweeg. Ik zweeg ook en keek naar de bewaarder die nerveus heen en weer begon te drentelen en eindelijk zei Loerie hem een bankje toestekend:

    • Bedankt, Taaf.

    Ik bulderde eventjes maar van het lachen en ik zag de Horecaffer boos van achter de deur loeren, maar in al die tijd had ik nooit zijn voornaam gehoord en Taaf…De Dikke Meire noemde ook Taaf en was me dat een nummer en zuipen.Loerie had het ontwerp van de kaft van "mijn" boek mee. Ik rilde eventjes zoals een rund onder de vlugge aanraking van een steekvlieg. Was ik nu ijdel? Loerie, met zijn scherpe Griekse neus gevat in een krans van zwarte hoofdharen en baard, spreidde een groot blad op de tafel, waarop ik vroeger al die velletjes vol gekrieuweld had. Het was een groot grijs blinkend blad…Ik huiverde, daar ik vond dat Loerie door zijn kafontwerp duidelijk toonde dat hij wel begrepen had wat ik met mijn schrijven bedoeld had. Een kudde witte schapen, maar in het midden Het Zwarte Schaap. De witte beesten hadden allemaal een bord voor de kop. Ze verstaan er de kloten van. Neem nu de grote literator, nou groot als je ’t zelf altijd zegt…, Geo Van Deksele, die had er ook geen kaas van gevreten, maar ja, ik moest maar van zijn zuil blijven…! Het boek wordt al te zeer ingeperkt in de ‘persoonlijke’ geschiedenis van één individu…De rechter had me wel gevraagd naar mijn ( zou je kunnen onderstrepen, Geo) verleden te peilen en dat ik niks dan tiepen ontmoette met enorme borden voor hun kanissen zodat ze d’er geen bal van begrepen en bovendien nog arrogant-brutaal en onverdraagzaam-onbevattelijk waren, daar kan ik niks aan doen, maar Geo, de katholieke hervormer, kan er misschien werk van maken . Overigens, Geo, dat jij, ouwe rukker, de jacht op onkuisen in Vlaamse kostscholen , het slechte vreten in de troep, de vakantiespreiders op de middelbare scholen omdat ze kontlikken tot een sport en kunst verheven hebben en het zuipen aan de zelfs katholieke ( hoe durven ze…) universiteiten als clichés beschouwt, is natuurlijk je goed recht, maar wat gebeurt er znders…? Veel, zal je zeggen…, maar daar gaan we weer! Had ik maar beter geluisterd en open willen staan voor het goede: Ja, eerbiedwaardige non, zeereerwaarde heer Kwakkel, Chef Gevaert . Volgens Geo, schreef zelf nog geen creatieve regel op een vel gerecycleerd papier, waren jullie nog niet streng genoeg .Ik moest godverdomme maar leren gehoorzaam zijn, nochthans hebben ze me met een zacht lijntje er proberen te brengen.
    Dus een mooi ontwerp. Geen cliché, al heb ik nooit Geo Van Dekseles mening omtrent het kaftontwerp gevraagd, maar het zou toch weer noppes  zijn , want het Davidsfonds is ook niet alles.
       - Wat denk je ervan?, vroeg Loerie.
       - Boudewijn de Groot, droomde ik.
    Stilte.
       -... als ie maar geen voetballer wordt
    ze schoppen 'm misschien halfdood maar liever dat nog
    dan het bord voor z'n kop van de zakenman
    want daar wordt ie alleen maar slechter van...
       - Oh, verbaasde Loerie zich. Maar je vindt het dus goed?
       - Ik vind alles goed.
    Loerie had de grote grijze ontwerpen opgenomen en was de cel uitgelopen  en me nog nagegeven:
       - Binnen een maand ligt jouw roman in  de boekwinkel.
    Ik had toch eventjes - ik moet eerlijk zijn - een rilling langs mijn rug voelen glijden .
    Daar was de Horecaffer terug.
       - Kom, zei ie, we gaan naar het bureau. 
    De celdeur viel achter me dicht en godverdomme als 't niet waar is, ik voelde een zeker weemoed in me opborrelen, omdat ik plots besefte dat die kale cel met zijn slecht bepleisterde muren een beetje mijn thuis geworden was.Mijn slaapalkoof op kostschool had ik reeds ven de eerste dagen gehaat. Het sudentenkot te Leuven had me met zo'n afkeer vervuld dat ik de muren opreed om de eenzaamheid kwijt te raken, maar dat mocht dan alweer niet, daar ik zo nodig moest studeren om gelukkig te worden en in het getouw te lopen. Maar in het celletjehad ik langs het kleine blakertje aan het plafond de gezelligheid van mijn jeugd in mijn hart voelen druppelen en geprobeerd het langs mijn pen op papier te krijgen en vooral Taaf ( ...hoe is het mogelijk, godverdomme?) "Horecaffer" Beirens had eindelijk als eerste willen luisteren. 
    De gangen leken eindeloos wit en koud. Ontelbare hekkens werden geopend en klikten weer dicht. We kwamen bij een zware houten deur die met zware spijkers beslagen  was. De Horecaffer klopte en duwde de deur open. Hij duwde me naar binnen en ik hoorde hem zeggen:
       - Wim verlaat ons, meneer en hij komt afscheid nemen. 
    Het was een mooi bureau. Voor de ramen waren zacht-golvende kardinaalrode gordijnen gedrapeerd. Grote boekenkasten - daar had ik nu reeds jaren van gedroomd, godverdomme als 't niet waar is... - verborgen voor het grootste deel het beige behangselpapier. Aan een immens grote, maar veel te ordelijke schrijftafel zat de directeur zijn vingernagels te schuieren. Plots keek hij van zijn verzorgingswerk op en met zijn kikkerogen van achter zijn jambokalen in zijn hoornen fok staarde hij me aan.
       - Van Oostveld, zei ie en ik zag hoe zich op zijn onderste druillip een speekseldruppeltje vormde.
       - Ja meneer, antwoordde ik, maar de Horecaffer had me wel een duw in de rug gegeven.
       - Je hebt een boek geschreven, constateerde hij en het speekselkloddertje gleed naar zijn mondhoek.
       - Godeverdomme, dacht ik, mijnheer kent me blijkbaar, want hij tutoyeert me reeds...
     De directeur begon het oppuilende nagelriem op de plaats te duwen en vroeg: 
       - Wat ga je straks doen Van Oostveld?
       - Ik heb gespaard, antwoordde ik en nu porde die Horecaffer alweer in mijn rug. 
    De directeur bulderde brutaal en gemeen, vond ik, maar vooral geforceerd en Taaf deed maar me.
       - Kan je dan van je pen niet leven?, hikte hij verder.
       - Dedju, dacht ik, Van Oostveld ze smelen met je ballen, maar wat kon me die omhooggevallenkwal schelen?
       - Wel, Van Oostveld waarvan ga je leven?
       - Misschien schrijf ik wel een boek over de gevangenis.
    Ik zag dat het gezicht van de directeur eventjes - de Horecaffer zal het niet gezien hebben - verstrakte. Hij lei het gecombineerde nagelschaartje in de gleuf van zijn inktpotstandaard, waar normaal potloden of balpennen lagen.
       - Je gaat toch Beirens niet door het slijk halen?
       - Nee, die niet.
    Stilte... en toen nam de directeur de hoorn van zijn wit telefoontoestel en begon met zijn dikke worstvinger een nummer te vormen en schudde even met het hoofd naar rechts om de Horecaffer te beduiden dat het afgelopen was.
    Ik werd buitengeduwd. We liepen naast elkaar de Horecaffer en ik in een lange gang, waarin nooit een zonnestraaltje scheen en waarvan de zwartwitte gecombineerde kloosterpand plavuizen vochtig uitsloegen.
       - Jij gaat het nooit leren, Wim, zei " mijn " vriend de bewaarder. 
       - Het spijt me, zei ik en probeerde het oprecht te doen klinken, maar ik kreeg weer die verschrikkelijke kriebels in mijn buik om tegen ja en allemans ballen te knallen.  

    • - Kom, zei de bewaarder alweer en het begon een beetje eentonig te worden en om het nog erger te maken voegde hij er nog aan toe, gedraag je een beetje.

    • Godverdomme, sliste ik, maar Beirens hoorde het niet, daar hij al met een rammelde sleutelbos verder slofte.

    • - Stop, en de bewaarder duwde een deur open en achter een glazen wand bij een loket zat een pennenlikker eerste klas.

    • - Van Oostveld, zei de Horecaffer.

    • - Kan hij zelf niet praten, misschien?, wou de klerk indruk maken.

    • - Waarom zou ik?, weerde ik me alvast. De papierkletser bleek het niet gehoord te hebben en hij gleed van zijn krukje en ging in een steekkaartenbak rammelen. De Horecaffer knipoogde naar me.

    • - Dat maakt dan negenduizend zevenhonderd en vijf frank. Hier tekenen. Ik stak de bankjes in het bovenzakje van de jas en was alweer in de achtervolging op de bewaarder die zo waar begon te rennen en het was naar de voordeur. Hij opende de deur, gaf me een slappe hand en keek in de andere richting. Hij klopte op mijn schouder en liep dan haastig die eindeloze lange gang in.Daar stond ik dan op het pleintje en godverdomme zoals het moet in VTM-verhalen, het regende en de straatkeien glinsterden. Ik zette de kraag van mijn schraal jasje recht ( dedju wat was het koud…) en sloop langs de huisgevels richting Vismarkt. Ik had de Vismarkt, waaraan ze een klassiek tintje hadden willen geven, al altijd een afschuwelijk gedrocht gevonden dat daarenboven nog stonk als de pest. Ik was er vaak voorbij gemoeten, daar de Rembrand er vlak bij lag en daar had ik uren, die niet langer uren konden duren, aan de tap gehangen. De mensen ijlden me als zombies uit verschrikkelijke griezelverhalen voorbij, maar ze hadden het wel verschrikkelijk druk, zeker weten. Alhoewel. De Burg. Zes eeuwen geschiedenis keken op me neer, al was het dat andere crapuul van een Napoleon die die zin ooit eens bedacht en dan nog in Egypte, maar het liet toch koude rillingen langs mijn ruggengraat lopen. Hadden ze nu Sint-Michaël toch met bladgoud bedekt zeker. Welke mafketel had dit weer gepresteerd? Bladgoud. Het schitterde in de miezelregen, doch mooi was anders. De grootste vogelaar van Frankrijk, ene Karel met zeven streepjes, had ook nog eens kroontjes op het stadhuis laten zetten, maar dat was dan alweer lang geleden en het mocht overigens gezien worden. Maar bladgoud, dedju. Een beetje verder stond Jan van Eyck triest te zijn tussen de bomen en met zwarte traansporen onder de ogen. Wat zou Jan-‘als ich can’ over zoveel blad goud denken? Als ’t maar opbrengt…, misschien, want met schilders weet je maar nooit. Het regenen is een beetje intenser geworden, doch onder de bomen gaat het nog een beetje en er was zelfs een bank, waar de sukkelaars kunnen uithuiveren… Ik had het valiesje nog altijd in de hand en zette het nu maar neer op die witte plavuis met het kruis waar meer dan achthonderd jaar geleden Karel de Goede ( allez zeg!) neergesabeld werd . Toen zat er ook al een pastoor in het complot verward en het was dan nog niet de eerste de beste. Nooit immers. Bertulf was niet alleen proost van St.-Donaas, maar ook kanselier van Vlaanderen. Maar dat ventje uit Denemarken had de euvele moed om zich hier met de problemen van de grote mensen te komen bemoeien. De familie Erembouts was toch wel slim (…en nog veel meer…) genoeg zeker om zelf de boontjes te doppen. Galbert, die Brugse sloeber, was op die tweede maart van 1127 ook van de partij, want hij was "scrivere" van paljas Bertulf en Galbertje had een neusje speciaal voor duisstere zaakjes – hoe kon het anders en van die 2de maart af, verliet hij zijn nederige stulpje in het Blinde Ezelsstraatje nooit meer zonder zijn wastafeltje en stilus in de aanslag. Zo vertelt Galbert in geuren en veel kleuren in een wankel Latijn wat er met die snoodaards van majesteitsschenders allemaal gebeurd is. Met hun kloten van de torentrans van St.-Donaas werden ze geworpen. Pwats, op de Burgstenen en Bertulf zegende hen en zei:
         -’t Is God die het wil en hij berekende het fortui van de opengepletsten.
      Galbert van Brugge of beter Galbertus Brugensis, want hij kon schrijven wat van zijne here ende meestere niet zo zeker kon gezegd worden, krieuwelde tientallen wastafeltjes vol en toen de rust weer in ’t land gekomen was ( …wat heet…) en Dirk van den Elzas met zijn vette kont de Vlaamse troon had beklommen, zette Bert alles op perkament, hij nam het niet zo nauw met de datief en de ablatief, maar dat was hem een zorg. Waarom heeft pennenlikker Galbert nooit iets over dat Heilig Bloed te Brugge neergeschreven? Paste het ( nog ) niet in Bertulfs kraam? Het regenen had opgehouden al druppelden de bladeren van de oude linden verder in mijn nek  

    -        - Heb je geen sigaret?, vroeg een glaspapierstem.Ik keek verbaasd op, want ik had iemand horen laat staan zien nader bijkomen, maar ik zou het wel gaan lezen dat de verstotenen der aarde zich geruisloos voortbewegen. Ik haalde het pakje rode bastos, dat de Horecaffer me gegeven had, boven en hij peuterde met ontzettende zwarte vingerklauwen een sigaret uit het pakje.

    • Je moet na een regenbui nooit onder de bomen blijven. Je wordt zuipnat.

    • Bedankt , zei ik en wilde weglopen, maar hij hield me met de arm vast en zei:

    • Wanneer hebben ze je vrij gelaten?

    • Vrijgelaten, aarzelde ik…doch ik zag aan zijn roodomrande oogjes dat hij alles wist en toch vroeg ik:

    • Hoe weet je dat? Hij wees naar mijn valiesje dat al
      zoveel meegemaakt had.

       - Oh, glimlachte ik.
    De clochard had al een askegeltje aan zijn sigaret gezogern en zei toen met een geheimzinnig lachje of was het toch eerder een grijns:
       - Nu ga je zeker je hele leven achterna hollen...? Ik draaide mijn hoofd verbaasd om en het was precies of ik hem maar al te goed begreep, maar toch wou ik vragen:
       - Wat bedoel je?, maar ik zag zijn verkleurde gbardine regenjas ondrt de druipende linden tussen de auto's verdwijnen. Hij wuifde nog met de hand ...en toen nam ik mijn valmiesje op en sloop  de Breydelstraat  in, waar het ongelooflijk lekker naar pannenkoeken rook. Het zuur verdiende geld brandde in mijn zakken en ik  wist het reeds vooruit dat ik de drang niet zou weerstaan...en toch gebruikte ik de oude truc.
       - Als er iemand bij het raam van het koffiehuis zit, ga ik niet binnen. Er zat een Rubensiaanse vrouw bij het raam en toch ging ik naar binnen...
    Toen ik de deur openduwde, klepperde het "open"-bordje tegen het raam en ik voelde al dadelijk dat alle blikken op mij gericht waren en alle stemmen verstomden en onderstreepten extra de James Lasttonen...Ik hield met wit gespannen kneukels het handvat van het valiesje vast en keek naar alle bezette tafel waaraan vooral dames met opgeheven pinken en   schitterende ringen aan de andere vingers koffie zaten te drinken en torens slagroom verslonden . Ik voelde me naakt in mijn jeans en ik wou juist naar een tafeltje lopen, toen een afgestofte gladjanus in het zwart naar mij toekwam. Op zo'n moment beginnen je zintuigen extra fel te werken en ik hoorde een kakmadame met een afschuwelijk Kortrijks accent zeggen:
       - Wat zoekt zo'n sujet hier?
       - Alles is bezet , zei de opgedirkte kikker. Ik wou met een vaag gebaar nog eventjes protesteren, maar ik had het al begrepen en ik draaide de deur weer open en stond alweer op de stoep en ik had nu eens niet mijn leven achterna gehold. Het Kortrijkse klerewijf met haar schaapkrulletjes als een aureool rond haar spitse hoofd lachte triomfantelijk met haar myopische ogen vanachter haar extravagante brilletje. Ik liep troosteloos verder door dde stille, beregende straat naar het marktplein. Samen met de beiaardklanken overviel de geur van friet mij. Ik voelde me zo hulpeloos-eenzaam.Nu voelde ik ook hoe dunnetjes mijn jasje uitgerafeld  was, want de koude greep me in de lenden en mijn valiesje kneep mijn vingers tot pijnlijke spiesen.
       - Een groot pak met mayonaise, bedelde ik.
    De dikke blozende dame harkte een greep slappe aardappelstokjes bij mekaar in het borrelende vet en   
       - Koud vandaag, constateerde ze voor de vijftigste keer die dag.
       - Nogal huiverde ik en ik vermoedde dat ik eventjes kleurde, want de frietmadameviseerde natuurlijk ook mijn schraaldunne jasje . Ze begon met hevige schokbewegingen van het schuimspaan de frieten uit het vet te vissen en met een handige draaibewging van de platte lepel wipte ze de frietjes in een papieren puntzak. Ik huiverde eventjes van de kou en zocht verwoed in de zakken om  het geld, want de Horecaffer had het me toch gegeven...en ik wist dat het in de laatst te controleren zak zou gevonden worden, maar toch werd ik nerveus. De frietvrouw wachtte autoritair met het pakje friet in de handen. 
       - Moet er nog iets op?
       - Nee...of toch mayonaise, aangezien ik het geld niet vond en dus tijd moest winnen.
       - Vijfenvijftig frank, zei ze, terwijl ze een klodder gele brij boven op de friet pletste.
    Ik had het geld gevonden en betaalde met een verfrommeld bankje van honderd en liet het wisselgeld in mijn broekzak glijden. Met voorzichtige vingers viste ik een goudgele friet van onder de mayonaise en
       - Brrrrbrrr..., warm!


    Het was zondag en we zaten met zijn allen naar de exercerende Duitse soldaten te kijken. We wisten allemaal wat er zou gebeuren, daar we elke zondag het ietwat vreemde, marionetachtige gedoe gade sloegen. Ze stonden netjes gelijnd in de veldgrauwe uniformen te rillen in de kou en bij elk onmenselijk geschreeuw van de Feldwebel voerden ze zo'n hoekige bewegingen uit dat het eigenlijk niet mooi meer was.
       - Stillgestanden, blafte de onderofficier. De hakken klakten tegen mekaar en ik zag hoe Johan naar voor schreed met een witte doek op de handen, die hij plechtmatig voor zich uitstrekte. Hij liep naar de witte mast die ze gisteren naast het transformatiehuisje hadden geplant. Dat waren we nu niet gewoon en rekten dus onze koppen boven het muurtje. 
       - Dat is een vlaggemast, zei Tuur, hij wist het immers altijd veel beter.
       - 't Is Hitlers verjaardag, zei Jes en ze krabde  haar schouder zodat haar jurkje bij de borsten ging samenschurken en Bert met gesperde bologen toekeek...
       - Jij weet ook altijd alles, wist Bert..
       - De Dikken Meire heeft de paal gedolven voor twee Hengsten, zei Jes en nu krabde ze haar knie, maar ze schoof haar jurkje niet omhoog stelde ik een beetje ontgoocheld vast.
       - Präsentiert die Gewehre, schreeuwde de Feldwebel. 
    Johan had de vlag aan het touw bevestigd en trok ze nu langzaam langs de witte paal naar boven, waar ze zich langzaam in de wind ontvouwde en zachtjes begon te klapperen. We keken met opengevallen monden toe en het was héél, zelfs onruststellend stil op het plein.  
    Plots hoorden we de deur van de Sportvriend openslepen en dan een rauwe stem:
       - Bij de kazerne, bij de open poort...( Pauze en ik zag hoe Mossel met de rug van zijn hand over de mond veegde en vreselijk grijnsde...) Stond er een lantaarn en zij stond er voor...( Alweer pauze. Mossel pakte zijn fiets met zijn prachtige koperen carbidlamp aan het stuur en laveerde door de dorpsstrat)...en ze was gepoeierd tot in haar hol, ze was gepoeierd tot in haar hol!.
    Terwijl we vanachter het kerkmuurtje wegrenden, hoorden we de Pruis nog brullen met een van woede overslaande stem:
       - Gewehr ab
       - Godverdomme , Mossel, proestte Bert toen we allemaal holderdebolder over elkaar tuimelden in het lange buntgras achter de kerk. We ginen op onze rug liggen en keken naar de blauwe zondagse lucht. Jes had haar benen opgetrokken en de knieën gespreid.
       - Ik kan je broek zien, zei Bert.
       - Weet je wat erin zit?, vroeg Jes brutaal en ik zag hoe Bert kleurde .
       - Ja!
       - Oh, jij leugenaar, schreeuwden Tuur en Toon.
      -  Toon het dan eens, Jes, had Bert zijn brutaliteit teruggevonden, dan zullen ze het ook weten.
     Zonder verpinken stroopte Jes het elastiek van haar broekje naar beneden. Ze spreidde de dikke knieën van mekaar en twee verlept roze lipjes werden zichtbaar.
       - Kan het open?, vroeg Bert en ik vond het maar nietig klein en onsympathiek geuren.
       - Zot, zei Jes en trok haar broekje op en wreef onverwacht, maar zachtjes op mijn onderbuik en ik rilde als een paard in de schaduw.
    We richtten ons uit het lange pijpestrootjesgras en Jes riep,
       - Wacht...
    We keken in haar richting en
       - Weet je wat ze ook doen als ze mekaar graag zien?
    We zagen Jes op de rug van haar rechterhand smekkend zuigen...
       - Kijk 's, Wim, lispelde ze en ze toonde haar hand en er was een purperrood plekje op haar hand verschenen. Zo vertgeten ze mekaar nooit! Moet ik er eentje op jouw hand zuigen, Wim?
    Ik voelde weer de rilling over me heen gaan en een gloeiende warmte in mijn onderbuik, maar ik voelde me kleuren en rende langs de kerkmuur en het kapelletjes van Maria onder het Kruis naar huis.
     Ik holde toch als een bezeten door het thuispoortje alhoewel ik hoopte dat de erectie voorbij zou zijn bij mijn aankomst in de keuken, want ik vreesde dat altijd iedereen mijn gulp op enige verdachte rimpeling bestudeerde.Moeder stond friet te bakken in een vuile  met vet besmeerde  ketel die op de opening van de lange buiskachel stond te broebelen. Achteraan stond ee, immens grote, rood verlakte pan met een deksel erop. Ik wist het weer. De gebakken friet werd in die pan gekieperd en ging er in de damp van de eigen warmte als bruine elastieken samenklitten tot één grote vormloze massa.


    Het begon te regenen in lange, dunne stralen. Ik schuierde langs de muur van het oude belfort en ging op één van de vensterbanken zitten en stelde vast dat ik het lege, vettige zakje in mijn handen hield.
    De mensen liepen, holden, renden door de lange pijpestelenregen. Ze torsten boodschappentassen gevuld met gezelligheid, chips en frisdranken. Ze hadden aktentassen onder de arm. Ook de kinderen zeulden oeverloos zware lasten van boekentassen: schoolagenda's, la langue française I, de bello gallico. Alle gezichten nat en de ogen op oneindig of waren ze toch op thuis gericht?
    Ik huiverde in de kille regen en zat daar nog steeds mett het leeggegeten zakje friet.
       - Auw, en ik kon nog vlug mijn voet eventjes terugtrekken en toen ik omhoog keek om te zien wie met brutale plmpheid op mijn voet getrapt had, zag ik zo'n koudgrijze ogen, die langs een scherp-venijnige neus de wereld inkeken en de grijns op de dunnen lippen deed me vlug weer naar de grond kijken. De plavuizen waren blinkend nat geregend. De voettrapper in grijs driedelig pak met een bungelende Samsonnite in de rechter hand  verdween achter de hoek, waar hij bijna tegen een agent opliep. Ik stond daar besluiteloos met het lege papieren zakje in mijn handen te draaien en te keren en ik wist dat de pandoer naar mij stond te kijken. Ik keek eventjes in zijn richting en inderdaad, de regen schrok hem blijkbaar niet af, wandelde hij met die zo typische agentenhouding  handen op de rug in mijn richting.
    Ik vluchtte in de richting van de Nipomecemusbrug. Op de stenen leuning van die brug staat één of andere heilige kloot, die lange jaren geleden, omdat hij een mijter op zijn schedel had staan, stoer wou doen en meende het gezag te mogen tarten, maar ze hebben hem met zijn hebben en houden in de rivier gekieperd. Hij verzoop, natuurlijk, want de Grote Baas had andere zorgen aan het hoofd, maar in Rome hebben ze hem toen maar heilig verklaard en in Brugge mocht hij op een bruggetje gaan staan. Geen mens die weet wat hij er staat te doen en alleen een bezopen gids van de motorbootjes weet er een verhaal voor de toeristen over te spinnen. Sinterklaas met tabberd en mijter.  De eerste Vlaamse  bisschop van Brugge, het lijkt wel science-fiction...of was het toch Pieter Lanchals die de Bruggelingen ooit hebben gekorthalsd vandaar al de zwanen op de Reien en de dikke nek van Jean-Pierre van Rossem.
    Buiten aan de deur van een souvenirswinkeltje stond een gevlochten ijzerenmand en terwijl ik naar de prullaria keek - het Brugse Beertje, de Maagd van Brugge ( wablief), zwanen, alweer Jean-Pierre van Rossem nu met bankkaart - wierp ik het vettige papiertje - eindelijk - in de mand en zag dat de politieagent rechtsomkeert gemaakt had althans hij was nergens meer te zien
    Een cafédeur waaide opende en ik hoorde vaag-herinnerende flarden muziek. Ik bleef staan en de haastigen naarstige, brave huiswaartslopers duwden me heen en weer en ik ging weer naast de paiermand teegn de muur leunen.
       - Zou de Horecaffer al naar huis zijn? 
    De cafédeur ging weer , dit keer iets langer, open en toen zag ik het. Boven de deur. De Rembrandt.

    We stonden wulken te eten op een winderige zaterdagavond aan de tap van de Rembrandt.
       - Marietje heeft de beste wulken van de stad , zei Soiten, de kastelein, want het is een kwestie van koken.
    We zwegen, want met Soiten viel er toch niet te discuteren, daar hij over eten, wijven en dus vogelen alles wist en waarover kan een universiteitsstudent anders praten.Misschien over geld, maar dat hij meestal te kort en daar had Soiten helemaal géén boodschap aan. De kastelein schoof de schaal met kinkhoorns naar ons en zei:
       - Eet maar op en laat de stront voor mij.
       - De stront?
    François naam een hoorntje dat leeggehaald was en patste het een paar keer op de handpalm en jawel er kwam een geleiachtige, bruine massa te voorschijn.
       - De stront, zei de baas en grijnsde
    Stilte en bewondering.
       - Geef ons nog iets, zei de praesens.
    Hij had geld en het dus voor  het zeggen, want "zijn " sportwagen stond buiten op de stoep te wachten...Wie kon hem wat? De verveling sloop de zaterdagkroeg binnen, maar wij beseften het niet en dronken het glas leeg. 

    Ik liep de straat over en bijna zelfverzekerd naar de deur van de Rembrandt. De verf bladderde nog steeds van de deur  en de kruk was nog steeds onhandelbaar, maar toch kriepte de deur open. De duisternis overviel me en ik hield mijn trouwe valiesje stevig in de hand geknepen en probeerde met samengeknepen oogspleetjes te zien wie er achter de tap stond. Het was Soiten niet en ik schuifelde naar het tafeltje dat bij de venster stond en waar er een beetje licht naar binnen viel. Ik zuchtte.
    De politieagent liep voorbij het venster en alhoewel hij niet naar binnenkeek, probeerde ik me achter het gordijn - alhoewxel... - te verbergen
       - Hei, riep er iemand van achter de tap en toen ik geschrokken in de richting keek zag ik dat de roeper zijn kin naar voor smeet.
    Alhoewel Soiten blijkbaar niet meer in de zaak was, bleek 'zijn' methode nog te bestaan en ik riep:
       - Koffie en toen zag ik hoe een hele resem tooghangers in mijn richting keek en me van boven naar onder controleerde. Plots maakte zich een jongmens van de barkruk los en liep op hoge Nike-gymschoenen naar de juke-boxe. Ik hoorde het munstukje in het toestel rinkelend vallen en de jongen, afgebleekte  jeans en T-shirt van-de-wereld-is -naar-de-kloten, liep met de rechterwijsvinger de oplichtende vensters af. 
       - Bob Dylan, riep er iemand van aan de tap.
       - Kus de kloten, antwoordde de platenduwer. 
    De Rembrandt wordt nog steeds door studenten bezocht, constateerde ik. 
       " Mm, tell mama,
       Where'd ya sleep last night?
       Cain't ya hear me cryin'?
       Hm,Hmhm."
    Het jongmens liep heupwiegend naar de barkruk, sloeg vrij onzacht op de rug van zijn buurman en dronk in één teug zijn glas cola uit.  
       " Mister Judge and Jury,
       Cain't you see she shape I'm in?
       Don't ya hear me cryin? 
       Hm, hm,hm .

    Het was Carnaval in Leuven en de studenten zouden het eens gaan tonen. Pulle, Buk en ik maakten de avondwandeling.
       - Eventjes een blokje om. Niet lang. Morgen is het vroeg dag. Morgen doceert Dumon.
       - Zouden we niet eentje in de Fleur?
       - Goed, maar eentje hé. Wie over een tweede begint...
    De straten kraakten van het lawaai. Overal gejoel, gezang. De bleekscheten op pad. In de Parijsstraat stond een pastoor met gescheurde soutane tegen een lantaarnpaal te zeiken, terwijl een kloosternon van achter tussen zijn wankele benen door zijn penis probeerde te vatten. De pastoor beschreef gekke watercapriolen in de lucht, maar wij liepen naar de Fleur op de hoek van de Schijtberg. Zodra de deur openging, wisten we het reeds. De Fleur was oevervol. De rook danste tegen het plafond. We drumden tot tegen de tap en installeerden ons zodat we toch nog een zicht op de zaak kregen.
       - Ha, die mannen.
       - Drie pinten, Jeannot.
    Overal hingen ze rond...De melkmuilen en ze maakten godverdomme zo'n ontzettend lawaai dat het niet mooi meer was. Daabtje Snoec stond in een cirkeltje gatlikkers eerste klas - toen reeds - met zijn pint in het rond  te zwaaien. Hele gulpen zwieberden over de glasrand en de vloer leek een bierzwembad, maar dat was Daans zorg niet. 
       - We zullen de Walen op hun smoel slaan, riep Daan en zelf Jeannot keek op van zoveel trivaliteit ...en Daantje wipte weer een plas bier over boord...en hij werd altijd zatter en zatter en de vloer (vooral) natter en natter...! 
       - Zwijg, smeekte Sjiel Meermans. Hij zat op zijn gat vlak voor de juke-box met het oor tegen één van de luidsprekers aangepapt. Hij sloot weer de ogen in uiterste culturele verrukking.
       - " Hang down your head, Tom Dooley
           Hang down your haed and cry 
           Hand down your head, Tom Dooley
           Poor boy, you born to die...!"
    Sjiel liet weer een nikkeltje in de spleet glijde...en hopsakee daar ging Tom alweer. Hij stak nog maar eens zijn lief overhoop, maar als de sun rises morgenvroeg hing hij met zijn ballen aan een glady tree...! Toen Freddy over dort wo die bloemen in de valleien bloeien begon te kwelen , zei Buk:
       - Kom we scheuren ze hier. 
    We drumden naar de deur en Daantje stoer en omringd door vele bewonderaars wou de plezantste zijn thuis en:
       - Wel, wel de kindjes gaan al naar huis en ze zijn nog niet zat.
    Waf, klonk het plotser dan plots, want ik had het niet eens gezien, daar ik al de deurkruk in de hand genomen had, maar Pulle had blijkbaar uitgehaald en Daans schildpadden fok hing schuin over de mond. De muziek raasde door en één van de gatlikkers begon te lallen :
       - ...dort war ich einmal zu Hause.   
    De koude rilde in de Parijsstraat. De pastoor lag in een grote zeikplas en resten braakfriet in de goot te slapen. Geen non te zien...
       - M
    orgen eet ik in de 'Lion d'Or, zei Buk. Samen met Pulle liep hij richting Naamsestraat en ik liep de Brusselsestraat in naar het onnoemelijk eenzame kamertje in de Coutereelstraat, waar de vent van mijn hospita onmogelijk moeilijke wetteksten in zijn hoofd dramde en regelmatig als goede katholiek zijn wijf voldraaide. Vlaanderen eerst.!

    Hij pletste de koffie voor me neer op het plastieken tafelblad en blafte:
       - Veertig
    Ik kon er alweer niets aan doen, maar ik werd zo rood ans een 1-meivlag. Nog maar net had ik het wisselgeld van het frietwijf teruggekregen, maar vraag me godverdomme niet waar ik het gelaten had. De koffiebrenger blijft met uitgestoken hand en onheilspellende blik op mijn trouw valiesje aan het tafeltje staan
    . Uit de rechterzak van mijn jasje haal ik een verfrommeld pakje rode bastos. De Horecaffer had het me nog gebracht.
        - Je moet wat minder roken, Wim, had ie gezegd, want dat kost ruim dertigduizend per jaar...
       - Breng me nog een pakje bastos, won ik tijd terwijl ik de andere zakken insprecteerde.
       - Veertig, zei de koffieman ietwat nerveus. Eindelijk vond ik het wisselgeld in de linkerbroekzak en lei het allemaal op het tafeltje, zoals toeristen wel plegen te doen en de man schoof het in de handpalm en terwijl hij zich vooroverboog, lispelde hij:
       - Uitdrinken en weg wezen...
    Alhoewel ik schrok, liet ik het helemaal niet merken, want toneel spelen had ik wel geleerd en of het op kostschool, het leger of in de nor was , laat ik in het midden.
        - Geen bastos?, probeerde ik.
        - Neen, hakte hij.   
    De juke-boxe:
         " Oh, some of us'll end up
            In St Cloud Prison,
            And some of us 'll wind up
            To be lawyers and things
             And some of us'll stand up
            To meet you on yuor crossroads,
             From inside the walles,
             The walls of Red Wing.
    Ik dronk mijn koffie - lauw en slap - uit en liep daarna de deur uit en of het zeker was, wist ik niet, maar de ogen van de tooghangers priemden drwars door mijn jasje.
    Het regenen had eindelijk opgehouden en het was veel rustiger geworden op straat en de voetpaden. Alhoewel het blijlange nog niet donker was, waren de straatlantaarns reeds aangestoken. De mensen waren bang voor de duisternis en ik gleed  langs de oude huisgevels onhoorbaar verder...  

    We zaten samengedrumd in de dorpspissijn. Geen mens die wist hoe lang geleden de pissijn gebouwd was. In rood Oelems baksteen. Een vierkant gebouw. Het deel voor de mannen, een vierkante ruimte met een greppel tegen de achtermuur. Voor de vrouwen waren er twee celletjes met  op een opgebouwd muurtje een plank met een gat d' erin. Geen parochiaan gebruikte de openbare toiletten, want dat waren het, maar toch werd er geregeld tegen de buitenmuren van de pissijn gezeikt. Naast de pissijn was de fietsenbergplaats...en dat stelde ook al  niet veel voor, dus pissijn en bergplaats werden door ons, de dorpsjeugd, ingepalmd. Het was killig koud, maar nog niet helemaal donker, want Vandaele, de elektroman was in het dorp komen vertellen dat de straatverlichting weer aangestoken zou worden. De hele, lange oorlog was het niet gebeurd en we waren het wat gewoon geworden om in het donker rond te scharrelen. Nu priemde er weer een straaltje licht van onder een blakertje, dat aan de elektriciteitspaal vlak voor de kerk op het pleintje  vastgemaakt was.
    Het was de eerste avond nog maar aangestoken of Mossel had reeds met Taaf, de garde, zijn kloten gerammeld. Boven het Kerkplein tekende het piepkleine lampje een cirkeltje en precies erin liep Mossel met de neus tegen de grond te zoeken alsof zijn leven ervan afhing.
       - Wat zoek je, René?
       - Vijf frank...
       - Ah, vijf frank...en ben je zeker dat je ze hier kwijtraakte?
       - Ik raakte ze hier niet kwijt. Eigenlijk ginder aan Doois, maar 't is hier zo veel klaarder om te zoeken.
    Taaf kon er niet mee lachen, het dorp overigens wel.
    De pisgeur sneed in de ruimte en we  zaten onnoembaar stil tegen elkaar gedrukt. Tuur keek eventjes door de deuropening, waar nooit een deur werd in opgehangen. We wisten dat hij het lichtcirkeltje kon zien en dat zijn ogen straks weer aan het duister zouden moeten wennen. We zwegen. We kenden alle geluiden in het dorp .
    Ik hoorde de winkelbel... en de deur bleef open, dus ging er geen klant naar binnen, maar was er iemand naar buiten komen staan.
       - Wim, eten, hoorde ik mijn jongste zus roepen.
       - Sssst, sliste er iemand. Bert?
    We zwegen en hoorden de winkeldeur weer dicht gaan en:
       - Zie je wel, zei Tuur, als we op het pleintje blijven spelen waren, dan moest Wim al naar huis. 
    Eigenlijk wou ik wel naar huis, er zou weer wat gaan waaien ik durfde niet .
       - Vaagt er je kloten aan.
    We hoorden Smet met zijn loper in de tilbury door de dorpsstraat razen.
       - Verleden week kwam Smet met Timo van de vrijdagmarkt in Brugge. Heel de lange weg moest de hengst  zeiken, maar Smet sloeg godverdomme zo onbarmhartig met de djakke op Timo's bezwete rug dat hij maar verder bleef peigeren en tenslotte heel het plankier bij café Den Hoorn ondergespoten heeft.Bert vertelde altijd van die vreemde verhalen omdat we niet wisten wat ze hier kwamen doen...
    ...Ik veerde recht, rende de duisternis door, het lichtcirkeltje in naar de winkeldeur. Moeder stond suiker te wegen. Ze zei niks en ik dook de veilige huiskamer met de lange buiskachel in .Zus dekte de tafel. 

    De straatstenen glinsterden. Een oranje stadsbus met beslagen ruiten reed  voorbij. Ik gleed langs de eeuwenoude gevels weg, maar het wou maar niet donker worden in de stad; De steeds weerkerende etalages vlekten bleek op het voetpad en op de straathoeken cirkelden de straatlantaarns.
    Wie zou er nu in mijn celletje plaatsgenomen hebben? Zou de Horecaffer hem ook zo goed verzorgen, als een kuikentje op een stokje? Het lampje in het blakertje zou nu wel branden. Haastige mensen liepen me voorbij. De angst begon langzaam in mijn ziel te sijpelen. De lichtvlekken op de stoep duwden  me nu dichter tegen de muur en ik nam mijn valiesje in de andere hand. Een winkel met snuisterijen: Halletarentjes, Brugse Beertjes, kantwerkjes, zwanen-in-alle-groottes en zelf Manneke Pis. Een bakkerij met in de etalage een eenzame moorkop. Nu langs het water dicht tegen het kaaimuurtje onder de bomen. Nu en dan tikte een druppeltje van de bladeren op mijn schouder. De plezierbootjes lagen te dobberen op het inktzwarte water. Een eendenkrooi lag bruin tegen mekaar gedrukt  met de bek onder de linkervleugel op het gazon. Ik zette mijn schoen op een bank tussen de bomen en knoopte de veters van mijn schoenen vast. Het valiesje was gevallen, ik nam het op en liep verder naar die andere gevangene: Guido Gezelle. Hij stond er in brons weliswaar sedert 1930 en Jules heeft er zelfs zijn dood aan gehaald, want het volgende jaar blies hij de pijp uit. Daar kon Guido daar dan weer niets aan doen, want ze hadden indertijd ook genoeg met zijn ballen gespeeld ( ik lachte in al mijn regenmelacholie). Guido was eertijds een gevierd dichter geweest, maar sedert de eminente Brugse Vetbal de media begon te bespelen,  is Guido' s rijk uit. Fini. Amen. De atonale doordravers als Paul Rodenko en Jan Walravens mochten daar zelfs nog anders over denken en ook de neo-romantische dichter Herman Deconinck vond het okee. De Vetbal vond dus van niet en er waren maar twee degelijke literatoren:  Erza Loomis Pound en Vetbal himself. Ze schrijven de enige , echte, ware poëzie. Terloops gaat eens met een naam als Erza door het leven, zou je geen poëzie gaan plegen...?  Daar  zal  ouwe zak Michielje vander Plas geen woorden aan verspillen, maar wat weet hij overigens over dichtkunst, want hij ontving bijna een prijs. Geef toe. 
    Ik keek naar Guido en er liep een meeuwenpletsj als een traan langs zijn wang. Guido een groot dichter? Hij was niet eens een fascist, hoogstens een nicht en daarover waren zelfs de eminente heren August Vermeylen en Urbain Vandevoorde het bijlange niet eens. De vogelscheet op Guido's kop was misschien niet het allermooiste, maar had hij dan geen waardering voor het Schone? Voor het droombeeld? Ik kwam vanonder de bomen, de O.-L.-Vrouwekerk voorbij in een natte, smalle straat met spookachtige gele vlekken op de glimmende kasseien. 
       - Ik moet pissen, dacht ik en keek even rond, maar geen kroeg te zien en om zo maar tegen een gevel te zeiken dat had ik afgeleerd.
       - Ik loop een winkel binnen, dacht ik en door de urinedruk op de blaas kreeg ik het plots koud in mijn papierdunne jasje.
       - Het boek is je beste vriend, las ik luidop met de deurkruk van de winkel in mijn hand. Ik dacht er plots aan dat ik de laatste tijd niet alleen vaak in mijn eigen sprak, maar het ook vaak ook luidop deed. 
       - Ze doen het allemaal, had de Horecaffer gezegd, want wie het niet doet wordt gek. Het was voor mij een hele geruststelling. Uiteraard. 
    De damp sloeg op mijn brilglazen toen ik de deur opende en ik zag geen lul ver meer. Ik zette het valiesje neer en zocht mijn zakdoek om de glazen te boenen, doch buiten enkele vetstrepen bracht ik het niet en de Belgische friet altijd zijn tol. Ik schoof het valiesje met de voet een beetje opzij en van tussen de oogspleetjes keek ik de winkel in. Aan de kassa zat een remedie tegen de liefde verstandig te zijn en mijn verschijnen had haar blijkbaar wakker geschud in deze regenavond en haar ogen priemden dwars door het jofele jasje heen. Celle Naalde had het nog in elkaar geschoten, het jasje. Het had bovendien vele oorlogen meegemaakt en volgens  mijn alwetende moeder - God hebbe hare (  godvruchtige) ziel - was de bier- en tabakslucht  niet meer uit de stof te stomen. Zou de lucht van de nor er zich ook gehuisvest hebben? Waarom keek het spook ban de opera me anders zo venijnig aan? 
    Ik wou naar de kassa lopen, maar vlak voor me doemde in levende kartonlijve de grootste Vlaamse schrijver sedert Willem die Madoc makede op. In  volle weelde van zijn oliegekliste haren en de pasjabuik troonde hij daar om de intelligente lezer - eigenlijk zijn ze er  niet in Vlaanderen, daar niemand Erza Pound leest -  met zijn weke kartonhand naar een oneindige stapel boeken te wijzen. 
       - Wat een hoop; dacht ik luidop, maar de Blauwkous bij de kassa remde mijn oude gewoonte.   Zou ik een exemplaartje kopen met het in de gevangenis verdiende bloedgeld? 
    Juffrouw Spitsmuis - 't zal wel een verschrompelde muis zijn ...- klom vanacher de kassa en liep mijn richting. Ik was de enige klant.
       - En...?
       - Dedju, dacht ik, het winkelpersoneel is nog vriendelijker dan de frietmadammen en de cafébazen. We gaan vooruit. ( Zing verder, Raymond) .
       - Ik moet dringend plassen, mevrouw, probeerde ik in mijn schoolmeesterstaal van weleer en...
       - Op het einde van de winkel is er een toilet voor klanten. 
    Ik schrok, want ik had een snauw verwacht, maar toch meende ik een speciale intonatie in het woord klanten te horen..., maar de urinedruk was te hoog en ik liep naar het einde van de winkel. 
    Het innige genot van een blaas te mogen leegpersen. Koude rillingenlangs mijn rug.
       - De herinnering is mooier dan het ding, zei een verlopen student Germaanse steeds terwijl hij stond te pissen om daarbij te bewijzen dat hij wist wie Herman Gorter was...Overigens ook al geen groot dichter, want hij was geen fascist, wel communist. De -ist is er wel, maar...dat zou zelfs Geo Van Deksele weten.
    Ik liep terug naar de kassa, maar langs een ander gangetje om het-boek-je-beste-vriend te kunnen bewonderen. Kookboeken van ene Julien. Reisverhalen van alweer Julien. Bierboeken ( jaja)  nog maar eens van Julien. Het genie Julien. Ook fascist, misschien? Suske en Wiske niet van Julien. Kan blijkbaar niet tekenen. Spijtig.
    Ik zag in de verte het valiesje staan en vreemd genoeg ik voelde me plots warm en  haastte me. In mijn overijling stootte ik een boekje van een stapeltje, niet zo groot, maar toch behoorlijk.
    Ik raapte het op. " De gouden Stiften uit de 13de Eeuw."  
       - Nooit van gehoord, dacht de sluimerende historicus  in mij.
    Op de achterkant van de kaft vond  ik een foto van de auteur en ik herkende hem onmiddellijk.
       - Kijk me nu eens, onze Kazi, zei ik meer dan luidop.
       - Inderdaad, antwoordde het liefdesremedie, moet ik het inpakken of is het niet voor een geschenk?, smaalde ze me nog snijdend toe.
       - Ikweet niet, aarzelde ik.
    Die Kazi toch. Hij werkt mee aan die enig-populaire Vlaamse zender .
       - Ga toch eens TV kijken, zei de Horecaffer bijna elke avond. Er zijn toch zo'n leuke programma's. Rad van Fortuin. Rapklap. Viersprong.
       - Wat zijn het voor programma's  ?
       - Wel, goeie programma's, want de directeur zei het verleden week nog. Als de  mensen maar een beetje meer naar Viersprong van Kazi keken...We zouden nog ons werk kwijtraken.
       - Ik heb toch geen zin.
       - Spijtig , besloot hij zijn niet-geslaagd betoog, maar de directeur van de nieuwe zender is wel prof aan de K.U.L.
    Dat had ik extra gevaarlijk gevonden, maar niet aan de Horecaffer gezegd.
    Ik stond nog steeds met die Gouden Stiften van Kazi in de handen en vroeg:
       - Wat is het voor een boek? 
       - Oh, het verkoopt enorm, maar ja, Kazi is ook populair, nietwaar? 
    Ik kon maar niet tot een besluit komen...Zou ik er toch eentje nemen  van die grote stapel, daarginds? Misschien verkochten  die boeken ervan nog beter ...en was de auteur, Vetkwal, nog meer populair. Zeer belangrijk. 
    Ik liep weer naar de grote stapel, de Spitsmuis volgde en schrok toen ik een boek nam en erin bladerde. " Een Zeepbellensprookje" , las ik en verder " Ik wens er met klem op te wijzen dat alle personages uit dit boek verzonnen zijn, en dat iedere gelijkenis met bestaande personen, hooguit kan worden toegeschreven aan het dartele spel van veel toevalligheden." Wat een held. Eerst wild om je heen schoppen en dan als een laffe hond in het hok van het onverwachte kruipen. Je jaagt de hele klas op de kast en in de hoerentent, maar onvoorzien kon je er zelf niet zijn. Spijtig. Je beëindigt wel de klotenschool, maar dat hoef je dan maar later te schrijven  als je populair bent  en je het citatenboek met Rutger Kopland, J.-P. Guepin, Steve Zeitlin, Hugo Claus, Julien Green, Françoise Sagan, Ben Cami, Heinrich Böll, Hans Andreus, Henri de Montherlan, Simon Vinkeloog, Herman Deconinck, André Gascht, Hans Lodeizen, Willy Roggeman, Adriën F. Th. van der Heijden, (eindelijk) Ezra Pound, Octavio Paz, Daniël Robberechts Simon Vestdijk, Chris Yperman en Jaap Goedegebuure gekocht , want zo ben je dan wel belezen, nietwaar. 
       -  Hmhm, kuchte  de Spitsmuis.
    Ik schrok weer naar de werkelijkheid en de toevalligheden en zei:
       - Ik koop " Het zwarte Schaap ", mevrouw.
       - Juffrouw, hakte ze.
       - Excuseer, juffrouw. Waarom werd ik godverdomme zo mak en tam?
       - Ken ik niet!
       - Oh.
    Plots  ging de deur achter de kassa open en een slanke man in donkergrijs driedelig pak verscheen in de deuropening .Ik zag hoe hij dadelijk mijn valiesje fixeerde en dan verder mijn jasje grondig uitrafelde/
        - En?, vroeg hij in de traditie van de frietmadammen, cafébazen en boekenverkoopsters. 
       - Hij zoekt " Het zwarte Schaap, zei de Muis.
       - Zwarte Schapen genoeg, wou hij grappig zijn en bekeek me met zo'n minachtende blik dat ik even huiverde , maar plots wakkerde het oude vuur in me op en ik zou godverdomme niet meer laten doen  
       - Ken je de uitgeverij, vroeg de Muis en ze negeerde de yuppie.
       - Agnam, zei ik zonder aarzelen, want de Horecaffer zou het me anders uiterst kwalijk genomen hebben, vreesde ik. 
       - Kijk maar in de fichebak, Betty, zei de yuppie. 
    Tk verstarde. Het sprankeltje vuur dat eventjes weer de kilte in mijn ziel verdreven had , gleed weg in de diepe holte van de eenzaamheid. Het verre bleke diabeeld van het begin van alle onbegrepen ellende danste op het witte doek van mijn geheugen. Ik slaapwandelde naar mijn valiesje. Ik hoorde psychedelische geluiden die in het slakkenhuisje van mijn oor de weg niet bleken te vinden. De deurbel rinkelde.

    De duisternis had zich nu toch in de straat vastgebeten en ik wist het niet meer, toen ik langs de lange blinde muur van het bekende ziekenhuis gleed.
    De  grote koperen poort met die felle klinkspijkers stond nog open en als ik daar nu even binnenglipte om een plaatsje voor de nacht te vinden, want  hoe langer hoe meer besefte ik dat ik nu een vrij man was, maar de vrijheid bleek een vreemd wezen te zijn en wat moest je ermee aanvangen? 
    De kasseien waren hoekig en scherp en drukten pijnlijk door de dunne zolen van schoenen. Ik liep een eindje over het gangetje, toen ik plots tegen iemand aanbotste. 
       - Is de poort nog open,? vroeg  die iemand uit de hoogte.
       - Ja, antwoordde ik en verbaasde mezelf alweer dat ik niet zegde dat ik er anders toch niet had kunnen doorlopen.
       - Ik denk dat je terug moet gaan, hoor, want het ziekenhuis is gesloten. 
       - Waarom lieten ze de poort open?
       - Ga toch maar terug. 
    Eindelijk herkende ik hem. Het was Giel Hulsschout , de beruchte praesens van weleer. Hij had blijkbaar zijn studies medicijnen toch beëindigd, want zijn vader was overigens stinkend rijk .
         - Ik heb tijd en mijn vader heeft geldplacht ie te zeggen.
    Ik wou juist roepen ( want er stroomde een intense blijdschap door mijn lijf):
       - Giel, ken je me niet? 
    Toen de hoofdgeneesheer van het eeuwenoude gasthuis hakte: 
       - Je hebt hier niks te zoeken. Het bezoekuur is reeds lang verstreken en...hij keek eventjes naar het valiesje, voor opnamen moet je in het andere gebouw zijn. Ik maakte rechtsomkeert en liep alweer op de schonkige kasseien onder h et gelaerijtje door en stond weer in de donkere straat en zag dat zelfs de boekwinkel zijn gastvrije deur gesloten en de lichten gedoofd had. De duisternis en de eenzaamheid drukten me plat en ik wist nu dat ik bij alle koperen platen naast eikenhouten gesculpteerde deuren niet hoefde aan te bellen...


    De lucht was grijs in die november toen ik uit de aula kwam. Prof Verbeke had een uur geluld over het bestaan van God en de sk-klanken weelderig over de studentenkoppen gestrooid. Ik stopte eventjes op de trappen om vlug een sigaret op te steken en zodoende de bijtende middaghonger te verdringen. Ik liep onder de Maria Theresiapoort  door , negeerde de bedelaress met haar slonzig kindje op de arm, want in Heverlee of was het Herent had ze een kast van een villa staan en liep pardoes tegen Giel Hulsschout.
       - Wim, zei Giel verstrooid en keek over mijn hoofd in de verte.
    Ik voelde me geflatteerd, want Giel dat was een monument. Hij was groot en sterk. Elke avond zwierde hij met klasse een paar broekventen bij Marraine, de Moeder van alle Vlaamse studenten, met hun kloten buiten.
       - Kom terug als je droog achter de oren bent.
    Giel scheurde meestal met een zware tweedehandse motorfiets door de Alma Materstad, dus hij domineerde de club. Hij was praesens. Hij besliste wie d'er moest trakteren pf mocht winnen bij het kaarten, bovendein was hij de leider van Stalag-17. Een ietwat vreemde naam natuurlijk, maar Giel was na het zien van de film,    waarin William Holden de Moffen te slim af was, enorm getroffen! ( Lees verder 'De Tocht terug '(2)

    05-07-2007 om 00:00 geschreven door Wim van Oostveld  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-10-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HERFST

    De gele wagen rust in bomenkruin,
    een late zwerm van muggen wolkt bijeen,
    te vroege asters bloeien in de tuin:
    De tuinman harkt de okerbladen heen!



    Luide krooien spreeuwen op de draden
    voor verre leisteen-grijze wolken.
    De mensen door de regenbuien waden,
    in droeve harten ziektebeelden kolken.

    Ik ween om lang vervlogen, mooie tijden,
    de lente mijner drieste jeugd verleden!
    De torenklokken tampen over weiden...
    De stilte nadert, winter meldt zich, heden...? :

    05-10-2006 om 00:00 geschreven door Wim van Oostveld  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (9 Stemmen)
    >> Reageer (1)


    Archief per week
  • 19/08-25/08 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 20/12-26/12 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 02/10-08/10 2006

    Egidius waer bestu bleven...

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi  lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors die doot, du liets mi tleven.

    Dat was gheselescap goet ende fijn,
    Het sceen teen moeste ghestorven sijn.
    Nu bestu in den troon verheven
    Claerre dan der zonnen scijn,
    Alle vruecht es di ghegheven.

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors de doot, du liets mi tleven.

    Nu bidt voor mi: ic moet nog sneven
    Ende in de weerelt liden pijn.
    Verware mijn stede di beneven:
    Ic moet noch zinghen een liedekijn .
    Nochtan moet emmer ghestorven sijn.

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors die doot, du liets mi tleven.

    Jan Moritoen



    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • IN OKTOBER VEEL REGEN..... (Christine)
        op IN OKTOBER VEEL REGEN, VOOR HET KERKHOF ALTIJD ZEGEN
  • - (joris vanhecke)
        op Wie geen vrede wil, zal oorlog krijgen...(Tarquato Tasso)
  • soms is er niets zo onnatuurlijk als .... (Christine)
        op Somtijds is er niets zo onnatuurlijk als de natuur...(Carolyn Wells)
  • Wie van herinnering kan genieten... (christine)
        op Wie van de herinneringen kan genieten, leeft tweemaal! (M.V. Martialis)
  • De taal.... (christine)
        op De taal is de mens gegeven om zijn gedachten te verbergen (Molière)
  • Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Inhoud blog
  • Papier is gewillig...
  • Papier is gewillig...
  • Persvrijheid: vrijheid om overal nieuws uit te persen (Marc Callewaert)
  • Opvoeding maakte van ons wat we zijn...( Claude Helvétius *)
  • Beloften maecken 't volck tot alle dinghen graeg (Joost van den Vondel)²
  • Nationalisme is een kinderziekte, de mazelen der mensheid (A.Einstein)
  • Sneeuw in mei...
  • De waarheid, niets dan de waarheid, zo helpe me ( God, Jahweh, Allah, Boeddha, de Grote Manitou...*)
  • Vrouwen ( toch) aan de macht?

    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • Foto

    Zoeken in blog


    Foto

    Foto

    Foto

    Op de foto mijn familie: vader , moeder, mijn zussen Camilla en Maria, mijn broer Joris (+) en mezelf. Foto genomen tijdens  de oorlog in 1943. 
    Daaronder het gemeentehuis van Oedelem, mijn geboortedorp, Dr. Wyns noemde het één van de mooiste gemeentehuizen van Vlaanderen... 


    Foto

    De vierde latijnse van het  Sint-Rembertscollege in 1953 met klastitularis Jozef 'Basiel' Verstraete ( achterste rij...)  op schoolreis in Brussel. Gehurkt helemaal rechts zit ikzelf.


    Foto

    In december 1958 speelden enkele Oedelemse jongeren het toneelstuk "Smidje Smee". De "acteurs" werden uiteraard voor het nageslacht op foto vastgelegd...Bovenste rij: (v.l.n.r.) Willy Beernaerts (souffleur), Antoine Dhaese(+), Antoine Depestel, kapelaan Demuynck, René Dewulf, Roger Vanhullebusch, (zittend v.l.n.r.): Roger Vandeweghe, Edward Gilliaert en Marcel Denaeghel


    Foto

    Mijn oude Roldersklacht (mei 1958) aan de Zoete Waters in Heverlee...Eern triest moment!



    We zijn de 18de week van 2024


    Herfstavond
    door Albert Verwey

    Op 't donkre buiten
    Boomkruinen ruisen;
    Stormwolken drijven:
    In 't lamplicht huis en
    Voor donkre ruiten,
    Zit 'n dromend beeld
    Woorden te schrijven,
    En 't kruinenruisen,
    En 't wolkendrijven
    Staat, een geluid,in
    Schrift gepenseeld.


    De Waterlelie
    door
    Frederik van Eeden

    Ik heb de witte waterlelie lief, 
    daar die zo blank is en zo stil haar kroon
    uitplooit in 't licht

     Rijzend uit donker koelen vijvergrond,
    heeft zij het licht gevonden en ontsloot
    toen blij het gouden hart.

    Nu rust zij  peinzend op het watervlak
    en wenst niet meer...

    Een vrucht die valt
    door Karel van de Woestijne

    Een vrucht, die valt...
                                  -- waar 'k wijle in 't onontwijde zwijgen,

    buigt statiglijk de nacht zijn boog om mijn gestalt. De tijd is dood, omhoog, omlaag. Geen sterren rijgen
    haar paarlen aan 't stramien   der roereloze twijgen.
    En geen gerucht, dan deze vrucht die valt

    Een vrucht.
                      -- En waar ik sta, ten zatten levens-zome,
    vol als de nacht maar even stil; blind als de lucht
    hoe rijk ook aan 't verholen van mijne dromen,
    voel 'k -- lomer dan in 't loof der luideloeze bomen
    een vrucht die valt, -- mijn hart, gelijk een vrucht
    die valt... 



    'k  Hore tuitend' hoornen....
    door
    Guido Gezelle

    'k Hore tuitend' hoornen en
    de navond is nabij
    voor mij:
    kinderen, blij en blonde kom,
    de navond is nabij,
    kom bij:
    zegene u de Allerhoogste, want
    de navond is nabij,
    kom bij:
    'k hore tuitend hoornen en
    de navond is nabij,
    voor mij!

    Nieuws De Morgen
  • Live - Gazaanse arts overleden in Israëlische detentie • Houthi-rebellen dreigen met aanslagen op schepen in Middellandse Zee
  • Sylvie Kreusch en Eefje De Visser over 505-concerten: ‘Het enige wat je kunt schreeuwen op het podium: staakt het vuren!’
  • Wie zich al verlekkert op een extra maandloon, zal bedrogen uitkomen: wat u moet weten over vakantiegeld
  • Russen en Amerikanen plots samen op militaire basis in Niger
  • ‘Werken naar de leider toe’ is een bekend procedé uit meer autoritaire regimes. De VRT-leiding heeft er zich alvast in bekwaamd
  • ‘Mark van Bommel vertrekt na dit seizoen bij Antwerp’
  • Hoe zit dat nu weer met het vakantiegeld? Hoeveel hou je daarvan over?
  • ‘Werken naar de leider toe’ is een gekend procédé uit meer autoritaire regimes. De VRT-leiding heeft er zich alvast in bekwaamd
  • ‘We houden woord’: akkoord over grondwet maakt nieuwe staatshervorming mogelijk
  • ‘Angèle en ik sturen elkaar nog altijd foto’s van onze hondjes’: De Morgen had een exclusief gesprek met Dua Lipa

    Delft
    door Hendrik Marsman
    Sluimer dood

    zacht
    verdronken
    donker

    nacht

    groene dood
    in de gracht
    verzonken

    blinde non
    waanzin
    spon
    zacht
    geflonker
    in de ogen

    donker

    pracht


    Nacht
    door Hermen Gorter

    Het gras heeft den nacht al begonnen,
    de tuin is stil bezonnen.
    De hemel is onbezonnen,
    licht nog zo ongeschonden.

    Bomen wit als boekweit
    hangen neer stil in schoonheid,
    maar de losse kastanjebladen
    zijn schichtig en overladen
    van wind...


    In memoriam amici J. Campert
    door Louis de Bourbon

    In de open dromen van den wreden dag
    heb ik jouw pijn gevoeld, jouw brandend leed,
    soms hoor ik in den nacht jouw stervenskreet
    en ik zie een blik die breekt, jouw laatste oogopslag.

    Ik hef het glas. Ik zie den roden gloed
    van 't heulsap dat ons beiden heeft verheugd
    in vroegere nachten luid en licht van jeugd,
    maar sinds jouw dood smaakt alle wijn naar bloed.

    En sinds jouw dood is alle licht te schel,
    elk vuur te heet, alle genot doet pijn
    en ik hoor in ieder lied dit bittere refrein:
    o, hart, jouw hart, o bloedrode rebel.

     
    Louis de Bourbon (1908-1975)
    Klik op de pijl onderaan laatste tekst om het archief op te roepen...

    Haiku

    Het jaar is gestart

    en we beloven weer veel,

    want we zijn zo dom!

    (WVO)


    Haiku

    Het ouder worden

    is zeker geen sinecuur

    en je doet 't alleen...

    (WVO)


    Haiku

    De vorst is weer weg,

    bakken regen stromen neer,

    helaas, godgeklaagd...

    (WVO)


    Haiku

    De minister spreekt:

    het zijn zeer droeve tijden,

    de riem dient gesnoerd...
    (WVO)


    Over mijzelf
    Ik ben Willy Beernaerts, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Wim van Oostveld .
    Ik ben een man en woon in Mariakerke-Oostende (Vlaanderen ) en mijn beroep is leraar Nederlands - geschiedenis aan het VTI in Oostende en freelance journalist bij de Zeewacht .
    Ik ben geboren op 26/04/1936 en ben nu dus 88 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Lezen en schrijven.
    Schreef een roman " Het zwarte Schaap" die spijtig genoeg al uitverkocht is. Het vervolg staat op mijn Blog " De Tocht terug" Nu schrijf ik voor het Jaarboek " Bos en Beverveld" van de heemkundige kring van Beernem-Oedelem-St.-Joris .


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!