Jongens en Wetenschap
Inhoud blog
  • Jongerendagen
  • De Wetenschappelijke Methode
  • Terrorisme en Toerisme
  • Cursus
  • Hopen en Ondernemen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Wonder en is geen wonder
    27-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wereldtalen en kunsttalen

    Tot in de XVIII° eeuw was het Latijn in West-Europa de taal van de wetenschap. Die rol is in onze tijd min of meer over­genomen door het Engels, waarbij het Engels ook buiten de grenzen van West-Europa die rol speelt. Daarbij is er wel concurrentie geweest : in het begin van de XX° eeuw was het Duits bijvoorbeeld de internationale taal van de fysica.. Je telde pas echt mee als je publicaties verschenen in de “Analen der Physik”. Einstein publiceerde zelf in dit tijdschrift, maar vertaalde ook Engelstalige artikels van bijvoorbeeld Bose om ze in dat tijdschrift gepubliceerd te krijgen. Maar twee wereldoorlogen hebben gemaakt dat de balans over de ganse lijn in het voordeel van het Engels is doorgeslagen, en dat deze situatie nog lang zal aanhouden.

    Tegenover het Latijn heeft het Engels een aantal voordelen : de spraakkunst lijkt minder moeilijk dan bij het Latijn (door het ontbreken van verbuigingen) en je kan door samenstellingen nieuwe woorden vormen die voor iedereen duidelijk zijn. En het is een levende taal, voor miljoenen mensen is het gewoon de taal waarvan ze zich dagelijks en voor alle gebruik van bedienen. Engels is zo levend dat het onderscheid tussen spelling en uitspraak enorm is, je kan Engels niet leren zonder een woordenboek met fonetische transcripties bij de hand. Want de spelling van het Engels is de afgelopen 200 jaar nauwelijks veranderd, maar de uitspraak blijkbaar wel.

    Het Chinees, dat voor meer mensen de moedertaal is dan het Engels, zal waarschijnlijk nooit tot werldtaal uitgroeien; Frans, Spaans en Portugees die een vergelijkbaar koloniale traditie hebben, konden toch niet de status van het Engels als internationale taal behouden. De economische macht van de Verenigde Staten speelt daarbij wel een doorslaggevende rol.  Dit leidt tot een dubbel voordeel : ze staan economisch (en militair) sterker, en kunnen bij hun internationale kontakten gebruik maken van hun moedertaal.

    Vanaf het eind van de XIX° eeuw zien we hoe er pogingen gedaan worden om iedereen op gelijke voet te stellen bij internationale kontakten door het gebruik van kunsttalen. Van deze kunsttalen is Esperanto wel het best gekend – en het meest verspreid. En hoewel er aan die talen ernstig gesleuteld is om ze nog beter bruikbaar te maken, heeft geen ervan ooit de positie van een wereldtaal verworden. Esperanto mag dan nog wereldwijd door 2 miljoen mensen gebruikt worden, en beoefenaars hebben in de meeste landen, het blijft altijd gaan om kleine groepjes idealisten. Het gaat inderdaad om idealisten, want het ideaal om over de ganse wereld op gelijke voet te kunnen communiceren is voor hen belangrijker dan het converseren in de taal die wereldwijd het vaakst als gemeenschappelijke werktaal gebruikt wordt. Met Esperanto converseer je wel wereldwijd op gelijke voet, maar enkel met een klein aantal gelijkgestemden. Als je in een multinational een bericht moet sturen bestemd voor alle vestigingen over de verschillende continentenen, dan zal dat bijna altijd in het Engels gebeuren.

    Tegenover het Engels zitten de kunsttalen in een bijzonder moeilijke positie : meer en meer mensen kiezen voor het Engels omdat meer en meer mensen het Engels gebruiken. Zo zie je ook dat in de neiuwe toeristische bestemmingen het Engels de gebruikelijke tweede taal geworden is, dikwijls ongeacht de eigen koloniale traditie. Zelfs met een zwakke dollar is de economische macht van de Engelssprekende wereld doorslaggevend.

    Het merkwaardige is dat het Internet deze evolutie nog versterkt heeft. Esperanto is in de eerste plaats een geschreven taal, buiten de bijeenkomsten van Esperantisten wordt het nauwelijks gesproken. Chatrooms in Esperanto zouden de nieuwe gebruikers een enorme kans geven om praktijk op te doen. Maar ze schieten niet bepaald als paddestoelen uit de grond, lijkt het me.

    27-05-2005, 18:22 Geschreven door eric l
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    26-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Alfa- en bètawetenschappen

    In België hebben we niet de gewoonte om er ons druk over te maken, maar en Nederland heeft men het vaak over alfa- en bètawetenschappen, en zelfs gamma­wetenschappen. Het probleem is niet zozeer dat men een onderscheid maakt, maar wel dat men met die alfa, bèta en gamma toch tot een soort rangorde komt. Meestal zal men het niet toegeven, maar in TV-programma’s als “Herexamen” merk je wel eens hoe deelnemers er graag mee te koop lopen dat wiskunde en natuurkunde hun slechte vakken waren. Meestal komt dat dan uit de mond van mensen die "creatief met taal bezig zijn" – acteurs en Tv-presentatoren bijvoorbeeld. Je zal zelden iemand uit de exacte wetenschappen horen zeggen dat voor hem of haar talen of geschiedenis eigenlijk tweederangsvakken zijn.
    Dat doorgedreven onderscheid is daarbij van redelijk recente datum. Newtons hoofdwerk heet voluit "Philosophiae Naturalis Principia Mathematica" (wiskundige principes van de natuurfilosofie) en dit situeert zich (weer eens) in het midden van de XVII° eeuw. En buiten de wis- en natuurkunde hield Newton zich ook bezig met geschiedenis en theologie – eigenlijk stond al zijn werk in zijn ogen in functie van de theologie.
    Alle wetenschap stelt zich tot doel de wereld waarin wij leven beter te begrijpen, en waar het kan dit begrijpen ook in de praktijk toe te passen. Het hangt van onze eigen geaardheid en van allerlei toevalligheden af of het nu filosofie wordt of delfstofkunde waarin wij ons zullen verdiepen. Tot die “toevalligheden” hoort bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om er onze broodwinning van te maken : welk vak de beste carrière­mogelijkheden biedt kan op enkele jaren totaal veranderen. En niemand kan beweren dat betere carrièremogelijkheden een wetenschap minderwaardig zouden maken.
    Het onderscheid dat we maken tussen de verschillende takken van de wetenschap is ook altijd een beetje kunstmatig. Op de middelbare school leren we streng onderscheid te maken tussen natuurkunde en scheikunde. Zo zou een chemisch of scheikundig verschijnsel onomkeerbaar zijn, en een natuurkundig of fysisch verschijnsel omkeerbaar. Maar als je verder doordringt in de chemie, stel je vast dat de meeste chemische reacties net wel omkeerbaar zijn, rechtstreeks of via een kringloopproces. Mijn eigen vakgebied is dat van de fysicochemie, waar gezocht wordt naar de verbanden tussen chemische structuur en fysische eigen­schappen. We noemen het fysicochemie, omdat we ervan uitgaan dat de chemische structuur de bepalende factor is, maar het praktische werk bestaat het vrijwel uitsluitend uit meten en opvolgen van fysische eigenschappen.
    Taalkunde kan je niet bedrijven zonder enige kennis van de geschiedenis : als er bijvoorbeeld een beroep verdwijnt, dan verdwijnt ook de woordenschat die met dit beroep verband houdt. Gelukkig is er nog de zeilsport, anders zou misschien niemand nog goed begrijpen wat het betekent de wind in de zeilen te hebben, of – om het een beetje moeilijker te maken – iemand de loef af te steken.
    Geschiedenis bedrijven zonder oog te hebben voor de economie is ook al zoiets : als de zeilvaart verdwenen is, dan is dat in de eerste plaats om economische redenen. En de economie zal op haar beurt bepaald worden door factoren die strikt genomen tot andere wetenschappen horen.
    Hoe zouden we een rangorde tussen de weten­schappen kunnen opmaken, als alles van alles blijkt af te hangen. En als de wiskunde alle andere wetenschappen helpt, terwijl je nauwelijks kan zeggen dat de wiskunde ergens door een bepaalde wetenschap wordt geholpen, maakt dat dan de wiskunde de eerste of de laatste van de wetenschappen., of is ze misschien de alfa en de omega, het begin en het einde ? Voor Newton was het blijkbaar duidelijk : al zijn werk maakte hij ondergeschikt aan de theologie . Dat moet voor hem de ultieme wetenschap zijn geweest., maar wie zou hem daarin nu nog volgen ?

    26-05-2005, 16:35 Geschreven door eric l
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Creationisme en evolutie

    In Nederland is er enige herrie ontstaan omdat minister van onderwijs Van der Hoeven zou willen dat het creationisme op school zou onderwezen worden, een beetje naar Amerikaans voorbeeld. En blijkbaar staat nu de halve wetenschappelijke wereld op zijn kop.

    Waar is al die herrie goed voor ? Getuigt het niet juist van een wetenschappelijke levenshouding om elke mogelijke theorie op haar verdiensten te onderzoeken, zeker wanneer de gangbare theorie niet volstaat om alles te verklaren ?

    Wetenschap erkent geen dogma. Zelfs de zogenaamde wetten zijn niet meer dan “beste beschikbare verklaringen tot nu toe”. De wetten van Newton volstonden om de banen van planeten en satelieten te verklaren, tot de waarnemingen zo nauwkeurig werden dat Einstein met zijn relativiteitstheorie moest komen om de onverklaarbaarheden te verklaren. Einstein doet niets af van Newton, als je een vergelijking maakt zou je kunnen zeggen dat Newton een goed bouwplan voor een auto heeft geleverd, en dat Einstein daar een servo voor de besturing aan heeft toegevoegd. Einstein was er zich wel van bewust dat ook zijn theorie niet alles verklaarde, en tot zijn dood bleef hij op zoek naar de universele theorie.

    Dus als de evolutietheorie van Darwin niet alles verklaart, is het de plicht van de wetenschap om andere theorieën eerlijk op hun waarde te onderzoeken. Vraag is nu wel of de middelbare school daarvoor de geschikte omgeving is. Het vrij onderzoek moet het daar namelijk afleggen tegen het zonder discussie opnemen en weergeven van kennis. Het kan moeilijk anders, gezien de hoeveelheid kennis die moet verworven worden.

    Bij een tsunami krijgt het publiek vanuit alle hoeken uitgelegd hoe de aardkorst bestaat uit een aantal platen, die bewegen tegenover elkaar. Men noemt het de platentektoniek van Wegener. Toen ik veertig jaar geleden op de middelbare school zat werd van deze theorie met geen woord gerept. Maar ze werd wel bestudeerd in wetenschappelijke middens, en bleek de “beste beschikbare theorie” voor het verklaren van allerlei fenomenen, in die mate dat ze nu bij elke tsunami weer op het grote publiek losgelaten wordt.

    Vóór het creationisme op het grote publiek, of zelfs op de middelbare school kan los gelaten worden, zou eerst in wetenschap­pelijke kringen moeten onderzocht worden of het wel de “beste beschikbare theorie” is. Want het gevaar is dat ze bijzonder verleidelijk is : je kan er zo makkelijk uit afleiden dat de mensen het doel is van de ganse ontwikkeling, van de ganse schepping zeg maar. Is de mens met zijn intelligentie en zijn creativiteit niet het ultieme wezen, of tenminste een onmisbare en onmiskenbare stap in die richting ? Wat intelligentie en creativiteit dan wel zijn, moeten we bij een andere gelegenheid eens bekijken. We moeten ons eerst de vraag stellen of wij mensen niet gewoon te dom zijn om de intelligentie en de creativiteit van andere levensvormen te zien. We moeten maar eens bedenken hoe veel kosten en moeite een primitief organisme als het griepvirus ons ieder jaar weer aandoet, met zijn vermogen om telkens net voldoende te veranderen om zowel de eigen menselijke afweerstoffen als de vaccins te misleiden, en ons telkens weer in de problemen te brengen.

    Vele verdedigers van het creationisme komen daar niet toe door vrij, onbevooroordeeld onderzoek, maar door een geloof. Dat kan het geloof zijn in een geopenbaarde Schrift, dat kan ook het geloof zijn in de superioriteit van de mens, in de eigen superioriteit zeg maar.

    Enige ijdelheid is ook de wetenschapper niet vreemd, anders zou hij misschien nooit tot publiceren komen. Maar het is belangrijk dat hij zich van die ijdelheid bewust is, en van de gevaren die er aan zijn verbonden.

    Creationisme in de middelbare school ? OK, maar voorlopig niet in de lessen biologie, eerder in die lessen waar je leert redeneren en discuteren – voor zover die al in het leerprogramma voorzien zijn.

    25-05-2005, 15:01 Geschreven door eric l
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jongens en Wetenschap

    Als deze verzameling “Jongens en Wetenschap” heet, dan is dat bedoeld als eerbetoon aan het radioprogramma van die naam, en ook aan de gelijknamige boeken uit de jaren ’50 van de XX° eeuw.
    En als de eerste columns vooral over taal handelden, dan is dat daar niet mee in tegenspraak. Het is niet de bedoeling dat het zou gaan om taallessen of taaltips. Het is veleer de bedoeling taal – of welk onderwerp dan ook – te bekijken vanuit het standpunt van de natuurwetenschapper.
    Wetenschap is niet zozeer een verzameling van feiten en cijfers, het is ook een soort levenshouding, een levenshouding die begint bij verwondering, welke dan meteen wordt aangevuld met het zoeken naar een verklaring.
    Kinderen vertonen deze houding al van vóór ze kunnen praten : ze verkennnen hun wereld, van alles willen ze weten hoe het werkt, en of ze hetzelfde verwonderlijke gebeuren opnieuw kunnen laten spelen...
    En als ze eenmaal genoeg kunnen praten om zinnetjes te verstaan en zelf zinnetjes te vormen, dan komt steeds weer de vraag “waarom ?”.
    Kinderen moeten naar school, en ineens wordt het zelf onderzoeken blijkbaar minder belangrijk dan het opslaan en repro­duceren van feiten en cijfers. Het zal wel kloppen dat we op deze manier sneller kennis kunnen verzamelen dan door alles zelf opnieuw te onderzoeken. Maar het volstaat niet dat je alle landen van Europa kan opnoemen in alfabetische volgorde, en met vermelding van hun respectievelijke hoofdstad, om Europa te kennen.
    De wetenschappelijke houding bestaat niet uit het samenstellen of aanleren van lijstjes, maar uit het verwerven van inzicht. Lijstjes kunnen wel een noodzakelijke stap zijn in de richting van het verwerven van inzicht. Naarmate je meer feiten kent, kan je ook met meer zekerheid tot een verklaring komen, of kan je ook beter een foutieve verklaring ontmaskeren.
    De aanleiding om aan deze columns te gebinnen ligt bij een kind, dat naast de projecten die het als schooltaak meekreeg, voor zichzelf aan een project “taal” begon. Meteen kwamen de vragen als “wat is taal, waarom hebben we talen, waarom hebben we niet allemaal dezelfde taal...” En meteen werd duidelijk dat ieder antwoord weer nieuwe vragen zou oproepen. De verleiding was te groot, ik begon ook aan een project “taal”. Om niet in oeverloos gelul te vervallen legde ik mezelf een formaat op : opstelletjes die net passen in een A4-tje, en die op zichzelf kunnen gelezen worden.
    Over veel van die dingen had ik wel wel eerder nagedacht, en het lukte me dan ook om dagelijks een draft voor een column af te leveren. Het probleem was soms wat ik zou schrappen om binnen het formaat te blijven.
    Maar iedere dag een nieuwe column blijkt niet vol te houden : meestal gaat er meer tijd in het bijschaven, dan in het schrijven op zich. En taal alleen is ook te beperkt.
    Daarom is het “Jongens en Wetenschap” geworden : nu kan ik schrijven over alles wat mijn verwondering wekt, en die verwonderlijke dingen bekijken volgens een “wetenschappelijke houding”.
    Deze bedenksels op Internet zetten, of op een andere manier publiceren, zal wel een vorm van ijdelheid zijn. Maar het vragen naar reacties, naar andere meningen, is een essentieel onderdeel van de “wetenschappelijke houding”.
    Wanneer je als wetenschapper denkt dat je een antwoord gevonden hebt op een vraag, dan zou je volgende stap moeten zijn dat je probeert je eigen ongelijk te bewijzen. Onfeilbaarheid bestaat niet in de wetenschap, en je kan zo makkelijk verliefd worden op een mooie theorie die de bal volkomen mis slaat. Het is niet altijd makkelijk om zelf voor tegenspraak te zorgen, daarom zijn reacties zo belangrijk.
    Als mogelijke titel voor de columns had ik ook gedacht aan het bekende citaat van Simon Stevin : “Wonder en is geen wonder”. Verwondering en verklaring, daar gaat het om.

    25-05-2005, 14:59 Geschreven door eric l
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    24-05-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eenvormige spelling ?

    Niemand zal er aan twijfelen dat onze eenvormige spelling een zegen is. Maar men kan zich toch twee vragen stellen : is die spelling wel zo eenvormig als we zouden willen, en in hoeverre is die eenvormige spelling geen verarming ?

    Voor de twee vragen zoek ik mijn voor­beelden bij de ei-klank. We weten allemaal dat die kan geschreven worden als EI of als IJ, en dat de regels in dat verband bijlange niet duidelijk zijn. Omgekeerd kunnen EI en IJ staan voor dezelfde ei-klank, maar wat de uitspraak betreft zijn we bij EI zeker dat het om de ei-klank gaat, maar in algemeen Nederlands kan IJ staan voor dezelfde ei-klank of voor de doffe klinker – zoals in “tijdelijk”.

    Voor de keuze tussen EI en IJ worden we wel eens verwezen naar het dialect. In hoeverre iemand die Nederlands als vreemde taal leert daar baat bij heeft is een open vraag. Maar zelfs voor wie een Nederlands dialect als moedertaal heeft, is het soms een probleem. Zo heb ik een bijl in het dialect nooit anders kan “kapmes” of “aames” (= houwmes) horen noemen. Dikwijls hebben we een woord eerder leren kennen via de geschreven taal, dus via het algemeen Nederlands, eerder dan via het mondeling overgeleverde dialect.

    Toch kan men met reden naar dat dialect verwijzen, precies omdat het in het dialect dikwijls over andere klanken gaat – en hier komen wij bij de vraag naar die verarming.

    Als het over dialect gaat durf ik men enkel met zekerheid uitspreken over het eigen dialect van de kindertijd, het Zuid-Westvlaams. Daar staat de EI voor twee verschillende klanken, namelijk de ei zoals in eigen, maar ook voor een klank die best als “jee” kan geschreven worden, of het Engelse “yeah”. “Kleine meisje” klinkt in dat Zuid-Westvlaams ongeveer als “kljeen meiske”. Dezelfde “jee” klank vinden we ook terug in “eik” dat als “jeek” uitgesproken wordt,. Dat brengt men op een vraag even terzijde : waarom wordt ons geleerd dat “ei” een tweeklank is, en waarom zou die “jee” dat niet zijn (behalve dan omdat die in het algemeen Nederlands niet voorkomt) ? Daar moeten we bij een andere gelegenheid eens dieper op in gaan.

    Voor wat de spelling IJ betreft kent het Zuid-Westvlaams behalve de doffe klinker zeker drie verschillende uitspraken, en geen ervan is een tweeklank. Misschien hebben de Nederlanders gelijk als ze in kruiswoordraadsels en andere woord­spelletjes die IJ als één enkele letter beschouwen.

    Er is om te beginnen de uitspraak als “ie” in woorden als bij, als rijden (waarbij je geen “d” hoort – “rijden” rijmt in het Zuid-Westvlaams op “zien”).

    Daarnaast is er de uitspraak die best om­schreven wordt als een “verlengde i” zoals in het Engelse “miss”, dus bijlange niet de “ie” die Brabanders en Antwerpenaars zo graag lezen waar een “i” staat. Voor de gelegenheid spel ik die als “ii” en die hoor je in woorden als zijn, wijn, ijs, tijd… Misschien is het belangrijke verschil met die “ie”-uitspraak dat de “ii” thuishoort in gesloten lettergrepen, en de “ie” in open lettergrepen.

    Ten derde is er de uitspraak die zich situeert tussen de “u” van rug en de “eu” van deugd, en die je bijvoorbeeld hoort in “peupe” (voor pijp). Vergis je vooral niet met die uitspraken want een “puppe” is een pop, en een “dreupel” (met een lange eu-klank) is een druppel.

    Ik zal er maar over zwijgen, of ik krijg nog problemen, want de uitspraak in zwijgen en krijgen verandert van de “ii” in Zuid-Westvlaanderen (waar zwijgen en krijgen dicht aanleunen bij zwegen en kregen) tot de “ie” in Noord-Westvlaanderen (waar het inderdaad zwiegen en kriegen is).

    Om te weten hoe het precies zit in andere Vlaamse en Nederlandse dialecten zijn er “native speakers” nodig, mensen die woorden als “bijl” in het dialect geleerd hebben langs mondelinge overlevering, eerder dan als een woord uit de geschreven of gedrukte taal dat ze op dialect-wijze hebben leren uitspreken. En ik denk dat ik bij de senioren bij de juiste groep zit daarvoor.

    eric l - 18 mei 2005

    24-05-2005, 17:24 Geschreven door eric l
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Simon Stevin en het Nederlands

    Dank zij Simon Stevin is het Nederlands een merkwaardige taal geworden : het is één van de weinige talen die een eigen woordenschat hebben voor wiskunde en wetenschappen. Als je de ons omringende talen bekijkt, dan gebruiken ze voor “wiskunde” allemaal een woord dat rechtstreeks afstamt van “mathematica”. Van die eigen woordenschat wordt de laatste jaren wel afgestapt : sinds het midden van de XIX° krijgen de nieuwe takken van de wetenschap ook in het Nederlands namen met Griekse of Latijnse wortels. Zo gebruiken we in het Nederlands het woord “informatica” voor wat in het Engels gewoon “computer sciences” heet.

    Maar dat neemt niet weg dat Simon Stevin belangrijk is, onder meer omdat hij aangetoond heeft dat je ook in het Nederlands – of in het algemeen in de volkstaal – aan wetenschap kan doen. En dat was bepaald revolutionair.

    Simon Stevin leverde zijn belangrijkste werk rond 1600, ruim een halve eeuw voor Newton, die zich voor zijn “Principia Mathematica” en zijn andere werken nog altijd van het Latijn bediende. Latijn was sinds de Middeleeuwen toch de taal van de wetenschap in West-Europa, en dat is ook na Newton nog lang zo gebleven.

    Hoe komt een jongen uit Brugge er dan toe om niet alleen wetenschap te bedrijven in de volkstaal, maar ook om daarbij tientallen nieuwe woorden te bedenken, en hoe is het mogelijk dat hij daar nog succes mee heeft ook ?

    Hiervoor is het belangrijk te weten waar en wanneer je het werk van Stevin moet situeren. “Rond 1600” – dat betekent dat de boekdruk­kunst al ruim verspreid is, dus dat het werk van Stevin als het in boekvorm verschijnt, ook relatief snel overal bekend raakt. Dat betekent ook de periode van de Reformatie, dat het Latijn in vele protestantse landen gezien wordt als de taal van de kerk van Rome, de periode ook dat het Nederlands zich ontwikkelt tot een volwaardige standaard­taal met eenvormige spelling en spraak­kunst. Dat Stevin voor de Nederlandse stadhouders werkt zal wel een rol spelen, en het economisch belang van de Nederlanden maakt dat het Nederlands niet zo maar beschouwd wordt als een verzameling Duitse dialecten.

    Maar ook de persoon van Stevin is belangrijk. Stevin is geen universitair gevormd wetenschapper, in tegenstelling tot Newton. Stevin begon zijn loopbaan als boekhouder ! Hij zal later wel Latijn geleerd hebben – er zijn Latijnse werken van hem bekend, en één van zijn werken heeft zowel een Latijnse als een Nederlandse titel : “Dialectike ofte Bewijs­const”. Maar hij verkoos te schrijven in het Nederlands : als man van de praktijk ook schreef hij voor mensen van de praktijk.  Dit was geen belemmering op de ver­sprei­ding van zijn werk : van zijn boekje over tiendelige breuken verschenen binnen enkele jaren vertalingen in het Frans en het Engels.

    Veel van de woorden die door Stevin zijn bedacht, worden nog altijd gebruikt. Dat ze het niet allemaal hebben gehaald, hoeft niet te verbazen. Als hij “hydrostatisch paradox” vertaalt als “waterweegkundige wonderspreuk” dan heeft dat voor zogenaamd ernstige wetenschappers wellicht een te hoog Sukse-en-Wiske-gehalte. Maar voor de gemiddelde Nederlandstalige kandidaat-wetenschapper is het heel wat toegankelijker. En dat Suske-enWiske-gehalte geeft meteen aan dat wetenschap niet alleen nuttig, maar ook best plezant kan zijn.

    Soms volstaan de Nederlandse termen niet echt. De term “scheikunde” legt al te veel de nadruk op een bepaalde tak van de chemie, in die mate dat “biochemie” te vertalen als “levensscheikunde” zelfs onzinnig lijkt. Het Afrikaans kent nog altijd die neiging om eigen woorden te bedenken, noemt men de metro een “moltrein”. Is het luiheid om van “metro” te blijven spreken, of is het gewoon verstandiger in een wereld waar “metro” één van de vele inter­nationale woorden is ?

    24-05-2005, 16:25 Geschreven door eric l
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (5 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schoon

    Soms vragen anderstaligen me wel eens of Vlaams hetzelfde is als Nederlands, of iets anders in die strekking. Als de vraag van Engelstaligen komt, kan ik de vergelijking maken met Engels Engels en Amerikaans Engels : het is dezelfde taal, maar sommige woorden zullen hier gebruikelijk zijn, en daar niet, en sommige woorden zullen in een andere betekenis gebruikt worden. Franstaligen zijn meestal niet voldoende vertrouwd met Canadees Frans om het begrijpelijk te maken.  En als ze me dan vragen naar een voorbeeld, dan grijp ik meestal terug naar “goesting” en “schoon”.

    Goesting is een woord dat in Nederland zelfs nauwelijks bekend is. Het is zinnelijker dan het Nederlandse “trek” – een woord dat in deze betekenis zelden door Belgen zal gebruikt worden.  Misschien komt het doordat “goesting” wel eens een Spaanse erfenis zou kunnen zijn : het Spaanse “gusto” leunt in zijn betekenis veel nauwer aan bij het Vlaamse “goesting” dan bij het Franse “gout” bijvoorbeeld. Het woord is dan ook pas gebruikelijk geworden na de afsplitsing in de XVI° en XVII° eeuw. En misschien was goesting gewoon te zinnelijk voor het overwegend calvinistische Nederland.

    Het moeten niet altijd oceanen zijn om voor verschillen binnen een taal te zorgen, rijksgrenzen kunnen het ook. En in dit geval is het ook niet moeilijk om een geloofwaardige verklaring in de geschiedenis te vinden.

    Met “schoon” is het niet zo gemakkelijk. Iedereen zal wel weten dat het woord in Nederland gebruikt wordt voor “proper, net”, en dat Nederlanders het eerder over “mooi” zullen hebben. Al is het weer een beetje zoals met “trek” en “goesting” : “schoon” is (weer eens) zinnelijker, van mooi zal je wel trek krijgen, maar van schoon krijg je goesting.

    Maar met “schoon” ligt het toch even anders : ook in Nederland wordt het in het woord “schoonheid” gebruikt in de “Belgische” betekenis, en bij “schoonheidsproducten” denkt ook een Nederlander niet in de eerste plaats aan zeep of detergent.  Maar bij “schoonmaakproducten” zal ook een Belg wel denken aan zeep en detergent. Want bij “schoonmaken” en de woorden die daarvan zijn afgeleid weet ook een Belg dat het gaat om de “Nederlandse” betekenis van “schoon”.

    Waar en hoe is dat verschil ontstaan, en hoe heeft het zich ontwikkeld ? Dit is natuurlijk voer voor taalkundigen, maar het is een goed voorbeeld om te zien hoe taalkunde werkt – of zelfs hoe wetenschap in het algemeen te werk gaat.

    Wij hebben om te beginnen een waarneming, een vaststelling : “schoon” betekent niet hetzelfde in Nederland als in België. Wij hebben die waarneming zo nauwkeurig mogelijk gedaan (de betekenisverschillen tussen schoon in “schoonheid” en “schoonmaken”). Nu moeten we de waarneming nog bevestigen. In de wetenschap hebben we daarvoor laboratorium­proeven, en de taalkunde gaan we zoeken in teksten.

    Zo kunnen wij vinden dat ook Nederlandse dichters “schoon” wel eens gebruiken in de “Belgisch” betekenis. Als Bertus Aafjes zijn vertaling van het zonnelied begint met “Schoon vlamt gij op…” dan denkt hij niet aan “proper”. Bertus Aafjes zitten we in het midden van de XX° eeuw, maar dichterlijk taalgebruik is nu eenmaal niet hetzelfde als de dagelijks taalgebruik.

    Van “algemeen Nederlands” kan men spreken vanaf de “Statenbijbel” uit de eerste helft van de XVII° eeuw. In deze officiële vertaling is gewestelijk taalgebruik vermeden, en is er gestreefd naar consequente spelling en verbuiging. Maar in hoeverre het bijbels taalgebruik model mag staan voor het algemeen taalgebruik is ook niet zeker.

    Is dit nu om er schoon uw goesting van te krijgen, of krijg je net als ik ook goesting om andere schone voorbeelden te zoeken ?

    Ik hoop het laatste.

    eric l - 16 mei 2005

    24-05-2005, 09:43 Geschreven door eric l
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over taal

    Pinksteren is volgens de Bijbel de dag van het talenwonder : in Handelingen hoofd­stuk 2 lezen we hoe de apostelen spraken tot de ùe menigte, die verzameld was voor het gebouw waar ze samen waren “en ieder verstond hen in zijn eigen taal”.

    Pinksteren is dus een goede gelegenheid om het eens over taal te hebben. Want wat is taal eigenlijk, en hoe kunnen we op deze vraag een antwoord vinden zonder al te veel moeilijke woorden te gebruiken ?

    Taal is een systeem van tekens, die tot zinvolle uitdrukkingen kunnen samen­gevoegd worden, en die binnen een bepaalde groep op dezelfde manier begrepen worden.

    Taal is dus niet uitsluitend een zaak wan mensen ! Wanneer bijen onder elkaar een systeem hebben om aan elkaar door een soort dansje duidelijk te maken waar ze een nieuwe plaats gevonden hebben om aan honing te komen, dan is dat ook taal.

    Taal is ook niet uitsluitend een zaak van woorden : verkeersborden maken duidelijk wat mag, wat niet mag en wat moet; pictogrammen kunnen tonen waar de nooduitgang is, waar de brandblussers hangen, welke deur die is van het damestoilet…

    Maar deze “talen” zijn zeer beperkt : verkeersborden hebben het enkel over zaken die in het verkeersreglement staan, en de taal van de bijen kan enkel aangeven waar, in welke richting de nectar te vinden is, en over hoe veel het gaat.

    Taal in de meer beperkte betekenis gaat over heel wat meer. Maar taal blijft altijd eigen aan een groep. Als we het over een ei hebben, dan zullen Nederlandstaligen maar al te goed weten waar het over gaat. Maar als Engelstaligen ons horen, zullen ze denken aan de letter A, of misschien aan de muzieknoot die door deze letter wordt voorgesteld. En Duitstalige zullen ons wel begrijpen als ze het lezen, maar niet als ze het horen : ze schrijven wel “Ei”, maar zeggen zoiets als “aai”. Een pijnlijk misverstand als je het mij vraagt.

    Zelfs binnen een bepaalde taal­gemeenschap zijn er heel wat verschillen. Ik heb het nu niet in de eerste plaats over streektalen, maar bijvoorbeeld over de taalverschillen die er bestaan tussen ouderen en jongeren, of tussen verschillende beroepen. Als een dokter hoort spreken over een spuit, denkt hij daarbij aan iets anders dan een brandweerman

    Hierbij is de scholing van bijzonder be­lang:: hoger geschoolden zullen het hebben over “alfabetisatie­graad”, lager geschoolden zullen het hebben over “langer naar school geweest zijn”.

    Bij taal is het altijd belangrijk begrepen te worden. Je moet dus altijd rekening houden met je publiek. Een publiek van lager geschoolden zal één enkele keer een “alfabetisatiegraad” wel slikken, maar als je het daarna blijft hebben over communicatie, stagnatie, reflectie… zullen ze snel vinden dat je een statie te ver bent, en zullen ze gewoon afhaken.

    Orwell was geen universitair geschoold taalkundige, maar hij heeft van taal niet alleen zijn werkinstrument, maar ook zijn werkterrein gemaakt. In één van zijn columns heeft hij enkele stelregels meegegeven. Één ervan is : luister eens naar je zelf als je je tekst voorleest. Kreupele zinsconstructies zullen je meteen duidelijk worden. En een ander is : vermijd liefst vreemd klinkende woorden, tenzij je er echt geen andere voor hebt. En leg desnoods uit wat je precies bedoelt, en waarom je het woord toch gebruikt.

    Taal is belangrijk. Het is een rijkdom die slijtvaster is dan goud of grond, en het is een werktuig dat onmisbaar is als we in een gemeenschap willen functioneren. Maar zelfs als we alleen op de wereld zouden zijn blijft taal belangrijk : we gebruiken taal ook om iets makkelijker te onthouden (je zou kunnen zeggen dat we “spreken met onszelf in de toekomst”) en om te redeneren, om na te denken.

    In verband met taal is het dus zeker gepast om dat regelmatig eens te doen, het hoeft niet alleen met Pinksteren. Nu maar hopen dat iedereen het verstaat.

    eric l - 15 mei 2005

    24-05-2005, 09:35 Geschreven door eric l
    Reageren (0)

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (7 Stemmen)
    Archief per week
  • 22/08-28/08 2005
  • 01/08-07/08 2005
  • 25/07-31/07 2005
  • 18/07-24/07 2005
  • 04/07-10/07 2005
  • 27/06-03/07 2005
  • 20/06-26/06 2005
  • 13/06-19/06 2005
  • 06/06-12/06 2005
  • 30/05-05/06 2005
  • 23/05-29/05 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!