Sectie I. Recht op bestaan.
Artikel 1.
Ieder volk heeft het recht te bestaan.
Artikel 2.
Ieder volk heeft het recht op respect voor de culturele en nationale identiteit.
Artikel 3.
Ieder volk het recht om in vrede het bezit van het territorium te bewaren, en om er terug te keren in geval van voorgaande uitdrijving.
Artikel 4.
Niemand mag, ten gevolge van zijn culturele of nationale identiteit, voorwerp zijn van moordpartijen, folteringen, vervolgingen, deportaties, uitwijzingen of onderworpen worden aan levensomstandigheden die de identiteit of de integriteit van het volk waartoe hij behoort, kunnen compromitteren.
Sectie II. Recht op politieke zelfbeschikking.
Artikel 5.
Ieder volk heeft het eeuwige en onvervreemdbare recht op zelfbeschikking. Ieder volk bepaalt zelf zijn politiek statuut, in alle vrijheid en zonder inmenging van buitenaf.
Artikel 6.
Ieder volk heeft het recht om zich te bevrijden van directe of indirecte koloniale of vreemde dominantie of van alle racistische regimes.
Artikel 7.
Ieder volk heeft het recht op een democratisch regime dat alle burgers vertegenwoordigt, zonder onderscheid van ras, geslacht, geloof of huidskleur, en die in staat is het effectieve respect af te dwingen voor de rechten van de mens en voor de fundamentele vrijheden van allen.
Sectie III. Economische rechten van de volkeren.
Artikel 8.
Ieder volk heeft het exclusieve recht over al zijn rijkdommen en zijn natuurlijke bronnen. Ieder volk heeft het recht die rijkdommen en natuurlijke bronnen terug te vorderen in geval van plundering of om schadeloosstelling te eisen.
Artikel 9.
Ieder volk het recht deelachtig te zijn aan wetenschappelijke en technische vooruitgang, in geval het deel uitmaakt van het patrimonium
Artikel 10.
Ieder volk heeft het recht dat zijn arbeid op een correcte manier geëvalueerd wordt, en dat de internationale samenwerking gebeurt onder voorwaarden van gelijkheid en billijkheid.
Artikel 11.
Ieder volk heeft het recht een eigen economisch en sociaal systeem te ontwikkelen en toe te passen, en te zoeken naar een eigen economische vooruitgang in alle vrijheid, los van alle vreemde inmenging.
Artikel 12.
De economische rechten, zopas uiteengezet, moeten ontplooid worden in een geest van solidariteit tussen alle volkeren van de wereld, rekening houdend met de onderscheidenlijke interesses.
Sectie IV. Recht op cultuur.
Artikel 13.
Ieder volk heeft het recht op zijn eigen taal, en het recht om de eigen cultuur te ontwikkelen en te beschermen, om op die manier bij te dragen tot de verrijking van de cultuur van de mensheid.
Artikel 14.
Ieder volk heeft het recht op zijn eigen artistieke, historische en culturele schatten.
Artikel 15.
Ieder volk heeft het recht zich te verzetten tegen het opdringen van een vreemde cultuur.
Sectie V. Recht op milieu en gemeenschappelijke hulpmiddelen.
Artikel 16.
Ieder volk heeft het recht op conservering, bescherming en verbetering van het milieu.
Artikel 17.
Ieder volk heeft het recht om het gemeenschappelijk menselijk patrimonium te gebruiken, zoals de diepzee en de extra-atmosferische ruimte.
Artikel 18.
Bij het uitoefenen van voormeldde rechten moet ieder volk de ontwikkeling van zijn economische eisen coördineren en er moet rekening gehouden worden met de solidariteit tussen alle volkeren van de wereld.
Sectie VI. Rechten van de minderheden.
Artikel 19.
Als in het kader van een staatsstructuur een volk in de minderheid is, moet respect opgebracht worden voor de identiteit, de tradities, de taal en het culturele patrimonium van dat volk.
Artikel 20.
De burgers van die minderheid moeten, zonder discriminatie, kunnen genieten van dezelfde rechten als de meerderheid, en onder gelijke omstandigheden kunnen participeren aan het publieke leven.
Artikel 21.
Deze rechten moeten met respect voor de legitieme belangen van de gemeenschap in zijn geheel worden toegepast. Ze mogen geen voorwendsel zijn om de territoriale integriteit en de politieke eenheid van de staat aan te vallen, als die staat in eerste instantie handelt volgens de hierboven vermeldde principes.
Sectie VII. Garanties en sacties.
Artikel 22.
Het niet nakomen van de beschikkingen van de hiervoor liggende verklaring zal door de totale internationale gemeenschap aanzien worden als een inbreuk op de geratificeerde verplichtingen.
Artikel 23.
Alle schade als gevolg van een inbreuk op de hiervoor liggende verklaring zal door de veroorzaker integraal moeten hersteld worden.
Artikel 24.
Alle verrijking ten nadele van een volk, als gevolg van inbreuken op de hiervoor liggende verklaring, zal aanleiding geven tot terugbetaling van de aldus verkregen rijkdom. Die zelfde maatregel zal worden toegepast op excessieve verrijking door investeerders van vreemde afkomst.
Artikel 25.
Alle onregelmatige ondertekende traktaten, akkoorden of contracten, die de fundamentele rechten geen blik waardig keuren, zullen geen enkel effect hebben
Artikel 26.
De externe financiële lasten die te excessief of te ondraaglijk zijn voor een volk zullen niet afdwingbaar zijn.
Artikel 27.
De meest ernstige aanvallen op de fundamentele rechten van een volk, in hoofdzaak het recht op bestaan, zullen beschouwd worden als internationale misdaden. De strafrechterlijke verantwoordelijkheid zal ieder auteur hiervan afzonderlijk te beurt vallen
Artikel 28.
Ieder volk waarvan de fundamentele rechten worden miskend, heeft het recht beroep te doen op politieke of syndicale strijd en, met inbegrip van en in laatste instantie, het gebruik van geweld.
Artikel 29.
De bevrijdingsbewegingen moeten toegang krijgen tot internationale organisaties en de militanten hebben het recht op humanitaire bescherming, zoals tijdens een oorlog (derecho humanitario de la guerra).
Artikel 30.
Het herstel van de fundamentele rechten van een volk is, als ze ernstig miskend worden, de plicht die moet opgelegd worden aan alle leden van de internationale gemeenschap. |