Eigenlijk lijkt dit lied maar zeer terloops over koning Salomo te spreken. De indruk, die je krijgt bij lezing, is die van een meisje van het platteland, die een oprechte liefde heeft voor een herder.
Omdat zij zo mooi is, valt de aandacht van koning Salomo op haar. Hij neemt haar mee naar Jeruzalem, met de bedoeling haar in zijn harem op te nemen.
Het hart van dit meisje blijft echter toegenegen naar haar oorpsronkelijke vriend . Tot hem keert ze terug en met hem viert ze haar bruiloft en beleeft haar huwelijk.
Interessante gedachten zijn:
- 1 v 1-4: liefde is als heerlijke wijn . Je wordt er door tot jubelen gebracht. Je moet de liefde volgens 1 v 9-16 nooit gewoon gaan vinden. Als het goed is, dan is die liefde door God gemaakt en gezuiverd. Denk nu niet te veel aan Salomo met al zijn vrouwen. Het komt mij voor dat je meer moet denken aan de liefde van het meisje voor de vriend van haar jeugd, de jongen, die ze al van kindsbeen af kent, ( the boy next door, zogezegd). Dat klopt veel meer dan hier denken aan Salomo met zijn beduimeld liefdeleven. Waarom dan toch de naam van Salomo erbij gehaald. Dat gebeurde veel in die tijd, dat een verzamelimg gedachten van diverse mensen werd uitgegeven als 'bloemlezing' onder de dekkende naam van een 'bekende Israeliet'. Zo ook Prediker en Spreuken. In mijn tijd las ik eens een boek: "Saevis tranquillis in Undis', ( ik weet de exacte spelling niet meer). Ik heb aanvankelijk altijd de indruk gehad dat het gedachten waren van Hendrik Colijn. Later heb ik menen te begrijpen, dat het hier om een 'bloemlezing' ging, werk van anderen.
- 1 v 7: De basis voor echte liefde is trouw ; dus bestaat er in een relatie , waarin men oprecht van elkaar houdt, geen angst voor bedrog, manipulatie en uitbuiting. Salomo's harem was een broedplaats vcoor allerlei nare dingen, maar denk nu niet meer zoveel aan die koning. Denk meer aan die leuke, sterke, vitale, onbedorven herdersjongen, zo helemaal háar wereld.
- 1 v 14: die herdersjongen, waarop dit meisje zo overduidelijk verliefd was, leek net op een tros bloemen uit de wijngaarden van Engedi, een oase in een barre woestijn. Tegen de meisjes, die dit lezen, zou ik willen zeggen: "Wees ook maar eens zo heerlijk verliefd op de Christenjongen van je keuze".
2 v 1: Ik volg nu even, zoals ook al eerder wat gedachten uit " Het leven, practische lessen uit 'het boek'. Waarom zou ik niet toegeven, dat ik mij - ten dele- tooi met andermans veren. Ten dele: ik breng toch ook veel eigen gedachten in. .... Er is niets belangrijkers dan het bemoedigen en waarderen van degene van wie je houdt, Zorg ervoor, dat je elke dag tegen je echtgenoot of echtgenote zegt: "Ik houd van jou" en dat je die liefde door je daden toont. (Nu spreek ik dus tegen de gehuwden onder jullie, die hun huwelijk altijd fris behoren te houden en niet .... zoals een bekende conferencier dat- eigenlijk héel triest- zegt...... ....het al na een paar jaar zien verleppen.)
- 2 v 7: Liefdesavonturen moeten niet geforceerd worden, .... volgens het moderne principe: instant pleasure ....de gevoelens mogen niet sneller groeien dan de basis om de verliefdheid tot liefde te adelen en als zodanig in stand te houden.
- 2 v 12 en 13: dit meisje en deze jongen konden hun vreugde in de schepping vinden én in hun liefde. Ook voor jou mag het zo zijn, dat je gelijk met je ontluikende liefde heel Gods schepping wel zou willen omhélzen.
- 2 v 15: er zijn altijd van die irritaties , die je niet goed moet praten of negeren, maar onderkennen en samen met God doorworstelen. Een kennis van mij, nu ook al vele jaren gehuwd, werd door zijn echtgenote eens - in de meer prille jaren- terechtgewezen: " Piet....we moeten eens samen praten: Ben jij nu met je motorfiets getrouwd of met mij ?"
3 v 1-4; de ziel....met haar enge droom. Maar het slot was wel, dat zij haar geliefde zelfs in haar droom vond. Vind de weg naar het hart van je man/ vrouw ook eens zo, dat je naar boven loopt om iets voor die ander te halen. Zeg dan gewoon: "Zouden jouw voetjes nog meer vermoeid worden na die hele dag werken...? ... laat mij dat nu eens voor jou doen. maar eerst krijg je een kus" . Zo blijft een huwelijk ook na 20 jaar fris en groen.
4 v 1 - 7: Nou nou; maar tracht ook eens een béetje oosters opgetogen te zijn in je tonen van liefde en bewondering . Zo wordt elk huwelijk versterkt, vooral als het niet bij woorden blijft, maar er ook daden zijn, waarmee ik nu niet direct als eerste 'sexuele daden' bedoel.
- 4 v 12: Hier prijst de bruidegom- volgens mij dus die herdersjiongen- de maagdelijkheid van zijn bruid. Zo menig meisje van thans heeft hier een wat spijtig gevoel, omdat zij al niet meer als maagd het huwelijk in kan gaan wegens eerdere contacten elders.. - voor zover het zo met je is, kan je altijd naar Jezus toegaan, die alle dingen nieuw maakt. Hij kan op geestelijke wijze je over lichamelijke voldongen feiten heenzetten. - voor zover je nog ongerept bent, tracht dat zo te houden. Daarbij is bijstand van de Heilige Geest zeker zeer nodig.
- 4 v 15: In je blijdschap met Jezus kun je in een huwelijk een steeds sprankelende fontein zijn als zal je echtvriend dat niet van je eisen, wanneer er 'spitsuur' is in de huishouding. Maar hij zal 's avonds wel een moment van verademing en rust schenken, wanneer hij je met koffie bedient en zo op zijn beurt weer een fontein is.
- 5 v 2 vv: soms komt er onverschilligheid en koelheid binnengeslopen. Daardoor wordt vervreemding geschapen. Doorbreek die draaikolk. Zoek je partner op. Toen mij vrouw..... wij zijn nu 64 jaar getrouwd .....eens mij wat koeltjes had bejegend, ( dat was in 1949) en mij wat stil naar mijn werk zag sluipen, belde zij mij daar direct op om lieve woorden te zeggen.
- 5 v 16: in een goed huwelijk zijn de echtgenoten ook elkaars vrienden. Dit houdt in dat je het vermogen om te luisteren naar elkaar niet verliest, dat je dingen deelt en begrip voor elkaars karakter toont.
- 6 v 3: de intimiteit in een goed huwelijk gaat alle andere banden met ouders enz te boven.
- 7 v 10- 13: Hier neemt het meisje het initiatief bij de geslachtsgemeenschap. De veiligheid van oprechte liefde doorbreekt allerlei onechte en onwenselijke taboes.
- 8 v 6 en 7: - liefde is zo sterk als de dood - liefde kan niet worden gedoofd door tijd of door rampen - liefde wordt vrij gegeven, kan niet worden gekocht - de liefde van de echtgenoot dient te worden aangenomen als een geschenk van God
- 8 v 14: de liefde moet na de eerste , wilde tijd niet in intensiteit afnemen. Als toewijding en trouw in een huwelijk sleutelwoorden zijn, weerspiegelen zij Gods en Jezus' trouw aan de gemeente.
Nu ja....dat zijn zo wat gedachten. En natuurlkiijk zijn er ook bruggen naar Christus' liefde voor de gemeente, zijn bruid, zijn vrouw en van de gemeente naar Christus, haar bruidegom en man.
Over Jefta en zijn dochter is in de wereldliteratuur al zo ontzaglijk veel geschreven. Maar laat ik het- geruggesteund door 'de Korte Verklaring'- nu eens over een andere boeg gooien.
Hebben jullie wel in de gaten, wat voor fijne vent Jefta eigenlijk was. Laten we ons eerst eens bij hem bepalen. Zij, die uitdrukkelijk enkel bij deze verzen uit Richteren blijven staan, zijn eigenlijk acrobaten op de vierkante meter. Om deze moeilijke gebeurtenis goed te begrijpen, hebben wij de hele schrift nodig. Dat is trouwens tóch iets , wat ik in het algemeen zou willen opmerken. ............. Mensen, kom nu toch eens uit die dodelijke cirkel van alleen maar moeilijke stukjes zoeken uit Jozua en Richteren enz....lees nu toch eens Efeze. - daar vliegen de vlinders.... denk om mijn vergelijking elders: vlinder- rups ....het vrolijkst - daar peuren de bijtjes.... idem idem: bij-wesp ....de heerlijkste honing. ................. Maar dat uitstapje nu daargelaten: lees hoofdstukken 11 en 12 nu eens door. Prima vent, die Jefta...... tóch: - hij was de zoon van een hoer en werd uit zijn familie gestoten. maar wanneer de oudsten van Gilead komen om hem te hulp te roepen, wordt hij wel even bitter, ( komt alle gefrustreerdheid eruit), maar is daar toch ook direct het besef van zijn roeping om het verleden te vergeten en mee de handen aan de ploeg te slaan tegen de vijanden van Israel, 11 v 6-9. - herhaaldelijk en spontaan verklaart hij zijn volkomen afhankelijkheid van de bijstand van de Heer, 9. 11 en 30. - voor de majesteit en gerechtigheid van God voelt hij, 27 en 35, de diepste eerbied. - hij tracht geduldig de Ammonieten van ongelijk te overtuigen en op die wijze een bloedige oorlog te voorkomen. Dit is toch wel een heel opmerkelijk punt in deze tijd met al die 'krijgsheren'. - hij is een uitnemend kenner van Israels historie , 14-26 - hij moet zeker op de hooge geweest zijn van al de ins en de outs van Abrahams verijdelde offer van Izaäk en met de Mozaïsche wetgeving, getuige het voorgaande. - hij wist, dat in de Mozaïsche wetgeving het mensenoffer uitdrukkelijk was verboden, ( zie hierna) - hij was toch door God gekozen als richter, (rechter tegenwoordig), om het volk in het rechte spoor te brengen en te houden (Richteren 2 v 16). - Samuel noemt Jefta op eervolle wijze, 1 Samuel 12 v 11. - In Hebr 11 v 32 wordt Jefta onder de geloofshelden gerangschikt.
Bij de verklaring van v 30-31, 34-40, ofschoon zo duidelijk sprekend, mogen toch deze feiten over de bekwame en dappere veldheer en hoogstaande man niet schouderophalend terzijde worden gesteld.
Dat een man als Jefta een gelofte kon alfleggen, die het brengen van een mensenoffer als mogelijkheid insloot, valt niet te ontkennen. Hierbij moet men tot het oordell komen, dat het hier een fatale ' onbedachtzaamheid' betrof, al is 11 v 31 zó duidelijk, dat je als het ware móet denken: "Hij moet aan de mogelijhkheid van een mensenoffer gedacht hebben, terwijl hij toch kón weten, dat Leviticus 18 v 21, 20 v 2-5, Deuteronomium12 v 29-31 en 18 v 9-10 dat ten strengste verbieden".
Het is een oplossing, die overweging verdient om aan te nemen: - dat Jefta gezocht heeft naar een equivalent, dat het - immers onmogelijke- mensenoffer zoveel mogelijk nabij kwam. - dat hij zijn dochter 'uit het leven moest verbannen' door haar te veroordelen tot een eenzaam en onvruchtbaar leven, zonder huwelijk en moederschap en zelfs zonder samenleving met anderen.
Dat valt niet mee om dat een enig kind aan te doen. Zo gaf hij ook de hoop op nageslacht op.
Vers 39 is omsluierd. Het kan betekenen: doden, maar ook : plechtig-droeve heenzending, de woestijn in om daar te verdorren en te versterven. (Natuurlijk zal ze daar wel van voedsel zijn voorzien).
Jefta is richter gebleven. Het volksgeweten van Israel had een verbranding redelijkerwijs niet gedoogd. Maar Jefta's prestige leed niet in het minst.
Mijn slotconclusie is dus: niet terechtgesteld, maar: verbannnen.
De moraal voor ons is deze: laat ons de Heer bidden, dat wij voor fatale loslippigheid bewaard worden. Zo menig vader denkt met spijt terug aan dat moment van woede, toen hij tegen zijn zoon zei: "d'r uit....en d'r nooit meer in". (Ik ken zo'n geval).
Wat je bijvoorbeeld kunt doen in een moment van extreme nood
Dag allemaal,
In een moment van diepe nood.... mijn vrouw was van de trap gevallen en zwaar geblesseerd. We waren allebei even radeloos .....kwam deze tekst mij voor de geest: (Psalm 50 v 23): "Wie een dankoffer brengt , geeft mij alle eer, wie zo zijn weg gaat , zal zien dat God redt". NBV
Maar ik kreeg deze tekst in de gedachten in de bewoordingen van de NBG: "Wie lof offert eert mij en baant de weg , dat ik hem Gods heil doe zien".
Dat woord bemoedigde en versterkte mij in die nare situatie. Gods weg was geen 'instant oplossing', maar die weg wérd duidelijk.
Deze tekst kan- als de Heer dat zo leidt- ook helpen, wanneer voor jullie eens een crisis-situatie ontstaat.
Ik begon uit mijn verwarring de Heer te loven en te prijzen en te danken, dat hij altijd in oplossingen voorziet en de Heer deed, wat hij beloofd had. En hij bleef mij versterken en bemoedigen door deze tekst, ook nadat het gebeuren zélf naar de achtergrond verschoof. Ons geloofsleven werd blijvend geschraagd
Ja die vriend van je...ik neem aan dat je een teer plekje voor hem in je hart hebt. Dan is het zo, dat de dingen die hém dwars zitten, jou in je hart smarten.
Maar laat ons eerst eens nagaan waar de 'makkes' nu eigenlijk zít.
Je vriend heeft de tegenwoordige wereld lief gekregen, zoals Paulus dat verdrietig over zijn vroegere geloofsgenoot Demas schrijft. ( 2 Timotheüs 4 v 10). En dan geldt de waarschuwing van de Heer Jezus in Lucas 16 v 13: "Geen enkele knecht kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de ander verachten. Jullie kunnen níet God dienen én de mammon". (Mammon is hier een verzamelnaam voor allerlei wereldse geneugten).
Stel dat iemand verslingerd- zeg maar 'verslaafd' is aan chatten. Zo iemand, nog in een opleidingsfase zijnde, besteedt zóveel tijd aan dat chatten, dat zijn opleiding er onder lijdt; dan is dat zíjn mammon. En hij kan daarnaast ook nog eens niet proberen de Heer te dienen. Want als het schoolwerk onder het chatten lijdt, dan zeker 'de stille tijd'.
Nu is dat maar éen voorbeeld; jij kunt er zélf honderden bij noemen.
Helemaal los daarvan kreeg hij een verzoeking te weerstaan, in het handelen van de Heer is dat een 'beproeving'. Iedere Christen krijgt zijn satanische verzoekingen/Goddelijke beproevingen om te zien, wat er wezenlijk in zijn hart is.(Deuteronomium 8 v 4) Maar door zijn eigenwijsheid en hang naar de dingen van deze wereld, in welke vorm dan ook, verkeerde hij bij deze verzoeking/beproeving in een slechte conditie en hij kwam er niet goed door.
Er kwam een tweede verzoeking/beproeving en nu gebeurde er iets opmerkelijks. Hij gaf God ditmaal níet de schuld, wilde ook niet helemaal van God loskomen, maar bleef met dat verdeelde hart van hem, dat voor de Heer echt onwerkbaar is, (Jacobus 1 v 8) voortdurend hangen in koppigheid en 'God niet meer vetrouwen'.
Wat moet jouw vriend nu doen om zijn vertrouwen op God te hervinden?: - Jacobus 1 v 8 zegt: "Wie twijfelt is als een golf in de zee, die door de wind heen en weer wordt bewogen. Wie zó aarzelend en onberekenbaar is bij alles wat hij doet, moet niet denken dat hij íets van de Heer zal krijgen".
- Jacobus 4 v 8 zegt: "Nader tot God , dan zal híj tot u naderen. Reinig uw handen, zondaars, zuiver uw hart, weifelaars".
Dus het is goed als je vriend inderdaad tot God nadert en tegen de Heer zegt: "Heer...ik kom tot u Neem mijn hart, verander mij. Als ik u ontmoet vind ik rust bij u. Want Heer ...ik heb ontdekt, dat als ik aan uw voeten ben, trots en twijfel wijken voor de kracht van uw liefde..." en verder : dat heerlijke lied 488. En daarna kan hij het laten overgaan in een 'eigen' gebed.
Dan hervindt hij zijn vertrouwen, als hij dat met een hart bidt, dat niet meer verdeeld wil zijn, maar dat zich ongedeeld wil geven aan God.
En jouw taak: volharden in het gebed voor deze kostbare ziel, tot....ja tot de Heer zegt: "Het is genoeg. Denk om je eigen zielenrust. Bouw nu eerst je zelf".
Stel deze zaak, handelende als vorenomschreven in handen van de Heer. En laat deze gedachten aan je vriend lezen.
Waarom zegt de alwetende God: " Ik wil het wéten" (over Sodom)
Laten we eerst de tekst even in zijn verband lezen in de Nieuwe Bijbelvertaling voor Vlaanderen en Nederland, NBV.
De HEER zei: " Er zijn ernstige beschuldigingen geuit tegen Sodom en Gomorra; hun zonden zijn ongehoord groot. Ik zal ernaartoe gaan om te zien of de klachten die ik over hen heb gehoord gegrond zijn en zij verwoesting over zich hebben afgeroepen. DAT WIL IK W E T E N ".
Wil.....ben jij wel lenig genoeg van denken ???
God is persoonlijk door die gloeihete woestijn op het heetst van de dag, (Gen 18 v 1) aan komen lopen samen met twee engelen. God heeft een flinke maaltijd genoten ( v , gastvrij aan hem voortgezet door Abraham. Dit alleen al zou iemand de woorden kunnen ontlokken: "Mij zo'n God....eet en drinkt gewoon....neemt er genoegen mee, dat Abrahams vrouw Sara, nota bene in zijn nabijheid een beetje staat te liegen, ( 15). Dit kán toch helemaal niet. God, met al die bijstellingen: almachtig, alomtegenwoordig, alwetend, die daar gewoon, in de schaduw van een boom, ( 4), brood en vlees zit te eten, met melk en room, alsof hij de schaduw van die boom goed zou vinden bij die brandende zon, die hij zelf geschapen heeft en alsof hij voor zijn voeten een opfrisssertje nodig zou hebben. (v 4) ".
Maar de Heer doet wel meer onverwachte dingen. Toen de mensen de toren van Babel bouwden, kwam God uit zijn hoge hemel vandaan ' een kijkje nemen'. (Genesis 11 v 5).
Nog eens Wil....tikje LENIGER. Ik zeg hier met een zeker plezier: "Wat ben ik trots op hem, wiens ogen de hele aarde doorlopen, (Zacharia 4 v 10), dat hij het nu ook eens zó doet, zo heerlijk verrassend. Hij komt hier zo echt dichtbij".
Om een wetenschappelijk niet helemaal juiste opmerking te gebruiken: "Uit hetzelfde bloempje, waaruit het bijtje honing peurt... daaruit zuigt de wesp venijn".
Nou niet kwaad worden Wil; niet zeggen: "Onlangs vergeleek hij mij met een rups en nu weer met een wesp. Ik vind Ger niet leuk meer, als ik 'm al ooit leuk heb gevonden". Ach...nou ja...onze relatie kan toch wel tegen een plaagstootje.
En nu gaat de Heer verder met zijn anthropomorphistische ( mensvormige) wijze van gedragingen. Men zou haast kunnen zeggen: "Kan hij zich nog erger encanailliseren dan met die maaltijd en zo".
Nee, dat kan eigenlijk niet. En laten wij niet vergeten, dat de Heer zelfs aan die máaltijd met Goddelijk gezag sprak , toen hij Abraham nageslacht aankondigde, ook géestelijk nageslacht, dat een les had te leren uit wat er met Sodom en Gomorra stond te gebeuren, ( v 18 en 19). Toen was God weer echt de God, zoals wij die ons voorstellen, hij was weer terug in de rol, waarin wij hem graag zien.
En dan gaat de Heer verder ,. weer op die voor ons wat onwennige manier, maar eigenlijk minder compromitterend dan toen hij melk dronk uit een kroes: - de engelen hebben ernstige beschuldigingen bij hem ingebracht. maar alweer Wil: de Heer, die alles alleen kan, wil mensen en engelen bij zijn plan inschakelen. Er is dan toch niets vreemds aan, dat engelen, op rapport bij hem..... Job 1 v 6 is een voorbeeld, alleen loopt satan daar een beetje vervelend door het beeld heen .....een boekje over Sodom opendoen.( v 20).
En - ook op aarde- zijn toch wel rechters, die zelfs bij een bewezen beschuldiging, zeggen: "Ik wil er even zelf heen, om de 'Couleur local' nog eens echt te ervaren".
Maak daar nu niet zo'n punt van Wil. Gun God nu eens de ruimte om het wat anders te doen dan jij van hem verwacht
Natuurlijk weet God de hele toedracht al,. Maar hij is altijd volkomen rechtvaardig. Zijn rechtvaardigheid moet in de komende straf duidelijk aan het licht treden.
Wil....ik kan het niet duidelijker uitleggen. Maar..... en nu ga ik je weer even schokken ....de bijbel zegt in 1 Cor 2 v 14: "Een mens die de Geest niet bezit, aanvaardt niet, wat van de Geest van God komt, want voor hem is het dwaasheid. Hij KAN het ook niet begrijpen, omdat het geestelijk moet worden beoordeeld".
Heb ik nu iets lelijks gezegd ? Nee Wil... je bent een meneer hè en geen mevrouw, verklapt iemand .....je bent harstikke slim. Maar je komt maar niet uit je kooi.... net als een hoog percentage van de mensheid .....van de drie dimensies, lengte, breedte en hoogte. Wat zou het fijn zijn als je de 'diepte', genoemd in Ef 3 v 18, zou ontdekken als 'vierde dimensie'..
Je kent dat spelletje: "Wil de echte meneer XX nu opstaan". Dan zou de echte 'Wil' opstaan.
Ik heb natuurlijk niets te maken met de belevenissen van je vriendin. Ze heeft een geweldige ervaring gehad, zegt ze zelf en haar vreugd bederven, is het laatste wat ik wil..
Allerminst wil ik haar aan het twijfelen brengen. Veel te blij, dat zij zo blij is.
Maar ik wil er toch wel op wijzen, dat er in Handelingen 2, toen de Heilige geest voor het eerst óp de nieuw-testamentische manier kwam, nergens sprake van is, dat de mensen omvielen. Wel gingen ze ' ín tongen spreken´. En Petrus was opeens in staat om een zeer indrukwekkende prediking te houden.
En in Handelingen 8 werden de burgers van Samaria ( Hand 8 v 17), gedoopt met de Heilige Geest. En ook hier staat niets vermeld van ' omvallen'.
Nu moet wél gezegd worden, (v 18), dat Simon de tovenaar aan deze mensen merkte, dat zij vervuld waren. Maar ik ben er persoonlijk van overtuigd, dat hij dat merkte aan 'de klanktaal', ( modern woord voor 'spreken in tongen'), want dat is altijd verder eerste kenmerk van een vervulling met de Heilige geest. Nu wil ik ook weer niet zeggen, dat het ' gelíjk komt'. Mijn vrouw kreeg ' de klanktaal' pas dagen later. Dus niet direct ' in zak en as zitten' Geduld is zulk een schone zaak.
En in Handelingen 10, bij Cornelius, bij de doop in de Heilige geest ook geen spoor van 'omvallen', maar wél weer 'die klanktaal'.( v 16).
En overbekend is ook het geval van die mannen in Corinthe , hoofdstuk 19. En weer....na de doop in water en de handoplegging: de klanktaal, met nu ook nog profeteren erbij. v 6).
Opzienbarend verlies aan een zekere mate van zelfcontrole, zodat men op de grond valt en soms lange tijd zo ligt.....zou dat het werk van God de Heilige Geest zijn. God is een 'gentleman' in al zijn verschijningsvormen en zó handelt hij niet met zijn kinderen.
Iemand zou kunnen zeggen: "Maar Jezus liep na zijn opstanding toch ook gewoon door deuren heen". Nee...Jezus had een verheerlijkt lichaam en de aardse natuurwetten bestonden niet voor hem.
God wil ons niet onze menselijke waardigheid ontnemen. Ikzelf ontving de doop in de Geest ook in alle rust. Alleen was ik daarna wat 'springerig' van plezier. Maar vallen...nou neu.
Ik ga geen dikke woorden gebruiken van: "Dit was een verkeerde doop".
God gaat vast heel lief zijn voor dit kind van hem, dat dan toch maar iets aandurfde.
Informeer alleen eens bij haar, hoe het met ' de klanktaal' gesteld is. Fixeer je overigens niet te veel op dat 'spreken in tongen'. Er zijn nog vele gaven meer.
Je wilt graag weten, hoe je een godvrezende man wordt.
Wel Ossirian, er zijn niet zoveel teksten met 'godvrezend' erin. Wel een heleboel teksten met 'godvruchtig'; een dicht erbij liggend begrip.
Maar....laten wij eens uitwijken naar het Oude Testament. In Job 1 v 1 staat: "Er was in het land Us een man, wiens naam was Job en die man was vroom en oprecht, godvrezend en wijkend van het kwaad, (1951).
In '2004' leest het allemaal wat anders en dat woord 'godvrezend' wordt daar wat anders omschreven: "In het land Us woonde een man die Job heette. Hij was rechtschapen en onberispelijk, hij had ontzag voor God en meed het kwaad". Kúnnen we hier iets mee. Ik zie het nog niet zo, zoek nog wat verder:
Prediker 8 v 12: "Het zal een mens, die ontzag voor God heeft, (godvrezende is) goed vergaan". Ook niet om alleen hierop dóor te gaan.
Nog wat verder: Psalm 86 v 2: "Behoed mij, want ik ben u toegewijd, (godvrezend)".
En Nehemia 7 v 2: "De verdediging van (de stad van God) droeg ik (Nehemia)op aan....Chananja, want hij was meer dan wie ook, een betrouwbaar en godvrezend man".
Er zijn nog wel meer teksten in het Oude Testament, (wat is Gods woord toch rijk), maar ik heb het idee, dat ik nu voldoende stof heb om je te kunnen dienen.
In Job 1 v 1, wordt 'godvrezendheid' genoemd in verband met : - rechtschapenheid en onberispelijkheid - ontzag hebbende voor God en wijkende van het kwaad.
In Prediker 8 v 12 is er een belofte voor 'de godvrezende': het zal hem wél gaan.
In Psalm 86 v 2 mag een 'godvrezende' iets claimen: behoeding van Godswege.
In Nehemia kunnen aan een 'godvrezende' grote taken worden toevertrouwd, gelijk trouwens ook in Exodus 18 v 21.
Wel Ossirian: je marsroute is al uitgestippeld: - hoe word je rechtschapen; het is goed voor jou om wedergeboren te worden. Wanneer God je zo nieuw geschapen vóor zich heeft, dan kan hij beginnen om je wezen 'recht te modelleren', te herscheppen. En hoe word je wedergeboren: door de trouwe, liefdevolle lezing van Gods woord, ( 1 Petrus 1 v 23) vanuit een positieve grondhouding, zoals premier Lubbers dat in zijn tijd zo mooi van andere situaties zei. - En Ossirian....hoe word je onberispelijk. Hier kan 2 Petrus 1 v 10 je weer dienen; daar staat: "Als u dit alles doet, komt u nooit ten val, (zult gij nimmer struikelen)". Ja, daar waren we nu net naar op zoek. Maar wat is dan 'dit alles'? Daarover zegt 2 Petrus 1 v 5 en volgende het een en ander: - verrijk je geloof met deugdzaamheid - verrijk de deugdzaamheid met kennis, - die weer met zelfbeheersing - die weer met volharding - die weer met vroomheid, (rechtschapenheid) - die weer met liefde voor uw broeders - die weer met liefde voor allen. Dus : de onberispelijkheid, waarnaar je jaagt om godvrezend te zijn, moet gepaard gaan met een toeneming in geloof, in degelijkheid, (nooit heb je een 'verborgen agenda' , ook niet in het hofmaken aan een dame),in zelfbeheersing,(ook bij getreiter op het schoolplein), in volharding, ( niet heel gauw zeggen: "nu weer eens wat anders"), in rechtschapenheid, ( niet knoeierig doen met van alles),in liefde voor de medegelovigen in de gemeente, (ook wanneer die een beetje 'raar' zijn),in liefde voor alle mensen, (ook wanneer zij niet lief zijn tegen jou).
En dan komt daar nog bij, dat je het kwaad moet mijden. Net was er weer een aanraking van jou met dingen, die niet goed zijn, (pentagram), zo zullen er veel dingen zijn. Wandel maar veel midden op het pad van het recht.
Dan kun je, als godvrezende de bijstand van God met meer 'recht' claimen, dan wanneer je totaal niets aan God kunt 'tonen'. En je wordt- zoals ieder jonkman toch wil- geroepen tot eervolle taken in Gods oog.
Ossirian, je zult zeggen: "Maar voor al die dingen moet je toch onderhand een heilige zijn"
Wel; als zo vele malen zeg ik: "God heeft voor jou en voor ieder de doop ín en de vervulling mét de Heilige Geest gereed liggen. Vraag hem erom, zoek die doop, jaag naar de vervulling, span al je krachten daarvoor in . En dan zullen we eens een 'godvrezende' Ossirian ontmoeten.
Weer even een paar bladzijden teruggelezen. - altijd weer de evergreen: Jakob aan de Jabbok - altijd weer die vraag: Waarom zegt God in het geval Sodom: "Ik wil het weten" en vraagt hij Adam: "waar ben je", terwijl hij dan zogezegd alwetend is. - altijd weer die opmerking: ach ....al die 66 boeken van de bijbel zijn geschreven door mensen, die ongecoördineerd schreven, allemaal los van elkaar,. - steeds maar weer dat refrein: satan bestaat niet.
Maar nu we allemaal mensenwoorden hebben gehoord....wat zegt God nu zélf. mag híj even.
In Jesaja 55 v 8 en volgende zegt God; "Mijn plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet mijne wegen- spreekt de HEER. Want zo hoog als de hemel is boven de aarde, zover gaan mijn wegen jullie wegen te boven, en mijn plannen jullie plannen".
En tot Jeremia zegt de Heer: "Voordat ik je vormde in de moederschoot, had ik je al uitgekozen".
God wist van eeuwigheid alles van Jeremia af en uit andere bijbelplaatsen is op te maken, dat God van eeuwigheid zijn plan heeft met alle mensen van alle tijden, met hen, die waren, met hen, die zijn, met hen die nog gaan komen.
God heeft zelfs een plan met dat babylijkje, dat in de rivier de Ganges langs een toeristenboot drijft. Een Amerikaanse toeriste slaakt een gilletje. De Indiase reisleider kijkt verbaasd-geamuseerd in haar richting: "Waar maakt dat mens zich druk over".
Maar volgens Matth 25 zal dat babytje, herleefd, eens voor Onze Heer Jezus Christus staan, tesamen met 1000 miljard anderen. En de Heer Jezus zal over die allen en ook over dat babytje een volkomen rechtvaardig oordeel uitspreken.
Vraag je n u niet af, wat Jezus nu voor zinnigs zou kunnen zeggen over dat babytje. Laat dat maar aan hém over. Houd er alleen rekening mee, dat jíj daar ook zult staan, hopenlijk aan de rechterhand van de Heer.
- Als het God behaagt om aan Jakob aan de Jabbok te verschijnen in éen van ziij drie verschijningsvormen, wat zullen wij dan nog met allerlei ideetjes komen, dat God dat zo raar en onbegrijpelijk deed volgens ons. Dan zijn we net als dat hondje, dat tegen een standbeeld plast en voldaan 'zegt': "Zo...ik heb het die sokkel...." ( want verder kan hij niet kijken) "....weer eens goed aangezegd. Hij weet weer precies, waar hij hoort te staan"
En als we ons verwonderd afvragen, waarom God ingelicht moet worden over de zonde van Sodom en over de verblijfplaats van Adam en Eva.....en als we dan maar allerlei vonden blijven zoeken, wanneer Sophie 1 en Blue Velvet maar geduldig blíjven uitleggen, is dan dat oud-hollandse versje van Vader Cats niet op ons van toepassing, wanneer hij zegt: "ach...wat báten kaars en bril... als den uyl niet sien en wil".
En als we apodictisch beweren, dat satan niet bestaat, komen we dan niet rechtstreeks in conflict met Efeze 6 v 12, ( wie leest dáar ooit), waar God de duivel en zijn trawanten als ' de echt gevaarlijke vijanden' aanwijst en met tientallen uitspraken van Jezus in dezelfde zin.
Ik houd van jullie, mede-posters....en dat van dat hondje en die uil kwam misschien een beetje scherp over. Sorry dan.
Nu ja....een hartigheidje zo nu en dan...mag toch ?
- Paulus kwam te Efeze en vond daar enige discipelen. En hij zeide tot hen: Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij tot het geloof kwaamt? Doch zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, dat er een Heilige Geest ís! En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt?! En zij zeiden: In de doop van Johannes Maar Paulus zei: Johannes doopte een doop van bekéring en zei tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die ná hem kwam, dat is: Jezus!!
En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus. En toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen en zij spraken in tongen en profeteerden. (Hand. 19:1-4).
Wij hebben in het kader van deze hoofdgedachte nu de volgende gedachten de revue laten passeren:
- Ooit eens, in een ver vér verleden leefde er iemand Abraham- die een groots beginsel herontdekte: er was iets kil steriels, dat alle mensen wel hadden: geloof áán God. Echter: ver daarbóven was er iets, dat wárm was en vruchtbaar: geloof ín God (5:11). Abraham was een rijk man; hij liet in de natuurlijke wereld een grote erfenis achter. Veel gróter echter was zijn gééstelijke nalatenschap. (5.1.2.). - Zijn natuurlijke erfgenamen léken even ook gerechtigd te worden tot die gééstelijke erfenis (5.1.3.). - Bij een overigens wel zwáre- proef kwamen hun papieren slecht te staan (5.1.4.). - Die ene mislukking bleek niet op-zichzelf-staand. Hij kwam voort uit een verkeerde instelling (5.1.5.). - Die verkeerde instelling leek er op te wijzen, dat Abrahams nazaten het gewoonweg niet hádden; dat zij niets met zijn geestelijke erfenis kónden (5.1.6.). - Verrassend was, dat lieden, die nergens uitdrukkelijk in het testament van Abraham vermeld stonden, soms een begin van recht leken te hebben op het geestelijk deel van zijn erfenis (5.1.7.). - In de afhandeling van Abrahams geestelijke nalatenschap kwam schot, toen Jezus Christus als executeur-testamentair aantrad. Als zodanig regelde Hij de nog onverdeelde boedel. Tegelijk bleek, dat Hijzelf de erfenis wás. Maar tjonge; er waren toch niet véél rechthebbenden (5.1.8.).
Nu beginnen wij aan de laatste gedachte: - niet veel niet véél!!... in Efeze in één klap: twáálf! (5.1.9.). - Later in volgende hoofdgedachten- werken wij dan het al even aangestipte verschijnsel uit,dat in andere volken toch ook muziek zat (5.1.7.).
Toen Jacco zich met zijn handel in Efeze vestigde, had hij al een lange omzwerving achter de rug. Maar soms overlegde hij wel eens met zichzelf, dat zijn rondreis door Klein-Azië nog niets was, vergeleken met de zoektocht van zijn ideeën. Vroeger temidden van zijn volksgenoten in en om Jeruzalem- had het allemaal zo eenvoudig geleken. Nadat hij echter de wijde wereld in was gereisd, had hij kennis gemaakt met een stortvloed van gedachten. Die hadden zijn wereldbeeld veel meer ingewikkeld gemaakt. Eén inzicht was overeind gebleven ja: versterkt. De godsdienst van de Joden: één God (Deut. 6:4) was ver te verkiezen boven het veelgodendom van andere volken. Iets anders evenwel was op de tocht komen te staan, de idee: - dat je er al een béétje was, als je kon zeggen, dat je van Abraham afstamde; - dat je er helemáál was, wanneer je alle wetten hield, die in de vijf boeken van Mozes stonden vermeld. Het waren prachtige wetten; maar wat wás: die weten houden?? Altijd al was er een onrust bij hem geweest: hij had voortdurend het idee gehad, dat die wetten ergens een gehéim verborgen hielden. Hij moest dat geheim kennen om aan die wetten te kunnen gehoorzamen en zó echt gelukkig en veilig te zijn. Hij kende het geheim echter niet! Toen hij nog in Israël was, zei de rabbi heel beslist, bij een vraag zijnerzijds: Er is geen dieper geheim. Wij hebben er in vele eeuwen alle geheimen uitgehaald, die er ontegenzeggelijk- in zaten. Maak je toch niet zo drúk over je eeuwig heil. Daar zorgen wij wel voor! Dat had hem zon beetje- gerustgesteld. Maar hier in de verstrooiing waren de priesters heel dun gezaaid. De onrust was teruggekomen.
In Efeze echter was alles anders geworden. Een rondreizend prediker had zulke heerlijke dingen gezegd. Zie je wel!: er wás een dieper geheim. Hij Jacco- en elf andere Joodse zoekers met diezelfde onrust hadden verlicht adem gehaald. Dát was het dus. En thuis had ene Johannes de Doper het aan het licht gebracht. Het ging met name niet om de besnijdenis iets uiterlijks- maar om een verandering van gedachten. Er moest niet een stukje gemakkelijk te verontreinigen huid van je mannelijkheid worden afgesneden. Neen, er moest iets worden weggedaan uit je dénken: een gerichtheid alleen maar op de dingen van elke dag. Door die opstelling konden lelijke gedachten bij je binnenkomen. Het wegdoen van die verkeerde gesteldheid was de éigenlijke bedoeling van de wet van Mozes. En iedereen had altijd maar zitten dubben over die lichámelijke ingreep. Als je met je gezicht naar God toe ging staan je ómkeerde je bekéérde was dát een besnijdenis van je hárt. Als je God in het oog hield, spoelde een rivier van goedheid het vuil van je weg. Die prediker was weer vertrokken. Voor hij wegging, hadden zij zich allemaal laten dopen. O die vréde! En tóch: het was niet het diepste geheim. Er moest nóg meer zijn. Een van hun groep Danel- had het zo nauwkeurig gezegd: Johannes de Doper had het over iemand ná hem, die zou dopen met geest en vuur (Matth. 3:11). Ik kom nóg tekort, ik mís iets maar wát! Geest? Vuur? Wat heb ik mij daarbij vóór te stellen?
Het állerbeste moet ook voor óns nog verborgen zijn, had Joshua aangevuld: In de geschriften staat iets van: een nieuw hart (Ef. 11:19); een nieuw innerlijk. Dat is toch iets ánders dan een karakter, waar iets lelijks is uitgehaald. Zoals het daar staat, is het niet eens, dat er iets moois in je hart is bínnengebracht; nee, je nieuwe hart is mooi.
En Mozes zélf zegt , wist Dawid: Ik wilde wel, dat Gods Geest op alle mensen kwam (Num. 11:29) dat is toch óók meer dan wij nú weten!
En vuur, had hij Jacco- bijgedragen: Na onze doop zijn er nóg tegenslagen. Ik vind ze zinloos. Maar: tegenslagen, die ergens toe dienen (Rom. 8:28) en die je áánkunt (1 Cor. 10:13) dat zou louterend vuur kunnen zijn.
Tweede deel En nu stond daar die nieuwe prediker Paulus- in hun midden. Ze hadden wat gepraat. Nu keek de nieuweling rond, vriendelijk (1 Thess. 2:7), behulpzaam (Philipp. 4:3), bereidwillig (1 Petr. 5:2), zorgzaam koesterend (1 Thess. 2:7), maar ook zo scherp oplettend (Hand. 13:9). En opeens was daar de vraag: Jullie komen tekort; jullie missen iets; er zit geen élan in jullie Hebben jullie de Heilige Geest wel ontvangen, toen je tot geloof kwam?! Namens hen allen had Yoon het uitgeroepen: Dat is het nu nét! Wij verlangen wel naar geest en vuur Maar de Heilige Geest: nooit van gehoord. En Paulus weer: Jullie zijn gelovigen; dat is het punt niet. Maar tot geloof komen gaat samen met zich laten dopen. Ik zie bij dat dopen in water ook altijd de doop in de Heilige Geest. Hoe ging dat dopen nu bij júllie toe? Salmon had alles verteld van de doop, die aan hen was bediend volgens de leer van Johannes. En Paulus, er ging hem kennelijk een licht op, riep: O, nu snáp ik het! Johannes zag de bekéring: heel goed. Jezus echter, die ná hem kwam, vertelde van beproeving en van kracht; van vuur en geest. Zó wordt namens Hém gedoopt. Mensen, die op deze manier zijn gedoopt, die gekomen zijn tot geloof ín Hem, ervaren tegenslagen als iets, dat erbij hoort (1 Petr. 4:12). En zij zijn door Gods Geest tegen die situaties bestand. Ze groeien er bovenuit. Ze worden niet alleen leeg van het vúile, maar vol met het schóne.
Dan dit nog: Johannes was de aankondiger van de Messias. De doop volgens zíjn raad was heerlijk, maar: voorlopig. De doop in de naam van Jezus is blijvend en heerlijker.
Wát een golf van vreugde was er over hen heengegaan. Ze kenden het diepe geheim, daardoor waren ze nu in staat, het diepste geheim te kennen. - Deze doop zou hen vol maken van Gods Geest, waarover vroeger zoveel onbegrepens was gezegd (Jes. 32:15). - Deze doop zou hun in elke strijd, die komen ging, overwinning geven. - Deze doop zou hen van binnen nieuw maken. Geen lapwerk aan wat oud was. - Deze doop zou hen scherper laten zien bij nieuw licht. Met het stilstaan was het afgelopen. Vooruitgang werd van nu aan het wachtwoord. Aarzeling viel niet te verontschuldigen. Zonder enige tegenspraak lieten zij zich allemaal dopen in de naam van Jezus. Paulus legde hun de handen op en tóen!... de vreugdeberg van het laatste geheim had geen top!... er was altijd méér!: - spreken in een raadselachtige, onbegrijpelijke taal (1 Cor. 14:2); - daardoor zó uitrusten van binnen, zó ontspannen worden, zó je verstand even heerlijk laten uitblazen, zó opgebouwd worden (1 Cor. 14:4) in je geloof (Judas 20); - zó het idee hebben, dat de wonderbare Geest van God met je meedeed (Rom. 8:26, 27).
Jacco had het allemaal intens meebeleefd. Daarna evenwel had hij het uitgeschreeuwd van nog méér verrukking: Ik zie iets, (Joel 2:28), had hij geroepen iets als een vlag een banier, die weggezet wordt en iets als een veel prachtiger vaandel wij nemen dat nieuwe wij met ons twaalven een nieuwe kans voor ons, kinderen van Abraham. Dít wilde Abraham eigenlijk zeggen. Dat van zonet: het hoort erbij (Mark. 16:15-18); het stond ook allemaal al in het goede boek (Jes. 28:11). Dit is Abrahams échte erfenis!
En Paulus had daar maar gestáán en telkens herzegd: Er is geen grotere blijdschap, dan zoiets mee te maken (3 Joh. :4).
Eerst even wat vragen: - Waren die Jacco en zijn kornuiten eigenlijk wel Joden?! Het stáát er in ieder geval niet. Paulus ging in een nieuwe stad eerst altijd op zoek naar zijn volksgenoten. Heel de sfeer van deze en volgende teksten versterkt de indruk, dat het ook híer zo zal zijn geweest. - In het verhaal staat toch veel meer dan in de tekst! Het is ook een verháál en: zoveel méér? ik dacht, dat het wel ging.
Tot zover deze tussenvoeging. U, die dit leest, bent u ook niet een beetje als Jacco?!: - rondgezworven, blik verruimd - niet doodsstar gebleven bij het geloof der vaderen. Nee, soepel en vol leven in een bestaande overtuiging versterkt: dit inzicht, het geloof in God en Jezus, munt uit boven álles (Hoogl. 5:9,10). Schijnzekerheden: - in onze kerk komen zulke nétte mensen - iedereen leest ónze theologen - maatschappelijk worden wij zó erkend prijsgegeven. Het diepere gevonden; op zoek naar het diepste. U hebt al gezien, dat een uiterlijk keurig leven niet het wézen van de zaak is. Uw ínnerlijk hebt u naar God toegekeerd. Dappere zoeker!: u gaat nog méér vinden (Matth. 7:7). Even nog een paar puntjes goed doorhebben; (bekering is niet het láátste woord): - om stand te houden bij tegenspoed; - om nieuw te worden in plaats van aardig opgelapt; - om blijvend iets hemels geestelijks te beleven.
Het diepste komt eraan; en het is eindeloos, zoals Gods Geest eindeloos is. U staat midden in grote ontwikkelingen. U ziet misschien nog onscherp, wat er allemaal aan de hand is (Luc. 10:23). Bid, dat het licht u nóg meer opgaat. U loopt al goed: de berg van Gods heerlijkheid óp. Laten uw voeten steeds vooruitgaan. Stilstand betekent achteruitgang. Niets is daarbij een excuus, zelfs ouderdom niet. Gooi de laatste restjes van: - het wel gelóven - het wel ergens áán of in geloven - het aan God geloven wég ! Uw innerlijk bleef er koud, stroef en hard onder. Door het geloof in God en in Jezus wordt dat innerlijk warm en soepel en zacht.
Het heeft jouw aandacht getrokken, dat Jezus bij vele gelegenheden aan zijn leerlingen verbiedt om een wonder of een openbaring bekend te maken. En dat gebeurt dan dikwijls: ten strengste of 'nadrukkelijk'.(Matth 9 v 30), (Matth 12 v 16).
Meestal wordt als reden gegeven, dat Jezus niet voortijdig de aandacht van de autoriteiten in direct dodelijk gevaarlijk zin op zich wilde vestigen. Jezus had zijn eigen agenda en volgens zijn eigen planning moest hij 3½ jaar rondreizen om alle dingen te zeggen, die hij zeggen wilde en alle dingen te doen, die hij wilde doen en alle doelen te bereiken die hij zich gesteld had.
Die redenering is juist. Je ziet deze handelwijze ook bij de voorbereiding van het laatste avondmaal. Die vindt plaats op een vooraf niet bekende plaats, zodat de soldaten hem pas kunnen arresteren na de laatste toespraken, door Johannes weergegeven, wanneer hij weet: "Alles is nu gereed voor de grote strijd".
Echter: in Matth 12 v 16 zie ik toch nog een ander aspect. Daar staat: "Hij verbood hun uitdrukkelijk bekend te maken wie hij was". En dan staat er in vers 17 zo tekenend: "Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jesaja".
En dan volgt er na andere verrukkelijke woorden: - Hij zal geen woordenstrijd aangaan - ...en op straat zijn stem niet verheffen.
Tegen het vijandig en provocerend optreden van Jezus' tegenstanders is het optreden van Jezus dat van een zachtmoedige, bescheiden en zegenende Heiland. Jezus trok zich in deze fase terug van conflictplaatsen, ook al lag in het heengaan een schijn van vrees en minderheid. God heeft Jezus, zijn Knecht, in een zeer nauwe betrekking tot zich geplaatst. Er is tussen hen een heerlijke, warme intimiteit, (1. Jezus zal volgens Jesaja niet slechts heel Israel dienen, maar de hele wereld, (1 Geen twist of geschreeuw bij Jezus, geen grote stem, op reclame gericht. In innerlijke overtuiging en kracht van de Heilige Geest ligt Jezus' kracht.
En wanneer er grof tegen hem werd geschreeuwd, gaf hij in zulke omstandigheden onverminderd gestalte aan wat Jesaja al had gezegd: - de zwakke en hulpbehoevenden , het kwijnende mensenleven...dat kan op zijn zachte, sparende liefde rekenen, 20 en 21, Zie ook 11 v 29.
Dat kan dus ook een beweegreden zijn geweest van Jezus om mensen te verbieden om hem bekend te maken: het gehoorzaam naleven van hetgeen Jesaja al over hem had geprofeteerd.
Zit hier voor ons geen les in: - niet effectbeogend en uitdagend optreden tegen de wereld - erop trachten te letten dat je geestelijke taak niet voortijdig beëindigd wordt doordat je je mildheid, bescheidenheid en zegenende gezindheid zou verliezen. - niet bang zijn voor smaadredenen: "Hij is bang voor ons". (In de wereld is een zegswijze van een wegvluchtende: "Ik heb liever dat ze zeggen: 'Daar gaat Jan' dan dat ze moeten zeggen: 'daar ligt Jan' ").
In het geestelijke gaf Jezus een goed voorbeeld van 'transponeren' naar 'hogere en eeuwig belangrijk blijvende waarden'.Zijn weldoende handelen werd ook mogelijk, omdat hij-waar mogelijk- het conflict omging. - geen luidruchtige reclame of propaganda, tenzij er uitdrukkelijke een geestelijk doel mee wordt gediend. - altijd de liefderelatie met God handhaven door helemaal in zijn wegen te wandelen - altijd blijven streven naar een steeds meer 'vervuld zijn met Gods Geest' - geen getwist, geen boos geschreeuw.... wat op HQ, met al die temperamentvolle jongeren nog wel eens voorkomt. Soms slaat de vlam in de pan ...geen stemverheffing. Waarom zou je van dat laatste ook gebruik maken. Harde argumenten passen heel goed bij een bescheiden stemgeluid. - geen uiterlijk vertoon bij een zuiver geestelijke arbeid - steeds oog en oor voor lichamelijke, zielse en geestelijke zwakheid en hulpbehoevendheid bij anderen, ook al zijn ze gecamoufleerd door een zelfverzekerd optreden. Daaronder kan een kwijnend mensenleven schuil gaan, dat snakt naar zachte, sparende liefde.
En zo kan deze uitleg wellicht nog op andere gebieden van dienst zijn.
Jullie weten het allemaal; ik probeer antwoorden te geven vanuit de bijbel. En de bijbel zegt het al in het Oude Testament op de meest indringende wijze: probeer geen bovennatuurlijke dingen te bedenken buiten God om. Bekering, wedergeboorte, doop met de Heilige Geest zijn bovennatuurlijke ervaringen aan zijn hand, dus veilig, daarbuiten is het bloed-link.
Er is een andere wereld dan die van ons: de onzienlijke wereld, die volgens Genesis 1 v 1 geschapen werd vóor de zienlijke: "In het begin schiep God de hemel, ( de onzienlijke wereld) en de aarde, (de sterren en planeten, met -ergens in een uithoek van het heelal- de 'planeet van het plan', de aarde).
Tot de schepsels in de onzienlijke wereld behoorde ook een machtige engel, die , volgens Ezechiël 28, in opstand kwam tegen God. Hij wist dat hij die opstand moest verliezen, maar blinde haat deed hem besluiten om toch door te gaan.
Hij verloor de strijd en werd uit de hemel gebannen, met - als machtige- de trieste taak vanwege de ALMACHTIGE om alle mensen te testen op hun bereidheid om "ja" te zeggen tegen God of 'nee', zoals deze engel zelf had gedaan.
God schiep nu op de aarde de mens, zijn hoogste schepping . Satan, zo werd die afgevallen engel nu genoemd, wil - in tegenstelling tot God- alles kapot maken. Hij trachtte ook die mens kapot te maken.
Langzaam aan ontwikkelde God zijn heerlijke plan met de mensheid. En satan deed al zijn best om de aandacht van de mensen van dat heerlijke plan af te leiden.
En..... nu kom ik op het onderwerp van spoken en geesten .....éen van die honderdduizenden streken, die hij had, was het creëeren van een sfeer, waarin- van 'het goede' afleidende- spookverhalen konden ontstaan. En vanuit zijn onzienlijke sfeer was hij best bereid om zo nu en dan iets griezeligs te doen.
Toen het goede plan van God was aangekomen bij de Heer Jezus, wiens eeuwig offer voldoende is voor de redding en gelukkigmaking van alle mensen , die het maar willen aanvaarden, bleef satan met zijn tegenplan niet achter. Bij alles, wat hij deed aan rottigheid, teveel om op te noemen, haalde hij al die spoken en geesten van stal, die er al sedert de oudheid waren, en hij voegde er een heel nieuw soort occultisme bij, hocus pocus voor veel mensen, maar voor wie in deze.... een van de honderden ....strik liep, was er veel minder kans om nog ooit tot 'ja-zeggen' tegen God te komen, al bood God ook dáarvoor weer uitreddingen.
En daarom raad ik al mijn lezers en lezeressen aan om zich niet met al die dingen op te houden, want dat is geestelijk erg ongezond.
De laatste tijd heb ik vooral de strijd ervaren van het geloof en weet echt niet hoe ik hier goed mee om kan gaan. Oké, bidden tot God, praten met Hem.. maar toch.. Als dit geloven is, als dit nou alles is, dan kan ik het zo niet langer volhouden.. Jullie hebben vast wel eens dit meegemaakt.. Hoe hebben jullie dit ervaren?
Dag GeeruQu,
Zou het volgende een tip kunnen zijn. ...ik heb toch zoveel baat gehad bij de doop in de Heilige Geest. Het begon er al mee, dat ik op een keer de bijbel weer eens ging lezen met een echt toegenegen hart en een positieve benadering.
Dat leidde tot meer begrip voor Gods sfeer en Gods koninkrijk. Het was net of ik daarin min of meer ingeboren werd. 1 Petrus 1 v 23 zegt ook: "Heb elkaar onvoorwaardelijk lief, met een zuiver hart....als mensen die opnieuw zijn geboren, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levende en altijd blijvende woord".
Later maakte ik kennis met de doop in de Heilige Geest, zoals bijvoorbeeld beschreven in Hand 8, 10 en 19.
Dat gebeurde al in 1960. En dat heeft er toe geleid, dat ik als - nu al -oude man toch overeind ben gebleven en mijn enthousiasme voor God en Jezus heb behouden.
Je zou kunnen zeggen: "Nu ja...zo denderend is dat allemaal niet".
Maar het leven is ook onvoorstelbaar slijtend. En het is goed om gebruik te maken van elke versterking, die God aanbiedt. De strijd tegen de duivel, met al zijn listen en lagen vanuit zijn sterke positie in de onzienlijke wereld, is geen kleinigheid. (Ef 6 v 12). En de geestelijke wapenrusting is heel erg nodig. Hij ligt voor jou klaar, Geert. Trek hem aan.
Mag ik jullie een verhaal vertellen: .................... Er was eens een rups. Hij zat op zijn boomtak en hield zich stevig vast met al zijn tentakels. Zo nu en dan zag hij een vlinder vliegen en voelde een vreemd verlangen. Waar dartelde dat dier toch. Wat was dat voor sfeer. En soms kon hij het niet laten om zijn voorlijf even omhoog te tillen , zodat hij iets van dat vreemde kon bespeuren. maar duizelig liet hij dat voorlijf weer zakken: zo'n vreemde gewaarwording. En nóg steviger klemden zijn pootjes zich om de tak: "Mij niet gezien".
De dag kwam, dat de rups een merkwaardig verlangen ging koesteren. Hij trok zich terug in een cocon. Op zekere dag kroop hij er weer uit. Maar wat was alles anders. Hij pompte datgene vol, wat nieuw aan hem was. Vleugels ontplooiden zich. En even later zweefde daar een vlinder en genoot van dat heel andere. ........................ Ooit was er eens een man, een zekere Saulus. Hij was vreselijk ijverig; een soort rups op een tak. Maar op zekere dag begon hij zich van alles af te vragen (Romeinen 7). Hij hulde zich in een cocon van meditatie , waarin er plotseling een heel fel moment was, toen Jezus hem op de weg naar Damascus verscheen, (Hand 9). Kort daarop sprong zijn cocon open en een vlinder steeg op, die - na Jezus- bijna het meest de wereld-opinie heeft beïnvloed: PAULUS,. ..................... Ïk hoor het geroep van jullie , die ik echt liefheb, die ik niet wil overtuigen, want dat is meer de job van 'God de Heilige Geest', tegen wie ik alleen wil gétuigen. En wat roepen jullie: "Heb je in de gaten, wat die ingebeelde kwast wil zeggen: Hij is een vlinder en Blue Velvet is een vlinder en Sophie, die nu lekker een 'break' aan het nemen is, die is een vlinder....en wij, Wil en Reini en Clausewitz zijn.... rupsen. Ja zeg; eer wij toch ons uitstrekken om iets van zijn sfeer van 'gebakken lucht' op te snuiven. Eer dat wij onze veilige tak toch loslaten om ons in te poppen en als 'gekke vlinders' te gaan zweven in het ´niets"...hij kan lang wachten". ............. 1 Corinthe 2 v 14 zegt; "Een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de geest is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is".
Will c.s.....het is niet, dat julllie dom zijn en wij slim, dat is het punt helemaal niet. Jullie zijn ongeestelijk, de ingeleide gelovigen zijn geestelijk.
Daarom kon Wil het ook helemaal niet begrijpen, toen ik bij Jericho en Ai wees op oorzaken, die in de historie aan dat gebeuren ten grondslag lagen. Daarom kon Wil het ook niet begrijpen, toen ik wees op een toekomst, waarin wij eens allemaal beoordeeld zullen worden op wat wij wezenlijk gedaan hebben en bleven die juichenden onder de inwoners van Ai hem duister. Daarom kon Clausewitz maar niet begrijpen, waarom die klooster-tante van hem zo smartelijk moest sterven. De ingeleide Christ-gelovige houdt rekening met de duivel, de rebellerende engel, die de trieste taak heeft om alle mensen te verzoeken, of ze 'Ja-zeggers' zijn, of dat ze 'Née' zeggen tegen God en Jezus en de Heilige Geest. En met die taak van de ALmachtige op zak, probeert deze machtige zoveel kwaad te doen als hij maar kan. Däarom vindt Reini de bijbel maar een gruwelijk boek, terwijl ingeleide gelovigen telkens weer blij roepen: "Kijk eens, wat voor heerlijks hier nu weer staat". Daarom komt Wil hier nu weer met allerlei voorbeelden aandragen, waaruit zijn bijbelkennis blijkt, voorbeelden , waarop ik in dit stadium nu niet verder inga. Maar jullie kennen mij genoeg om te weten ....: "dat Ger die kerel is, die voor elke fles een kurk heeft".
Eén uitzondering maak ik: voor de Spaanse conquistadores, die zo vreselijk huis hielden onder de Inca's.
Iedereen weet, dat de moordpartijen van de Spanjaarden onvoorstelbaar waren. Maar iedereen verwondert er zich over dat dit handjevol Spanjaarden al die rampen kon aanrichten onder zo'n talrijk volk.
Hier is de verklaring, want over de hele wereld is het zó gegaan als bij de Israelieten. ............. Er liep bij de Inca's een gerucht, dat er ooit een profetie was geweest "Jullie zullen gestraft worden voor de honderduizenden doden op de toppen van jullie piramiden. Eens zullen mannen met bleke gezichten komen in 'huizen, die op het water gaan'. Vuur zal er uitgaan van die huizen. En vuur vanuit de handen van die mannen. En dan komt jullie straf".
En toen de bleekgezichten dan werkelijk kwamen, lag er een verlammende angst op de Inca´s. ............... Maar nu weer een bijbels voorbeeld: De stasd Nineveh was in Jona´s dagen een broeinest van ongerechtigheid. God waarschuwde ze via Jona. Ze bekeerden zich, hoe onwillig Jona zijn boodschap van Godswege ook bracht. En zij werden -toen nog- gespaard.
Als ik je zo noemen mag. Even een vraagje. Wat is dat nu precies gedoopt zijn in de Heilige Geest. Is dat de doop in de Naam van de Vader,de Zoon en de Heilige Geest? Als PKN er ken ik ik alleen dit. Ik ben benieuwd. Met vr gr Cornelis.
Dag Cornelia,
Over 'de doop in de Heilige Geest lees je het meest direct in Hand 19.
Paulus ontmoet in Efeze een twaalftal mannen, die hem op zijn vraag: "Hebben jullie de Heilige Geest ontvangen toen jullie het geloof aanvaardden ?" een beetje verlegen antwoorden: "Nee.....we hebben zelfs niet gehoord van het bestaan van een Heilige Geest". .... En lees nu even zelf verder.
Ik noem alleen nog dit: " Toen ze dat gehoord hadden, lieten ze zich dopen in de naam van de Heer Jezus EN TOEN PAULUS HUN DE HANDEN HAD OPGELEGD, daalde de Heilige geest op hen neer, zodat ze in klanktaal* gingen spreken en profeteerden"
* klanktaal is het moderne woord voor 'ín tongen spreken'
Al je vragen zijn hiermee allerminst opgelost. Ik wil er graag verder over spreken met je. maar ik geef je nog een 'verhaaltje', dat ik onlangs schreef om deze stof wat toe te lichten. Dat verhaaltje komt in een andere posting, direct hierna.
Ik heb de laatste tijd regelmatig gelezen dat mensen God zien als liefde en er alleen maar goede dingen van hem vandaan kunnen komen en de moeilijke niet hoe denken jullie hier over?
Mijn antwoord: God is liefde....( 1 Johannes 4 v : dat staat als een paal boven water.
Hoe is dan al het leed te verklaren dat over de wereld heen davert.
In zijn liefde heeft God een omtuining voor de mens gemaakt. (Zie voor het woord 'omtuining' ook Ezra 9 v 9, NBV- vertaling -1951-;in '2004: 'veilige muur'). Heel duidelijk lees je daarover in Richteren (nu Rechters) hoofdstuk 6. Niet dat het niet overal staat vermeld, maar deze schriftplaats heb ik bij mijn bijbelstudie gisteren nog gezien en die zit dus vers in mijn hoofd. ........... In verzen 7-10 wordt gezegd: "Ik (God): - ben het die jullie uit Egypte heeft geleid - ik heb jullie verlost uit de slavernij - Ik heb jullie bevrijd uit de greep van de Egyptenaren - ....en van de volken die jullie híer bedreigden.
Die heb ik voor jullie weggejaagd en ik heb jullie hun land gegeven. En ik heb jullie gezegd: 'Ook al wonen jullie nu in het land van de Amorieten...hun goden mogen jullie niet vereren, want: IK DE HEER BEN JULLIE GOD'
Maar jullie hebben niet geluisterd naar wat ik zei". ........... En is dit niet het verhaal van ons allen, geredden , begenadigden in Christus. Heeft de HEER ons niet állen: - gered uit de klauwen van de duivel en de wereld en onze eigen, tegenstrevende natuur - verlost uit een onvruchtbaar leven van zwoegen en sloven...voor 'niks' - heeft de Heer niet een heerlijke nieuwe omgeving van gebed en dankzegging en veiligheid voor ons bereid. - en is het niet zo, dat hij slechts heeft gewaarschuwd, dat we niet moesten terugkeren naar de oude , nare dingen. - En is het niet zo, dat dat terugkeren toch nog te veel gebeurt.
Stel je dat nu zó voor: er is een vaste, veilige, omtuining, een soort 'palissade', waarachter wij, gelovigen, veilig zijn in de hoede van God. Daarbuiten loert het wilde beest, de duivel, met vele andere wilde beesten, de demonen. Zodra wij door achteloosheid 'Gods omtuining' verlaten, houdt de duivel ons in het oog en op een geschikt ogenblik, wanneer wij ver genoeg zijn weggedwaald, grijpt hij ons, en tracht ons door leed of verleiding of wat dan ook naar de duisternis te sleuren. Dat leed en die moeiten komen tot ons voor onze eigen verantwoordelijkheid en door de verleidingen van satan, die van een moment van achteloosheid gebruik maakt. "Eén uur van onbedachtzaamheid Kan maken dat men jaren schreit".
Echter: satan is 'de wetteloze'. Hij waagt zich ook 'binnen de omheining' en bezorgt de gelovigen , die heel niet willen afwijken van God, wiens liefde zij ontdekt hebben en jegens wien zij tot wederliefde bereid zijn, ook veel moeiten.
Maar al die verzoekingen door satan zijn beproevingen van Godswege. Elk mens moet proeven ondergaan. Dat moesten de Israelieten indertijd al; in Deuteronomium 8 v 2 staat die beroemde tekst: "Denk aan de tocht die de HEER uw God, u door de woestijn heeft laten maken, veertig jaar lang. Hij wilde u zijn macht laten voelen en u op de proef stellen, om te ontdekken wat er in uw hart leefde: gehoorzaamheid aan zijn geboden of niet".
Even persoonlijk: ik trek nu 86 jaar door dit leven, dat niet altijd als een woestijn aanvoelt, maar waar ik de verleidingen van de duivel toch dikwijls heb ondervonden en nog ondervind. De Heer heeft mij op de proef gesteld of het goud van het geloof bij mij gevonden werd. En als dat goud te voorschijn kwam dan was het nog zíjn genade. Want Jeremia 31 v 18 leert: "Breng mij bij u terug...laat mij terugkeren, want u HEER, bent mijn God" (vertaling 1951: "Bekeer mij , dan zal ik mij bekeren, want gij HERE, zijt mijn God".)
Dat de Heer de proef neemt met elk lid van de mensheid, is een redelijke zaak. Zoals wij met andere mensen graag willen weten: 'welk vlees wij in de kuip hebben', zo wil God graag weten, 'hoeveel géest er in ons is'.
De slechte dingen in ons leven, hoe dan ook gekomen, zijn een gevolg van de verleidingen van de duivel en van ons eigen meewerken aan zijn lelijke spel.
Maar....nu komt er even iets móeilijks. Omdat God almachtig is, kan er niets omgaan buiten die almacht. En nu krijg je even een tekst van me, waar je wel rechtop bij zult gaan zitten. Jesaja 45 v 6/7 zegt; "Zo zal iedereen van oost tot west weten dat er niets is buiten mij. Ik ben de HEER , er is geen ander die het licht vormt en het donker schept die vrede maakt en onhei schept. Ik ben het, de HEER, die al deze dingen doet".
Dus: hier staat, dat God die liefde is, het onheil schept evenals de vrede. Dit lijkt moeilijk...maar de duivel met zijn slechte verzoekingsstreken...ons wel of niet stand houden in allerlei verzoekingen...het is allemaal nodig: als steigerwerk bij Gods grote, eeuwige tempel, nu in aanbouw. Al deze dingen zijn nodig in het kader van 'de proef'. - zijn wij steigerwerk, dat opgeruimd wordt, wanneer het gebouw van God gereed is - of zijn wij een steen of misschien zelfs een zuil in dat wonderbare bouwwerk.
Niem; houdt echter dít voor ogen: - God wil dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis van de waarheid komen, (1 Tim 2 v 4) - Wij gelovigen hebben een gebouw van God in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis, (2 Corinthe 5 v 1). - Bied weerstand aan de duivel en hij zal van u vlieden, (Jacobus 4 v 7). - Nader tot God en hij zal tot u naderen, (zelfde tekst). - deze belofte ligt er: "Zij hebben de duivel overwonnen door het bloed van het lam en door het woord van hun getuigenis", (Openbaring 12 v 11). - God kan door het kwade niet verzocht worden en hij brengt ook niemand in verzoeking, (Jacobus 1 v 13). - God is éen. Voor hem sidderen de demonen, die dat volkomen nauwkeurg weten, die zijn heiligheid en volkomen afgescheidenheid van het kwaad kennen, (Jacobus 2 v 19).
Mag ik nog even terugkomen op Jericho en Ai, waarover jij schreef. Ik heb er het muziekje bij aangezet, dat jij aanraadde.
Het wordt je inderdaad koud om het hart, wanneer je daarbij die teksten leest. Natuurlijk ken ik die teksten , maar zoals jij je opdiste, staan ze weer in al hun felheid vóor je.
Wil, wat doe jij dat allemaal knap. Sorry hoor, dat ik er nu pas op terugkom. Maar ik heb zoveel forums na te lopen en jullie zijn zo heerlijk productief allemaal, dat er al nieuwe bladzijden vol zijn, wanneer ik weer eens langs kom.
Maar mag ik je de voorgeschiedenis geven:
In Genesis 15 legt God aan Abraham, toen niog Abram uit, althans voor zover Abrams horizon reikt, wat de toekomst gaat brengen.
God zegt: " Over 400 jaar ( 15 v 13) zullen jouw nakomelingen terugkeren naar het land, (Kanaän) (waar je op, dit ogenblik bent), want pas dan hebben de Amorieten zoveel misdaden bedreven dat de maat vol is".
Hier spreekt een God,. die `de tijden in zijn hand heeft´, die aan het begin van de optocht al de hele stoet overziet.
En hij weet al, dat over die tijd er aan ergerlijke toestanden een eind gemaakt móet worden. Hij maakt éen uitzondering. Sodom en Gomorra, Adama en Zeboïm zijn te bar. Niet over 400 jaar, maar nú is het voor hen ´tijd van gericht´.
De eeuwen verstrijken. En 400 jaar later staan Jozua en de zijnen vóor Jericho. En dan volgt dat bloedbad, dat jij zo kundig neerzet.
Zoals Sodom en Gomorra al vierhonderd jaar eerder hun straf hadden gekregen, zo is de maat nú voor deze volken vol.
God had 400 jaar geduld. maar éen keer komt zijn vergelding.
Nu komt er een gedeelte, waarbij jij misschien wel zal ´ontploffen´.
God is nog altijd dezelfde. Zoals hij toen aan de Amorieten genadetijd gaf, die ze niet gebruikten, zo geeft hij aan de tegenwoordige mensheid een genadetijd, die sommigen wél en anderen níet gebruiken. En zijn ´Jericho-Ai ' oordeel over de mensen, die zijn waarschuwingen níet ter harte nemen, staan op vele bladzijden in de bijbel beschreven.
Eens .....aan het eind van de tijden.....nog na ' het duizendjarig rijk'...komt het oordeel van God over allen, die naar hem niet wilden horen. Matth 25 spreekt er over in vers 41.
En de vervloekten , die dan uit Jezus' oog moeten verdwijnen naar het eeuwig vuur, dat eigenlijk helemáal niet voor hen bestemd was, maar voor de duivel en zijn engelen....dat eeuwige vuur....dat zíj hadden kunnen ontlopen, maar waar ze nu naar onderweg zijn.... die mensen zullen dan verzuchten: "Dus dát was de diepere zin van die vreselijke teksten uit Jozua.....wíj- door eigen schuld- zijn de Jericho's en Ai's van ' de grote rechttrekking'.
Nu eerst even over al die dode mensen, ook die zuigelingen , in Ai en Jericho. Het lied was voor hen niet uit. Eenmaal zullen alle mensen, die ooit geleefd hebben, leven en zullen leven, voor koning Jezus staan. En Romeinen 2 v 14 leert, dat degenen, die nooit van God, laat staan van Jezus, laat staan van God de Heilige geest gehoord hebben, beoordeeld zullen worden naar het beginsel, dat op de bodem van hun hart, hun 'inner person' ligt. En tussen die duizend miljard mensen zullen ook de mensen uit deze twee steden staan, uit Jericho en Ai. En.....wanneer de Heer Jezus aanleiding ziet voor de toegang naar het lichtrijk, dan zal hij- de Rechtvaardige- die niet aan hen ontzeggen, ( 34). Misschien loopt er dan ook wel zo'n baby uit Ai stralend naar het land van het geluk. Veel te moeilijk voor ons om dat allemaal dóor te denken, overigens.
Wil, Jozua blijft moeilijk. Je had overigens nog wel tienmaal zoveel teksten uit het O,.T. kunnen nemen. Je had zelfs Lucas 19 v 27 kunnen aanhalen, waar -of all people- Jezus zelf zegt; "....en die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en slacht hen voor mijn ogen".
Jezus verwijst hier ook weer naar de eindbeoordeling.
Wil....beetje pittig dit keer, maar ja....dit moet ook wel eens gezegd worden. Het leven is niet 'zomaar iets', maar een zaak met eeuwige consequenties.
Hoe zullen wij het nieuws van iemands dood vertellen.
[quote="Gerdien B."]Gisterenavond heb ik te horen gekregen dat een bewoner, die op mijn groep heeft gewoond, is overleden. Mijn nichtje werkt op de groep waar hij is gaan wonen en is zelfs in haar armen overleden.
Bij ons op het terrein is het heel normaal dat er gelijk gezegd wordt, zodra er iemand overleden is: die is in de hemel. Of het nu om een medebewoner gaat of een familielid.
Dag Gerdien,
Zou dít iets kunnen zijn; dat je zegt tegen iemand, aan wie je dit nieuws moet vertellen; ik stel me zo voor: ook een gehandicapte: "In het goede boek van God staat, dat je gered wordt wanneer je in de Heer Jezus gelooft, ( voor ons : Handelingen 16 v 31). Nou jij gelooft toch ook, dat hij dat deed. Maar doe jij dat nu ook maar....".
In het algemeen wil ik nog dit zeggen: David zegt in 2 Samuel 24 v 14: "Liever val ik in handen van de Heer dan dat ik in mensenhanden val, want groot is Gods mededogen".
Hier staat eigenlijk, dat God barmhartiger is dan de mensen. Zouden wij daar onze rust maar in vinden ?
Ik weet het...ik weet het: de meesten van jullie zijn 50-plussers. En ik kom meest in aanraking met de groep 15-25 in Nederland. Toch denk ik dat de onderstaande vraagbeantwoording jullie nut kan geven. Velen van jullie zullen kleinkinderen hebben in die leeftijd.
Daag Ger
Piercing.
ik heb een discuusie daarover met me ouders. jaaa dat gaat over piercingen
ik wil zo graag ee piercing onder me lip hebben maar me ouders vinden het niet goed want blabla in de bijbel staat wel je lichaam is een tempel van de Heilige Geest ok en tatoos ben ik wel tegen,,,, maarja waarom is het dan zo moeiilijk ik heb wel oorbellen maar op een piercing hoo maar!!!!!
Is dat nou ouderwets off???
Dag Niem,
Ja....die piercing hè.In 1 Korintiërs 6 v 19 staat inderdaad: "Uw lichaam is een tempel van de Heilige Geest, die in u woont en die u ontvangen hebt van God, en weet u niet, dat u niet van uzelf bent".
Maar deze tekst gaat niet over piercings en zo, maar over onreinheid en hoererij, en dat is in de dialoog van jou met je ouders niet direct het kernpunt.
Wel staat in deze tekst het een en ander dat je toch wel aan het denken kan zetten; - je bent niet van jezelf. - je bent een tempel van God de Heilige Geest. Maar dan moet de Heilige Geest het er eigenlijk mee eens zijn, dat zíjn tempel een dergelijk versierobject draagt. En....wanneer je deze zaak aan God voorlegt, zal deze gedachte misschien van Godswege in je opkomen: "Ik ben weliswaar nog niet gedoopt met de Heilige Geest; ik ben nog maar net bekeerd en zelfs nog niet aan de wedergeboorte toe. Ik ben dus nog geen tempel van de Heilige Geest, maar ik wil mij er wel voor gereedmaken. Maar dan hoor ik er nu al rekening mee te houden dat de Heilige Geest dadelijk zijn tempel gaat inspecteren en dan op die piercing stuit".
En nu weet ik wel, dat Leviticus 19 v 28 zegt: "Kerf geen tekens in je lichaam en breng geen tatoeages aan". En dan wordt overdrachtelijk ook wel eens gezegd: "Geen geknoei aan je lichaam. Ik weet wel, dat een piercing geen tatoeage is, maar het is vast niet goed".
Maar dat is ook geen voldoende grond. Het gaat hier in eerste aanleg over rouwgebruiken. In Jeremia 16 v 6 en Jeremia 41 v 5 wordt ook melding gemaakt gaat van inkervingen en zo, om daarmee uiting te geven aan zielensmart. En de Heer spreekt er dan geen afkeurend oordeel over uit. En wat het tatoeëren betreft, Jes 44 v 5 maakt hiervan ook gewag zonder dat de Heer er zijn afkeuring over uitspreekt.
Niem, laten wij het van een andere kant benaderen.
Houd je lichaam gereed voor de doop met de Heilige Geest, die je verwacht, die eens gaat komen, wanneer je dóorgaat. En dan brengt hij zo'n schat van gaven en vrucht mee.... lees het allemaal in BIJBELSTUDIE ....dat je leert zeggen: "Waarom dan ook nog eens een piercing in mijn onderlip, in dat gevoelige slijmvlies. Al die soesah: - heb ik wel het goede materiaal; goud en ziver zijn niet safe - hoe moet het nu met verkoudheden en schrale huid in de wintermaanden. - laat ik toch wijzer zijn. Beter dan alle versierselen van de uiterlijke mens is de schitterende tooi van de innerlijke mens met liefde, blijdschap en vrede enz".
Met oorbellen zeggen de mensen wel eens: "Hangt die oorbel aan jou...of hang jij aan die oorbel?" (wel een nadenkertje)
Niem; voor het moment is het zo, dat jij echt nog te veel aan die piercing hangt....en dan doe je er beter aan om die piercing niet aan jou te hangen. Ook geen 'nep-piercing' hoor. Want dat verandert aan het wezen van de zaak niets.
En ook geen hele rij van oorbelletje of zo in je oorschelp. Waarom zou je het doen? Jullie zijn op deze leeftijd al zo mooi. En weet dit: een meisje dat de Heer werkelijk diep en enthousiast dient, wordt alleen maar mooier. Ik heb jonge mensen gekend met kleine, samengetrokken haat-oogjes. Maar toen de Heer ze vrijzette, werden die ogen groot en stralend. Dat is iets wat een piercing echt niet kan.
Ik heb Gothicfans gekend...nou ja gekend...van een afstand...laat ik nu niet gaan opscheppen....die van die witte gothic-kopjes hadden, omdat ze nooit in de zon kwamen en dan hadden ze zich nog wit gepoederd ook. Je wist niet wat je zag! En ze leerden de Heer kennen en onder dat verstikkende poederlaagje bleek een gezonde huid te zitten, die in de zon opbloeide. En alweer: een piercing had dit niet kunen bereiken.
Laat nu toch dat gefriemel. Je zult zeggen: "Wat weet een oude kerel van 86 van de roerselen van een meisjesziel ". Weet ik ook niet hoor. Maar ik heb naar beste vermogen geantwoord.
Nog even terug naar het openingsartikel van Sophie. Daarin komt het Oude testament er wat schraaltjes af.
Zo zegt ze, dat het Oude testament geen blijde boodschap bevat. Maar het oude Testament is al helemaal vol van Jezus Christus en zijn glorieuze toekomst. En blijde teksten...!!! ...denk alleen eens aan Spreuken 4 v 18: "Want het pad van de rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag'. Dat alleen al is toch zo vol moedgeving voor al die mistroostigen, die in diepe duisternis van depressie wandelen; die wetenschap, dat er een pad is, dat steeds helderder wordt, tot de volle zon alle schaduwen verdrijft.
En van die feestelijke teksten zijn er in het Oude testament honderden.
Men wordt in het Oude Testament star en stijf, schrijft Sophie. Maar wanneer je Oude testament en Nieuwe Testament als een eenheid ziet en het Nieuwe Testament ziet als de onthulling van wat reeds in het Oude testament aanwezig was in min of meer verhulde vorm, dan kan je zo blij worden. Neem alleen eens Jesaja 40 v 1: " Troost, troost mijn volk, zegt jullie God , Spreek Jeruzalem, (de gemeente) moed in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan....". Wanneer je dat leest in verband met je weten, dat Jezus die schuld heeft voldaan, dan ben je zo getroost.
In het Oude Testament ging het om 'werken der wet', schrijft Sophie. Maar ook toen was het eis, dat het innnerlijk, de menselijke geest erbij betrokken moest zijn.
Sophie zegt wel rake dingen, maar ik ben zo blij met de bijbel als geheel. Voor mij rijst er uit beiden- Oude plus Nieuwe Testament- tezamen een geur van heerlijke harmonie op.
In het kader van deze gedachtewisseling zou ik willen wijzen op Lukas 22 v 32: (uit een ernstige waarschuwing die Jezus aan Petrus geeft): " Als jij eenmaal tot inkeer gekomen bent, moet jij je broeders versterken"
Jullie kennen allemaal de ruimere geschiedenis , waarin deze woorden zijn ingebed: Petrus is allang bekeerd, hij heeft grote daden en geweldige uitspraken gedaan. maar er is nog veel zelfoverschatting in zijn wezen en een duidelijke onderschatting van eigen zwakheid , ja zelfs verdorvenheid. Dit zal enkele uren later leiden tot zijn diepe val in de verloochening.
En Jezus wijst hem nu op de inkeer, waartoe hij later zal komen, een term met een diepere betekenis dan het woord 'bekering' van de NBG.
Petrus is wél bekeerd in zijn menselijke ziel, dat is: verstand, gevoel en wil. Maar die bekering is nog niet doorgedrongen tot zijn menselijke geest, zijn 'inner person', door de bijbel dikwijls uitgedrukt als 'het hart'.
Wanneer dringt die bekering nu door in Petrus'geest. Ik denk, dat dit in beginsel al is begonnen te gebeuren op het moment van diep berouw en bitter schreien na zijn verloochening.
En ook Petrus' bescheiden opstelling, ons geschetst in Johannes 21 v 15- 23 wijst er op, dat de bekering deel is aan het worden van zijn diepste wezen.
Wij allen hebben, evenals Petrus, een diepere bekering nodig. Daarop wijst ook Hebr. 6 v 1, waar 'bekering van dode werken', NBG, 'afkeer van daden, die tot de dood leiden', NBV. als éen van de fundamenten van het geloof wordt aangeduid. Dat 'voortgaande bekering' een volkomen aanvaard begrip is, kan iedereen uit eigen geloofsleven beamen, naar ik aanneem. Ik ben al een oude man, deed in 1942 als 19-jarige belijdenis, beleefde in 1959 een 'revival' en begon toen meer ernst met alles van het geloof te maken, maar ben nog dagelijks bezig om bij te stellen, daar waar de Heilige Geest mij op tekortkomingen wijst. Trouwens, Petrus moest zich ook nog telkens bijstellen en zal dat zeker gedaan hebben na Paulus' berisping, (Galaten 2 vanaf v 11). Lees de bijbel, bid elke dag. 1 Petrus 1 v 23 leidt je tot wedergeboorte. Diepere bekering en wedergeboorte zie ik niet los van elkaar.
Zelf heb ik, door Gods genade en het onderwijs van anderen, de doop in de Heilige Geest mogen ervaren. Maar onder al die heilsdaden van Gods wege ben ik toch onder zijn betrouwbare leiding nog steeds bezig om te werken aan mijn voortgaande bekering.
Ik hoop door deze woorden mijn broers en zussen in de Heer te hebben mogen dienen en- zo mogelijk- versterken.