We proberen de bronnen welke we gebruiken terug te geven bij elk onderwerp, mochten er opmerkingen zijn worden deze aangevuld op aanvraag of worden de publicaties verwijderd.
Café “DE MENENPOORT” gelegen aan een der drukste verkeerspunten van Kortrijk. De straat noemde vroeger de Bissegemstraat tot ze in 1968 de huidige benaming Meensestraat kreeg.
De herberg werd van omstreeks 1903 uitgebaat door Leopold Semeseel (Kortrijk 1864-1931). Hij was pluimveehandelaar en cafébaas. Hij tapte bier in een stenen pot met de helft bruin bier en de helft blond bier, de herberg werd daardoor “Potje Miesens” genoemd naar het bier “Een pot van Semiese”. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Julius (Kortrijk 1902 – 1941) en zijn kleinzoon Eric ( Kortrijk 1937) welke als laatste de zaak openhield tot in 1992. De herberg werd gesloopt in 1992.
Prentkaart van in het begin van de 20e eeuw. Rechts de gasfabriek die gas en elektriciteit produceerde waar later de Gasbol kwam te staan. In de verte St Elooiskerk op Overleie.
Toestand tot over enkele jaren met uiterst links de nieuwe herberg Menenpoort. In de jaren 1960 werden de verouderde woningen aan de linkerzijde afgebroken, achteraan links het Astridpark. De Eandis site aan de rechterzijde is inmiddels eveneens afgebroken.
Leopold Semeseel (Kortrijk 1864-1931).
Het muziekkorps van "De Schotten" uit de Vlasbloemstraat en omgeving, destijds een der mooise korpsen op nationaal vlak.
Op de achtergrond Pot Semiesens.
Café De Menenpoort uit een restaurantgids van de jaren 1970.
Gekend onder haar lapnaam “Kleteke Dek” was Colette Deckmijn een typische Kortrijkse volksfiguur en tijdgenote van Nanten Buzze (Edward Stillatus). Ze was afkomstig van de Nieuwmarkt van Roeselare, volk van markramers en leurders. Ze was “schooister” van beroep en was zeer geslepen en venijnig in haar werkwijzen. Liep steeds rond in kapmantel en met klompen. Ze woonde samen met haar echtgenoot (of vriend) op Overleie aan het Couckestraatje (Nu St Amandslaan). Hijzelf had eeuwige dorst en was veelal te vinden in de “Estaminets”. Zijn gepaste bijnaam was “Potje Pak”. Hij was een ruziemaker en vechter die het regelmatig aan de stok kreeg met de “Pandoers” (Politie), welke hem op tijd een overnachting in de Amigo bezorgden. Cleteke verkocht ook zelfgemaakt “sulfers” (Lucifers). Dit betroffen stohalmen aan beide uiteinden in sulferpap gedrenkt en in bundeltjes samengebonden. Na haar ronde schooien en sulfers verkopen ging ze op het einde van de dag vaak mee met haar man op estaminetbezoek en dronk zelf ook graag een pot bier. Ze was meestal op stap met haar paander waarin ze soms gepofte aardappelen meesleurde en verkocht. Niemand weet hoe beiden ze aan hun einde kwamen. Mogelijkse geboorte en sterfdatum 1844-1908.
Reeds in de jaren 1300 was er op die plek een broederschap actief onder het patronaat van de toen heel populaire Sint-Elooi. Zij hadden er een gasthuis en een kapel. Overleie lag toen nog buiten de Kortrijkse stadsmuren en wellicht hadden de bestuurders liever dat armen, zwervers en zieken voor de stadspoorten werden opgevangen dan binnen de stad.
De latere “Broederschoole van Overleie” was in feite van de “Broeders van Oostakker” - “Broeders van Lourdes” of de “Broeders van liefde”, een congregatie gesticht door ene Modest Glorieux (1802-1872) uit het bisdom van Gent. De orde was bedrijvig over verschillende domeinen waaronder volksonderwijs, diensten in bedelaarsgestichten, gevangenissen en hospitalen, zorg voor ouderen,ook bedrijvig in missieregio’s zoals Congo, Indonesië, Nederlandse Antillen, Brazilië en Canada.
Hieronder : Stichter van de broederschool Constant Rogez (1806-1 889) van de Onze Lieve Vrouwkerk welke daarvoor de hulp in te inriep van de Broeders der Goede Werken in Ronse, later congregatie der Broeders van 0.-L.-Vrouw van Lourdes van Oostakker.
De school had een redelijke voorgeschiedenis maar werd in feite in 1938 gesticht door onderpastoor Constant Rogez (1806-1 889). Samen met twee andere broeders gaven ze naast godsdienstles ook lees- en rekenles. Twee huisjes werden tot klaslokaal ingericht. Maar dat bleek ontoereikend. In 1840 verhuisden ze naar de Overleiestraat 15 waar een afgedankte olieslagerij in de Koestraat werd omgebouwd.
Hieronder : Affiche van het jubelfeest in 1898 voor het zestigjarig bestaan van de school.
Eind 1840 verstrekten de twee broeders er kosteloos onderricht aan ruim 160 kinderen. Eind 1841 waren er al 400, daarin begrepen de kleintjes van de noenschool, de jongetjes die lees- en rekenles kregen, de leerlingen van de zondagschool en van het avondonderwijs voor volwassenen, plus 23 geplaatste kinderen of wezen. Rond 1843 namen de broeders de gewezen school voor arme meisjes in huur. Het gebouw paalde aan de St.-Elooiskapel en was eigendom van de Burgerlijke Godshuizen.
Hieronder : Panorama van de omgeving. De pastorie in de Overleiestraat en de broederschool palen aan elkander via de tuin.
Er was een bewaarschool ook papschool genoemd voor kleintjes van drie à vier jaar. s' Morgens werden ze door de ouders naar school gebracht en 's avonds om 16 uur afgehaald. In een blikken trommel brachten ze hun boterhammetjes mee en van de broeders kregen ze een bol pap.
Hieronder :
Het schoolgebouw rond vorige de eeuwwisseling. De speelkoer was nog niet aangelegd. Achteraan de St Elooiskerk. Er stond nog geen schutterstoren welke werd gebouwd omstreeks 1932.
Het aantal leerlingen steeg gestaag en op initiatief van onderpastoor René-Frans De Tollenaere,werden in 1868 op het terrein achter de kapel twee nieuwe klaslokalen gebouwd en in 1875 nog twee, met op de eerste verdieping een grote zaal. Na 1882 zal de grote zaal omgevormdworden tot vier klaslokalen. Op dat ogenblik waren er vijf broeders om die bende (want het waren geen lieverdjes) een beetje opvoeding te geven en ze in toom te houden. Een paar oorvegen en de trap onder de broek waren probate middelen om de orde te handhaven en de studie-ijver aan te wakkeren. Kennelijk een efficiënte methode want in nagenoeg alle schoolwedstrijden kaapten die van Overleie de eerste prijzen weg.
Hieronder : 1938 - Schoolkinderen op de speelkoer die inmiddels werd aangelegd. Bemerk het groot aantal kinderen voor de beperkte lesruimte. Klassen van 40 leerlingen en meer waren geen uitzondering.
De bloei van de school ging in stijgende lijn. In 1895 kwam er een vijfde klas voor niet betalende 131 leerlingen en een derde 'zondag' klas voor jongelingen en volwassenen. Het jaar nadien kwam er een tiende broeder. In 1904 kreeg de school een zevende 'vrije' klas en telde in totaal 469 leerlingen. Dat de inspanningen van de broeders niet tevergeefs waren, bleek uit de interscolaire wedstrijden: Overleie kaapte steevast de eerste prijzen weg en de school had de naam de beste van de stad te zijn.
Hieronder : Een gedeelte van de broeders en de schoolmeesters welke door de jaren heen les gaven.
Rond 1905 zal de school haar definitieve vorm krijgen zoals vele honderden oude Overleienaars ze gekend hebben en zoals de gebouwen er nu nog staan. Het aantal leerlingen schommelde rond de 470. Dat is gemiddeld meer dan veertig per klas! En zonder psychologische of andere begeleiding. En de ouders moesten ook niet aan de poort kamperen. Als het moest, werden een paar banken bijgezet of schoven de kinderen een beetje dichter bijeen. Probleem opgelost. En daar was niets mensonwaardigs aan.
Hieronder : Overleiestraat, de St Elooiskerk met rechts het huis van de broeders. Er rechtover was er eveneens nog een verblijfplaats. Let er op dat er nog tramrails liggen. Achteraan het Volkspark, nu het Astridpark.
Niet minder belangrijk was de inzet van de broeders bij de nascholing. Telkens er door een officiële instantie 'ingangsexamens' werden uitgeschreven, kon men op de broeders rekenen om door middel van avond, zaterdag en zondag lessen de kandidaten zo goed mogelijk op het examen voor te bereiden. Het zou een onbegonnen werk zijn het aantal Overleienaars op te sommen die aldus in de gelegenheid werden gesteld in de administratie een mooie zelfs benijdenswaardige loopbaan uit te bouwen.
Hieronder :
Plattegrond van de school zoals ze vroeger bestond, op de huidige stratentoestand geprojecteerd.
In feite waren de broeders van Overleie niet meer uit het straatbeeld weg te denken. Hun inzet beperkte zich niet alleen tot het dagonderwijs, ze verzorgden ook de avondleergangen en de Zondagschool. Ze deden aan ziekenbezoek en traden vaak bemiddelend op in moeilijke gezinnen. Bovenal spanden ze zich in om ouders van begaafde kinderen te overtuigen hun zoon de kans te geven om hogere studies aan te vatten . Men vergeet niet dat de meeste ouders in die tijd blij waren dat hun kinderen op hun twaalfde of veertiende naar de fabriek mochten en wat centen binnen
Hieronder : Eeuwfeest in 1938. Onthulling van een gedenkplaat , welke er nu nog steeds hangt.
Bij het uitbreken van de 1e WO telde de kloostergemeenschap naast de overste, broeder Petrus, acht broeders. Eén onder hen, broeder Andreas, zal op 22 juli 1917 in Hoogstade sneuvelen. In de loop van 1914-18 werd de school herhaaldelijk bezet. Een paar maand kregen de leerlingen onderdak in de Marché Couvert, daarna in de refter van de broeders en op de zolder van de pastorie. Op 11 september 1918 ging de school definitief dicht. Tijdens de laatste oorlogsmaanden hadden de gebouwen enorm veel schade opgelopen. Toch hernamen de lessen op 1 oktober 1919 in vier klassen: twee in de vleugel die de minste schade had geleden, één in de refter van de broeders en één op de zolder van de pastorie.
Hieronder :
Tweedaagse grote feesten in 1938. Theater, spelen, Fancy Fair noemde het toen. De bedoeling om geld in de kas te krijgen wat ook lukte en ten goede kwam aan de inrichting van de school.
We naderen het jaar 1938 het eeuwfeest van de school. Met de voorbereiding van het eeuwfeest werd al in 1936 een aanvang gemaakt. Niets werd onverlet gelaten om aan het feest de luister te geven dat het verdiende. Het feest duurde twee dagen. Op 3 juli folkloristische stoet en groot nachtfeest met verlichting van het Astridpark en op 4 juli groot kinderfeest en vuurwerk als afsluiter.
Hieronder : Eeuwfeest. Groepsoptreden van turners op de speelkoer. Rechts de laatst aangebouwde klassen van het zevende en achtste leerjaar, Trouwens ook het leslokaal van Broeder Paulinus. De woning aan de Kapelstraat is nu verdwenen en is de huidige ingang van de koer.
De school telde twee afdelingen: een Franse en een Vlaamse. Wie de Franse afdeling volgde, kreeg - tegen een kleine vergoeding - twee of drie uur Franse les per week. De meeste ouders stuurden hun kroost naar de Franse kant. Daardoor was de Vlaamse kant onderbezet en moesten telkens twee klassen samengevoegd worden: het eerste en tweede leerjaar samen in één lokaal evenals het derde en het vierde leerjaar.
Hieronder : Het lerarenkorps. Een aantal broeders maar ook de leraars Gerard Vantieghem, Georges Pattoor en Maurice Devolder.
Met de opbrengst van het eeuwfeest hadden de broeders tijdens het groot verlof de klassen een beurt gegeven zodat bij de opening van het schooljaar 39/40 alles fonkelde. Overal nieuwe borden en gekleurde wandplaten met Bijbelse en historische taferelen.Mozes in zijn rieten mandje, de Bruiloft van Kanaän, Jezus die met vijf broden en twee vissen een hele schare volgelingen voedt, Judas, de geniepigaard, die Jezus verraden heeft, de Vlaamse strijders die op de Groeningekouter met hun Goedendag de Franse ridders opwachten en de stoere Ambiorix van Tongeren, met snor en ontblote borst, die de Romeinse legioenen in de pan hakt.
Hieronder : Een jaarlijkse belevenis. Reclame “avant la Lettre”. De kameel van deegwarenfabriek Soubry deed alle scholen aan voor een foto met de leerlingen. Op de kameel ondergetekende Ronny Courtens, en fier dat we waren.
Maar het was vooral de klas van Br. Gordius die de bengels interesseerde. Broeder Gordius had een eigen bibliotheek. Had hij ze gekregen, gekocht of gebedeld, wie zal het zeggen, maar een echte bibliotheek vol boeken over verre ontdekkingsreizen missionarissen en heiligenlevens die tot voorbeeld moesten strekken. Daarnaast de Jeugdreeks van het Davidsfonds, de Vlaamse Filmpjes, en nog veel andere meer zoals Baeckelandt en de rovers van het Vrijbos, Zannekin, Lange Wapper, Scheve Zeven, Don Bosco, De Dolende Ridder, en de Blinde Bedelaar. Verhalen over zeerovers, cowboys en Indianen waren in trek, maar Conscience ‘s Leeuw van Vlaanderen spande de kroon.
Hieronder : Een jaarlijkse klasfoto met 1 & 2 de gebroeders Steyt van aan de Stade. 3 – Freddy Seys uit de Vlasbloemstraat, later gekend voetballer. 4 – Georges Penninck. Links broeder Paulinus. Achteraan op de muur de gedenkplaat.
Toen op 10 mei 1940 de oorlog uitbrak moest de school sluiten. De meeste lekenleraars waren onder de wapens en enkele broeders waren naar Frankrijk vertrokken om zich bij de rekruteringscentra te melden. Vanaf de tweede helft van mei was de school overspoeld door vluchtelingen en van 20 tot 23 mei werd een deel van de klassen door het leger als verbandplaats opgevorderd . Maar begin juni waren al de broeders weer op post, behalve Br. Nilus die in Frankrijk tijdens een bombardement de dood vond . De lessen hernamen in de tweede week van juni '40. Het schooljaar 1940/41 begon op 2 september 1940 met 376 leerlingen en 210 leerlingen voor de avondlessen. Verliepen de eerste drie oorlogsjaren nog min of meer deftig, vanaf de tweede helft van 1943 liep door het voortdurend luchtalarm alles in het honderd. Driemaal tot viermaal toe per dag naar de kelder hollen, was geen uitzondering. Na de grote bombardementen van 1944 werden de klassen ter beschikking gesteld van geteisterde stadsgenoten. Na het bombardement van 21 juli ging de school definitief dicht. In september werd de school korte tijd door Britse soldaten bezet, maar op 20 september hernam het nieuwe schooljaar met 295 leerlingen.
Hieronder : Klasfoto vierde leerjaar (?) met meester Vantieghem Robert.
Op 14 augustus 1945 overleed broeder Daniël en werd de school voorlopig door Br. Octaaf geleid, tot op 18 maart 1946 broeder Asterius tot overste werd benoemd. Het Davidsfonds had in 1946 een opstelwedstrijd uitgeschreven voor veertienjarigen. Alle scholen uit het Kortrijkse namen eraan deel. Ook de grote scholen als het Atheneum, de Broeders Van Dale, het St. Jozefsinstituut en het St.-Amandscollege. Een tweehonderdtal jongens en meisjes werden naar het St. -Jozefsinstituut uitgenodigd om hun kunnen te bewijzen. De Zwerver luidde een van de onderwerpen. En wie kaapte de eerste prijs weg? Eén van de broederschool!
Hieronder : De schoolreis was de grote jaarlijkse belevenis. Allen de bus op met ons boterhammen en een “pulle” met “Kalissiesap” in en weg naar zee, de watervallen van Coo enz. en zeker eens stoppen onder de baan om een leerrijk oorlogsmonument te bezoeken.
Maar het einde begon te naderen. Vele oorzaken , maar vooral geldgebrek en het dalend aantal leerlingen lagen aan de basis van de teloorgang. In 1946 werd nog een extra inspanning gedaan. Een geldomhaling in de st. Elooiskerk bracht 15.000 fr. op. Een ultiem bewijs van de verknochtheid van de Overleienaars aan hun school. Maar het mocht niet baten. Begin de jaren zestig werd naar een samenwerking met het St Amandscollege uitgekeken en in 1963 werd de broederschool als basisafdeling collegegroep opgenomen. De broeders hadden hun taak volbracht. Broeder Paulinus beheerde de basisafdeling tot hij in 1969 op rust ging. Daarna werden leerlingen, leraars en gebouwen door de collegegroep overgenomen. Op 2 juli 1972 verlieten de broeders definitief Overleie. Het was mooi geweest ! Waarvoor onze dank.
Hieronder :
Een klassieke klas. De “Pupiter” ofte lessenaar met openklapbaar schrijfvlak en een inktepot in het midden, er werd nog met de pen geschreven. Aan weerszijden een haak om de boekentas aan op te hangen. Weinig zit en beenruimte. Een “schort” aan.
Maar het Sint-Amandscollege heeft die wijkschool intussen verkocht aan een private vormingsorganisatie. De gebouwen bestaan nu nog en zijn bezet door taalstages Depauw. De oude speelkoer en de gebouwen zijn nog te bezoeken via de Kapelstraat, de ingang naar de frituur De Pataterie.
Hieronder : Jaren lang een vaste waarde op school Broeder Paulinus Neyrinck. De minzame “Broeder Overste” die waarschijnlijk het langst les gaf op school. Meestal het zevende en achtste studiejaar. Onafscheidelijk van zijn pijp, steeds aanspreekbaar en altijd met een glimlach. Volksvriend die nog huisbezoeken aflegde bij de ouders van de leerlingen.
Wie herinnert zich nog…
We gingen met de schoolrij naar huis, langs drukkerij Decaluwe, langs het “Farcenwinkeltje” de kerk en door het Astridpark waar we lekker konden ravotten. Soms maakten we samen ons huiswerk op een bank of…vergaten we gewoonweg ons boekentas !
Ter voorbereiding van de communies moesten we de ochtendmis van zeven uur regelmatig bijwonen. We mochten dan ons ontbijt nemen bij de broeders. Bij ons meegebrachte boterhammetjes kregen we koffie van de broeders waar Je de krant kon door lezen. Dit in een lokaal vol opgezette dieren en snuisterijen.
Aan de muren in de schoolgang hingen kaders met insecten welke de broeders meegebracht hadden van de Congo…fascinerend was dat.
Achteraan de speelkoer stonden de toiletten, kleine wc potten die om het vuilst waren.
Op het einde van het schooljaar was de prijsuitreiking steevast in de toneelzaal naast de school. We dienden er een “stukske” (Opvoering) te spelen. De slimme gingen naar huis met een pak boeken, de minder wijze met veel minder.
Lijfstraffen (We gingen er niet van dood). Hand houden en “De Langen” meester Devolder sloeg er op met zijn regel. Als Je de hand wegtrok kreeg Je een extra beurt.
Als internationaal artiest krijgt hij welverdiend zijn eigen straatnaam in Kortrijk. Maar wie was hij feitelijk en hoe kwam hij in Kortrijk terecht ? Zo kom je ook aan de weet dat hij zijn straatnaam wel degelijk verdient ! Hierna het verhaal van een topartiest, levensgenieter, Casanova en Kortrijkzaan waar we fier op mogen zijn
Jean woonde aan de Fabriekskaai te Kortrijk, achter zijn woning op de huidige Eandis-site op Overleie krijgt Hij zijn straatnaam.
Zijn woning in Kortrijk.
Jean Walter, geboren als Jean, Guillaume, Marie Wauman de elfde februari 1922 in de Lamstraat te Sint-Niklaas, zou aanvankelijk in de breigoedzaak van zijn ouders gaan werken. Jean kwam uit een begoede familie. Als kleuter trekt Jean naar de Sint-Carolus Basisschool. Hij gaat eerst naar het Sint-Jozefsinstituut in de Ankerstraat, vervolgens naar Het Scheppersinstituut op de Melaan in Mechelen en tot slot naar het Atheneum in Sint-Niklaas waar hij maar een paar maanden blijft, want in 1940 breekt de oorlog uit en vlucht Jean met zijn familie naar Frankrijk.
Papa Waumans mocht je in die tijd wel een soort textielbaron noemen die niets liever wou dan dat zijn zoon zou voortstuderen. Om pa te plezieren, trekt Jean twee jaar naar het Technisch Textielinstituut in Sint-Niklaas zodat hij na zijn studies bedrijfsleider kan worden in de zaak van zijn vader, maar Jean wil iets anders. Hij wil zanger worden! Papa Wauman produceerde als nevenactiviteit in zijn bedrijf opvouwbare en geponste kaarten voor draaiorgels. Dat lag Jean meer na aan zijn hart. Dat zijn zoon zanger wou worden, interesseerde zijn vader niet echt. Het muzikale moet hij van zijn Zuid-Franse moeder hebben geërfd, maar die stierf amper elf dagen na Jean’s geboorte. Op school toont Jean tijdens de muziekles wél veel belangstelling en sluit zich in 1933 aan bij het kapelkoor onder leiding van E.H. Verdurmen van het Sint-Jozefsinstituut. Thuis wordt er meer naar klassiek geluisterd en naar de Nederlandse liedjes van The Ramblers en Kees Pruis. In 1940 zet Jean schoorvoetend zijn eerste stappen in de richting van de muziek. Hij is dan achttien. Hij is vaak te vinden op café .
Bobbejaan Schoepen - Will Tura en Jean Walter.
Zijn interesse,"De Jazzkring" in Sint-Niklaas waar hij uren lang van jazzmuziek kan genieten. In die tijd leert Jean ook Jef Burm en Bob Benny kennen, stadsgenoten van hem. Hij wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog in zijn stad een paar keer door de Gestapo opgepakt die hem verplichten in Duitsland te gaan werken. Daar ontdekken zij dat Jean goed kan zingen. Hij komt in 1942 in Duitsland voor de eerste maal in zijn leven in contact met professionele muzikanten en de Duitsers dwingen hem te gaan optreden met een, hoe vreemd het ook mag klinken, joods orkest. Of zij nu in Münster, Mannheim, Magdeburg, Berlijn, Würtzburg of bij ons optraden, zij werden overal op handen gedragen. Deze ervaring stimuleert Jean om na de bevrijding als zanger door te gaan. Om zich na dit avontuur wat veiliger te voelen, duikt hij onder tot aan de bevrijding. In Brussel wordt hij van dan af orkestzanger en zingt vooral jazzy getinte liedjes op een Amerikaanse leest geschoeid
In 1951 treedt Jean op in de betere Brusselse clubs m vervolgens de bühnes van de grote theaters te ontdekken. In Parijs en London leert hij van gekende artiesten als Aznavour en Becaud. Hij leert er ook met de betere orkesten op te treden.
België heeft behoefte aan Nederlandstalige zangers waar Jean op inspeelt en hij zich als Crooner manifesteert, hij wordt er dan ook door het vrouwelijk publiek door aanbeden. Hij treedt op onder de namen Jean Woodman en John Newman. Hij wordt vaak vergeleken met Frankie Laine en covert ook deze zijn muziek.
Hij mikt op een internationale carrière en gaat eerst richting Frankrijk en vrij snel nadien naar Duitsland waar Hij samen met een pak bekende orkesten optreedt, al was hij achteraf beschouwd veel liever in Frankrijk gebleven omdat de Franse flair en de Franse taal hem beter ligt. Met het orkest van Kurt Edelhagen concerteert Walter in Wenen alleen al zo'n vierentwintig keer. De mooiste herinneringen bewaart hij aan zijn optredens samen met het orkest van Helmut Zacharias. Hij trekt met Helmut op tournee door Duitsland, Frankrijk, Scandinavië, Zwitserland en Oostenrijk.
En dan is er begin jaren 50 het haast onafscheidelijke Tulpen uit Amsterdam, tevens de grootste hit die Jean Walter ooit scoorde. Tulpen uit Amsterdam werd zowel in het Nederlands als in het Duits door Jean als allereerste op plaat gezet.
In 1956 gaat hij naar Venetië om daar deel te nemen aan het "Festival van de Gouden Gondel". Jean rijdt zelf met zijn Mercedes naar Venetië. Doodop moet hij daar optreden. Voor alle zekerheid heeft hij zijn Italiaanse tekst op een spiekbriefje geschreven, maar ziet tijdens zijn optreden dat hij het in de verkeerde richting vastheeft. Hij brabbelt dan maar ter plekke een taaltje dat op Italiaans moet lijken. De Belgische ploeg krijgt "De Zilveren Gondel", zij eindigen tweede. Eén van Jeans mooiste opnamen ooit, Twee blauwe kinderogen, levert hem "De Grote Prijs van het Nederlandse lied" in Antwerpen op.
En dan is het in één klap voor hem afgelopen. Het succesverhaal is voorbij. Jean Walter verliest in 1960 eerst zijn zangstem, iets later ook zijn spreekstem en moet alle geplande contracten en optredens afgelasten. Intussen gaat Jean, om toch maar in de running te blijven, op zoek naar werk waarvoor hij zijn stem niet echt nodig heeft. Omdat hij knap oogt, wordt hij mannequin en fotomodel. Hij verdient in die tijd 35 euro per uur, wat toen een méér dan behoorlijk bedrag was.
Na vier geduldige jaren krijgt hij in 1962 zijn zangstem terug en kan hij opnieuw optreden. Vanaf de maand oktober 1962 neemt hij deel aan "Canzonissima" waarin de VRT op zoek gaat naar de geschikte deelnemer voor het Eurovisiesongfestival, waar Jacques Raymond echter met de pluimen gaat lopen. In 1965 doet hij TV optredens bij o.a. de Jo Leemans show samen met Nand Buyl en Henk Van Montfoort. De jaren later verzorgt hij op een regelmatig tempo zijn optredens.
In 1983, als Jean zijn veertigjarige loopbaan viert, krijgt hij van toenmalig cultuurminister Poma het lint van "Ridder in de Kroonorde". Drie jaar later ontdekt Jean het zangtalent van de jonge sopraan Katrien Gallez. Jean gelooft in haar kunnen en wil haar daar mee voorthelpen. Zij groeien almaar dichter naar elkaar toe en besluiten hun leven voortaan samen te delen. Jean is dan vierenzestig, Katrien negenentwintig. Katrien zal naam maken in de wereld van de operette en de musical met rollen in "Die lustige Witwe" en "West Side Story".
Jean en zijn echtgenote de gekende soprane Katrien Gallez, voor meer info :
In 1992 organiseert Jean Walter ter gelegenheid van zijn 50–jarige carrière een groots jubileumconcert en krijgt naar aanleiding daarvan vanwege de Vereniging van Belgische Artistieke Promotie (B.A.P.) een gouden eremetaal als bekroning voor heel zijn oeuvre. Hij voelt zich als herboren wanneer producer Marc De Coen eind jaren 90 op de idee komt hem samen met Bob Benny en Jacques Raymond te presenteren als het trio "De Gouden Tenoren". Hij denkt daarbij aan zijn idool Charles Aznavour die ook van geen ophouden weet. Jean heeft al zijn platen en luistert er vaak naar. Hij zal nooit vergeten dat hij in 1952 samen met Aznavour op de affiche van de "Ancienne Belgique" oftwel "Oud België" in Antwerpen stond, een week lang.En om het verhaal positief af te ronden, krijgt Jean op 21 november 2003 tijdens het gala van de "Eregalerij" in het Casino van Knokke uit handen van Johan Verminnen een onderscheiding voor "een leven vol muziek". Hij ontvangt dat jaar die prijs gelijktijdig samen met zijn vriend en collega Bob Benny.
Jean Walter trad in zijn loopbaan op met zowat alle gekende binnen en buitenlandse vedetten en werd door hen steeds als een gelijke aanzien, dit door zijn eenvoud, jovialiteit en zangtalent. Zijn repertorium was zeer uitgebreid een opsomming geven is onbegonnen werk.
Jean brengt nog altijd samen met zijn vrouw, als zij niet in Kortrijk verblijven, voor een groot deel van het jaar op hun appartement in het zonnige Marbella door. Het mondaine leven daar en die zuiderse levensstijl hebben hem altijd aangetrokken. Hier kan hij nagenieten van zijn carrière en vooral van de schoonheid die hem daar omringt. Zijn negentigste verjaardag viert hij in het gezelschap van Marco Bakker en Willeke Van Ammelrooy. Jean overlijdt de vijfde juni 2014. Op zijn doodsbrief lezen wij: "Oh mon amour, mon doux, mon tendre, mon merveilleux amour, de l'aube jusqu'à la fin du jour, je t'aime encore, tu sais je t'aime" (Jacques Brel). Jean overleed aan de gevolgen van de ziekte van Alzheimer. Hij werd 92!
In 2007 bracht 'De Rode Loper' een bezoek aan de toen 85-jarige Jean Walter en zijn vrouw Katrien Gallez. "Ik ben in Vlaanderen bij de toppers, ik ben een begrip", vertelde hij toen zonder valse bescheidenheid.
Een zoektocht op Google en Youtube is de moeite waard om Jean verder te leren ontdekken.
Thanks Mr. Walter voor de gezellige ontspanning welke je bood aan honderdduizenden fans !!!
Met de opening van Uw straat zullen we zeker “Tulpen uit Amsterdam” luidkeels meezingen !
Werd in 1909 gebouwd aan de Damkaai onder de benaming “Société anonyme pour l’industrie de froid” (What's in a name) of ook de “Saca” (Société anonyme Courtraisienne d’alimentation) genoemd. Ze werd gebouwd naast en gedeeltelijk op de vroegere ”Cercle Musical et Choral” bij Kortrijkzaans gekend onder de naam “Kalotenpark” (Gesticht in 1868). In de jaren 1930 stelde het bedrijf meer dan 100 werknemers te werk.
De ijsfabriek in 1944 met links de Saca bewaarplaats van de eetproducten.
De afgevaardigde beheerder was Henri Everaert en werd later door zijn zoon Pierre opgevolgd. De fabriek werd gesloten en afgebroken in 1974 om plaats te maken voor het appartementsgebouw “Ten Broel”.
Het appartementsgebouw met rechts ervan de ijsfabriek zoals ze zich vroeger situeerde.
De hoofdactiviteit bestond erin ijs te vervaardigen voor herbergen, beenhouwerijen en bedrijven van voedingswaren. De fabriek werkte met compressoren die continu draaiden en blokken ijs vervaardigden van 20 x 20 x 100 cm en een gewicht van 25 kilogram. Deze werden door en voerman met paard en kar en later met een camion tot bij de klanten gebracht.
In de handelszaken werd het ijs geborgen onderaan een zinken frigo en bewaarde er meerdere dagen. Wanneer omwonenden ijs vandoen hadden werd het met een ijspriem afgebrokkeld en meegegeven gewikkeld in een handdoek.
De voerman had een lederen schouderstuk en een gebogen punthaak om het ijs te kunnen manipuleren.
Na de eerste WO begin de jaren 20 was de fabriek een van de eerste om een pas uitgevonden procedé voor het bewaren door bevriezing van eieren uit te werken. Er werden grote koelkamers gemaakt, autoclaven genoemd, ketels en transportbanden om de eieren na het mireren (controle op verscheid en barsten) aan de koeltechniek te onderwerpen. Het procedé werd genoemd naar de twee uitvinders Everaert en Lescardé. De eieren werden bij de eiermarchands aangekocht en kostten in 1928, 28 centiemen. De capaciteit bedroeg 5.000.000 eieren. De bewaringsperiode startte in maart-april en duurde tot September-oktober. Dan werden de eieren aan Duitse en Engelse klanten verkocht. In 1938 werd die bedrijvigheid gestopt, een en ander door een verordening om eieren met een datastempel te markeren, wat voor de consument niet in goede aarde viel.
Duits grondplan uit 1917 met in het rood aangekleurd de bezette gebouwen door het Duits leger. Opvallend dat de ijsfabriek niet vermeld staat op het plan en blijkbaar tijdens de eerste WO niet bezet werd.
Gedurende de tweede WO werd de fabriek door de Duitsers opgevorderd. Bij de bevrijding stak de fabriek vol levensmiddelen, voornamelijk kwartieren bevroren vlees, ze werd dan ook door de bevolking geplunderd. Na de oorlog werden een tweetal vrachtwagens gebruikt om het ijs naar de klanten te vervoeren. Door de opkomst van de industriële en huishoudelijke koelkasten werd de bedrijvigheid in de ijsfabriek afgebouwd.
Foto genomen anno 1948, tijdens het aanvoeren over de Leie van 2 stoomketels bestemd voor de ijsfabriek gelegen op de Damkaai, eigenaar van deze fabriek was de heer Pierre Everaert.
De beschrijving van de feiten worden weergegeven in de tijdsgeest van het gebeurde, de jaren 1960. In de laat-naoorlogse periode zijn er in de omgeving van de gebeurtenissen nog veel braakliggende terreinen van de gebombardeerde gebouwen. Het is winterperiode, onguur weer, vorst en sneeuw.
Vrijdag 22 december 1961 om 12.30 uur – Kortrijk Aalbeeksesteenweg nr. 11.
De brood en pasteibakkerij van Frans De Bruyne en Maria Dorpels.
Het negenjarig dochtertje Magda verlaat de woning om zich naar de Sint Niklaasschool te begeven. Ze wil eerst nog een boodschap doen.
Voor de komende kerstversiering op school heeft ze rode wol nodig. Ze is van plan die aan te kopen in de Innovation aan het schouwburgplein.
De hoek om neemt ze de Pieter Tacklaan achter het station.
Door de voorbije oorlog liggen er nog meerdere woningen in puin.
Zo ook op de hoek met de Bloemistenstraat, afgesloten door een houten reclame-afzetting…
Innovation kant Schouwburgplein tijdens de jaren 1960
Vrijdag 22 december 1961 om 17.00 uur.
Magda is nog niet thuis, pa Frans is ongerust en belt naar school…Magda blijkt na de middag niet toegekomen aan school tot verbazing van de zusters en medeleerlingen. Magda moest een rolletje spelen in het kerstgebeuren en rode wol meebrengen voor de kerstversiering. Paniek alom. Diezelfde avond doet de vader om 19.20 uur aangifte in het Politiebureel “Het zwaantje” aan de Leiestraat. Postoverste Walter Herman maakt een PV op onder nummer 10.342 en maakt dit over naar het parket. De Procureur belast de Onderzoeksrechter Desmet met de verdere afhandeling.
Zaterdag 23 december 1961
De onderzoeksmolen komt op gang, eerste verhoren worden afgenomen, men tast in het ongewisse, niemand weet waar Magda naar toe is. Het zit er niet in dat ze uit eigen beweging is weggebleven. Ze is een braaf en gedwee kind, heeft nergens problemen, ook op school gaat het goed.
De ongeruste ouders van Magda.
Zondag 24 december 1961.
Door het Parket in samenwerking met de gerechtelijke diensten, de Rijkswacht, BOB en de Politie onder leiding van de Onderzoeksrechter en de commissaris Mannekens wordt een grootscheeps onderzoek gestart, een speurhond wordt ingezet.
Magda met haar moeder op een vroegere foto met Mgr. DESMET.
Oproep van de gerechtelijke diensten aan de Kortrijkse bevolking. “Een meisje die tussen 12.30 en 13.00 uur in de Innovation een kluw wol van rode kleur kocht, wordt verzocht zicht bij de politie te melden”. Een kind zou er inderdaad op die dag een kluwen wol hebben aangekocht de verkoopster Georgette Hugo kon niet met zekerheid verklaren dat het eventueel om Magda ging…niemand bood zich aan.
De familie heeft inmiddels beroep gedaan op een pendelaar en een helderziende welke beweerden dat het kind in een grootwarenhuis was geweest langs de Doorniksewijk.
Er word beroep gedaan op de beroemde speurhond Royland en zijn begeleider Reddy Thoman uit Amsterdam (Nederlandse reddingshondenbrigade), welke belangloos deelnemen aan het onderzoek . Deze zal meerdere keren op diverse dagen worden ingezet. Om 10.00 uur laat men de hond de geur opnemen van kledij van Magda. De hond vertrekt aan de woning, via de tunnel aan de Aalbeeksesteenweg naar de centrum van stad. Via een omweg speurt de hond tot aan de Innovation. Het dier krabt aan de glazen ingangsdeur om vervolgens naar de wol-stand te lopen en er een kluw wol in de muil te nemen (dixit : Het Volk)
In de namiddag wordt de hond naar Bellegem bos gebracht omdat een helderziende beweert dat het kind die richting uitging. Na één uur worden de opzoekingen gestaakt.
Er wordt niet uitgesloten dat Magda ver van de Leiestreek kan gevonden worden, eventueel ook in Noord Frankrijk. De Franse TV zend een programma uit aangaande de verdwijning, er is een grote belangstelling van de binnen en buitenlandse pers.
De speurhond en zijn begeleider op diverse terreinen en in de Innovation.
Aan de woning van Magda met de onderzoekers, in de deuropening van de bakkerij staat de moeder van Magda.
Woensdag 27 december 1961
Kortrijk wordt overspoeld door buitenlandse verslaggevers die een deel van het nieuws willen oppikken. De speurtocht gaat verder. Tientallen personen worden verhoord, huiszoekingen worden verricht.
Krantenkoppen doorheen de gebeurtenissen.
Donderdag 28 december 1961
De privé detective René Debergh (°1925) uit Wevelgem bood zijn diensten aan en liet zich 5000 frank uitbetalen voor de opsporing, hij zegde te werken in opdracht van het parket. Betrokkene bleek echter een oplichter te zijn en werd enkele dagen later aangehouden en diende op 24.01.1962 voor te komen bij de Onderzoeksrechter. Hij betaalde het bedrag terug en kreeg de gepaste veroordeling.
Inmiddels werd eveneens een landloper als verdachte aangehouden en na verhoor overgebracht naar de gevangenis, hij bleek niets met de verdwijning te maken te hebben.
Noch de Politiediensten, noch de speurhond, noch pendelaars en helderzienden konden hulp bieden naar de verdwijning toe. Inmiddels werden 160 Pv’s opgemaakt waaronder 80 voor huiszoeking, controle alibi’s en andere onderzoeksdaden.
Gedurende het volledige onderzoek kwamen stapels brieven binnen van helderzienden, pendelaars, handelaars, maar ook van gewone mensen welke hun diensten al dan niet belangloos aanboden.
Een plan werd uitgedokterd om alle puin in de omgeving opnieuw te doorzoeken. Tijdens de opzoekingen bevinden agent Frans Sinnaeve en een collega zich op een puinhoop op de hoek van de Pieter Tacklaan en de Bloemistenstraat, achter een houten afsluiting. Tijdens het zoeken worden ze echter teruggeroepen omdat ze buiten hun toegewezen territorium zochten. Ze waren op enkele meters van het lijk !
Links Onderzoeksrechter Desmet, leden parket en rechts Commissaris Mannekens.
Onderaan rechts Commissaris Desmet.
Nieuwe helderzienden en pendelaars bieden zich verder aan.
In de verlopen dagen ontstaat er een aaneenschakeling van valse geruchten. Zo zou het meisje reeds gevonden zijn nu eens te Moen dan eens te Zwevegem, ook aan de Kortrijkse Beverlaai. Ze zou gezien zijn te Saintes in Frankrijk in gezelschap van een man, dan eens van drie Noord Afrikanen. Alles wordt onderzocht zonder resultaat.
Meer dan tweehonderd Rijkswachters van de Mobiele Groep van Gent, gewapend met pieken en houwelen doorzoeken de streek. Voor het stadhuis staan diverse politievoertuigen en vrachtwagens die de opzoekingen coördineren. In twintig groepen wordt gezocht op braakliggende terreinen en bosjes te Menen, Moeskroen, Marke, Avelgem, Kortrijk, Dottenijs, Anzegem, Harelbeke enz. Ook de oevers van de Leie worden onder de loep genomen, terug alles zonder resultaat. De omgeving van het kasteel van Bethune in Marke krijgt bijzondere aandacht. De groep Rijkswachters blijft een viertal dagen bezig met de opzoekingen.
Rijkswachters van de Brigades en Mobiele eenheden leveren bijstand.
De befaamde helderziende Dr. Croiset is te Kortrijk aangekomen en volgens deze is Magda in het bos te Marke vermoord en in de Leie geworpen, hij blijkt zeker van zijn stuk.
F. Van Oorthuyse uit Moeskroen biedt zich aan met een apparaat om vreemde voorwerpen of lichamen op te sporen. Volgens deze zou Magda is Magda vermoord en zou het lichaam op de bodem van de Leie liggen. Hij zou met zijn apparaat een proef gedaan hebben.
De Poperingse pendelaar Felix Kestier weet met behulp van zijn pendel en een landkaart en enkele voorwerpen en een foto welke toebehoren aan Magda een stralingsveld in beeld te brengen welke er op wijst dat Magda richting Gent gezocht dient te worden. Diverse gemeenten worden genoemd, en nagetrokken, zonder resultaat.
Al deze berichten worden gepubliceerd onder voorbehoud.
Pendelaar Kestier sloeg de bal volledig mis, zoals vele anderen.
Woensdag 24.01.1962 om 13.00 uur - Lijkje van Magda wordt aangetroffen !
Donderdag 25.01.1962
Kranten blokletteren : “Lijkje van Magda gevonden door vijftienjarige knaap”. Magda blijkt gevonden onder een hoop stenen op 300 meter van haar woning. Na 33 dagen is er een ontknoping.
Het blijkt dat op geciteerde datum omstreeks 13.00 uur de vijftienjarige knaap Serge Brees wonende aan de Pieter Tacklaan nr. 41 op zoek was naar een baksteen op de puinhoop op de hoek van de Pieter Tacklaan en de Bloemistenstraat. Via een opening van nog geen 50 cm tussen de houten omheining kon de knaap het terrein betreden. Toen hij een baksteen wilde oprapen aan een ingestorte kelder, vloog een merel op. De knaap wou de vogel vangen en stootte op een hoop stenen, waarbij hij een linkerbeentje ontdekte in een zwartlederen laarsje.
De jongen die uiteraard op de hoogte was van de verdwijning verwittigde zijn familie en de politie. Om 15.00 uur waren alle diensten ter plaatse voor het verder onderzoek, waaronder onderzoeksrechter Desmet, Procureur Laevens, Commissaris Mannekens, wetsdokter Vermeulen en de fotografische dienst.
De familie wordt om 14.30 uur op de hoogte gebracht van de vondst om 16.00 hr. wordt Frans, de vader van Magda ter plaatse gebracht.
In de late avond word een lijkschouwing uitgevoerd op het lijkje door wetsdokter Vermeulen en Professor Thomas uit Gent. Magda zou gewurgd zijn, het gelaat is gaaf gebleven, uit de ligging van het lichaam kan men opmaken dat het kind zou onteerd zijn.
Tijdens de autopsie wordt bij het onderzoek van de maaginhoud vastgesteld dat de vertering van het middagmaal pas begonnen was. Daaruit kon geconcludeerd worden dat Magda nooit de tijd had om naar de Innovation te gaan en vermoord werd kort na het verlaten van haar woning.
Er word vastgesteld dat er sprake is van Moord en aanranding.
De omgeving van de plaats van aantreffen krioelt van nieuwsgierigen en pers.
Serge Brees
Donderdag 25 januari 1962
Fred Germonprez in Het Volk : “KNAAP DIE HET LICHAAM ONTDEKTE BEKENT DE ONTZETTENDE MISDAAD”. Serge Brees heeft wenend bekend dat hij de kleine Magda heeft vermoord, zijn woorden : “Ik heb het gedaan, ik wist niet wat ik deed”. De kroongetuige van de vondst blijkt de dader te zijn, alhoewel hij blijkbaar een kloppend alibi had en zogezegd op zijn werk aanwezig was. Tijdens het onderzoek werd op de kamer van de jongeling pornografische lectuur gevonden. Verder blijkt dat hij regelmatig op het puin vertoefde, de dader moet iemand geweest zijn die de plaatstoestand kende. Vanuit zijn kamer had hij zicht op het terrein.
De gerechtelijke inspecteurs Bombeke en Debruyne hadden bedenkingen omtrent zijn alibi in vergelijk met bovenstaande gegevens. Daarmee geconfronteerd bekende de dader.
Hij had het meisje van de straat meegelokt naar het puin onder het voorwendsel dat er twee mooie katjes op het terrein waren. Na de bekentenis zat hij er enkel mee dat zijn ouders het verhaal niet mochten horen! Serge Brees had in de Congo zopas zijn 5e moderne doorlopen, werkte als goudsmid in de Oudenaardsesteenweg en liep avondschool voor goudsmid aan de technische school in Heule. De avond van de moord volgde hij er aandachtig de lessen scheikunde. Hij vierde met zijn ouders kerstavond op enkele meters van waar het stoffelijk overschot van Magda onder het puin lag begraven. Nieuwjaar werd op een identieke manier overgedaan terwijl hij vanuit zijn vensterraam zicht had op dit terrein. Niemand kan begrijpen waarom een jongeling afkomstig van een achtbare familie een dergelijke daad kon plegen.
De Onderzoeksrechter legt een verklaring af ten aanzien de talrijke binnenlandse en buitenlandse journalisten, dat de dader van de moord gekend is en de nodige maatregelen tegenover deze werden genomen. Een jongeling die op 22.12.1961 over de middag naar zijn werk ging zag een jong meisje welke hij meelokte naar een terrein. Bepaald moment riep het meisje om hulp, de jongen kreeg schik en heeft dan op een brutale manier Magda afgemaakt. Bepaalde handelingen werden vastgesteld, waarover niet zal worden uitgeweid. Volgens de uitleg van de dader lag de bron van zijn handelingen aan de pornografische lectuur. De dader is pas 15 jaar en kan niet stafrechtelijk worden veroordeeld. Hij hangt af van de kinderrechter en wordt ondergebracht in een staatsinstelling. Tot zover de mededeling van het Parket.
Tijdens het verder onderzoek kwam naar voor dat Serge door wroeging werd gemarteld. Vanuit zijn kamer kon hij de plaats aanschouwen waar Magda lag en waar hij haar onder stenen had verborgen. Iedere dag betrad hij het terrein. Soms deed hij dit in gezelschap van zijn broertje. Obsessief was hij tot die plaats aangetrokken. Serge was geboren in Leopoldville (Belgisch Congo) en verbleef er met zijn ouders tot ze terug van de Congo naar België kwamen bij de onafhankelijk van Belgisch Congo.
De knaap zag er verder onbekommerd uit. Aan zijn moeder die eten bracht zegde hij diezelfde avond te zullen thuiskomen Hij begreep niet waarom ze hem niet onmiddellijk vrijlieten . Aangezien zijn jeugdige leeftijd kan hij tot zijn meerderjarigheid in een wederopvoeding-gesticht geplaatst worden, daarna kan hij nog 5 tot 10 jaar ter beschikking gesteld worden van de regering.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Zaterdag 27 januari om 10.00 uur - Begrafenis
Eerste lentedag aan de Heilig Hartkerk Pottelberg.
Aan de Verruelaan staan de klasgenoten van Magda met blauwe baret op het hoofd, zoals Magda droeg bij haar verdwijning. Duizenden mensen van alle rangen en standen, zowel volwassenen als kinderen wonen de begrafenis bij. Rijkswacht en Politie houden de massa in toom. Van aan de kapel van het stedelijk hospitaal in de Budastraat waar Magda lag opgebaard tot aan de kerk op de Pottelberg laten duizenden mensen hun tranen de vrije loop. Grote hoeveelheden bloemen en kransen worden neergelegd. Van aan de Verruelaan tot aan de kerk gaat het te voet. De familie komt onder groot verdriet aan per voertuig. Twee klasgenoten van Magda lopen vooraan met witte anjers in de vorm van een kruis. Een dubbele haag jonge schoolkinderen van het Sint Niklaasinstituut flankeren de stoet. Talrijke personaliteiten waaronder een minister wonen de plechtigheid bij. Er zijn binnen de kerk enkel stoelen voorzien voor de familie, alle anderen staan recht. Aan de offerande komt geen einde.
Na de kerkdienst gaat het stoffelijk overschot via de Menenpoort naar het St Janskerkhof, langs de weg staan duizenden kijklustigen. Magda wordt er ten grave gedragen onder een deken van witte bloemen. Vele Tranen vloeien, zelfs de bejaarde grafplaatsbewaarder is ze niet meester. Om 12.30 uur wordt het grafje verlaten.
Er waren 14.000 mensen op de uitvaart van Magda terwijl er 48.000 gedachtenisprentjes werden verspreid. Vele oudere Kortrijkzanen bezitten nog een bidprentje van Magda.
Klokken luiden tijdens de begrafenis, aan de woning van Serge Brees aan de Pieter Tacklaan zijn de rolluiken neergelaten en hun naam van de bel verwijderd, zijn aanwezige moeder weet dat het begraven kind vermoord werd door haar zoon. In diezelfde dagen verlaten ze hun woning met have en goed om zich te vestigen op een niet gekende plaats.
Het graf van Magda op het St Janskerkhof in Kortrijk
De ouders van Magda bleven over met levenslang verdriet.
Het duurde 25 jaar vooraleer de burgerlijke kant van de zaak kon uitgevoerd worden. Na zijn 21 jaar kreeg de dader de toestemming om zich in Milaan te vestigen. Toen hij terug naar België kwam wonen heeft hij met een hypothecaire lening op zijn woning de schade integraal vergoed. Hij is gehuwd met een vrouw die ook Magda noemt en heeft twee kinderen. Jaarlijks werd hij door de familie De Bruyne bedacht met een doodsprentje met de foto van Magda.
De moeder Maria Dorpels met de foto van haar overleden kind.
Op de beeldbank van Kortrijk staat een filmfragment van de begrafenis :
VINKENMAATSCHAPPIJ HOOP IN DE TOEKOMST (1905) - DEEL1/2
In 1905 besloten Gerard Defever en August Vantomme een vinkenmaatschappij op te richten in café “Bloemfontein” aan de Stasegemstraat te Kortrijk. Door allerlei omstandigheden verhuisde de maatschappij diverse keren om in 1946 terecht te komen in café “De Jonge Accordeonisten” bij Gerard Huysentruyt aan de Antoon van Dycklaan te Kortrijk.
Fiere vinkeniers juist voor de tweede wereldoorlog.
1 – Courtens Robert – Runde tientallen jaren de maatschappij.
2 – Huysentruyt Gerard uitbater van de herberg “De Jonge Accordeonisten”
3 – Gerard Lefever – Stichter van de club in 1905.
4 – André, beenhouwer uit de Brugsesteenweg.
5 – Jerome Seys – Vinkenliefhebber uit de Vlasbloemstraat.
6 – Lambert Drossaert, gans zijn leven lid van de maatschappij.
7 – Theophiel Teirlynck.
8 – Marcel Debusschere
9 – August Vantomme - Stichter van de club in 1905.
10 – Goethals Albert.
In 1952 werd de maatschappij binnen de familie overgebracht naar herberg “Villa Sport” aan de Brugsesteenweg 133 te Kortrijk. De uitbater Robert Courtens (Echtgenoot Huysentruyt Wiske) was een fervent vinkenvanger en vinkenliefhebber, welke de vinkenmaatschappij koesterde in zijn lokaal tot in de jaren 1980. Vervolgens gingen ze naar de “Roxy” aan de Watermolenstraat, naar “Faubourg de Bruges” aan de Brugsesteenweg en zijn nu beland aan de Moorseelsestraat, café “De Vlaskapel”.
In 1955 werd de maatschappij “Koninklijk” verklaard voor haar vijftigjarig bestaan. Door de Gouverneur van Brugge werd een medaille en Attest van “Koninklijke verklaring” uitgereikt Wie kan rekenen weet dat ze in 2018 een ouderdom heeft van 113 jaar, en nog steeds bestaat, ondanks de achteruitgang van de vinkensport.
Ieder jaar werd de houder van de beste speelvogel “Koning” verklaard en werd in de bloemen gezet. Hier Robert Courtens en echtgenote in hun herberg Villa Sport.
De winnaar werd ook thuis gefotografeerd met de winnende vogel en zijn trofeeën. Op de foto Jerome Seys uit de Vlasbloemstraat te Kortrijk.
De Koning werd thuis afgehaald met de vlaggen van de maatschappij. Foto genomen in de Vlasbloemstraat met leden van de vereniging , familie en buren. Het was nog een tijd dat mensen wisten wat feesten was.
VINKENMAATSCHAPPIJ HOOP IN DE TOEKOMST (1905) - DEEL2/2
De ganse groep werd ontvangen op het stadhuis. Foto op de pui van het stadhuis met Burgemeester Coussens.
Vervolgens was er een “souper” in het lokaal van de maatschappij. Hier een sfeerfoto tijdens het dessert. Op tafel, koffie, koeken en…bierflessen, let links op de bierfles van brouwerij Malfait van Kuurne.
De volledige groep werd ook telkens in beeld genomen aan het vinkenlokaal.
“Eduard Stillatus” alias “Natus Beurze” in de volksmond ”Nanten Buzze”
Eduard Stillatus werd geboren in Kortrijk op 23.06.1844. Het was een excentrieke Kortrijkse figuur en werd aanzien als de straatkoning van de stad. Hij was gedomicilieerd in het "logementje" in de Sionstraat van Henri Leclercq , maar was bijna dag en nacht op straat. Al dan niet daartoe aangezocht bewees hij kleine diensten aan zijn stadsgenoten en wist ze ook te verblijden door zijn liederen. Het lied van "De Brand van Sint Maartens toren" (Deze brand vond plaats op 7.8.1862) kon hij met bijzonder veel gevoel vertolken. Zijn liederenrepertorium was vrij uitgebreid. Hij zong als een Tiroler : La-la-oe, Lala-oe, La-lala-oetil. Werd iemand gehuldigd, dan vond hij het zijn plicht het feest met zijn aanwezigheid op te luisteren. Met zijn klaroen stond hij aan het huis van de feesteling en af en toe blies hij erop. Hij dook overal op, het liefst aan de kop van stoeten en zo. Hij was een van die bekende volksfiguren. Hij was steeds in het bezit van zijn onafscheidelijke lange stok, droeg een afgedragen soldatenpet, een veel te grote broek en een slodderige jas. Op feesten droeg hij een bolhoed. Hij liep op pantoffels om 's nachts niet gehoord te worden. Van Natus werd gezegd dat hij de geheimen van de nacht naspeurde. Hij was bijzonder goed op de hoogte van het reilen en zeilen van het volkse leven. Er wordt vermeld dat hij huisdokters soms vergezelde wanneer die 's nachts opgeroepen werden. Wie Natus een frank drinkgeld gaf kreeg te horen "Dank U om de fooi, maar weet dat het niet on drinkgeld gaat want ik drink niet" inderdaad Natus was geen dronkaard.
Hieronder, Natus op een studiofoto. Met de onafscheidelijke stok, de te grote broek, streeptrui en een strik. In de hand zijn klaroen, op de stoel zijn soldatenpet met enkele attributen. Let op de tattoo op zijn arm , twee gekruiste degens. In zijn jonge jaren had Natus bij de Nederlandse troepen in Indonesië gediend. De drie puntjes eronder betekenen “Mort au Vaches” (Deze relatief oude Franse uitdrukking -einde van de 19e eeuw- werd door de Fransen gemaakt om hun vijandigheid jegens de Duitsers aan te duiden). Hij was gepensioneerd in het leger en daardoor kon men hem niet als landloper aanzien, en mocht de politie hem niet zonder reden lastig vallen.
Processies en lijkstoeten ging hij devotelijk vooraf, al schreiend in een rode zakdoek zijn pet in de ene hand, een grote rozenkrans in de andere. De ordedienst was dan veelal genoodzaakt de luidkeels protesterende Natus naar 't Zwaantje in de Leiestraat op te brengen, waar hij tot na afloop van de stoet werd vastgehouden. Wanneer een student zijn laatste examens had afgelegd en een titel van dokter in de medicijnen of rechten bekwam stond Natus deze op te wachten aan het station. Natus gaf een groet met zijn hoed tot tegen de grond en driemaal diep buigend haalde hij zijn beste frans uit om komplimentjes te geven. Daarna vergezelde hij als een beschermengel de gediplomeerde tot aan zijn woonst waar hem een geschenk of een stuk van vijf frank geboden werd.
Hieronder, Natus een tweetal jaar voor zijn dood. De oprichting van het Groeninge-monument in 1906. “De Maagd van Vlaanderen” staat klaar om op de sokkel geplaatst te worden.
Hij was veel te vinden in de omgeving van het station waar hij de reizigers hielp met de bagage en hen wegwijs maakte in Kortrijk. De Grote Markt kende ook veel zijn aanwezigheid en was hij o.m. de trouwe bewaker van het Monseigneur De Haerne-monument op de Botermarkt. Bij valavond ging hij op de Grote Markt de vensterluiken sluiten van het huis van vrederechter De Blauwe.
Zijn niet te stuiten dienstbaarheid is Natus eens noodlottig geweest. Op 19 augustus 1895 werd op de Grote Markt, vlak voor Patria, het De Haerne-standbeeld onthuld. Dag en nacht hield Natus er de wacht. Op een avond in september naderde een groep van vijf dronken Overleienaars het standbeeld en dat vond Natus niet goed. Hij kreeg van een van de mannen een stoot en er ontstond een gevecht in regel, waarbij Natus de top van zijn neus werd afgebeten. Hij bleef nog de hele nacht ter plekke, bloedend en met de afgebroken brok van zijn neus in de hand. In het hospitaal werd hij verpleegd.
Hieronder Natus voor het station te Kortrijk op de “Place des Eperons d’Or” ofte Guldensporenplein zoals het toen noemde. Steeds met de onafscheidelijke stok. Reizigers op de achtergrond staan Nantus verwonderd aan te kijken.
Hij stelde zich ongevraagd ten dienste. Daar mocht in de stad geen optocht en geen cavalcade, geen bruiloft en geen gelag plaats hebben of Natus Beurze stapte trots vooraan, zijn jas behangen met allerlei soorten medailles van heiligen, van paardenfeesten en veeprijskampen. Aan de kop van de stoet, voor het muziekkorps, ontpopte hij zich tot een ernstig tamboer-majoor. Rondom had hij telkens een zwerm uitgelaten jongens die plezier hadden met zijn zotte manieren. Werken deed hij niet; alleen nu en dan een karwei of wat boodschappen doen om een fooi te verdienen. Hij fungeerde ook als ‘brandwacht’ die met de slogan ‘Brand! Menschen! Brand!’ het volk inlichtte over een noodsituatie. Al was Natus een zonderling, hij had een goed karakter en hij was bij de Kortrijkzanen graag gezien.
Hieronder op een niet gekende plaats.
Natus Buzze, door wellicht iedereen graag gezien, en nog het meest door de kinderen, had een broer, Adolf Stillatus, die meer in de gevangenis heeft gezeten dan erbuiten. Enkele welmenende Kortrijkzanen bezorgden Natus een menswaardige begrafenis en zorgden voor een bidprentje met verzen door de Kortrijkse volksdichter Jules Laigneil. Hij kreeg een bidprentje met foto wat toen erg zeldzaam was, de titel onder de foto maakte hem tot een groot man “LE ROI DU PAVE COURTRAISIEN”.
Anekdotes over Natus Beurze werden lang na zijn overlijden nog mondeling doorgegeven, terwijl zijn bijnaam een algemeen verspreide sympathieke spotnaam werd.