Via de Norbertuspoort krijgen we toegang tot het hoeveplein. Vanop het hoeveplein zie je links een stukje van de langsschuur en rechts van de poort de kerkhofmuur.
Enkele beroemde personen zijn hier begraven o.a. de rektoren Ladeuze en P. De Somer. Ook de beroeme architect Joris Hellepute en de oud Eerste Minister Gaston Eyskens.
Verder rechts merk je prachtige toren van de abdijkerk. Tussen beide fotos is ongeveer 100 jaar veschil.
De blikvanger was ongetwijfeld het stadhuis. De Franse lichtkunstenaar Patrice Warrener verpakt het beroemdste gebouw van de stad in veelkleurig laserlicht.
De Arthur De Greefstraat en de Heilige Geeststraat zijn bekend om de jaarlijkse vee- en paardenmarkt met Leuven kermis.
Deze markt vindt plaats op de maandag na de eerste zondag van de maand september.
De Leuvense pianovirtuoos Arthur De Greef (1862-1940) was in zijn tijd een erg beroemd uitvoerder. Hij studeerde samen met Liszt in Weimar en met Saint-Saëns in Parijs. Bovendien was hij persoonlijk bevriend met Edvard Grieg die hem beschouwde als de beste uitvoerder van zijn briljante pianoconcerto. Maar ook als componist genoot De Greef het nodige aanzien. Zijn werk: een symfonie, drie pianoconcertos, tientallen liederen en kamermuziek, is laat-romantisch van karakter.
Aan de zijkant van de St-Pieterskerk tegenover het stadhuis bevonden zich een rij van 7 huisjes, één groot en zes kleinere, later werden deze zes omgevormd tot vier huisjes. Deze werden gebouwd in de 17de eeuw om onderdak te bieden aan de kapelanen van St- Pieterskerk. Tijdens de franse bezetting in 1798 werden zij openbaar verkocht, zoals vele kerkelijke bezitingen en kloosters. Vanaf dan werden ze verhuurd als herberg. Dit tot hun afbraak in 1910, het grootste huisje werd verwoest tijdens de de dramtische brand van Leuven in 1914.
Waar Ernest Claes vertelt over zijn studententijd in het estaminet "bij Lucieke" gaat het om één van de caféetjes in de kapelaanshuisjes. De lieve dochter des huizes trachte voor elke student even vriendelijk te zijn en begeleide welwillend hun eerste danspasjes. Op de derde foto zie je de huidige toestand zonder deze kapelaanshuisjes. Is dit een verbetering? Dit laat ik in het midden.
Bronnen: Nostalgia Louvaniensis van Rik Uytterhoeve Huizen en straten van het oude Leuven van Alfons Meulemans
Teloorgang van de Handbooghof! Deze unieke site te Leuven is in zijn bestaan bedreigt. Dit is zeer spijtig want het is het mooiste en grootste geheel van de eerste ringmuur 12-de eeuw rond de stad Leuven. Blijkbaar heeft dit geen prioriteit bij het stadsbestuur? Vallende stenen bedreigen nu de wandelaar en toerist die deze unieke omgeving wil bewonderen. Dit nog bestaande gedeelte van de binnenvesten situeerde zich tussen de Biestpoort en de Minnepoort. Ongeveer 70 m muur en twee torens geven ons een goed beeld van hoe de binnenvesten er moet uitgezien hebben in de middeleeuwen. De middeleeuwse St-Sebastiaansgilde hield haar schietoefeningen op deze plaats, vandaar de naam Handbooghof. Ze is waarschijnlijk de oudste schuttersgilde van de stad. Hierbij toch een oproep om steun van alle Leuvenaars om dit uniek deel van Leuven te bewaren voor 't nageslacht.
In 1252 werd de Sint-Jacobsparochie gesticht samen met de parochies Sint-Geertrui, Sint Michiel en Sint-Kwinten. Deze opdeling van de oorspronkelijke Sint-Pietersparochie kwam er door de hogere bevolkingsdichtheid van Leuven. Deze parochies lagen toen nog buiten de eerste ringmuur van Leuven.
Pas in 1341 werd de nieuwe omwaling aangebracht en zo kwamen deze vier parochies binnen de stadsmuren. Deze vier kerken zijn nog steeds te bewonderen, alleen Sint-jacob heeft nu een grondige renovatiebeurt en is het nog wachten op de uiteindelijke bestemming van deze kerk.
In de middeleeuwen was deze kerk zoals nog andere naamgenoten een rustpunt op de bedevaart bestemming Sint-Jacob van Compostella.
Het kasteel Arenberg ligt in een zeer mooi park juist aan de rand van Leuven. Aansluitend bevind er zich het sportkot van de KUL.
Antoon de Croy, heer van Chièvres, kocht het domein in 1446 van kaas van Grez, laatste verwante der eerste heren, die Heverlee in bezit hebben gehad.
In 1518, onder Willem de Croy, raadsman van Filips de Schone en goeverneur van keizer Karel, werd de heerlijkheid door de vorst verheven tot baronie. Willem liet de eerste burcht afbreken en vervangen door het huidige kasteel. Hij stichtte alhier het klooster der Celestijnen, waarvan de kapel de begraafplaats werd van zijn familie. Van de kunstvolle praalgraven bleef alleen het mausoleum van kardinaal Willem de Croy, neef van de stichter, gespaard; het fijne beeldhouwwerk, aan Jan Mone toegeschreven, is overgebracht naar de Kapucijnenkerk te Edingen.
Karel II de Croy heeft in 1596 een begin gemaakt met de aanleg van het park rondom het kasteel. Zijn zuster, Anna de Croy, erfde de heerlijkheid in 1612.
Door hun huwelijk in 1587 werden de twee machtigste huizen der toenmalige Nederlanden verenigd : Karel I, graaf en prins van Arenberg echtgenoot van Anna de Croy, werd heer van Heverlee.
In 1644 werd Arenberg tot hertogdom verheven; vóór deze datum droegen de Arenbergs reeds de titel van hertogen van Aarschot. Ze hebben steeds de voornaamste ambten bekleed in onze gewesten, en maakten van Heverlee hun voornaamste verblijfplaats. Armen en geleerden mochten steeds op hun hulp rekenen om hun nood te laten lenigen of voor hun wetenschappelijk werk geldelijke steun te bekomen. Hun verblijf te Heverlee was voor vele arbeidersgezinnen een zegen door het werk dat hun op het uitgestrekte domein werd verschaft. Het is dan ook niet te verwonderen dat de Heverleese bevolking een dankbaar aandenken bewaart aan de hertogen van Arenberg.
Het kasteel en het omliggende park werden door hertog EngelbertMarie in 1916 aan de katholieke hogeschool van Leuven geschonken. Dit is het officiële verhaal.
Het verhaal gaat dat Arenberg al voor of tijdens de oorlog een stuk van het kasteeldomein aan rektor Ladeuze zou hebben beloofd. Dat siert de hertog. Maar er wordt toch beweerd dat politieke druk van katolieke zijde de aangeslagen goederen voor een gunstprijs bij de zwaar geteisterde universiteit deed belanden. Hoe de relatie tussen de universiteit en de hertog van Arenberg nadien verliep, is ook niet helemaal duidelijk. Hierover wou men geen uitleg verstrekken. We kunnen er in ieder geval van op aan dat deze zeker niet altijd rooskleurig was. Zo waren er problemen over het onderhoud van het kasteel en moet er ook tijdens de jaren '60 menig haar in de boter hebben gelegen. In 1994 werden de plooien blijkbaar terug gladgestreken en kreeg de huidige hertog een eredoktoraat.
TreeLegende Ooit zal er een tijd komen dat de vogels dood uit de lucht vallen, de rivieren vergiftigd zijn en de herten sterven in het bos. Dan zal de blanke man in zijn gulzigheid Moeder Aarde bijna vernietigd hebben. Maar op dat moment zal het Indiaanse volk zijn verloren geest hervinden, en zal het samen met miljoenen mensen van alle rassen als de strijders van de regenboog oprukken om alle obstakels op de weg naar een nieuwe wereld op te ruimen. En één ieder zal zeggen er is genoeg gepraat, laten we iets doen.
WATERMOLEN HEVERLEE Beeld van de watermolen aan 't kasteel van Arenberg. Kasteel en domein werden eigendom van de Belgische staat in het kader van de herstelbetalingen aan ons land. De Leuvense universiteit kreeg het domein en kasteel ter bechikking. Deze heeft hier zijn afdeling toegepaste wetenschappen ondergebracht. Wegens zijn historische en industrieel-archeologische waarde werd de watermolen opgenomen in 1999 - als monument , met inbegrip v/h sluiswerk en beide waterraderen. Echter restauratie en nuttig gebruik bv. electrische energie laat op zich wachten.
Deze school is gelegen aan het begin van de Beriotstraat (Cattestroot) uitkomende in het midden van de Tiensestraat en kent een bewogen geschiedenis door de eeuwen heen te Leuven. Het is ook de school waar menige vrouw uit hetLeuvense is gevormd en dit tot in onze huidige tijd.
Om de geschiedenis en de naam van de school te begrijpen, moeten wij drie eeuwen in het verleden teruggaan. De school werd opgericht door de Zusters van Maria, in Leuven gekend als de zusters Maricolen of "de Marollekens van de Cattestraat". Waarvan komen deze namen?
De congregatie die aan de basis ligt van het Sancta Mariainstituut werd in 1664 te Dendermonde gesticht. Men noemde hen Maricolen, dat komt van het Latijn Mariam colere wat 'Maria eren' betekent. De stichter, Pater Herman, een Carmeliet noemt ze "De nederige en vrije familie van de Maricolen". De zusters Maricolen willen geen erkende kloosterorde zijn met voorrechten, maar gewoonweg een familie, waar ze zich, zonder geloften en slot, aan God en aan mekaar verbinden op volledig vrije basis. Dat was een gans nieuwe levensvorm. In 13 jaar tijd vinden we de Maricolen in al de grote steden van Vlaanderen: Brugge, Gent, Dendermonde, Antwerpen, Mechelen en in 1672 ook in Leuven, eerst in St. Jacob, dan in St Michiel.
In 1677 kochten de Maricolen een huis in de Cattestraat, op dezelfde plaats waar het klooster nu nog staat. Catte had in het Nederduits - zoals men Nederlands vroeger noemde - de betekenis van een aarden wal, verstevigd door palen en rijshout, die aan de eerste stenen ringmuur van de stad Leuven voorafging.
De Maricolen werden verschillende keren uit hun klooster weggejaagd. De laatste keer gebeurde dat tijdens de Franse Revolutie in 1798. Het huis in de Cattestraat werd als eigendom van de Staat publiek, als zwart goed verkocht.
In 1801 werden de Maricolen als kantschooltje terug opgestart via een een viertal zusters. In 1838 werd een deel van het vroegere klooster terug opgekocht. Een school voor de dochters van de arbeiders, het volkskind, kreeg vorm. Door verdere uitbreiding in de jaren 1843, 1879, 1898, 1923, 1927, 1941, 1959 en 1965, 1982 waar door de invoering van het VSO een moderne meisjesschool werd gevormd.
In de volksmond echter blijft men spreken van de Marrollekes van de Cattestroot.
Stadhuis van Leuven Het 15de-eeuwse Leuvense stadhuis, gebouwd door architect Matheüs de Layens, behoort ongetwijfeld tot de mooiste van Europa en is een meesterwerk van Brabantse hooggotiek. De gevels en de torens zijn versierd met kunstig gebeeldhouwde figuren die thuishoren in de bijbel, in de wereld van literatuur en in de geschiedenis.
Foto genomen aan de achterzijde van de abdij. Vooraan heeft u een zicht op de vleugel met refter en slaapvertrekken. Verder bovenaan torend de toren van de abdijkerk St. Jan Evangilist boven de gebouwen uit. Voor de uitstekende vleugel bevind zich de kruidentuin van de abdij.
De abdij van het Park is gesticht in 1129 op vraag van Godfried I met de Baard door de Premonstratenzers van Laon "Noord-Frankrijk". Deze orde wordt ook de Norbertijnen genoemd naar hun stichter Norbertus.
Meer over deze prachtige abdij in een uniek natuurlandschap komt u te weten via de webside van de parkabdij.
De abdijkerk St. Jan Evangilist met vooraan de pastorij. Broeder-bouwmeester Antoon Thijs kreeg de opdracht de huidige toren te bouwen. De abt legde de eerste steen in 1729.De pastorie een 18de-eeuws gebouw in bak- en zandsteenstijl met typische verlengde omlijsting van ramen en dorpels. In het Ancien Régime deed het gebouw dienst als spreekhuys of ontvangstruimte voor de familieleden of vrienden van de kannuniken. Naast de kerk ligt een echt "Campo Sancto" dat nog steeds in gebruik is, waarnaast de parochianen ook nog vele beroemdheden begraven liggen. TOP SITE * * * * *
De Sint-Jan-de-Doperkerk is vroeggotisch: een gedenksteen in de rechtersteunbeer vermeldt 1305 als bouwjaar. De kerk is gebouwd in witte zandseen. Deze kerk heeft geen toren en geen transept, maar het zadeldak wordt wel bekroond door een dakruitertje. Het rechthoekige koor eindigt op een groot spitsboogvenster.
Het hoofdaltaar dateert uit 1670, en heeft een schilderij "Golgotta" uit 1768. Aan de kooringang staan 2 zijaltaren uit rond 1660. Het koorgestoelte is rococo van stijl, en dateert uit de tweede helft van de 18e eeuw. De preekstoel dateert uit 1661 en de drie biechtstoelen uit 1658. Het orgel dateert uit 1692, maar werd in 1710 en in de 19e eeuw aangepast.
Het Begijnhof, één van de grootste van Vlaanderen werd gesticht in 1234. Rond 1600 woonden 300 begijnen op het begijnhof. Het waren religieuze vrouwen die in gemeenschap leefden, maar geen eeuwige geloften moesten afleggen. Ze behielden hun eigen goederen en voorzagen in hun onderhoud.
In 1962 werd het verkocht aan de K.U.Leuven op voorwaarde dat zij het hele complex zou restaureren. De restauratie startte in 1962 onder leiding van prof. Raymond Lemaire en duurde tot 1972. De kerk, die in erfpacht werd gegeven aan de K.U.Leuven, werd gerestaureerd tussen 1978 en 1985. Het biedt nu onderdak aan studenten en aan gastprofessoren.
Het Groot Begijnhof is sinds 1998 ingeschreven op de UNESCO-lijst van het Werelderfgoed en geniet hierdoor internationale bescherming.
Foto van de Grote Markt te Leuven genomen in 1906 en als vergelijking in 2005. Deze foto van 1906 toont ons de toestand van de Grote Markt voor de grote brand aan het begin van de eerste wereldoorlog in 1914. Tijdens deze grote brand aangestoken door de duitser naar aanleiding van een vermeende scherpschutter is bijna gans de stad verwoest met als hoogtepunt de oude universiteitsbibliotheek dewelk totaal was verwoest met het verlies van onschatbare handschriften en oude boeken.
De ingang van het Dijleparkje vind je op Redingenhof, daar loop je dwars door het Dijlemolencomplex. Via een metalen hek, kom je in het Dijlepark. Met het prieeltje vormt de gebogen brug en de vijver een zeer romantische plek. Je houdt rechts en loopt een eindje met de Dijle mee. Hier heb je een goed zicht op de achterzijde van de huizen in de Schapenstraat.
Tijdens de Middeleeuwen situeerde zich hier het hoerenkwartier waar de meisjes van plezier een huisje huurden en post vatten voor het raam.
Naast de verbanning naar specifieke wijken, liefst buiten het stadscentrum, werden de prostituees ook onderworpen aan kledingvoorschriften. Om vrouwen van lichte zeden te kunnen onderscheiden van eerbare vrouwen moesten ze een speciaal herkenningsteken dragen. In Gent bijvoorbeeld droegen de meisjes van plezier een rode band om de arm.
Nu is Dijleparkje vooral geliefd in de lente door de studenten uit de omgeving, om lekker in het zonnetje hun cursussen door te nemen.
Op de foto genomen vanuit de Broekstraat, op de splitsing van de Dijle en begin van de Janseniusstraat. Zie je van hieruit de Justus Lipsiustoren, tweelingtoren met de Janseniustoren. Voormalige waterpoort in de eerste ringmuur.
Aansluitend aan de toren het Justus Lipsiuscollege. Dit college in Neogotische stijl (Joris Helleputtestijl) werd in de 1877 gebouwd.
Oorspronkelijk was op deze plaats het Hof van Ham, waarvan de naam Hammepoort afgeleid is. Deze poort bevond zich aan de ingang van het Justus Lipsiuscollege in de Minderbroedersstraat. Later werd op dit terrein het Urselinneklooster gebouwd, afgebroken in de 19de eeuw.
Van Justus Lipsius (1547-1606) weten we dat hij geboren is te Overijse en aan de universteit te Leuven actief was vanaf 1564. Vanaf 1562 is hij eveneens professor Geschiedenis en Latijn. - Montaigne noemt hem de meest geletterde van zijn tijd - en aan de ruime verspreiding tot in de 18de eeuw, van zijn veel vertaalde teksten betreffende de oude filologie en filosofie.
Hij stierf te Leuven in 1606 en werd begraven in de Minderbroederskerk. Zijn borstbeeld staat op het plein dat zijn naam draagt en werd ingehuldigd op de markt van Overijse in 1853. Onder de Franse revolutie werd de Minderbroederskerk te Leuven verkocht, met de grond gelijkgemaakt en aangevuld met aarde, waarop een koestal, boven het graf van Justus Lipsius, gebouwd werd ! Bij restauratiewerken in 1868 dacht men het graf herontdekt te hebben. De resten werden verzameld en samen met de grafsteen naar de Jesuïtenkerk gedragen. Later werden ze ingemetseld in een muur van het Lipsiuscollege. Maar men stuitte op een tweede geraamte, dat van een man met gekruiste armen. Men dacht de grote vondst reeds gedaan te hebben en voerde de resten van Justus Lipsius naar ... het stort ! Het eerste geraamte was dat van zijn vrouw Anna Vande Calster ! Tragisch lot voor het graf van een man, die samen met Rubens, Vesalius, Mercator en andere geleerden tot het kruim van de Nederlandse Intelligentsia behoorden.
Eén van de vele merkwaardige bomen uit de kruidtuin van Leuven.
Er schuilt meer in het hart van een boom dan de bijl bloot maakt
Frans Timmers
De Chinese schijncipres, Chinese sequoia of Chinese watercipres was ooit één van de meest voorkomende bomen in het Noordelijk halfrond (tijdens het Tertiair). In 1941 werden de eerste fossiele resten gevonden en gezien de gelijkenis met de Noord-Amerikaanse sequoia's werd hij Metasequoia, dwz. schijnbaar een sequoia, genoemd. Botanici vermoeden dat hij de voorouder is van de hedendaagse Sequoia sempervirens. In 1947 vond een Chinese houthakker drie vreemde bomen die hun naalden verloren en tijdens een daaropvolgende expeditie bleken nogal wat bomen van de soort nog steeds in leven te zijn in een afgelegen streek in Zuidwest China. In 1948 ontdekte men dat deze soort tot het reeds beschreven fossiele geslacht Metasequoia behoorde.
In tegenstelling tot de andere sequoia's verliest hij zijn naalden in de herfst. In de lente is kruin frisgroen en gaat over naar een mooi geel tot rood in de herfst. Omwille van zijn prachtige kleuren en het feit dat hij gemakkelijk te vermenigvuldigen is via stekken, is hij de laatste tiental jaren een populaire sierboom geworden. Hij is een hele snelle groeier en bereikt hoogtes van 30 tot 45 meter. De kruin is dun-kegelvormig. De naalden zijn plat, liggen in een vlak maar zijn toch spiraalsgewijs ingeplant (kenmerk van de Taxodiaceae). De takjes zijn tegenoverstaand.
Door intensief hakken van de Metasequoia-wouden in China (Hubei, Sichuan) staat deze soort op het randje van uitsterven in het wild.
De porseleinkaart ontstaan in 1840 en gedrukt tot 1865 is het adreskaartje van deze tijden. Waarom porseleinkaart? Omdat de kaartjes er zo uit zagen dat ze rechtstreeks uit de ateliers kwamen van Limoges, Sèvres of Saksen. Dat klopt natuurlijk niet maar de gelijkenis met porselein is terug te voeren op het loodwit dat bij het maken van de kaart werd gebruikt. Dit loodwit zal er de oorzaak van zijn dat op zekere dag de produktie moet stoppen omdat het gebruik va loodwit zeer schadelijk blijkt te zijn voor de gezondheid van de makers en bijgevolg verboden wordt in het gebruik.
De porseleinkaarten die rechtstreeks afstammen van wat er reeds in de 17de eeuw werden ontworpen engemaakt in de 18de eeuw, kregen al vroeg hun onschatbare waarde. Zo heeft Leuven veel van deze kaartjes nagelaten met hoge iconografische waarde. Zoals op het voorbeeld het stadhuis is afgebeeld, wat vrij zeldzaam was. Meestal werd er een voorstelling afgebeeld van het handelspand waarvoor het adreskaartje werd ontworpen. Op het ogenblik dat de fotografie in haar kinderschoenen stond, dragen deze kaartjes bij tot de enige kennis hoe deze handelspanden eruitzagen.
De kaartjes stralen tot op heden nog een onuitsprekelijke schoonheid uit, wat tot uiting komt in de weergaloze graveerkunst en het gebruik van de kleuren, zelfs de gouddruk wat ten volle tot uiting komt in het onderstaande voorbeeld. Trouwens welke drukkerij zou de krachttoer uithalen om nog dezelfde glans tevoorschijn te halen na 140 jaar. De tussenschakel tussen klant en drukker bleef spijtig genoeg vele malen onbekend. Toch in deze kaart herkennen we het werk van kunstenaar P. Stevens, drukker Vandenbosch en uitgever P. Barello. Zo krijgen de porseleinkaarten een unieke waarde als getuige uit een verleden, waarvan buiten enkele schilderijen en teksten ons geen enkel beeld is nagelaten.
Ik ben Mars, en gebruik soms ook wel de schuilnaam marsje.
Ik ben een man en woon in Leuven (Belgie) en mijn beroep is steeds tot uw dienst.
Ik ben geboren op 01/01/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Fotografie, geschiedenis.
Deze blog heb ik opgezet wegens mijn belanstelling in Leuven en haar geschiedenis.