Muziek van hier en ver weg, gedreven door de noordenwind, in het zog van de geur van mensen van de straat, daar waar het toeval soms kiest om de klank met de stilte te vermengen zoals een gedachte op zoek naar onze eigen wortels...
Schrijven is van kindsbeen af mijn passie. Mijn poëzie verscheen in diverse literaire tijdschriften. Ook mijn prozastukjes werden gepubliceerd. In 2001 publiceerde ik de gedichtenbundel Sterrenstof en ik won tweemaal de 'Michel Casteelsprijs voor cursiefjes' van de stad Gent. Het krijgen van kleinkinderen inspireerde me tot het schrijven van een kinderboek.
Viviane Burssens
Rietje rijmt
Nieuw boek verschenen van Viviane Burssens uit Wichelen
Met trots meldt boekscout.nl dat het boek met als titel Rietje rijmt van Viviane Burssens sinds kort te koop werd aangeboden. Een kinderboek dat ongetwijfeld de belangstelling wekt.
Viviane Burssens is van harte bereid om haar werk bij u te presenteren. Zij kan zich binnenkort per email, telefoon of d.m.v. een bezoekje bij u melden.
In het kort:
Rietje heeft een heel bijzondere oma. Ze spreekt namelijk in rijmwoorden. Als het nare kereltje Stijn haar hoort praten, vindt hij het maar gek. Hij kent niemand die in rijmwoorden spreekt en hij pest Rietje hiermee. Rietje voelt zich ongelukkig en zegt tegen haar oma dat ze moet ophouden met dat stomme rijmen. Oma doet erg haar best om te stoppen. Rietje voelt zich schuldig. Het lijkt wel of ze een andere oma heeft. De volgende dag komt ze Stijn tegen op de speelplaats. Wat moet ze tegen hem zeggen?
Een stukje uit het boek:
Rietje kijkt door het raam. Ze ziet hoe het rode wagentje van oma de straat uitrijdt. Rietje wuift haar oma uit. De volgende dag gaat Rietje welgezind naar school. Ze vertelt haar vriendjes hoe lekker de pannenkoeken van oma waren. Ze zegt ook hoe jammer ze het vindt, dat ze oma niet elke dag kan zien. Maar wat een verrassing! Om vier uur haalt oma haar af aan de schoolpoort.
"Dag mijn lieve, kleine meid, schrik maar niet omdat je mij en niet je mama ziet. Mama moest dringend ergens heen. Ze belde me en ik kwam meteen."?
Van kindsbeen zag ik hem halfgebogen over tafel schrijven aan zijn gedichten en biografie. Tijdens het krassen van pen over gelijnd papier verscheen soms een lach over zijn gelaat. Dan weer streek een schijn van ernst neer dat langzaam plaats ruimde voor bleke droefheid. Soms daalde traag een traan in de diepte van een lachplooi. Waar de rimpel overging in een plekje gladde huid, droogde het verdriet in een glinstering als de zon kwistig door het venster haar stralen strooide. Zijn lippende trilden ietwat uit elkaar.
Herinneringen schitteren, weet ik nu.
Pepé, waarom huil jij? vroeg ik op een dag. Mijn meiske,' antwoordde hij, 'luister goed naar wat ik je ga vertellen en vergeet het nooit. Er hing een zachte glans over zijn gezicht, de huidplooien werden milder. In het leven loopt niet alles naar wens', vervolgde hij, 'ik was heel jong toen ik met memé trouwde. Er was een kind op komst. De plicht riep, ik moest naar het leger. Ondanks de armoede bleek Irma sterk genoeg om voor zichzelf en mijn kind te zorgen. Voor mijn vertrek vroeg ze of we nog eens mijn zelfverzonnen liedje zouden zingen dat ik haar leerde toen we als tortelduiven door de kouters wandelden. Ze beloofde me dat ze elke dag voor het slapengaan dat liedje zou zingen.'
Pepé zong streelzacht:
Kom bij mij, mijn kleine lieve kom bij mij, hier aan mijn zij kom bij mij ten aller tijde kom bij mij, blijf bij mij je bent van mij.
Er viel een stilte waarna pepé met een schokkende zucht een zakdoek bij de punt uit zijn broekzak trok.
En weet je, Marleentje, wat memé vroeg en zong voor ze stierf? vroeg hij plots. Zijn stem haperde en zijn ogen keken mij oneindig aan. Hij merkte dat ik zowel verstomd als aangeslagen op het antwoord wachtte en ging meteen verder:
Zij vroeg... (het werd drie tellen stil)... zij zong (hij zong):
Kom bij mij, mijn kleine lieve kom bij mij, hier aan mijn zij kom bij mij ten aller tijde kom bij mij, blijf bij mij je bent van mij.
Toen kroop ik heel dicht tegen hem aan. Hij glimlachte, stak zijn waarschuwende wijsvinger in de lucht en voegde eraan toe: "Wie dàt voor jou zingt of wie jou dàt vertelt in een simpel mensengebaar of in ogentaal, wordt jouw grote liefde."
Hij legde zijn arm om me heen en samen zongen we:
Kom bij mij, mijn kleine lieve kom bij mij, hier aan mijn zij kom bij mij ten aller tijde kom bij mij, blijf bij mij je bent van mij.
Na haar aanstelling tot eerste stadsdichter van Diest én eerste stadsdichteres van Vlaanderen (2006-2008) werd Ina Stabergh op 26 april 2009 in Boutersem, tijdens de Hagelanddag, officieel aangesteld tot eerste Hagelanddichter.
Het is de bedoeling dat zij, gedurende één jaar lang, via haar gedichten diverse facetten van toeristisch-recreatief Hageland belicht. Deze unieke streek in de provincie Vlaams-Brabant heeft een opvallend rijke geschiedenis. Overigens is Ina geboren, opgegroeid én woonachtig in hartje Hageland. Wellicht zal het de dichteres niet aan inspiratie ontbreken
De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee
Het is zo ver!
De voorstelling van het eerste jaarboek van het Vlaams-Nederlands dichtersgenootschap "De 50 Meesterdichters van de lage Landen bij de zee" was een groot succes tijdens de voorstelling in de 'kok-pit' van het gemeentehuis te Koksijde.
HOE DE DICHTER ZICH EEN WEG GESELT TEGEN WIND
onder het voorzitterschap van dichter/schrijver Thierry Deleu
De 50 Meesterdichters van Vlaanderen werd gesticht begin 2000 op initiatief van The Order of the Razorblades (De Orde van de Scheermesjes), de eerste online ridderorde in Vlaanderen en Nederland. Het idee kwam van enkele geridderde dichters.
Het initiatief beantwoordt aan de wens van talrijke dichters, die de essentiële waarden van hun creativiteit willen veilig stellen: de kwaliteit van hun gedichten, het respect voor elkaar en een welkome promotie van hun poëzie.
Daarna
Toen echter ook dichters uit Nederland belangstelling toonden voor het initiatief, werden er gesprekken gevoerd over de wenselijkheid van een uitbreiding tot de Lage Landen bij de zee. Na overleg werd deze optie genomen.
Wie zijn de 50 Meesterdichters en wat zijn de modaliteiten
Het aantal werkende leden Meesterdichters werd vastgesteld op maximum 50 leden.
Het zijn (in alfabetische volgorde en niet volgens de datum van hun selectie):
Marcella Baete
Bert Bevers
John Brookhouse
Marc Bungeneers
Gunnar Callebaut
Martin Carrette
Greta Casier
Frans Claus
Jeannine Debbaut
Frans de Birk
Lidy De Brouwer
Pierre Declerck
Leni De Goeyse
Jenny Dejager
Marleen De Smet
Thierry Deleu
Luc Demiddele
Ferre Denis
Gwen Deprez
Astrid Dewancker
Germain Droogenbroodt
Fernand Florizoone
Ludo Geloen
Hejatomsma
Patricia Lasoen
Paul van Leeuwenkamp
Frédéric Leroy
Cathy Mara
Mark Meekers
Peter Motte
Edith Oeyen
Ruud Poppelaars
Eric Rosseel
Annmarie Sauer
Maurits Sterkenburg
Pien Storm van Leeuwen
Ina Stabergh
Annemieke Steenbergen
Jet van Swieten
Henri Thijs
Annette van den Bosch
Guy Vandendriessche
Yerna Van Den Driessche
Eric Vandenwyngaerden
Jozef Vandromme
Jan Van Loy
Dirk Vekemans
Katelijn Vijncke
Pom Wolff
Peter Wullen
Om tot Meesterdichter te kunnen worden benoemd dient er onherroepelijk een periode als solliciterende Meesterdichter te worden doorgemaakt. Die periode omhelst één jaar.
De titel van solliciterende Meesterdichter wordt verleend aan dichters die minstens drie gedichten hebben gepubliceerd in een tijdschrift/e-zine of bloemlezing, ofwel gelauwerd of geprijsd werden in de Lage Landen.
Razors Edge Editions stelt een jaarboek in het vooruitzicht, met als ondertitel De 50 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee. Vermits de solliciterende Meesterdichters pas en precies na één jaar Meesterdichter worden (de proefperiode), kon die bundel ten vroegste één jaar na de geselecteerde 50ste solliciterende Meesterdichter verschijnen, dus op 3 december 2008.
Een eerste aanpassing van "De 50 Meesterdichters" komt er aan voor de periode 2009-2010. Alleen bij overlijden, ontslag of klacht wordt een naam geschrapt en door een andere "Meesterdichter" vervangen.
Alle "Meesterdichters" moeten een goede reputatie hebben als mens en als dichter. Zij zijn de toekomst van het poëtich patrimonium van de Lage Landen bij de zee.
Mijn eerste schooljuf was juffrouw Marie-Thérèse. Wist ik veel dat ik -als ukkepuk van 2,5- 46 jaar later samen met haar naar de lens zou glunderen. Groots was het weerzien toen ze me op mijn huwelijksdag een bos bloemen overhandigde. Onlangs ontmoette ik haar weer en gretig werd het verleden opgedist. Ik voelde me geborgen omdat ik nog steeds haar zachte blik waarnam, zo ook haar helende stem en troostende handen.
De eerste schooldag
En nu zijt ge een groot meiske, zenne. Ge moogt naar t scholeke gaan waar ge in de zandbak kunt spelen. In je boekentaske zit nen boterham, ne koek, nen appel en een propere onderbroek. En nu flink zijn, om vier uur kom ik je weer halen
Kom ik je weer halen? ~§#* ? sloeg in als een whleiiiii mmammmaaa bij heldere hemel tijdens die eerste schooldag in 1962.
Ik overstijg de tijd en alsof het gisteren was zie ik mezelf in het witte jurkje en dito truitje. Verlatingsangst overvalt me als ik stilsta bij het moment dat mama me achterliet in het grote glazige huis met op de vensters mastodonte schilderingen. Juist, Sneeuwwitje en de zeven dwergen bezorgden me een huiveringwekkende gewaarwording: het waren schrikwekkende reuzen.
Die morgen begon wellicht normaal, want daarvan herinner ik me niets. Maar toen mama voor het schreeuwerige gebouw de fietsremmen dichtkneep en me handig van het kinderzitje zwaaide, wist ik meteen wat me te wachten stond. Dat zal mama hebben geweten. Elke poging die ze ondernam om me te sussen was tevergeefs, niets hielp.
Het was lente, het zonlicht flitste. Schreiend peddelde ik aan haar hand over de speelkoer waar ze me toevertrouwde aan juffrouw Marie-Thérèse.
Ga maar, Simonne zei de juf met hese stem, eens je weg bent zal Marleentje wel stoppen met schreien. De stem van juffrouw Marie-Thérèse klonk fluisterend hees. Niet dat ze door overmatige inspanning een onhelder stemgeluid voortbracht. Neen, zij klonk zoals ze was: zacht en teder.
Mama gaf me een zoen, een natte zilte zoen. Ze twijfelde minutenlang waarna ze als een wemelende stip in de verte verdween. In de verwarring krijste ik de pannen van het dak, stampte de tegels uit de vloer en zwaaide wild in het rond met alles wat kon bewegen. Tot op de dag van vandaag voel ik de drang mijn handen naar mama uit te steken, haar vast te grijpen, mijn armen te verankeren rond haar hals om haar uiteindelijk nooit meer los te laten.
En zucht, mama kwam terug, nam me nog één keer stevig vast en knuffelde en zoende me weer, maar euh mama weende nog een keer en ik, ik wilde weg uit die lawaaierige keet.
Mams was bang, ik was bang, de hele wereld was bang. Maar de juf bleef rustig. De juf hield me in haar buurt terwijl ze met open armen de volgende niet te bedaren waterlanders verwelkomde.
Ontmoet de juiste persoon op het juiste moment en op de juiste plaats. Gemakkelijker gezegd dan gedaan.
Ik schaar me achter onderstaand artikel van Thierry Deleu. Toegegeven dat ik op geen vijf plaatsen tegelijkertijd wil en kan aanwezig zijn en bovendien opteer voor bescheiden profileren.
Kwaliteit gaat boven kwantiteit waar hoorde ik dat eerder?
Is succes verzekerd voor de durvers? Ik kan ze geen ongelijk geven. Maar het plaatje van elleboogwerkers en snakes is snel doorknipt?
Of geniet je van elk moment dat je tevreden bent met wat je presteerde, weliswaar zonder buitensporige belangstelling maar met bewondering voor dàt wat je doet met de vrijheid je eigen standpunten te verdedigen?
Ik ga voor het laatste omdat ik voornamelijk voor mezelf schrijf. Hoewel (en ik glimlach bedenkelijk), bloggen is een explosieve schrede in de richting van willen gelezen worden, een-bereid-zijn tot openbaring. De anonieme lezer staat het bovendien vrij te blijven of zich uit te klikken. Wat een comfort!
MarLeen
Thierry Deleu
Wat maakt je groot in letterenland?
(met dank aan en door Thierry Deleu)
Deze vraag wordt mij meestal gesteld door vrienden en ex-collegas, die geen flauw benul hebben van hoe groot GROOT is. Wanneer zij het MIJ vragen, wil het ook zeggen dat zij het over een GROTE auteur hebben. Ik heb het al zo dikwijls uitgelegd en geargumenteerd, maar zij blijven het mij vragen. Laten wij aannemen dat het niet is om mij een pleziertje te doen en even met mij mee te lopen in het smalle literaire weggetje, dat grillig door de Lage Landen bij de zee kringelt. Dit is een opportuniteit en ik heb geleerd in opportuniteiten te denken.
Jij die mij deze vraag stelt, je moet natuurlijk willen lezen, daarom niet eens een boek (indien je mijn boeken kóópt, ben ik al tevreden), maar toch moet je bereid zijn om met gretigheid te bladeren in kranten, weekbladen en tijdschriften of op internet te surfen naar literaire oneline magazines. Daar vind je mijn antwoord. Daar vind je welk advies ik geef aan de overheid en aan uitgevers en bibliothecarissen.
In het Vlaamse letterenland moet een mens op zijn woorden letten, zeker als het gaat over macht en centen. De machthebbers (die zich verstoppen achter structuren) zijn niet gediend met pottenkijkers zoals ik. Maar op mijn 68ste kan ik tegen discriminatie en verbanning indien het mijzelf betreft. Ook de collegialiteit onder de auteurs is niet voorbeeldig. Het zijn individualisten. Ze beconcurreren elkaar graag, maar ze verenigen zich niet graag. Nochtans eendracht maakt macht: macht in de vorm van inspraak, controle, medebeheer, beleid.
Erger: auteurs laten zich opnemen in vermelde structuren waar ze worden opgehemeld (mentaal als financieel), maar waar ze eigenlijk worden ingekapseld en geneutraliseerd. Je kunt maar beter goede maatjes zijn met de bazen! is hun argument.
Opnieuw zullen velen zeggen: die krasse knar is daar weer! Soit! Ik voel mij niet zo, maar ik ben ook geen jonge hemelbestormer meer!
Hoe word je GROOT? Onze ouders (die van mij toch, in de jaren 50) zouden zeggen: door naar het bord te kijken! Zij bedoelden: door hard te studeren om later voor de staat te kunnen werken, dit biedt zekerheid!
Opleiding en werkzekerheid zijn zeker sterke troeven. Plus kwaliteit, hoor ik je met nadruk zeggen. Je maakt grote kans om een GROOT auteur te worden indien je geen imbeciel bent, goed je brood verdient en vast werk hebt.
Ik ben geen imbeciel, ik heb mijn boterham verdiend en ik stond rotsvast in het onderwijs. En toch ben ik geen GROOT schrijver geworden. (Of ik een goed schrijver ben, laat ik in het midden.) Neen, ik geef niet uit bij bekende (erkende) uitgeverijen, over mij wordt nauwelijks geschreven en gepraat in de nationale media, ik krijg geen ronkende recensies in vakbladen, ik word niet geldelijk gesteund door de overheid. In termen van maatschappelijke status: ik ben niet GROOT. Waarom is het mij niet gelukt? Ik had toch alles in handen om te slagen.
Wat had ik niet dat véél belangrijker is? Een gunstige wind! Toeval? Toeval bestaat niet, maar ik kwam nooit terecht in gunstige omstandigheden. Hugo Claus kwam Henri Vandeputte tegen, enkele kleinkunstenaars vonden genade bij Johan Anthierens, Magritte en Delvaux liepen Gustave Nellens tegen het lijf, Paul Snoek had veel te danken aan Anton van Wilderode en schurkte zich tegen Hugues C. Pernath Wat ik wil zeggen, is simpel: via via is de juiste weg naar succes. Op één voorwaarde: de persoon die jou wil helpt, mag zelf niet hulpbehoevend zijn! Vele getalenteerde auteurs blijven ter plaatse trappelen, omdat zij een netwerk hebben opgebouwd van enerzijds zuchtigen - en daar is niets van te verkrijgen - en anderzijds komedianten die veinzen en valse hoop creëren.
Het is mooi als je met de nodige huisvlijt en vooral veel liefde aan je boek vijlt, maar het helpt je niet vooruit. Toch niet wat je naambekendheid betreft. En je weet: geen naam, geen faam, geen uitgever, geen subsidie, geen aankoop door de bibs.
Wat betekent dit in de praktijk? Hopen op een gunstige wind? Op een mecenas? Op een gearriveerde die het met jou wel ziet zitten? Op een vriend die een vriend kent die bevriend is met?
Deze wereld is een komedie en een groot circus. Het leven is een spel, soms wreed, soms aangenaam, maar we spelen allemaal naar best vermogen. Ik word dit spelletje moe. Ik kan het niet langer aanzien hoe jonge debutanten en begaafde auteurs niet aan hun trekken komen, omdat ze niet behoren tot het establishment en/of het kleine kransje critici en academici en/of de literaire elite in Vlaanderen en Nederland. Waar zijn onze waarden? Waarom deze normenvervaging? Waarom geen transparant beleid? Waarom geen objectieve criteria? Waarom geen gelijkwaardige behandeling?
Het geld moet worden verdeeld over meer schrijvers, over alle schrijvers die kwaliteit leveren. Alles in het literaire wereldje is perceptie. Een goed boek kan helpen, maar het is geen voorwaarde om in de belangstelling te komen. Mooi en mediageil zijn, is even belangrijk. En dit laatste is niet evident: je moet een vriend hebben die een vriend kent die bevriend is met En zo ontstaan er literaire fabrieken, zoals de fabriek Lanoye, de fabriek Brusselmans, de fabriek Moeyaert
Ik voel mij geen loser van het zuiverste water, helemaal niet. Ik voel mij geen eeuwige belofte die maar niet echt doorbreekt in de literatuur. Ik ben al lang voorbij alle dromen en schaamte. Ik heb niets te verliezen. Ik hoef niet te vervallen in loos gebabbel of opgesmukte deftigheid om te behagen.
Zijn stompzinnigheid, egoïsme en een goede gezondheid de sterkste troeven om te slagen? Heeft Flaubert gelijk? Ik zou er ook grofheid bij vermelden. Spelbederf.
Samengepakt in rechtover elkaar staande duozitjes worden de reizigers door de verzengende hitte gespoord. Er hangt een broeierige hitte in de wagon waardoor de tocht beslist niet zonder bezwaren verloopt. En toch lijken de passagiers windstille levens beschoren. De trein zwiept pijlsnel door het Vlaamse landschap waar verschroeide graskanten als een bruin lint voorbijglijden. Een onweerstaanbare neiging naar het scheppen van een luchtje onder de blauwe hemel voert me naar exotische oorden. Maar twijgentakken met daarin het hinderlijk spelend licht brengen me terug naar waar ik me bevind.
Door het monotoon maar vertrouwd cadansen over de rails gapen enkele slaperigen als koeien naar elkaar. Mijn overbuur naast het raam -een boom van een vent- doch ietwat te kort afgezaagd, is inmiddels ingeslapen. Het zweet parelt langs zijn neus in zijn snor en kwijl sijpelt in zijn baard die als een sjaaltje om een laagje halsvet ligt. Met gekruiste armen zakt hij onderdoor. Naast hem zit een lezende dame, blootsbeens met melkwitte borsten. Na elke bladzijde die zij omslaat, wipneust zij haar afzakkend kettingbrilletje op de juiste plaats. Ik slaap niet, ik lees niet, maar observeer en noteer alles wat zich rondom mij afspeelt met een innerlijke wanhoopskreet een passend woord te vinden. Een briesje door het halfopen venstertje hindert een donkerharige furie met een middelvinger. Uitgebroed op de zonnebank verzoekt zij met een spervuur van woorden het venster te sluiten. Een sirene op poten zo lijkt het mij.
Rails worden stevig door de dwarsliggers, mompel ik naar de lezende dame, terwijl ze bedenkelijk in mijn richting staart.
Snerpend ritsen de wagons door de wissels. Mijn overbuur ontwaakt en met een oogopslag als van een roofdier loenst hij naar mijn boezem. Hij rekt zich, buigt voorover en leunt op het tafeltje dat ons scheidt. Ongeremd probeert hij mijn geschrift ondersteboven te lezen. Geraffineerd trek ik mijn bloesje wat hoger en schrijf verder: hij moest eens weten de gluiperd geeuwt luidruchtig. Zijn opengesperde bek blaast een zilte zeelucht in mijn gezicht. Help, het venster is dicht!
Als hij tenslotte houterig rechtveert, merk ik dat zijn buik zich een weg naar buiten vreet. Luttele seconden later stopt de trein bruusk en met heel zijn reutemeteut wordt de overbuur weer in zijn hoek geworpen. De lezende dame wipt een standje hoger en knipoogt. Hij verontschuldigt zich niet als hij de trein verlaat, maar bromt binnensmonds in de overtuiging dat mijn oren alleen maar mijn gezicht omlijsten.
Het geschal van een binnenrijdende trein aan de andere kant van het perron boort door de lucht en trekt mijn aandacht. Ik kijk naar buiten. De lichtsterkte drukt mijn ogen dicht en turend schuift mijn blik over het perron dat door drommen mensen een benepen sfeer uitademt. In de hoop door een toeval of een verdwaalde passant te worden geïnspireerd, kijk ik roerloos door het venster in de tegenoverstaande trein. Ik observeer weer en het peinsparcours begint.
Ogen priemen op mijn voorhoofd, ik voel me bekeken. Een man aan het venster? Of is het een vrouw? Ik geef me het voordeel van de twijfel en kies voor haar.
Ik knipper met mijn ogen. Zij lijkt wel versteend, een standbeeld, gesculpteerd met strakke lijnen, haast vormeloos. Ik blijf star in haar richting kijken. Zij verpinkt niet, ik evenmin. Haar hand ondersteunt onmiskenbaar haar zware hoofd. Waaraan denkt zij?
Aan de overkant van het perron ziet ook zij een gedaante als een beeldhouwwerk zonder contouren. Zij staart strak naar de trein aan de overkant. Zij beweegt niet, de andere evenmin. Haar hand torst duidelijk de hele aardbol. Waaraan denkt zij dan?
Behoedzaam etaleer ik mijn pen op het tafeltje en vraag me af of zij een schim is. Misschien is zij een creatie van de zakkende zon. Zal ik toetsen naar een teken van leven, stiekem mijn wijsvinger opsteken of toch maar een paar vingers bewegen, een handzwaai? Nee, niet doen. Zoiets doe je niet naar een onbekende. Wat als zij dan toch een schim is, wat dan? Ik schuif mijn terughoudendheid aan de kant en maak toch maar een hoekig gebaar, terzelfdertijd doet de vrouw dat ook. Onverschrokken recht ik mijn rug, mijn houding staat niet in verhouding met wat ik wil bereiken. Mijn gebaar is zo doorzichtig dat de drang naar dominantie er zo doorheen schijnt. Ik vertrek geen spier meer. Zou zij aan de overkant er ook zo over denken?
Het heeft er alle schijn van dat ook zij met haar schaamteloosheid koketteert. Pfff, ja ze wuift en dan! Voor de rest beweegt ze geen krimp. Het is haar aan te zien, met een blik vol onbestemde zorgelijkheid, een beetje zoals je iemand aankijkt die na een lange periode van rouw of ziekte weer in het openbaar verschijnt. Wat wil zij? Ik zou ik niet zijn, ik wuif terug.
Ik trotseer haar blik, vragend, vrezend, verzoekend en grinnik als antwoord op haar gebaar. Zij grinnikt ook. Zijn wij gelijkgestemden? Is een treinreis dan toch een beetje avontuur? In een voortdurende stroom van waarnemingen wacht ik in alle rust op wat komen gaat.
De trein ontkoppelt en verplaatst zich een meter. Door de schaduw die er overheen glijdt, valt het doek. Het verblindend zonlicht verdwijnt, de vrouw verschijnt. Ik buig me naar haar toe met een uitdrukking van inzicht, mijn neus platgedrukt tegen het venster. Zij doet mij na! Het is geen zicht. Wij kijken elkaar aan, schieten tegelijk in een lach, schrikken samen en plots niets meer. Het niet meer bewegen, de stilstand , iets flitst door mij heen en zoals in een ogenblik van verheldering besef ik dat ik naar mezelf keek als naar een protserig monument dat telkens werd teruggeworpen in een weerspiegeling van vensters, niet meer en niet minder dan dat.
Half mei 2008 vroeg Steven De Schuiteneer, webmeester van Spoorvreter (reizigersverhalen tussen Geraardsbergen en Antwerpen ), of ik een gedicht wilde schrijven bij een foto van Ben Lanoot.
Beeld en woord zijn soms onlosmakelijk met elkaar verbonden en zijn te vergelijken met een stomende relatie. Maar deze keer werd het een kunstzinnige driehoeksverhouding die omwille van de samenwerking een U verdient.
De twee mannen werden deels getuige van hoe een gedicht ontstaat. Ik maakte een uitzondering en betrok hen vanaf de ruwe schets tot op het moment dat ik het spoorvaardig vond.
De dag nadat ik het gedicht aan beide treinfanaten bezorgde, ontmoette ik Steven aan het station van Geraardsbergen. Het was een aangenaam treffen waarbij we in een paar minuten heel wat wilden vertellen. Dacht Steven dat wat Ben me mailde? Ik citeer:
Een teken dat je toch een beetje gebeten bent door de diepwortelende spoorwegmicrobe waartegen geen enkel antibioticum helpt, of is het de onmetelijk grote drang om die oude dampende zuchtende kolenverslindende vuurvreter in die o zo rustige omgeving in een paar zinnen te verstenen? De woordcombinatie loco-motief is origineel. Je speelt meer in op de loc zelf en de hieraangekoppelde capaciteiten: sterk, betrouwbaar.
Bovendien vergeet je het menselijke aspect niet: één met de machinist, om zo een echte levensnoodzakelijke symbiose te bereiken, nuttig voor het spoorwegvervoer. Geen menselijke handelingen vormen deze machine om tot een roestige waterketel zonder macht.
Ik zuchtte toen ik dat las en dacht: Wat schrijft die man prachtig en hoe sterk weet hij een gedicht te ontleden!
Ik citeer verder:
Applaus heeft een sterk functionele realistische inhoud meegekregen overgoten met een flinke scheut vertedering (vogels die applaudiseren; de bomen die wuiven etc.), wat erin gaat als een vers broodje met ambachtelijke hesp. Let wel, een plat overgeromantiseerd gedicht à la 'o zalige stoomloc, koningin der machines badende in uw heilig vuur dwepend met rijtuigen op een goudkleurige avond in een met rozengeur gevulde lucht' wordt bij mij direct van de rails geduwd en ontdaan van zijn wielen!
Stoerheid: ik ben wie ik WAS maakt het gedicht krachtig en geen rozenblaadje.Het hoort wel bij zo een stoomloc.
Dat wie zich poëet noemt, het eerste woord werpe
denk ik als ik een gedicht de w(ijde)w(ereld in)w(erp). Ik wil almaar beter worden en ben zelden tevreden. Daarom dank ik mijn strenge lezers om hun reacties en commentaren.
Bijna iedereen heeft poëzie in zich maar niet iedereen legt met dezelfde bevlogenheid dezelfde accenten waarmee uiting wordt gegeven aan wat door het hart of hoofd wordt waargenomen.
Wat levert brandstof voor een gedicht? Inspiratie? Meestal wel. Maar een ervaring die iemand ontroert of waar iemand voor openstaat kan eveneens aanzetten tot dichten. Zo zag ik laatst iemand huilen waardoor ik besefte dat tranen de zuiverste schrijfvlekken zijn. Ze laten vlekkeloos sporen na en verheffen na droogtijd het blad in spatjes pure poëzie. Zo ook in een lukrake lach ontdaan van alle remmingen heeft poëzie in vele opzichten vele gezichten.
Ik heb niet de pretentie te verklaren wat poëzie is. Toch meen ik dat poëten door taal zijn bezeten en dat ze met weinig woorden spreken van wat niet spreken doet. Bovendien schrijf ik zelden wat ik zeg of zeg ik zelden wat ik schrijf. Dat samen maakt poëzie tot een merkwaardig communicatiemiddel.
Poëzie beaamt en kleurt, onderlijnt of ademt sensitiviteit in & intensiviteit uit en is verder moeilijk te definiëren. Wat ik weet is dat een goed gedicht appel doet op de totale persoonlijkheid van de lezer.
Hoe krijgt een dichter dat voor elkaar? Door wakker te schudden, beelden te tonen, te overreden of te ontroeren en door het ritme de lezer te laten meezingen binnenin. Het is overigens ook aan de lezer om uit te maken of een gedicht recht voor de raap is of door de gelaagdheid vast te stellen dat hij op het verkeerde been werd gezet.
Dichters zijn niet enkel delvers maar ook durvers en denkers, soms doemdenkers die hun ervaringen sublimeren. Het is zoals met ongeluk worden geconfronteerd door diep in een ervaring of zichzelf te graven om van daaruit het geluk weer te verheffen, m.a.w. het ongeluk recht in de ogen kijken om te beseffen wat geluk is. Beroering en ontroering doen dichters dichten, lezers lezen.
Kortom, met het schrijven van poëzie tel ik op, trek ik af, ventileer en doe ik aan zelfheling. Daarna vermenigvuldig ik dat wat ik wil delen met wie er voor open staat.
Ik heb een vriendin. Ik heb twee vriendinnen. Ik heb drie vriendinnen en zo kan minutenlang doorgaan. Maar ik heb maar één dichtersvriendin waarmee ik met de regelmaat van de klok van gedachten wissel. Wat is daar zo bijzonder aan? Zij is me in alles stapje voor. Over leeftijden praten we niet. Het is moeilijk in te schatten want ze oogt bijzonder fris en jong. Viviane Burssens is me telkens een stapje voor? Zij publiceerde eerder en zij... en deed nog voor ik... . Over zielenkwaaltjes of -roerselen of een visie voor de dingen en het doen en het laten? Ik hinkel haar achterna en vind bevestiging. Door het toeval leerde ik Viviane Burssens kennen? Een gemeenschappelijke vriend -wijlen Dany Dehandschutter en in een eerder leven zanger Jerry Blondel- was van oordeel dat ik maar een zielsgenote en dichteres Viviane Burssens moest contacteren. De eerste stap werd gezet via telefoon. Het oor leende zich daartoe. De daaropvolgende telefoongesprekken van gemiddeld eentje per maand zijn uiterst interessant & vrouwelijk én doorgaans manvriendelijk. De intenties voor een hey hallo, alles goed? mondt uit in een overkwam jou dat ook dat als je iets wilt schrijven dat ; en ben jij ook van oordeel dat de laatste poëzietrend neigt naar...; én dat meno-gedoe wanneer begint en stopt die pauze? Ach, we hebben niets dwingend, het klinkt als schakels in een ketting. Viefke zo spreek ik haar aan- schrijft parels. Haar cursiefjes zijn eenvoudig en subliem. Haar recente gedichten zijn zuiver en ontdaan van alle ballast waarbij de woorden zorgvuldig werden gewikt en gewogen. Haar poëzie bezorgt mij kippenvel.
U, als lezer, wil ik laten meegenieten. Ziehier haar gedicht dat werd genomineerd voor de Niewegijnse poëzieprijs:
Eigen publicaties. Klik op de respectievelijke afbeeldingen voor meer informatie.
Je kan me ook lezen bij Meander & Opspraak. Enkele spinsels werden in de bundel bekroonde gedichten “Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn”, Bloemlezing “Vlaamse Feestgedichten”, bundel “Een gebloemde lezing” en “Vreemd” van Schrijversplaza, het Koerszakboekje, bloemlezing van de 52 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee 'Hoe de dichter zich een weg geselt tegen wind', verzamelbundel "Beestjes", "verzamelbundel "Klaprozen en Kamermuziek" en de Engelse vertaling "Poppies and Chambermusic", verzamelbundel "Bellen Blazen", verzamelbundel "Toekomst", verzamelbundel "Die Liebe in Holland und Flandern" (Duits en Nederlands) en verzamelbundel "Gewoon lekker", enzovoort... Voor meer info, klik op de respectievelijke afbeeldingen.
Ik schreef bij werken van onderstaande kunstenaars:
Hieronder samen met Rudy Baeten, kunstschilder, beeldhouwer en keramist.
Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.
Samen met Jacky Duyck, kunstschilder Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.
Yves Poelman, kunstschilder en beeldhouwer. Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.
Samen met Remy Victor, kunstschilder Voor info, klik op onderstaand kunstwerk.
Samen met Rob DeLange, kunstschilder Voor info, klik op onderstaande kunstwerk.
Toon Torrekens, kunstschilder en bronssculpteur. Klik op de afbeelding voor meer info.
Keramiekatelier "Den Boelover" Marnic De Lange
Henri Victor, kunstschilder Klik op de afbeelding voor meer info.
Enkele dichters/schrijvers uit mijn kennissenkring. Viviane Burssens, dichteres Voor meer info, klik op de foto.
Dichter Rik Wouters
Welkom op de site van Lidy De Brouwer.
Thierry Deleu, dichter/schrijver Voor meer info, klik op de foto.
Frank De Vos, dichter. Klik op de afbeelding voor meer info.
Ruud Poppelaars, dichter. Voor meer info, klik op de foto.
Bob van Laerhoven, schrijver
Nicole Van Overstraeten, dichteres
Paul Bernhard, poëzie en fotografie. Voor meer info, klik op de foto.
Sabine Luypaert, verhalen en gedichten. Voor meer info, klik op de foto.
Marc Eyskens Voor meer info, klik op onderstaande foto.
Lin, dichteres. Klik op de afbeelding voor meer info.
Stater, dichter. Klik op de afbeelding voor meer info
Hannie Rouweler, dichteres Voor meer info, klik op de foto.
Muzikanten: Michel Kuijken, bezieler van Rue Haute, een geweldig ensemble,sloot de partituren voor ietsnieuw in ontwikkeling. Michel Kuijken: zang, gitaar speelt samen met Laurent Bynens (accordeon) nieuwe akkoorden. Later meer. Maak alvast kennis via een klik op de eerste foto.
Jan Oelbrandt, gitarist, componist, producer. Voor meer info, klik op de foto.
Mixart is een ondersteuningproject voor kunstenaars. Bezieler is Hugo Tanghe.