Geef je e-mail adres op en klik op onderstaande knop om je in te schrijven voor de mailinglist.
Onderweg met Marleen De Smet
23-01-2011
Galmaardse Dorpsdichter 2011
Dorpsdichter Galmaarden 2011
Tijdens de uitreiking van de Bronzen Urbanus aan Luc Ooghe voor zijn terechte muzikale verdienstelijkheden werd ik officiëel aangesteld als dorpsdichter Galmaarden 2011. Hiermee treed ik in de voetsporen van mijn grote broers Roland Bourguignon, Albert Schrever, Jan Heyvaert en Rik Wouters. De avond was tot in de puntjes verzorgd. Galmaarden weet van wanten!
De Galmaardse beek
De Mark
Gewiekst soms wulps soms wispelturig
slingert de markiezin in de greep van
haar oevers. Heerlijk hoe de lage zon
haar beloop verzilvert en goudlagen
legt in de kruinen. Een knotwilg kruist
de knokige takken voor de nesteling.
Luister, het land galmt waar water
stoeit zoals het stoeien moet met
de spiegeling van een wolkenstoet.
De aarzeling de razernij nabij klotst
en kringelt de ruigte tot lispelen.
En als een pianist bespeelt regen haar
golvende dijen. Welke slagvaardige waagt
de dans? De watermolen -van malen
moe- walst het troebele tot bruidsbruis.
Alles goed en wel, maar geradbraakt
blaast een vis een laatste bel. Rietkragen
buigen door de deining aangeslagen.
Tot wie dit leest:
water is drachtig van komen en gaan.
En wij, wij zijn of worden weer kinderen
starend naar later, naar waar het maanlicht
glinstert in haar nachtelijk geklater, naar
waar alle sterren op haar zijn gericht.
Marleen De Smet
Rik Wouters geeft het dorpsdichterschap door.
Alle Galmaardse dorpsdichters op een rij (van links naar rechts: Albert Schrever, Roland Bourgoignie, ikzelf, Rik Wouters en Jan Heyvaert).
Dichters dromen Lucide (2de druk) door Thierry Deleu
Essay DICHTERS DROMEN LUCIDE
van Oostduinkerkenaar Thierry Deleu krijgt 2de druk!
Demer Uitgeverij stelt herziene druk in het vooruitzicht voor 2011
DICHTERS DROMEN LUCIDE
10 JAAR NEDERLANDSTALIGE POËZIE -
EEN EIGENGEREIDE KEUZE
ESSAYS
Thierry Deleu bespreekt uitvoerig gedichtenbundels van François Vermeulen, Edith Oeyen, Bert Bevers, Jenny Dejager, Eric Rosseel, Peter Theunynck, Francis De Preter, Frans Depeuter, Christine Dhaen, Bärbel Geijsen (N), Frans Kuipers (N), Jan Lauwereyns, Bert Lema, Xavier Roelens, Lies Van Gasse, Ina Stabergh, Philippe Cailliau, Job Degenaar (N), Mark Meekers, Tine Hertmans, Hannie Rouweler, Joris Iven, Joris Maurits Vanhaelewyn, Gerry van der Linden (N), Fernand Florizoone, Catharina Boer (N), Marleen De Smet en Julie Goderis.
In zijn Ten Geleide schrijft Deleu:
Algemeen is schrijven voor de meeste schrijvers en dichters ontsnappen uit de rauwe werkelijkheid, ver weg van desillusies, agressie en domheid. Schrijven is ook afrekenen met clichés, (waan)beelden, foute interpretaties, verkeerd imago, opdringerigheid, overregulering. Therapeutisch? Ja, zeker! Schrijven is afreageren. Schrijven is ook een nieuwe werkelijkheid creëren waar het aangenaam is om te vertoeven, waar personages opduiken die je anders nooit zou ontmoeten, waar je van twee, drie mensen uit je omgeving één nieuwe mens maakt, met ofwel alle deugden ofwel alle ondeugden van hen. Schrijven is ook taboes doorbreken, jezelf de kans gunnen om in de fout te gaan, om dagelijkse tot doodzonden te verheffen, om aan je verbeelding macht te delegeren om er een personage mee onderuit te halen. Schrijven is dichten, vertellen, overtuigen, wenen, uitbundig leven, anderen beoordelen, loven, kritisch bijsturen, te boek stellen.
In dit essay beperk ik mij echter tot de poëzie. Een recensie heeft twee doelen: enerzijds consumentenvoorlichting en anderzijds duiding. In een goede recensie gaan die twee samen. Door de bundel historisch, maatschappelijk en cultureel een plaats te geven, maakt de recensent zich tot een consumentenvoorlichter.
Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of je herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige gedichten zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit. Belangrijker is de aandacht die dit essay wil vestigen op de literaire ongelijkheid waardoor alle dichters niet gelijk zijn voor de wet. Het kan niet zijn dat elementen zoals leeftijd (debuterende dichter of outsider, favoriet of verguisde), uitgeverij (in welke vorm ook: van eigen beheer, printing-on-demand tot erkende uitgeverij), mediabelangstelling, vriendendienst, meespelen bij de beoordeling van het werk. Niet alle dichters zijn gelijkwaardig is een beter statement, op strikte voorwaarde dat de parameter hier de kwaliteit is. We weten echter hoe vaak de subjectiviteit een rol speelt.
Het is moeilijk, maar we geraken er wel uit. De perfectie is (nog) niet van deze wereld.
De dichters die ik eigengereid gekozen heb, hebben mij aangenaam verrast of de bevestiging gebracht van hun talent.
Achteraan het essay werpt Deleu zich nog eens op als de advocaat van de gediscrimineerde auteurs in zijn pleidooi voor gelijkwaardige behandeling.
Geconfronteerd met de malaise in de literaire wereld durf ik nogmaals stellen dat vooral de overheid verantwoordelijk is.
Niet het distributiesysteem stel ik in vraag, maar wel de afwezigheid in de rotatie van debutanten en auteurs die geen gevestigde uitgeverij vonden of die niet bij een commerciële uitgever wensen te publiceren, vind ik discriminerend.
Uitgevers voelen zich bedreigd door de overschotten, door de terugval van het aantal lezers (hun klanten), door de concurrentie op het Internet en vragen een verhoging van de overheidssteun. Indien hun analyse de juiste zou zijn, dan is hun diagnose zeker fout.
Ik bied nogmaals een oplossing aan: start het Plan Boek op en vertrek vanuit drie prioriteiten. Primo: een collegiale en transparante procedure tot aankoop van boeken, en/of subsidiëring van de auteur, secundo: een overheidscommissie die de ingestuurde boeken beoordeelt en afhankelijk van dit oordeel een aantal boeken aankoopt en/of de auteur bijkomende steun verleent, tertio: de creatie van een label van Onafhankelijke Auteurs (dit kunnen debutanten zijn, maar zeker degenen die in eigen beheer, onder welke vorm ook, uitgeven).
Deze drie prioriteiten kunnen enkel efficiënt werken mits het aanwenden van drie werktuigen. Eén: de samenwerking (juister: de inspanningsverplichting) tussen overheid, uitgevers, auteurs en bibliotheken. Twéé: de coöptatie van auteurs in alle overheidscommissies die (ook) boekenbevoegdheid hebben; alle auteurs betekent hier: gekazerneerde én dakloze auteurs. Drie: een overheidsdistributiesysteem voor de uitvoering van prioriteit twee.
Wat is de positie van de uitgever in dit voorstel? Nergens. De uitgever hoort thuis bij de commerciële ondernemers. Overheidssteun aan bedrijven hoort niet thuis in dit pleidooi voor gelijkwaardigheid. Daarom stel ik meteen ook voor om een nieuw decreet te schrijven, waarin de rol van elke overheidscommissie, die boeken onder haar bevoegdheid heeft, wordt beschreven en waarin de auteur op de eerste plaats komt.
Een officiële recensiedienst wordt in het leven geroepen die korte recensieberichtjes doorstuurt en/of doormailt naar alle bibliotheken. Deze dienst zorgt ook voor de informatie naar de boekhandel die daardoor niet alleen wordt gestuurd vanuit de uitgeverijen, maar ook geïnformeerd wordt over de publicaties die het label Onafhankelijke Auteurs dragen.
Samengevat: De prijs van de boeken is geen zaak van de overheid. De uitgever bepaalt de prijs en zodoende ook de winst. In slechte tijden, wanneer zijn winst vermindert of niet meet vergroot, moet hij zich bezinnen over zijn winstmarge, de productiekosten, de distributiekosten, het aantal titels.
Hij moet overleg plegen met de boekhandel, zijn rechtstreekse afnemer. De uitgever drijft handel in ideeën en brengt hem winst op. Ook hij moet een strategie ontwikkelen om zijn producten aan de man te brengen. Dit is een puur economische realiteit.
De bibliothecaris is niet langer (ongewild) de handlanger van de uitgever en de boekhandel, maar hij treedt, in overleg met de gemeentelijke overheid, ongebonden op. Dat kan hij door beide kanalen van informatie te raadplegen, die van de uitgever en die van de overheid (recensiedienst).
Poëzie is overal gelijk - Gesprek met Thierry Deleu
Poëzie is overal gelijk
Gesprek met auteur Thierry Deleu in vrij Maldegem van 5 en 12 november 2010
Door Iris Van De Casteele
In je zogenaamde fictie-autobiografische roman Liefde en dood op Sint-André, in het hoofdstuk Ongeposte brieven, psalmodieert de auteur (jij dus), als een weeklacht, zijn verdriet en zijn verzuchtingen om de geliefde weggelopen vrouw. Kun jij je ermee verzoenen dat er soms in enkele passages een melodramatische ondertoon doorschemert. Zou het niet kunnen dat de lezer dezelfde weg moet afleggen om in de huid van de auteur te kunnen kruipen?
Ik heb deze opmerking over een melodramatische ondertoon ook gelezen. Niet terechtIk vind geen melodramatische passages. Ook niet in het eerste deel. Of is het melodramatisch, als ik schrijf dat het hoofdpersonage (Dirk), door zijn vrouw (Marie) in de steek gelaten, verdrietig is en hartenleed voelt ? Hij zag zijn vrouw dolgraag. Nooit had hij signalen opgevangen van mentale of lichamelijke ontrouw. Is de partner niet vaak de laatste die het hoort ? Dirk was overrompeld, uit zijn lood, gepakt, hij kon het niet plaatsen, ook niet na de eerste maanden na haar vertrek. Melodramatisch?
Patricia De Landtsheer schrijft: « Het eerste deel Ongeposte brieven beantwoordt aan een soort van lange lamentatie waarin Dirk Vandezande zijn verdriet, gemis en verlangen om de weggelopen vrouw, die hij nog steeds liefheeft, als het ware uitschreeuwt. Verschillende delen grijpen werkelijk naar de keel omdat ze van een diepe melancholie doordrongen zijn. Deleu beschrijft dit gemis, dat eigenlijk al twee jaar aan de gang is, op een zo eenvoudige maar indringende manier, gewoon zoals de mens is, dat het je niet onberoerd kàn laten.
Vele lezers zullen zich hierin trouwens herkennen omdat het verhaal zo sterk aanleunt bij de belevenissen des levens, de eb en de vloed, de gelukkige en de ongelukkige periodes in een mensenleven.
Hervé Casier schrijft in VKH-info van januari 2010: In de 20 bladzijden lange of korte epiloog vernemen we wat er aan drama is gebeurd, eerder vaststellend, afstandelijk bijna soms, zonder al te veel vraagstelling... De auteur leeft zich duidelijk in zijn personages in. De fragmentarische opbouw van het eerste deel, gevolgd door de meer chronologische opbouw in het tweede deel en de afronding in de epiloog, lijkt mij een goede keuze. Graag gelezen.
In dezelfde beschouwing krijg je een minpuntje voor het gebruik van sommige typische Vlaamse woorden, al stoort mij dit als Vlaams auteur niet echt, schrijft dezelfde beschouwster. Dat typische Vlaamse woorden haar niet echt storen, doet me huiveren. Daaraan herkent men meteen de ja-knikker; de kuddegeest. Ons prachtig lijster- en nachtegaalgezang, met Tijl Uilenspiegel als pittige kern, is Vlaams, hoeveel etiketten er ook mogen opgeplakt worden, zo denk ik erover. Hoe denk jij daarover, Thierry?
Ik gebruik graag typische Vlaamse woorden en bovendien ben ik een Vlaamse auteur. Zei men dat van Claus ook niet en van Louis-Paul Boon? Ik stoor mij toch ook niet aan het AN van de Nederlandse schrijvers.
Ik ben geen purist en houd mij niet altijd aan het AN. Dialectwoorden geven kleur aan de taal. In Nederland doet men altijd net alsof in Vlaanderen een soort Nederlands wordt gebezigd dat achterloopt (altijd diezelfde paternalistische houding). Taal draagt de sporen van zijn gebruiker. Al generaties woon ik in Vlaanderen. Ik ben niet bereid om mij onderdanig op te stellen.
Bovendien wil ik geen geïdealiseerd beeld van Nederland in stand gehouden. Ik wens mij niet aan de Nederlanders te spiegelen door hun taal, stijl en culturele gewoonten over te nemen.
Dat wij, Vlamingen, geen fijnheid hebben, in alles even grof zijn, is larie en apekool. Wij spreken geen brabbeltaaltje, maar een taalvariant van het Nederlands.
Ik hou niet van taalzuiveraars die het onkruid tussen de tarwe wieden.
In jouw essay Een andere bedding? Vlaamse poëzie na 1975, schrijf je: Met dit essay wil ik geen overzichtswerk schrijven, maar ik heb toch gezocht naar voldoende samenhang, naar maatschappelijke inbedding. Ik stel vast dat je daarmee uitstekend werk hebt geleverd. Kun je naar schatting zeggen hoeveel tijd en energie je in je opzoekingen, en het essay zelf, hebt gestoken?
Een moeilijke vraag, maar ik vermoed dat je van mij niet verlangt dat ik het aantal uren of dagen opgeef, dat ik aan dit essay bezig was. Ik ben een gepensioneerde auteur en deze status biedt vele voordelen: ik maak tijd, ik ben gedreven (voor sommigen klinkt dit negatief) en bijna al mijn korte essayshebben als kerngedachte de discriminatie van de auteur. De auteur wordt in Vlaanderen niet gelijkwaardig behandeld. Dus ook als ik met literatuurgeschiednis bezig ben , gaat mijn aandacht (glijdt mijn aandacht af) naar dit strijdpunt.
Ik wil voorop zetten dat het literaire product in de eerste plaats een menselijk product is. Het wordt in een bepaalde tijdruimtelijke situatie door een persoon van vlees en bloed op papier gesteld, krijgt door bemiddeling van uitgever en drukker een commerciële vorm, wordt door de boekhandelaar in de handel gebracht, totdat het eindelijk naar de lezer doorgespeeld wordt, die het in een bepaalde tijdruimtelijke en existentiële context ontvangt. Het fenomeen literatuur is met andere woorden een sociale relatie, een intermenselijk communicatieproces.
De auteur is uiteraard de eerste schakel in het interactieproces. Welke plaats neemt de auteur in de maatschappij in?
Mijn (kleine) essays, - zij die geen boek vormen, - nemen een groot deel van mijn literair werk in beslag. Ik schrijf veel recensies, inleidingen tot gedichtenbundels, voor- en nawoorden, literaire bijdragen, artikels over literaire fenomenen. Daarnaast schrijf ik poëzie en publiceer romans (volgend jaar verschijnt de zevende). Ik ben een veelschrijver, maar dit etiket stoort mij niet, ik maak tijd, alles kan, niets moet (nog), maar mijn dagtaak is schrijven, werk en hobby zijn één. Hobby? Passie, obsessie, zegt mijn vrouw.
Ik kom terug op je vraag:hoeveel tijd besteedde je aan dat essay? Veel tijd, weinig dagen. Ik schrijf gedisciplineerd vier à vijf uur per dag.
In ditzelfde essay lees ik (..) Een mooie illustratie daarvan is de samenwerking tussen dichters en schilders, zoals Hugo Claus, Roger Raveel en Antoon De Clerck.( ) Had Paul Snoek er als schilder en dichter ook bij gekund?
Ja, natuurlijk, maar Snoek vormde met zichzelf een tandem. Snoek was een androgyne mens.
In dit essay heb ik het in eerste instantie over de vraag: Wat is groot? En hoe word je groot?
De collegialiteit onder de auteurs is niet voorbeeldig. Het zijn individualisten. Ze beconcurreren elkaar graag, maar ze verenigen zich niet graag. Nochtans eendracht maakt macht: macht in de vorm van inspraak, controle, medebeheer, beleid.
Ik ben geen groot schrijver geworden. (Of ik een goed schrijver ben, laat ik aan anderen over om hierover te oordelen.) Ik heb niet (hard) aangeklopt bij bekende (erkende) uitgeverijen, met als gevolg: over mij wordt nauwelijks geschreven en gepraat in de nationale media, ik krijg geen ronkende recensies in vakbladen, ik word niet geldelijk gesteund door de overheid. Waarom is het mij niet gelukt? Ik had toch alles in handen om te slagen.
Wat had ik niet? Een gunstige wind? Toeval? Toeval bestaat niet, maar ik kwam nooit terecht in gunstige omstandigheden. Hugo Claus kwam Henri Vandeputte tegen, enkele kleinkunstenaars vonden genade bij Johan Anthierens, Magritte en Delvaux liepen Gustave Nellens tegen het lijf, Paul Snoek had veel te danken aan Anton van Wilderode en schurkte zich tegen Hugues C. Pernath Wat ik wil zeggen, is simpel: via via is de juiste weg naar succes. Op één voorwaarde: de persoon die jou wil helpt, mag zelf niet hulpbehoevend zijn! Bovendien blijven veel getalenteerde auteurs ter plaatse trappelen, omdat zij te lang en te gretig onder zuchtigen hebben geleefd enerzijds, of komedianten hebben opgezocht die veinsden en valse hoop creërden anderzijds.
De wereld van auteurs is een komedie en een groot circus.
Wat mij echter stoort, is te moeten aanzien hoe jonge debutanten en begaafde auteurs niet aan hun trekken komen, omdat ze niet behoren tot het establishment en/of het kleine kransje critici en academici en/of de literaire elite in Vlaanderen en Nederland.
Alles in het literaire wereldje is perceptie. Een goed boek kan helpen, maar het is geen voorwaarde om in de belangstelling te komen. Mooi en mediageil zijn, is even belangrijk. En dit laatste is niet evident: je moet een vriend hebben die een vriend kent die bevriend is met
Nog een stuk verder kom ik de naam Fernand Florizoone tegen die voor mij ver van een onbekende is, tevens iemand die ik in het hart draag. Indien ik het niet mis heb, Thierry, heb jij deze dichter altijd een grote genegenheid betuigd. Mag ik zeggen een soort aanhankelijkheid?
Fernand Florizoone is Koksijdes bekendste cultureel ambassadeur, hij is de dichter-nestor van de Westhoek, ik mag hem mijn vriend noemen, voor mij is hij de grootste levende dichter van de Lage Landen bij de zee.
Zijn gedichten doen je vermoeden dat de woorden over zijn lippen vloeien, maar dit is maar schijn: Florizoone zwoegt, schrapt, twijfelt, vraagt raad, hij vecht met het woord, hij stelt zich niet kwetsbaar op, hij is kwetsbaar.
Zijn gedichten zijn zo herkenbaar, zo identificeerbaar, enerzijds en zo verrassend, zo verrijkend anderzijds. De kernwoorden van zijn poëzie zijn gemakkelijk opspoorbaar, de dichter maakt het de lezer niet moeilijk: hij reikt hun de sleutels aan van alle kamers waar hij verblijft, hij is een open boek, een vervolgverhaal dat nooit verveelt, dat je doet meewiegen op het ritme van de natuur, de zee, de Westhoek. Kind, lente, wolken, wei, stilte, water, tijd, licht, een bos sleutels dat zijn poëzie toegankelijk maakt, maar niet alleen de dichter onthult, maar ook de mens Florizoone, de bewoner van het huis met de vele kamers.
Ik heb Fernand beter leren kennen en waarderen sinds wij aan zee wonen, in Oostduinkerke, we ontmoeten elkaar meer, we zijn graag in elkaars gezelschap, wij genieten van dichterlijke (atmo)sfeer in onze gemeente, we weten wat wij aan elkaar hebben, wat wij in elkaar appreciëren, wij zijn geen dikkenekken. En nog veel meer dan ik blijft Fernand de dingen onbevangen benoemen. Hij vertikt het eelt op zijn ziel te kweken.
Dit is de paradox van zijn poëzie: het economisch gebruik van woorden om de weelde van het landschap te evoceren. De synthese naast het detail.
Dit is belijdenislyriek van eerste rang. Geen postmodernisme, geen hermetische poëzie, geen nieuw-realisme of neoromantisme, maar lyriek in een uitgepuurde vorm en een wijdse inhoud.
Het dichterlijk woord is voor Fernand Florizoone het instrument waarmee hij zijn (droom)wereld gestalte geeft in klanken, beelden, in weemoed en bijna mystisch verlangen naar eenheid, één zijn met het Goddelijke, de natuur, de mensen, het land dat leeft en leven geeft, en opvallend hierbij is dat de dichter verwonderd blijft. Dit betekent niet dat hij zich nooit eenzaam voelt, of onbegrepen, maar meestal voelt hij zich gedragen door de mensen om zich heen, door zijn lieve Ida.
Fernand Florizoone is niet de enige dichter in de Westhoek: ook anderen schrijven poëzie op een behoorlijk niveau. Soms denk ik dat dit iets te maken heeft met het gesloten gebied van de Westhoek, tussen de IJzer en de zee, twee sterke grenzen. De mens hier is minder expansief, veeleer bezit hij een ingesloten geest. Stilaan wordt het land opengegooid, maar dit kent een traag verloop. De dichter hier is nederig, bescheiden, de mens, zijn lezer, is gevoelig voor poëzie. Dit heeft niets te maken met valse bescheidenheid, de mensen hier, in de Westhoek, zijn eenvoudig in woord en daad, zij zetten zich af tegen het erudiete, zij willen als het ware een gat vinden om de poëzie in te duikelen. De dichter hier is niet elitair, hij is allergisch voor dit woord. Geen mens ofdichter springt hier op elke trein die voorbijrijdt.
Dichten is voor Florizoone een trip, een reis, een tocht vanuit de buitenwereld naar de binnenkant van zichzelf en hij maakt van dit reisverhaal een ode aan zijn habitat in het algemeen en aan zijn vrouw in het bijzonder. De wijze waarop hij dit doet, onderscheidt zich van de overenthousiaste verteller: Florizoone probeert zijn gevoelens te beheersen, hij probeert vat te hebben op de emoties die hij (be)noemt.
Wij zijn laat de beste vrienden geworden (ik ben zeventig, hij is vijfentachtig), maar onze vriendschap is eerlijk en inspirerend.
De opsomming van namen valt altijd te vergelijken met een half gevuld glas; met teveel of te weinig. Zo mis ik in jouw essay de naam Dirk van Babylon tussen de dichters/schrijvers van na 1975. Het is me vooral opgevallen omdat ik hem persoonlijk ken. Las jij nooit één of méér van zijn honderden sonnetten?
Ik geef toe dat ik ten onrechte Dirk Babylon ben vergeten in mijn namenlijst. Ik noem nog maar eens mijn keuze: Dirk Babylon, Dirk van Bastelaere, Bert Bevers, Lut de Block, Geert Buelens, Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Hervé J. Casier, Guy Commerman, Patrick Cornillie, Frank Decerf, Jenny Dejager, Patricia De Landtsheere, Thierry Deleu, Alain Delmotte, Ferre Denis, Joris Denoo, Didi De Paris, Frans Depeuter, Francis De Preter, Frans Deschoemaeker, Marleen De Smet, Astrid Dewancker, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Fernand Florizoone, Peter Ghyssaert, Luuk Gruwez, Stefan Hertmans, Peter Holvoet-Hanssen, Guy van Hoof, Philip Hoorne, Joris Iven, Roland Jooris, Tom Lanoye, Patricia Lasoen, Ruth Lasters, Patrick Lateur, Jan Lauwereyns, Herman Leenders, Bert Lema, Frédéric Leroy, Roel Richelieu van Londerseele, Sylvie Marie, Luc C. Martens, Mark Meekers, Edith Oeyen, Paul Rigolle, Xavier Roelens, Willem M. Roggeman, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Erik Spinoy, Ina Stabergh, Lucienne Stassaert, Achilles Surinckx, Peter Theunynck, Henri Thijs, Marc Tritsmans, David Troch, Yerna Vandendriessche, Roos Vandewalle, Eric Vandenwyngaerden, Jozef Vandromme, Iris Van de Casteele, Lies Van Gasse, Miriam Van hee, Jan Van Loy, Dirk Vekemans, Willie Verhegghe, Peter Verhelst, Dimitri Verhulst, Herwig Verleyen, François Vermeulen, Eriek Verpale, Hugo Verstraeten en Rik Wouters.
Welke criteria heb ik aangelegd om deze dichters te kiezen? Mijn criteria? Moeilijke vraag, of beter het antwoord zal altijd controversieel zijn. De geselecteerden nemen gemakkelijk de kleur aan van de bloemlezer en andersom. Ik kan een dichter niet verkiezen, wanneer ik zijn/haar gedichten niet heb gelezen. Dit is nogal wiedes.
Waarvoor val ik niet? Voor retorische gezwollenheid of sentimentaliteit. Waarvoor wel? Ik heb een voorkeur voor aansprekende, hartstochtelijke poëzie. Gedichten moeten een zeker ritme hebben, een metrum, ze moeten klinken en de woorden moeten esthetisch en inhoudelijk smaken en interpretatie toelaten. Opgelet, ik zoek niet naar metrum, strofenbouw en rijm, maar als die er zijn en ze hinderen niet, dan heb ik geen probleem. Poëzie mag zich niet reduceren tot betekenisloos brommen van klank en ritme. Poëzie kan zich wel laven aan de muziek, het muzikale ritme en de klankstructuur van de taal. Ik maak bij mijn keuze geen analyse die de vorm aanneemt van vivisectie (je maakt zo het gedicht dood). Als ik een gedicht meerdere keren moet lezen om het te begrijpen, dan hoeft het voor mij niet meer. Poëtisch taalgebruik is voor mij strikt genomen niet anders dan normaal taalgebruik, maar dit neemt niet weg dat het lezen van een gedicht een andere houding vereist: de lezer moet zich durven open te stellen voor twijfel, ambiguïteit en onbeslistheid. De grote kracht van een goede dichter is zijn empathie. Poëzie is woordkunst, een in het metafysische geankerd spel. Poëzie is zeggingskracht. Poëzie moet zich tevreden stellen met de plaats die ze toebedeeld krijgt: moraal, consumptie, politiek zijn vreemde domeinen. In poëzie wordt onderzocht wat elders voortdurend aan het zicht onttrokken wordt. In poëzie primeert de betekenaar op de betekenis, maar de betekenis is nooit afwezig. Van belang zijn het taalgebruik, het gedicht moet verrassend zijn, zowel op woordniveau als op het niveau van de syntaxis. Indien de dichter een meer hermetische weg inslaat, dan nog moet hij narratief te karakteriseren zijn.
Ik vind jouw uitgebreid essay Een andere bedding? één volwaardig geschrift. Niet omdat er voor elk wat wils inzit, maar vooral omdat je niet schuwt talent en minder talent naast elkaar te plaatsen. Ook omdat je er een gedurfde maar eerlijke mening op nahoudt. Er zal wel veel oprechte Westvlaamse inborst mee gemoeid zijn?
Zijn West-Vlamingen oprechte mensen? De West-Vlamingen zijn de andalusiërs van Vlaanderen. De West-Vlaamse tram pendelt heen en weer tussen De Panne en Knokke zonder een duimbreed af te wijken van de kust en draagt zo bij tot het isolement van de Westfluten.
De West-Vlaming ziet zichzelf in de eerste plaats als een 'harde werker'; de Antwerpenaar ziet de West-Vlaming vooral als 'arrogant' en 'koppig'.
En nu terug naar je appreciatie van het essay Een andere bedding.
Hoe stelde ik een blauwdruk samen van het poëtisch landschap in Vlaanderen?
Ik wilde geen schoolvos, waanwijze, betweterige bloemlezers zijn. Ik wenste geen nieuwe Michelingids van de beste dichters samen te stellen. Ik wou alleen een kleurrijk beeld schetsen van de Vlaamse poëzie en daarbij de verrekijker niet omgekeerd voor mijn ogen houden.
Ik wilde geen afrekening maken, geen soort van pamflet, polemiek of kritisch opstel.
Poëzie is overal gelijk. Gedichten zeggen iets over de cultuur van een land of een regio, maar de spraakverwarring ontstaat bij de vraag: wat verstaat men onder poëzie en welke plek neemt zij in de cultuur in?
Vermoedelijk, neen, zeker, zal het buitenland - ik bedoel onze bovenburen en enkele Zuid-Afrikanen - dichters vinden die overduidelijk waan-zin-nig bekend zijn in Vlaanderen, maar waar zij in het beste geval met moeite één weetje over kunnen bedenken.
Het punt is: valt dit nog te begrijpen? Ja. Denk eens aan het feit dat het centrum overal traditioneel weinig aandacht heeft voor de periferie. Ver gezocht, helemaal niet, denk er nog eens over na. Hoe kunnen wij dit veranderen? Door harder te werken, dat is een wet van alle tijden.
Wij hebben ons al te lang vol beate bewondering blindgestaard hebben op Nederland. Er bestaat maar één remedie tegen deze ziekte: de Vlamingen mogen best wat meer zelfvertrouwen hebben.
Ik ambieer niet dat dit essay en de keuze van de dichters een zicht geeft op het poëtische veld in Vlaanderen. Dichters horen te beseffen dat er geen fatwa over je is uitgesproken wanneer je naam niet of te weinig voorkomt. Misschien moeten de niet-aanwezigen zich laten horen (lezen) en hun gedichten laten circuleren in een beter gekozen circuit. Opgelet, aan doodzwijgen ergeren wij ons ook! En ijdelheid kruipt waar talent niet komen kan.
Ik heb gedichten getoetst aan mijn persoonlijke poëzieopvatting. De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Maar ook in de poëzie staat het persoonlijke drama het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.
Algemeen is schrijven is voor de meeste dichters ontsnappen uit de rauwe werkelijkheid, ver weg van desillusies, agressie en domheid. Dichten is ook afrekenen met clichés, (waan)beelden, foute interpretaties, verkeerd imago, opdringerigheid, overregulering. Therapeutisch? Ja, zeker? Gedichten schrijven is afreageren, vaak een nieuwe werkelijkheid creëren waar het aangenaam is om te vertoeven, taboes doorbreken, aan je verbeelding macht delegeren.
Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of jou herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige gedichten zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit. Belangrijker is de aandacht die deze bloemlezing wil vestigen op de literaire ongelijkheid waardoor alle dichters niet gelijk zijn voor de wet. Het kan niet dat elementen zoals leeftijd (debuterende dichter of outsider, favoriet of verguisde), uitgeverij (in welke vorm ook: van eigen beheer over printing-on-demand tot erkende uitgeverij), mediabelangstelling, vriendendienst, meespelen bij de beoordeling van het werk. Niet alle dichters zijn gelijkwaardig is een beter statement, op strikte voorwaarde dat de parameter hier de kwaliteit is. We weten echter hoe vaak de subjectiviteit een rol speelt. Het is moeilijk, maar we geraken er wel uit. De perfectie is (nog) niet van deze wereld.
Wat betekent voor jou status verwerven? Bekend worden omwille van de grootheid (of veelheid) van je geschriften? Of zie je dat als een blok aan het been van de auteur waarvan verwacht wordt dat hij met de regelmaat van de klok nieuw werk aflevert. Gevestigde uitgeverijen, die vaak als bloedzuigers tewerk gaan, en de auteur in de koude laten staan van zodra zijn inspiratie het voor een stuk laat afweten. Wat kan hij dan nog met zijn status aanvangen?
Een groot aantal dichters profileren zich onvoldoende. Omdat ze dit ook niet wensen, of omdat zij niet publiceren bij gevestigde uitgeverijen. Dit laatste heeft grote nadelen: als dichter kom je niet in bij grote uitgeverijen gepubliceerde bloemlezingen, je krijgt heel wat minder aandacht in de media, je wordt minder gevraagd voor lezingen op scholen of in verenigingen. In één woord: je verwerft geen status.
Bovendien zijn literaire tijdschriften - dé mogelijkheid bij uitstek voor aankomende auteurs die vaak zelf aan het roer staan - aan het uitdoven. Een dichter kiest meestal en frequenter voor het internet.
We kennen je niet alleen als waardevol schrijver, Thierry, maar insgelijks als talentvol dichter. Vind jij dat het oeuvre zelf méérwaarde krijgt wanneer de auteur een zekere status heeft verworven?
De kwaliteit verbetert niet omdat je een erkende schrijver bent. Erkend = uitgegeven door erkende (gevestigde uitgeverijen die door de Overheid worden gesubsidieerd). De meerwaarde zit hem in de bekendheid waardoor organisatoren, boekhandels, bibliotheken, culturele centra hun deuren openen.
Status is aanzien, mee tellen, niet gediscrimineerd worden.
Geconfronteerd met de malaise in de literaire wereld durf ik nogmaals stellen dat vooral de overheid verantwoordelijk is. Niet het distributiesysteem in se stel ik in vraag, maar wel de afwezigheid in de rotatie van debutanten en auteurs die geen gevestigde uitgeverij vonden of die niet bij een commerciële uitgever wensen te publiceren, vind ik discriminerend.
Uitgevers voelen zich bedreigd door de overschotten, door de terugval van het aantal lezers (hun klanten), door de concurrentie op het Internet en vragen een verhoging van de overheidssteun. Indien hun analyse de juiste zou zijn, dan is hun diagnose zeker fout.
Ik bied nogmaals een oplossing aan: start het Plan Boek op en vertrek vanuit drie prioriteiten. Primo: een collegiale en transparante procedure tot aankoop van boeken, en/of subsidiëring van de auteur, secundo: een overheidscommissie die de ingestuurde boeken beoordeelt en afhankelijk van dit oordeel een aantal boeken aankoopt en./of de auteur bijkomende steun verleent, tertio: de creatie van een label van Onafhankelijke Auteurs (dit kunnen debutanten zijn, maar zeker degenen die in eigen beheer, in welke vorm ook, uitgeven).
Deze drie prioriteiten kunnen enkel efficiënt werken mits het aanwenden van drie werktuigen. Eén: de samenwerking (juister: de inspanningsverplichting)) tussen overheid, uitgevers, auteurs en bibliotheken. Twéé: de coöptatie van auteurs in alle overheidscommissies die (ook) boekenbevoegdheid hebben; alle auteurs betekent hier: gekazerneerde én dakloze auteurs. Drie: een overheidsdistributiesysteem voor de uitvoering van prioriteit twee.
Het resultaat van Plan Boek moet leiden tot een aangenaam retrogevoel: de tijd van administrateur-generaal Walter Debrock (de jaren 70), toen boeken werden aangekocht van elke auteur en verdeeld over scholen en bibliotheken.
Wat is de positie van de uitgever in dit voorstel? Nergens. De uitgever hoort thuis bij de commerciële ondernemers. Overheidssteun aan bedrijven hoort niet thuis in dit pleidooi voor gelijkwaardigheid. Daarom stel ik meteen ook voor om een nieuw decreet te schrijven, waarin de rol van elke overheidscommissie, die boeken onder haar bevoegdheid heeft, wordt beschreven en waarin de auteur op de eerste plaats komt.
Ik besef dat criteria aanleggen waarmee de aankoop van boeken en de steun aan de auteur worden gemeten heel moeilijk is. Geen enkel meetinstrument kan honderd percent objectiviteit of beoordelingscorrectheid garanderen. Daarom opteer ik om de lat niet te hoog te leggen en de marge breed te houden.
Een officiële recensiedienst wordt in het leven geroepen die korte recensieberichtjes doorstuurt en/of doormailt naar alle bibliotheken. Deze dienst zorgt ook voor de informatie naar de boekhandel die daardoor niet alleen wordt gestuurd vanuit de uitgeverijen, maar ook geïnformeerd wordt over de publicaties die het label Onafhankelijke Auteurs dragen.
Ik besef dat er nooit zekerheid zal bestaan over hert onthaal van een boek bij de lezer. Dat is ook afhankelijk van de stijl, de impact van het onderwerp op de lezer, van de publiciteit, van de kritiek, de vakpers.
Samengevat: de dominantie van de gevestigde uitgeverijen wordt met het nieuwe decreet en het Plan Boek in de kiem gesmoord. De prijs van de boeken is geen zaak van de overheid. De uitgever bepaalt de prijs en zodoende ook de winst. In slechte tijden, wanneer zijn winst vermindert of niet meet vergroot, moet hij zich bezinnen over zijn winstmarge, de productiekosten, de distributiekosten, het aantal titels. Hij moet overleg plegen met de boekhandel, zijn rechtstreekse afnemer. De uitgever drijft handel in ideeën en brengt hem winst op. Ook hij moet een strategie ontwikkelen om zijn producten aan de man te brengen. Dit is een puur economische realiteit.
De bibliothecaris is niet langer (ongewild) de handlanger van de uitgever en de boekhandel, maar hij treedt, in overleg met de gemeentelijke overheid, ongebonden op. Dat kan hij door beide kanalen van informatie te raadplegen, die van de uitgever en die van de overheid.
Ik wil een oproep doen tot de media om meer aandacht te besteden aan het boek, aan de auteur, aan de literatuur in het algemeen. Deze fel verminderde interesse is bovendien mede oorzaak van de malaise in onze literaire wereld.
Ik behoor tot de generatie die 1968 heeft beleefd en hoopvol gestemd was om de verbeelding de macht te gunnen die haar toekwam. Na 68 werd de kapitalist echter een neo-kapitalist en de liberaal een neoliberaal. Dat betekende dat zij opteerden voor een vrije markt, maar nu met groeiende overheidssteun. En bizarre interpretatie van sociale markt.
Sinds iedereen vrij kan publiceren op Internet klinkt het woord status bijna belachelijk. Jij zult er wellicht ook al prachtige gedichten (en andere geschriften) gelezen hebben van totaal onbekende auteurs, of navigeer je weinig op Internet en verkies je te snuffelen in boeken?
Natuurlijk navigeer ik op internet en bezoek ik de literaire e-zines. Bovendien heb ik al vier gedichtenbundels gepubliceerd als e-book, respectievelijk bij Het Prieeltje Online Diest en bij De Geletterde Mens Oostduinkerke. Zo bied ik de lezer de kans mijn gedichten te lezen zonder (alweer) beroep te moeten doen op hun vrijgevigheid.
Als ridder bij het online riddergenootschap The Knights of the Razorblades www.knightsrazor.be zoek ik naar de Ultieme Verbinding.
Beide mogelijkheden bieden meer kansen: in boekvorm of als netbook. In beide is status te verwerven. Nogmaals, hiermee bedoel ik niet dat er een maatschappelijke ladder moet zijn: gelijkwaardigheid is staus.
Indien ik mij niet vergis heb je in 2007 uitgeverij Demer opgericht. Gaat het erom alleen dichtbundels uit te geven? of ook novelle, roman, etc.? Kun je mij daar iets meer over vertellen?
Ik heb Demer Uitgeverij niet opgericht. Dit is het initiatief van Hannie Rouweler. Met haar heb ik een verzamelbundel gepubliceerd, die ook in het Engels werd vertaald, Klaprozen en Kamermuziek. Daarnaast gaf Demer Uitgeverij mijn essay Dichters dromen lucede uit.
Van 1981 tot 1987 was ik, samen met de Antwerpenaar Guy van Hoof, verantwoordelijk voor uitgeverij Het Schaap die zich vooral heeft gefocust op gedichtenbundels.
Mijn boeken verschijnen (verschenen) bij Boulevard-Uitgaven, Het Schaap, Pablo Neruda Fonds, Paradox Pers, De Gebeten Hond, Razors Edge Editions en demer Uitgeverij.
In je essay onder Mijn keuze vermeld je zowel dichters die papieren bundels bij reguliere en niet-erkende uitgeverijen uitgaven, als dichters die voor eigen beheer kozen, evenals dichters die gedichten plaatsten in tijdschriften en magazines. Je noemt 89 dichters bij naam. Het duizelde mij voor de ogen, niet alleen omwille van het aantal (dat ik tot drie keer toe moest hertellen) maar ook omwille van jouw smaak en jouw gevoel voor het gedicht. Kun je jouw keuze misschien wat nader toelichten?
Het is nooit mijn bedoeling geweest als een alweter en een geschifte poëziepaus de beste dichters van Vlaanderen aan te duiden. Ik heb gewikt en gewogen, mijn lijst gewijzigd na overleg met dichters en recensenten. Deze lijst zal nooit volledig zijn, noch in aantal noch in juiste keuze. Dit kun je bovendien zeggen van elke bloemlezing of die nu namen of gedichten selecteert.
Poëzie is overal gelijk. Gedichten zeggen iets over de cultuur van een land of een regio, maar de spraakverwarring ontstaat bij de vraag: wat verstaat men onder poëzie en welke plek neemt zij in de cultuur in? Het soort opwinding bij het lezen van Mijn keuze en de commentaren achteraf zijn welkom. De ervaring leert dat de meeste energie gestoken wordt in de poging de tegenstellingen zo te arrangeren (of ze nu daadwerkelijk bestaan of niet) dat het publiek denkt dat er nog iets anders aan de hand is dan de publicatie van het essay.
Ik hoop dat de criticaster dan verder komen dan hun ironische benadering en beter doen dan het verspreiden van lijkenlucht.
Ik wil ruimte scheppen voor alle (goede) poëzie en mij niet laten verstikken in een poëtisch canon. Ik wil geen dominantie, geen impact van invloed, gezag en zichtbaarheid. Het gaat voor mij niet om het verwerven van fondsen of honorering in welke vorm ook, maar uitsluitend om respect voor elke dichter die voor zichzelf opkomt. Het is geen bloemlezing van gedichten maar van namen waardoor ik mijn persoonlijke voorkeur uitdruk.
En ja, ik heb mijn dichters getoetst aan mijn persoonlijke poëzieopvatting. De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Maar ook in de poëzie staat het persoonlijke drama het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.
Omtrent het verschil tussen Nederlandse en Vlaamse dichters stel jij je zelfs de vraag of wij - Vlaamse dichters - minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd zijn. Je stelt vast dat wij muzikaler zijn, met meer mystieke overgave, elan en spontaniteit dichten. (Het Vlaamse gevoel versus het Hollandse verstand (Paul van Ostaijen). Ik denk dat van Ostaijen er volledig naast zit, alsof wij minder verstand zouden hebben dan de Nederlander, en de Nederlander minder gevoel dan wij. Ja, dat verwenste minderwaardigheidsgevoel waar ik een onbeschrijflijke hekel aan heb. Jij schijnt er ook ten dele mee behept te zijn, of vergis ik mij?
Ik ben er van overtuigd dat Vlaamse dichters een andere bedding hebben dan onze bovenburen, ja. Dit heeft niets met arrogantie te maken, maar, zeg nu zelf, Vlamingen dichten met meer charme, de problematiek is herkenbaarder, soms zijn ze stereotiep, maar de ondertoon is minder moraliserend. Zijn Vlaamse dichters minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd? Ik stel vast dat zij muzikaler zijn, met meer mystieke ove
Die Liebe in Holland und Flandern (Liefde in Holland en Vlaanderen)
Het gedicht zuivering werd door Fred Schywek naar het Duits vertaald en opgenomen in de verzamelbundel Die Liebe in Holland und Flandern. De voorstelling gebeurde tijdens het Klein festival van de Europese dichtkunst te Antwerpen.
Klein festival van de Europese dichtkunst te Antwerpen
Marleen De Smet
werd muzikaal begeleid door Sofie Vander Heyden
KLEIN FESTIVAL VAN DE EUROPESE DICHTKUNST
met dichters uit Duitsland, Nederland, Bretagne & Vlaanderen.
Deze voorstelling kaderde in een internationaal vertaalproject van Fred Schywek i.s.m. Cultuurhoofstad Europa, Ruhrgebiet 2010 (Duitsland).
Auditorium Permeke Bibliotheek, De Coninckplein 25, 2060 Antwerpen.
Dichters
Wilfried Bienek, Catharina Boer, Olivier Cousin, Marleen de Crée, Job Degenaar, Marleen De Smet, Frank De Vos, Paul Gellings, Peter Holvoet-Hanssen, Charles Kléber, Roger Nupie, Willem Persoon, Hilde Pinnoo, Annie Reniers, Tony Rombouts, Annmarie Sauer, Fred Schywek, Lucienne Stassaert, Bart Stouten, Rose Vandewalle & Lief Vleugels.
m.m.v. Patricia Van Nunen (zang), Jean Demey (muzikale omlijsting) & Lynn Peeterson (dans) en Sofie Vander Heyden (zang).
Thierry Deleu, Mark Meekers, Roger Nupie, Theo van der Wacht, Ina Stabergh, Joris Iven, Marleen De Smet, Johan Van Cauwenberge, Job Degenaar, Rik Wouters, Hannie Rouweler, Guy van Hoof, Maria Sesselle, Erik Verstraete, Paul Gellings, Hilde Pinnoo, Tjarda Eskes, Lisette Waterschoot, Boudewijn Knevels, Tine Hertmans, Michiel van Kempen, Francis De Preter, Lupo Barca, Lief Vleugels, Frank Despriet, Patty Scholten en Bert Deben.
Liefdespoëzie. Enkele illustraties zijn opgenomen. Dichters: Thierry Deleu, Mark Meekers, Roger Nupie, Theo van der Wacht, Ina Stabergh, Joris Iven, Marleen De Smet, Johan Van Cauwenberge, Job Degenaar, Rik Wouters, Hannie Rouweler, Guy van Hoof, Maria Sesselle, Erik Verstraete, Paul Gellings, Hilde Pinnoo, Tjarda Eskes, Lisette Waterschoot, Boudewijn Knevels, Tine Hertmans, Michiel van Kempen, Francis De Preter, Lupo Barca, Lief Vleugels, Frank Despriet, Patty Scholten en Bert Deben.
Product Details
ISBN
978-1-4461-6487-7
Copyright
all poets / alle dichters (Standard Copyright License)
Edition
2010
Publisher
Demer Uitgeverij
Language
Dutch
Pages
72
Binding
Perfect-bound Paperback
Interior Ink
Black & white
Weight
0.34 lbs.
Dimensions (inches)
6.1 wide × 9.2 tall
De uitgave is direct leverbaar via boekwebsite. Drukkerij Lulu, Londen.
Te bestellen bij Demer Uitgeverij en leverbaar v.a. december a.s.
met dichters uit Duitsland, Nederland, Bretagne & Vlaanderen.
Deze voorstelling kadert in een internationaal vertaalproject van Fred Schywek i.s.m. Cultuurhoofstad Europa, Ruhrgebiet 2010 (Duitsland).
18 september 2010, 19u. Auditorium Permeke Bibliotheek, De Coninckplein 25, 2060 Antwerpen.
Dichters
Wilfried Bienek, Catharina Boer, Olivier Cousin, Marleen de Crée, Job Degenaar, Marleen De Smet, Frank De Vos, Paul Gellings, Peter Holvoet-Hanssen, Charles Kléber, Roger Nupie, Willem Persoon, Hilde Pinnoo, Annie Reniers, Tony Rombouts, Annmarie Sauer, Fred Schywek, Lucienne Stassaert, Bart Stouten, Rose Vandewalle & Lief Vleugels.
m.m.v. Patricia Van Nunen (zang), Jean Demey (muzikale omlijsting) & Lynn Peeterson (dans) en Sofie Vander Heyden (zang).
Het is zover! Mijn 3de dichtbundel is een feit. Tussen schaduw en schittering
een uitgave van Demer Uitgeverij
Door Mark Eyskens, Minister van Staat
Marleen beseft ten volle dat poëzie nooit af is en dat de poëzielezer verondersteld is het gedicht mee te maken, in de dubbele betekenis die dit werkwoord in het Nederlands heeft. Aldus ontstaat een creatieve intimiteit tussen de dichter en de poëzieminnaar. De bundel Tussen schaduw en schittering getuigt van een uitzonderlijke fijngevoeligheid.
~~~
Fragment van Thierry Deleu (uit het nawoord)
Marleen De Smet slaagt erin om het heel persoonlijke toch inuniversele gedichten te verwerken. Door middel van taal schept zij een eigen universum, waarin je (bijna moeiteloos) kunt doordringen tot onbekende gebieden, die verrassen. Woorden zijn de handvatten die toegang geven tot een niet-eindigend leven. Haar poëzie is zo rijk aan beelden, vergelijkingen dat je spontaan bij de gedachte komt dat de dichter een picturale geest heeft. Schrijven is eigenlijk het lezen van beelden, die voortdurend om je heen veranderen. Van deze overweging zijn de gedichten in Tussen schaduw en schittering een bijzonder geslaagd voorbeeld.
De cover is een ontwerp van Geraardsbergse kunstschilder Rudy Baeten.
Er zijn twee uitvoeringen:
Hardcover, hardcover formaat 20 x 27 cm - 48 pages - 18.00 (exlusief verzendingskosten)
Met dit essay wil ik geen overzichtswerk schrijven, maar ik heb toch gezocht naar voldoende samenhang, naar maatschappelijke inbedding. Ik wil niet vervallen in een opsomming van stromingen die elkaar aflossen met als cesuur het publicatiejaar van een bundel. Ik heb vermeden om te veel nadruk te leggen op scholen en -ismen.
De gedichten die tijdens de oorlog (1940-1945) werden geschreven, hebben veeleer een cultuurhistorische dan een literaire waarde.
Aanvankelijk leek het erop dat de poëzie verder zou bouwen op de vooroorlogse stromingen. De gedichten van Hubert van Herreweghen, Christine Dhaen en Anton van Wilderode sloten aan bij de poëzie van vlak vóór de oorlog.
Ook in de volgende decennia blijft deze traditionele poëzie aanwezig, onafhankelijk van de heersende tendensen (Fernand Florizoone).
Andere dichters breken met alle wetten van de traditionele kunst. Zij passen niet in de chaos van een verwoeste wereld. Zij grijpen terug naar de avant-gardestromingen uit de jaren twintig: expressionisme, dadaïsme en surrealisme. Deze invloeden komen niet alleen in de literatuur, maar ook in de schilderkunst tot uiting. Een mooie illustratie daarvan is de samenwerking tussen dichters en schilders, zoals Hugo Claus, Roger Raveel en Antoon De Clerck.
In Nederland verzamelen jonge dichters zich rond het tijdschrift Podium en noemen zich vijftigers (met een duidelijke allusie op de Tachtigers, die ook een totale breuk met het verleden beoogden). Ze verwerpen het verloederde, gemanipuleerde taalgebruik en de dichtvormen van de traditionele poëzie. Ze ontwikkelen een dichtkunst die het woord, het gedicht als taaluiting, centraal stelt.
De vijftigers stellen, al experimenterend met taal, de spontane creativiteit voorop.
In Vlaanderen breekt vanaf 1955 het poëtische modernisme door in het tijdschrift Tijd en Mens (Hugo Claus, Ben Cami). Vanaf 1955 in experimentele tijdschriften, zoals Gard Sivik (Hugues C. Pernath, Paul Snoek, Gust Gils) en De Tafelronde (Paul de Vree).
De experimentelen vertolken een sociaal engagement, maar klinken niet moraliserend. Ze exploreren nieuwe gebieden van het onbewuste en het onderbewuste.
De experimentele dichter kiest voor een nieuwe vorm. Hert woord wordt autonoom en staat niet meer in een logisch zinsverband. Deze grammaticale en syntactische onlogica verhoogt de interpretatiemogelijkheid voor de lezer. Beelden en klanken staan niet in dienst van de inhoud. Ze zijn zelfstandig en essentieel: ze maken de inhoud uit van het gedicht. Experimentele poëzie wil de lezer aanzetten tot nadenken en hem verplichten zelf creatief te zijn en, afhankelijk van zijn eigen kennis en ervaringen, het gedicht zelf te interpreteren.
De experimentele poëzie legt ook nadruk op de klank (assonantie, alliteratie) en de vorm van woorden.
Tot kort na 1975 zijn het vooral de neo-experimentelen (Willy Spillebeen, Hedwig Speliers, Marcel Van Maele, Thierry Deleu, Walter Haesaert, Guy van Hoof, Willy Verhegghe) die het poëzielandschap in Vlaanderen beheersen.
De jaren 60
In de jaren zestig verdwijnen stilaan de gevoelens van angst en onlust die de oorlog had gebracht. In deze sfeer van ontspanning en materiële zekerheid kijken dichters om zich heen en reageren tegen onrecht. Zij willen het publiek laten meeleven met de poëzie. Zij herontdekken het directe contact met de toehoorders. Poëtische manifestaties, readings, happenings en Nachten van de Poëzie zijn in.
De jaren zestig staan voor de Verbeelding aan de macht, voor provo, voor democratisering, voor verruiming van alles wat kan.
Ook in de poëzie zelf treffen wij uitingen van maatschappelijke onvrede. Deze dichters behoren tot een nieuwe generatie dichters, die zich ook afzetten tegen de steeds meer ontoegankelijke poëzie van de postexperimentelen. Zij stellen zich tot doel de vervreemding tussen de poëzie en de lezer op te heffen en de dichtkunst te democratiseren. De alledaagse werkelijkheid wordt hun onderwerp, en wat ze te zeggen hebben, willen ze direct, eenvoudig en herkenbaar weergeven. Zij worden getypeerd als de nieuw realisten. Vooral Herman de Coninck, Roland Jooris en Patricia Lasoen getuigen van een speelse omgang met de werkelijkheid.
De nieuw-realisten gebruiken geen ingewikkelde beeldspraak, geen exuberante associaties, geen sentimentele lyriek, maar heldere formuleringen, alledaagse ervaringen in gewone taal.
Rond de jaren zestig is er in Vlaanderen echter ook sprake van een nieuwe belangstelling voor het maniërisme. Als een constant verschijnsel in de literatuur, dat opduikt wanneer er sprake is van classicisme. Kenmerkend zijn een overladen stijl (als tegenhanger voor het klassieke), ingewikkelde en gezochte woorden en woordvormingen en een berekenend verrassingseffect. Dit fenomeen sluit nauw aan bij de nieuwe romantiek.
Er treedt daarbij een nieuw levensgevoel op de voorgrond, dat sterk afwijkt van dat wat eraan voorafgaat. Sommige maniëristen evolueren naar de parlandopoëzie, de pop-art en het neorealisme, en gaan op deze manier aansluiten bij de Nederlandse Gard Sivik-groep.
In 1965 verschijnt een maniërismebijdrage van de Tafelronde, waarin o.a. gedichten van Patrick Conrad en Franse vertalingen van Henri-Floris Jespers en Freddy de Vree zijn geplaatst. Ook Werner Cranshoffs bloemlezing Pijn en Puin Verdwenen uit 1966 geeft al in de ondertitel (jonge Vlaamse esthetische poëzie) aan dat het om een nieuw soort poëzie gaat.
De poëzie van de in zijn bloemlezing opgenomen jongeren (naast Nic Van Bruggen, Patrick Conrad, Werner Spillemaeckers, ook Tony Rombouts, Werner Cranshoff zelf en Herman De Coninck) ziet Cranshoff als een objectpoëzie: het object duidt, met zijn moeilijk verborgen autonoom karakter, in het gedicht uiterst nauwkeurig en zonder enige restrictie de plaats aan waar de dichter zich gevoelsmatig bevindt en brengt daardoor praktisch de hele poëtische transpositie tot stand.
In hun Proeve tot een Impuls-manifest uit 1974 verwijzen ook Wilfried Adams en Michel Bartosik (beiden uit de academische sfeer) naar een maniëristische traditie. De poëzie beoogt een ritueel te zijn: magische en tegelijkertijd (en juist daarom) scherp uitgekiende bezwering van het toeval, integratie van het disparate en tegenstrijdige en de versmelting van alle tegengestelden.
Deze maniëristische tendens is een overwegend Antwerps verschijnsel (Jan de Roeck, Hugues C. Pernath, Henri-Floris Jespers, Gust Gils). De meesten van hen waren lid van het artistieke genootschap Pink Poets.
Sommigen onder de maniëristen werden aanvankelijk beïnvloed door de tweede generatie experimentelen: de zogenaamde 55'ers. Gaandeweg is hun poëzie esthetischer geworden, weelderiger en barok, maar ook verziekt decadent. Centraal in hun poëzie staat de bijna tijdloze cultus van de schoonheid, meerbepaald de artificiële schoonheid als zelfverweer tegen de massificatie, lelijkheid en banaliteit van het gewone.
De zestigers verhouden zich m.a.w. anders tegenover de werkelijkheid dan hun voorgangers. Na de naoorlogse malaise stellen zij enerzijds een esthetische poëzie en anderzijds het nieuw-realisme voorop.
Je zou ook kunnen stellen dat de poëzie van de jaren 60 de tijd is van de bekentenispoëzie. De ervaringen van de oorlog en een slechte jeugd zijn een goudmijn voor de dichters en schrijvers.
Aan het eind van de jaren zestig wordt de poëzie in Vlaanderen nog altijd gedomineerd door enerzijds de traditionele dichters en anderzijds de erfgenamen van het experiment, verspreid over tal van kleine tijdschriften. Daartussen tref je, enigszins verloren in de marge (Yang, Ruimten, Kreatief), echter ook sporen aan van en nieuw type van poëzie, waarin de nadruk veeleer ligt op de directe werkelijkheid en op de communicatie met de lezer dan op de subjectiviteit van de dichter en de taal als en autonome structuur.
Na 1970
De jaren zeventig luiden een nieuwe periode in. Enerzijds bleek de tijd van de studentenrevoltes en de zachte generatie van de flower power achteraf maar en periode van illusie en schijnwerkelijkheid geweest te zijn. Anderzijds heeft de verwondering om de alledaagse werkelijkheid afgedaan. Sommige dichters keren terug naar de emotie in de poëzie. De intieme band tussen de emoties van de dichter en zijn poëzie is hier kenmerkend.
De golf van nieuwe romantiek die vanaf 1975 ontstond, richtte zich tegen de banaliteit van de nieuw-realisten en tegen het formalisme van de neo-experimentelen. Deze stroming betekent een terugkeer naar een traditionele poëzie en een plechtig taalgebruik.
De nieuwe romantische dichters in Vlaanderen (Luuk Gruwez, Miriam Van hee) vormen echter geen hechte groep (omwille van hun uitgesproken individualisme).
Rond 1975 deed zich het verschijnsel van het zogenaamde academisme voor: gedichten schrijven op een bestudeerde manier. Niet alleen in taal maar ook in opzet, compositie. Gestileerde beeldspraak, gezochte metaforen.
In de jaren zeventig kiezen veel dichters - naast de neoromantische poëzie - voor een persoonlijker getinte vertellende poëzie (Mark Dangin). Zij zijn vooral geïnteresseerd in psychische observatie. De gevoelens van de dichter zelf zijn weer onderwerp van hun poëzie. De toon van hun gedichten is vaak licht ironisch en vertellend.
Daarnaast heb je de taalgerichte poëzie. Deze poëzie is veel onpersoonlijker en geconstrueerder dan die van de vorige groep dichters (Mark Insingel).
De jaren zeventig zijn voor wat de poëzie betreft, rijk aan diversiteit. Het kenmerk van de zoekende mens, hij staat voor keuzes. Kiest hij voor de (neo)romantiek, voor de epische poëzie of de taalgerichte?
Of kunnen wij analoog aan het proza ook gewagen van modernisme en postmodernisme in de poëzie? Dichters twijfelen aan de macht van de taal om de wereld af te beelden. Kunnen zij alleen een persoonlijk universum beschrijven? Of zijn zij getuige van het feit dat er geen onderscheid bestaat tussen waarheid en fictie, tussen heden en verleden?
De Vlaamse poëzie is als een fluctuatie, een opeenvolging van stromingen. Het experiment van de jaren 50 werd afgewisseld door het neorealisme van de jaren 60 en de romantiek van de jaren 70. De postmoderne poëzie in de jaren 80 vormt het laatste moment van een uitdrukkelijk geëxpliciteerde poëzie (Philip Hoorne, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Erik Spinoy). De periode daarna wordt gekenmerkt door een naast elkaar bestaan van verschillende soorten van poëzie.
Moet literatuur, en hier specifiek de poëzie, het dagelijks leven beschrijven, realistisch en anekdotisch zijn? Of gaat het er in de eerste plaats over taal en de (on)mogelijkheden daarvan, is poëzie talig en autonoom?
De belangrijkste dichters die ook na 1975 nog publiceren zijn ongetwijfeld: Paul Snoek (1933-1981), Roel Richelieu van Londersele (1952), Willie Verhegghe (1947), Hugo Claus (1929-2008), Gust Gils (1924-2002), Lut de Block (1952), Miriam Van hee (1952), Stefan Hertmans (1951), Marcel van Maele (1931-2009), Roland Jooris (1936).
Recente Vlaamse dichters als Erik Spinoy, Stefan Hertmans, Dirk van Batselaere, Charles Ducal, Bernard Dewulf benadrukken opnieuw het esthetisch-stilistische karakter in hun poëzie. Ze creëren zelf een werkelijkheid, via een taal die verschillende stijlen door elkaar haalt en vaak ironisch is, afstandelijk en sceptisch.
Nu
Hoe stel ik een blauwdruk samen van het poëtisch landschap in Vlaanderen nu?
Vooreerst en voor alle duidelijkheid: deze blauwdruk is niet afhankelijk van voorwaarden die niets (of weinig) te maken hebben met de kwaliteit van de gedichten.
Ik wil ook geen waanwijze, betweterige bloemlezer zijn. Ik wil enkel een kleurrijk beeld schetsen van de Vlaamse poëzie en wil daarbij de verrekijker niet omgekeerd voor mijn ogen houden.
Het is niet mijn bedoeling om te proberen een agenda te realiseren. Zeker niet als dat ten koste van een aantal dichters moet gaan.
Poëziegeschiedenis wordt geschreven vanuit een visie op literatuur. De essayist wordt bloemlezer. Mijn missie - hoe goed bedoeld ook zal leiden tot commotie. Een dichter kan zich gepasseerd voelen of zich onvoldoende naar waarde geschat. Ik ben geen beëdigde landmeter, maar toch kun je geen selectie maken zonder visie op de literatuur.
Deze bloemlezing ambieert dat zij een zicht geeft op het poëtische veld in Vlaanderen. Dit lukt echter nooit ten volle, omdat sommige dichters niet ingedeeld willen worden bij anderen die minder status hebben verworven. Debutanten, dichters in eigen beheer, gebruikers van printing-on-demand, zij die (nog) niet hebben uitgegeven bij gevestigde uitgeverijen en daardoor niet zijn geplaatst in officiële bloemlezingen. Sommige dichters zullen ofwel om die reden hun selectie aanvechten, ofwel andere geselecteerde dichters uitspuwen.
Ik wil in dit overzicht ruimte creëren voor alle (goede) poëzie en mij niet laten verstikken in een poëtisch canon. Ik wil geen dominantie, geen impact van invloed, gezag en zichtbaarheid. Het gaat voor mij niet om het verwerven van fondsen of honorering in welke vorm ook, maar uitsluitend om respect voor elke dichter die voor zichzelf opkomt. Ik maak geen bloemlezing van gedichten maar van namen.
De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Het persoonlijke drama staat het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.
Een groot aantal dichters profileren zich onvoldoende. Omdat ze dit ook niet wensen, of omdat zij niet publiceren bij gevestigde uitgeverijen. Dit laatste heeft grote nadelen: als dichter kom je niet in bij grote uitgeverijen gepubliceerde bloemlezingen, je krijgt heel wat minder aandacht in de media, je wordt minder gevraagd voor lezingen op scholen of in verenigingen. In één woord: je verwerft geen status.
Bovendien zijn literaire tijdschriften - dé mogelijkheid bij uitstek voor aankomende auteurs die vaak zelf aan het roer staan - aan het uitdoven. Een dichter kiest meestal en frequenter voor het internet.
Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of jou herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige dichters zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit.
Welke criteria heb ik aangelegd om mijn dichters te kiezen? Moeilijke vraag, of beter: het antwoord zal altijd controversieel zijn.
Waarvoor val ik niet? Voor retorische gezwollenheid of sentimentaliteit.
Ik heb een voorkeur voor aansprekende, hartstochtelijke poëzie. Gedichten moeten een zeker ritme hebben, een metrum, ze moeten klinken en de woorden moeten esthetisch en inhoudelijk smaken en interpretatie toelaten. Poëzie mag zich niet reduceren tot betekenisloos brommen van klank en ritme. Poëzie kan zich wel laven aan de muziek, het muzikale ritme en de klankstructuur van de taal.
De grote kracht van een goede dichter is zijn empathie. Poëzie is ook woordkunst, een in het metafysische geankerd spel.
Ik ben - als essayist - nu het zoveelste voorbeeld van een eigenwijze bloemlezer. Ken jij er anderen? Omdat ik de dichter kies en niet één of meerdere gedichten van hem/haar bloemlees, is mijn aanpak gericht op de totale (kwaliteits)waarde, op het gezamenlijke werk.
Elke namenbloemlezing kent zijn beperkingen. De eerste beperking is van geografische aard: louter Vlaamse dichters. Andere beperkingen: het engagement van de dichter en de persoonlijke voorkeur van de bloemlezer, een beter woord hier is de essayist. Geen beperking is het medium van publicatie: zowel dichters die al papieren bundels bij reguliere en niet-erkende uitgeverijen uitgaven, als dichters die voor eigen beheer kozen, als dichters die gedichten plaatsten in tijdschriften en magazines.
Mijn keuze:
Dirk van Batselaere, Bert Bevers, Lut de Block, Geert Buelens, Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Hervé J. Casier, Guy Commerman, Patrick Cornillie, Frank Decerf, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Alain Delmotte, Ferre Denis, Joris Denoo, Didi De Paris, Frans Depeuter, Francis De Preter, Frans Deschoemaeker, Marleen De Smet, Astrid Dewancker, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Fernand Florizoone, Peter Ghyssaert, Luuk Gruwez, Stefan Hertmans, Peter Holvoet-Hanssen, Guy van Hoof, Philip Hoorne, Joris Iven, Roland Jooris, Tom Lanoye, Patricia Lasoen, Ruth Lasters, Patrick Lateur, Jan Lauwereyns, Herman Leenders, Bert Lema, Frédéric Leroy, Roel Richelieu van Londerseele, Sylvie Marie, Luc C. Martens, Mark Meekers, Edith Oeyen, Eric Rosseel, Paul Rigolle, Willy Roggeman, Xavier Roelens, Willem M. Roggeman, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Erik Spinoy, Ina Stabergh, Lucienne Stassaert, Peter Theunynck, Henri Thijs, Marc Tritsmans, David Troch, Yerna Vandendriessche, Roos Vandewalle, Eric Vandenwyngaerden, Jozef Vandromme, Lies Van Gasse, Miriam Van hee, Jan Van Loy, Dirk Vekemans, Willie Verhegghe, Peter Verhelst, Dimitri Verhulst, Herwig Verleyen, François Vermeulen, Eriek Verpale, Hugo Verstraeten en Rik Wouters.
Dat er ook nu weer commotie zal zijn bij het verschijnen van deze selectie is onvermijdelijk. Van één zaak ben ik zeker: in deze namenbloemlezing staan geen geweerde dichters.
Verschil tussen een Nederlandse en een Vlaamse dichter
Ik ben er van overtuigd dat Vlaamse dichters een andere bedding hebben dan onze bovenburen. Dit heeft niets met arrogantie te maken, maar, zeg nu zelf, Vlamingen dichten met meer charme, de problematiek is herkenbaarder, soms zijn ze stereotiep, maar de ondertoon is minder moraliserend.
Zijn Vlaamse dichters minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd? Ik stel vast dat zij muzikaler zijn, met meer mystieke overgave, elan en spontaniteit. Het Vlaamse gevoel versus het Hollandse verstand (Paul van Ostaijen).
Eigenlijk maakt dit niet veel uit: enerzijds stel ik een namenlijst samen met uitsluitend Vlaamse dichters en anderzijds schrijven deze dichters ook Nederlandse poëzie.
Als er iemand is waarvoor ik veel bewondering heb, is het wel voor Nicole Van Overstraeten. Met genoegen plaats ik twee gedichten uit de cyclus De twaalf van Schirmer, bij schilderijen van Edward Hopper. Vier gedichten uit deze reeks verschenen reeds in het internettijdschrift Stroom (nr 35).
Dichterlijk Vlaanderen wordt gepromoot in het buitenland. Wij zijn goed bezig, denk je dan, maar altijd wordt de buitenlander een vertekend beeld van de werkelijkheid geoffreerd. Je wordt er hoorndol van! Ofwel verzuipen onze dichters in een bad met (te) veel Nederlanders, ofwel is het rokje dichter dan het hemdje en mogen enkel de vriendjes in het bubbelbad. Zou dit toch de juiste manier zijn om ons schoongewassen aan de buitenwereld te vertonen? Het gebeurt zo vaak en zo kort bij na elkaar dat ik twijfel aan mijn ergernis. Je zou erdoor gefrustreerd geraken.
Neen, deze beschouwingen zijn niet ontstaan uit frustratie. Op je 70ste lijd je aan andere kwaaltjes en heb je geen last meer van opvliegers en jaloerse buien. Ik ben niet (meer) gevoelig voor desillusies. Ik ken de kneepjes van het vak of moet ik schrijven: de trucjes van de foor. Daarom geen aapjes uit de mouwen, maar een gefocust streven naar engagement en gezonde reflex.
Hoe stel ik een blauwdruk samen van het poëtisch landschap in Vlaanderen?
Vooreerst en voor alle duidelijkheid: deze blauwdruk is niet afhankelijk van voorwaarden die niets (of weinig) te maken hebben met de kwaliteit van de gedichten. De enige beperking die ik mij opleg, is mijn eigengereide de keuze.
Ik wil geen schoolvos, waanwijze, betweterige bloemlezer zijn. Ik wens geen nieuwe Michelingids van de beste dichters samen te stellen. Ik wil wel een kleurrijk beeld schetsen van de Vlaamse poëzie en wil daarbij de verrekijker niet omgekeerd voor mijn ogen houden.
Ik wil van deze beschouwingen geen afrekening maken, geen soort van pamflet, polemiek of kritisch opstel. Of deze beschouwingen een mijnenveld worden, kan ik niet voorspellen of voorkomen.
Poëzie is overal gelijk. Gedichten zeggen iets over de cultuur van een land of een regio, maar de spraakverwarring ontstaat bij de vraag: wat verstaat men onder poëzie en welke plek neemt zij in de cultuur in? Het soort opwinding bij het lezen van dit essay en de commentaren achteraf zijn welkom. De ervaring leert dat de meeste energie gestoken wordt in de poging de tegenstellingen zo te arrangeren (of ze nu daadwerkelijk bestaan of niet) dat het publiek denkt dat er nog iets anders aan de hand is dan de publicatie van het essay.
Ik hoop dat de criticaster dan verder komen dan hun ironische benadering en beter doen dan het verspreiden van lijkenlucht.
Vermoedelijk, neen, zeker, zal het buitenland - ik bedoel onze bovenburen en enkele Zuid-Afrikanen - dichters vinden die overduidelijk waan-zin-nig bekend zijn in Vlaanderen, maar waar zij in het beste geval met moeite één weetje over kunnen bedenken.
Het punt is: valt dit nog te begrijpen? Ja. Denk eens aan het feit dat het centrum overal traditioneel weinig aandacht heeft voor de periferie. Ver gezocht, helemaal niet, denk er nog eens over na. Hoe kunnen wij dit veranderen? Door harder te werken, dat is een wet van alle tijden.
Wij hebben ons al te lang vol beate bewondering blindgestaard hebben op Nederland. Er bestaat maar één remedie tegen deze ziekte: de Vlamingen mogen best wat meer zelfvertrouwen hebben.
Het is niet mijn bedoeling om te proberen een agenda te realiseren. En zeker niet als dat ten koste van andere dichters moet gaan. Deze beschouwingen hebben niet het karakter of het statuut van een schotschrift. Elk soortgelijk essay leent zich uitstekend voor een nieuwe poëtenstrijd. Ik kan deze strijd niet voorkomen, omdat elke selectie nooit helemaal objectief kan zijn. Kiezen is verliezen. Ik koester niet de pretentie representatief te zijn. Ik kies partij, dit is alles. Ik stel geen poëticale a prioris.
Poëziegeschiedenis wordt geschreven vanuit een visie op literatuur. De bloemlezer is een poëticale missionaris. Zijn missie - hoe goed bedoeld ook - leidt tot commotie. Een dichter kan zich gepasseerd voelen of zich onvoldoende naar waarde geschat weten. Ik ben geen beëdigde landmeter, maar toch kun je geen selectie maken zonder visie op de literatuur.
Ook hier niet.
Het lijkt mij logisch dat, indien iemand die zelf ook dichter is, een selectie maakt, het risico heel reëel is. Het voordeel van deze bloemlezing is juist dat dit risico niet wordt beperkt door niet-literaire factoren.
Ik pretendeer niet dat ik uitspraken doe over de poëzie. Deze bloemlezing kan ambiëren dat zij een zicht geeft op het poëtische veld in Vlaanderen. Dit lukt echter nooit, omdat sommige dichters niet ingedeeld willen worden bij anderen die minder status hebben verworven. Deze laatsten zijn debuterend, of hebben (nog) niet uitgegeven bij gevestigde uitgeverijen en zijn daardoor niet opgenomen in officiële bloemlezingen. Sommige dichters zullen ofwel om die reden hun selectie aanvechten, ofwel andere geselecteerde dichters uitspuwen.
Ik wens geen contrarevolutie. Ik kies enkel voor kwaliteit, die mij wordt aangeboden. Ik weet ook dat kwantiteit geen gezag verleent. Ik kom uit op 75 dichters.
Ik roep mezelf niet uit tot een van de grootste dichters uit de naoorlogse periode. Ik reken mij wel tot de honderd beste Vlaamse dichters van na 1940. Is dit zelfoverschatting? Ik oordeel niet.
Sorry voor deze zegening van ongevraagde reflectie, maar dichters horen te beseffen dat er geen fatwa over je is uitgesproken wanneer je naam niet of te weinig in een bloemlezing voorkomt. Misschien moeten de niet-aanwezigen zich laten horen (lezen) en hun gedichten laten circuleren in een beter gekozen circuit. Opgelet, aan doodzwijgen erger ik mij ook! En ijdelheid kruipt waar talent niet komen kan.
Ik ben geen provocateur of een intellectuele branieschopper. Ik kan mij heel moeilijk defenderen. Verdediging heeft hier ook geen zin: je houdt van mijn keuze van de dichters of niet. De realiteit is ook dat elke dichter iets aparts te bieden heeft.
Begrijpelijkheid is niet alles in poëzie, verstaanbaarheid wel, zei Jan Elburg zestig jaar geleden ook al in zijn bloemlezing, genaamd Atonaal.
Ik wil ruimte scheppen voor alle (goede) poëzie en mij niet laten verstikken in een poëtisch canon. Ik wil geen dominantie, geen impact van invloed, gezag en zichtbaarheid. Het gaat voor mij niet om het verwerven van fondsen of honorering in welke vorm ook, maar uitsluitend om respect voor elke dichter die voor zichzelf opkomt. Het is geen bloemlezing van gedichten maar van namen waardoor ik mijn persoonlijke voorkeur uitdruk.
En ja, ik heb mijn dichters getoetst aan mijn persoonlijke poëzieopvatting. De poëzie laboreert voort, hoewel dient gezegd dat ook de gedichten een retrobeweging maken tot kort voor de opkomst van het nieuw-realisme. De dichters hebben het cool gedoe ingeruild voor een nieuw-romantisch, bijna metaforisch engagement. Maar ook in de poëzie staat het persoonlijke drama het vaakst centraal. Nog altijd zoeken de dichters het dicht bij huis, het navelstaren wordt wel eleganter opgediend.
Algemeen is schrijven is voor de meeste dichters ontsnappen uit de rauwe werkelijkheid, ver weg van desillusies, agressie en domheid. Dichten is ook afrekenen met clichés, (waan)beelden, foute interpretaties, verkeerd imago, opdringerigheid, overregulering. Therapeutisch? Ja, zeker? Gedichten schrijven is afreageren, vaak een nieuwe werkelijkheid creëren waar het aangenaam is om te vertoeven, taboes doorbreken, aan je verbeelding macht delegeren.
Een selectie van dichters, zoals ik het zie, heeft een dubbel doel: enerzijds consumentenvoorlichting en anderzijds duiding. In een goede bloemlezing gaan deze twee samen. Door deze beschouwingen een plaats te geven, maak ik mij tot een consumentenvoorlichter.
Ik heb geselecteerd voor de lezer. Niet voor de dichter, de uitgever, de subsidieverstrekker.
Daaruit volgt dat ik buiten uitgever en overheid moet blijven staan. Ik mag mij niet laten annexeren door de een of de ander. Wie dit principe niet deelt, ruikt naar ballotage.
Een groot aantal dichters profileren zich onvoldoende. Omdat ze dit ook niet wensen, of omdat zij niet publiceren bij gevestigde uitgeverijen. Dit laatste heeft grote nadelen: als dichter kom je niet in bij grote uitgeverijen gepubliceerde bloemlezingen, je krijgt heel wat minder aandacht in de media, je wordt minder gevraagd voor lezingen op scholen of in verenigingen. In één woord: je verwerft geen status.
Bovendien zijn literaire tijdschriften - dé mogelijkheid bij uitstek voor aankomende auteurs die vaak zelf aan het roer staan - aan het uitdoven. Een dichter kiest meestal en frequenter voor het internet.
Volgens smaak, perceptie en voorkeur, of je nu zelf dichter bent, of jou herhaaldelijk uitspreekt over (de waarde van) poëzie, of als gewone lezer, sommige dichters zullen jou aanspreken en andere zullen jou niets zeggen, sommige dichters zullen jou verrassen of bekoren, of jou de bevestiging brengen van een (eeuwige) belofte of een vaste waarde. Eigenlijk maakt dit niet veel uit. Belangrijker is de aandacht die ik wil vestigen op de literaire ongelijkheid waardoor alle dichters niet gelijk zijn voor de wet. Het kan niet dat elementen zoals leeftijd (debuterende dichter of outsider, favoriet of verguisde), uitgeverij (in welke vorm ook: van eigen beheer over printing-on-demand tot erkende uitgeverij), mediabelangstelling, vriendendienst, meespelen bij de beoordeling van het werk. Niet alle dichters zijn gelijkwaardig is een beter statement, op strikte voorwaarde dat de parameter hier de kwaliteit is. We weten echter hoe vaak de subjectiviteit een rol speelt. Het is moeilijk, maar we geraken er wel uit. De perfectie is (nog) niet van deze wereld.
Welke criteria heb ik aangelegd om de 50 dichters te kiezen? Mijn criteria? Moeilijke vraag, of beter het antwoord zal altijd controversieel zijn. De geselecteerden nemen gemakkelijk de kleur aan van de bloemlezer en andersom. Ik kan een dichter niet verkiezen, wanneer ik zijn/haar gedichten niet heb gelezen. Dit is nogal wiedes.
Waarvoor val ik niet? Voor retorische gezwollenheid of sentimentaliteit.
Ik heb een voorkeur voor aansprekende, hartstochtelijke poëzie.
Gedichten moeten een zeker ritme hebben, een metrum, ze moeten klinken en de woorden moeten esthetisch en inhoudelijk smaken en interpretatie toelaten.
Opgelet, ik zoek niet naar metrum, strofenbouw en rijm, maar als die er zijn en ze hinderen niet, dan heb ik geen probleem. Poëzie mag zich niet reduceren tot betekenisloos brommen van klank en ritme. Poëzie kan zich wel laven aan de muziek, het muzikale ritme en de klankstructuur van de taal.
Ik maak bij mijn keuze geen analyse die de vorm aanneemt van vivisectie (je maakt zo het gedicht dood).
Als ik een gedicht meerdere keren moet lezen om het te begrijpen, dan hoeft het voor mij niet meer.
Poëtisch taalgebruik is voor mij strikt genomen niet anders dan normaal taalgebruik, maar dit neemt niet weg dat het lezen van een gedicht een andere houding vereist: de lezer moet zich durven open te stellen voor twijfel, ambiguïteit en onbeslistheid.
De grote kracht van een goede dichter is zijn empathie.
Poëzie is woordkunst, een in het metafysische geankerd spel.
Poëzie is zeggingskracht.
Poëzie moet zich tevreden stellen met de plaats die ze toebedeeld krijgt: moraal, consumptie, politiek zijn vreemde domeinen. In poëzie wordt onderzocht wat elders voortdurend aan het zicht onttrokken wordt.
In poëzie primeert de betekenaar op de betekenis, maar de betekenis is nooit afwezig.
Van belang zijn het taalgebruik, het gedicht moet verrassend zijn, zowel op woordniveau als op het niveau van de syntaxis.
Indien de dichter een meer hermetische weg inslaat, dan nog moet hij narratief te karakteriseren zijn.
Ik ben het zoveelste voorbeeld van een eigenwijze bloemlezer. Ken jij er anderen? Omdat ik de dichter kies en niet één of meerdere gedichten van hem/haar bloemlees, is mijn aanpak gericht op de totale (kwaliteits)waarde, op het oeuvre.
Zijn deze beschouwingen een manifest? Neen!
Wil ik deze namenlijst met de bedoeling recht te doen aan de literaire situatie in Vlaanderen? Neen, want dergelijke selecties hebben altijd een hoog Genesisgehalte: ze verklaren zichzelf tot het beginpunt van een nieuwe poëzie-elite. Stel ik een namenlijst samen vanuit een duidelijk parti-pris, d.w.z. vanuit een voorkeur? Hoe kan het anders? Is mijn overzicht van dichters gekleurd en vertekend? De onderliggende gedachte leg je er zelf maar in.
Deze bloemlezing van namen wil juist niet doorgaan als objectieve standaard op poëziegebied: de voorwaarden die tot op heden hiervoor zijn opgesteld, lijken mij te discriminerend. Ik ontken de macht niet van een bloemlezer. Maar hier is mijn macht toch heel beperkt gehouden.
Eén ding is zeker: het gaat niet om zelfglorificatie; ik stel mij bescheiden op. Ook - en dit heb ik al toegegeven wanneer ik regelmatig mijn persoonlijke smaak laat prevaleren. Elke namenbloemlezing kent zijn beperkingen. De eerste beperking is van geografische aard: louter Vlaamse dichters. Andere beperkingen: het engagement van de dichter en de persoonlijke voorkeur van de samensteller, een beter woord hier is de essayist. Geen beperking is het medium van publicatie: zowel dichters die al papieren bundels bij reguliere en niet-erkende uitgeverijen uitgaven, als dichters die voor eigen beheer kozen, als dichters die gedichten plaatsten in tijdschriften en magazines.
Mijn selectie:
Dirk van Bastelaere, Bert Bevers, Lut de Block, Geert Buelens, Marc Bungeneers, Viviane Burssens, Gunnar Callebaut, Martin Carrette, Hervé J. Casier, Guy Commerman, Patrick Cornillie, Frank Decerf, Jenny Dejager, Thierry Deleu, Alain Delmotte, Ferre Denis, Joris Denoo, Didi De Paris, Frans Depeuter, Francis De Preter, Frans Deschoemaeker, Marleen De Smet, Astrid Dewancker, Bernard Dewulf, Charles Ducal, Fernand Florizoone, Peter Ghyssaert, Luuk Gruwez, Stefan Hertmans, Peter Holvoet-Hanssen, Guy van Hoof, Philip Hoorne, Joris Iven, Roland Jooris, Tom Lanoye, Patricia Lasoen, Ruth Lasters, Patrick Lateur, Jan Lauwereyns, Herman Leenders, Bert Lema, Frédéric Leroy, Roel Richelieu van Londerseele, Sylvie Marie, Luc C. Martens, Mark Meekers, Edith Oeyen, Paul Rigolle, Xavier Roelens, Willem M. Roggeman, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Erik Spinoy, Ina Stabergh, Lucienne Stassaert, Peter Theunynck, Henri Thijs, Marc Tritsmans, David Troch, Yerna Vandendriessche, Roos Vandewalle, Eric Vandenwyngaerden, Jozef Vandromme, Lies Van Gasse, Miriam Van hee, Jan Van Loy, Dirk Vekemans, Willie Verhegghe, Peter Verhelst, Dimitri Verhulst, Herwig Verleyen, François Vermeulen, Eriek Verpale, Hugo Verstraeten en Rik Wouters.
Dat er ook nu weer commotie zal zijn bij het verschijnen van deze selectie is onvermijdelijk. Wij beloven onze critici niet met dedain en invectieven te bestoken. Dus doe maar rustig: erger je, lach, die de inkt vloeien, wees een tegenpool, maar weet dat wij geen invloed willen uitoefenen op het literaire klimaat.
Van één zaak ben ik zeker: in deze bloemlezing staan geen geweerde dichters.
Ik ben er van overtuigd dat Vlaamse dichters een andere bedding hebben dan onze bovenburen. Dit heeft niets met arrogantie te maken, maar, zeg nu zelf, Vlamingen dichten met meer charme, de problematiek is herkenbaarder, soms zijn ze stereotiep, maar de ondertoon is minder moraliserend. Zijn Vlaamse dichters minder degelijk, minder intellectueel, minder beschaafd? Ik stel vast dat zij muzikaler zijn, met meer mystieke overgave, elan en spontaniteit. Het Vlaamse gevoel versus het Hollandse verstand (Paul van Ostaijen).
Eigenlijk maakt dit niet veel uit: enerzijds stel ik een namenlijst samen met uitsluitend Vlaamse dichters en anderzijds schrijven deze dichters ook Nederlandse poëzie.
Met bijdragen van ruim 30 dichters, o.a. Pien Storm van Leeuwen, Henk van Zuiden,
Patty Scholten, Joris Iven, Bert Bevers, Tsead Bruinja, Maarten van den Elzen,
John Schoorl, Johan Van Cauwenberge, Y. Né, Paul Gellings, Christina Guirlande., Roger Nupie, Hilde Pinnoo, Mark Meekers, Tine Hertmans, Piet Brak, Tjarda Eskens, Fernand Florizoone, Marije Kos, Marleen De Smet, Paula Hagenaars, Jenny Dejager, Lief Vleugels, Maarten van den Elzen, Fred Papenhove, Ferre Denis, John Schoorl, Thierry Deleu, Hannie Rouweler, Herman Rohaert, Katrien Ryserhove, Maurits Van Vossole, Ina Stabergh, Floris Brown, Henk van Zuiden.
Publicatiedatum: heden.
Boekprijs: euro 14.
Formaat: 19 x 19 cm - vierkant.
Binnendruk: zeer lichtgeel papier.
VOOR WIE BELANGSTELLING HEEFT VOOR DEZE UITGAVE:
Bankrekening - voor België of Nederland
1 ex. euro 16 (incl. euro 2 verzendkosten)
voor 2 ex van deze uitgave: euro 32.
Nederland: (zonder Iban) ING 3424272 t.n.v. J.R.M. Rouweler, Belgie
Onlangs verscheen bij Demer Uitgeverij een eerste uitgave Dierengedichten. Inmiddels werd een tweede, uitgebreide uitgave Hond en kat en andere beestjes gerealiseerd.
Deelnemende dichters:
Annmarie Sauer, Catharina Boer, Chris Van Buggenhout, Christina Guirlande, Erik Verstraete, Floris Brown, Hannie Rouweler, Henk van Zuiden, Herman Rohaert, Herwig Verleyen, Jenny Dejager, Joris Iven, Kristel D'Huysser, Leo Vroman, Lucienne Stassaert, Mark Meekers, Marleen De Smet, Miller Caldwell, Patty Scholten, Roger Nupie, Rose Vandewalle, Rozemarijn van Leeuwen, Tanya van der Wacht, Theo van der Wacht, Thierry Deleu, Tjarda Eskes, Wim van Til.
De bundel telt 40 bladzijden.
Prijs: 14 euro (excl. verzendkosten)
(hiervan is, per exemplaar, 3 euro bestemd voor de Dierenbescherming).
Vanaf half maart verkrijgbaar via de uitgeverij of rechtstreeks via:
Didier De Deken werd geboren te Antwerpen in april 1963 en woont te Mortsel.
Hij is onderwijzer in het buitengewoon onderwijs en fiere vader van drie kinderen. Gedichten schrijven en schilderen zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Wat hij niet kan schilderen, verklaart hij met woorden. Wanneer woorden tekort schieten, schildert hij zijn emoties.
Op de schommel van schilderen en dichten
Permanent schommelend tussen schilderen en dichten, pendelend van de schildersezel naar de schrijftafel is Didier De Deken steeds op zoek naar het soberste woord en naar een manier om zijn schilderijen zo strak mogelijk te houden. Zijn gedichten zijn als impressies zonder dwang voor de lezer, de doeken prikkelen de kijker en sporen aan tot ontdekken.
Didier is een autodidact die een permanente queeste heeft: zichzelf herontdekkend doorheen woorden en penseelstreken, soms twijfelend maar mateloos en onbegrensd gedreven.
De laatste 4 jaar verliet hij het figuratieve rustgevende aquarellen en de te beperkende acryltechnieken. Hij zocht vrijheid en diepte, textuur en beweging én rust, maar voor vooral de essentie van details om hem heen: een barst in een muur, een romp van een vergeten boot, een momentopname van verouderd stucwerk. Warmte en tastbaarheid doorheen details die op het eerste zicht een abstract geheel lijken.
Gedichten horen weggegeven te worden, zegt Didier, schilderijen behoren de huiskamers toe..
Herhaaldelijk nam Didier deel aan groepstentoonstellingen waarna onverwachts naar zijn werken werd gevraagd. Sommige doeken staan permanent in een kunstwinkel te Mortsel. Andere werken worden gekozen door mensen die een nageltje teveel hebben aan de muur.
Kunst is doen, vervolgt Didier, en geen verzuchting naar erkenning of aanvaarding. De mooiste bevestiging is te weten dat mijn doeken een 60 tal gezinnen her en der gelukkig maken."
'Klaprozen en Kamermuziek' & 'Poppies and Chamber Music'
AANKONDIGING TWEE NIEUWE DICHTBUNDELS - TIEN DICHTERS
Klaprozen en Kamermuziek
samengesteld door Hannie Rouweler en Thierry Deleu
In maart zal bij Demer Uitgeverij een nieuwe groepsbundel verschijnen:
Tien dichters uit Vlaanderen (Westhoek, Antwerpen, Limburg) en Nederland (Zwolle) met nieuwe gedichten. Over de natuur, de zee, liefde, vergankelijkheid, afscheid, steden (reizen), de schone kunsten, taal, en nog meer.
De dichters (in alfabetische volgorde):
- Bert Bevers
- Jenny Dejager
- Thierry Deleu
- Floor Deroo
- Marleen De Smet
- Fernand Florizoone
- Paul Gellings
- Joris Iven
- Guy van Hoof
- Hannie Rouweler.
De voorstelling van de bundel gaat door op zaterdag 20 maart 2010 om 11.00 uur in de Kok-pit van het nieuwe gemeentehuis van Koksijde.
Ook in maart verschijnt bij Demer Press de Engelse dichtbundel Poppies and Chamber Music,tien dichters, vertaald door John Irons.
De volgende dichters leverden hieraan een bijdrage, ieder met 6 gedichten: Fernand Florizoone, Jenny Dejager, Paul Gellings, Thierry Deleu, Marleen De Smet, Joris Iven, Bert Bevers, Roger Nupie, Albert Hagenaars en Hannie Rouweler.
Prijs: 15
SAMENSTELLERS: Thierry Deleu en Hannie Rouweler.
U kunt alvast vooraf een exemplaar bestellen via de uitgeverij.
Elke bundel bedraagt 17 (incl. verzendkosten, naar Nederland en binnen België).
Het boek kan in april (of eventueel eind maart) naar u verzonden worden.
Eigen publicaties. Klik op de respectievelijke afbeeldingen voor meer informatie.
Je kan me ook lezen bij Meander & Opspraak. Enkele spinsels werden in de bundel bekroonde gedichten “Wat zoudt gij zonder ’t werkvolk zijn”, Bloemlezing “Vlaamse Feestgedichten”, bundel “Een gebloemde lezing” en “Vreemd” van Schrijversplaza, het Koerszakboekje, bloemlezing van de 52 Meesterdichters van de Lage Landen bij de zee 'Hoe de dichter zich een weg geselt tegen wind', verzamelbundel "Beestjes", "verzamelbundel "Klaprozen en Kamermuziek" en de Engelse vertaling "Poppies and Chambermusic", verzamelbundel "Bellen Blazen", verzamelbundel "Toekomst", verzamelbundel "Die Liebe in Holland und Flandern" (Duits en Nederlands) en verzamelbundel "Gewoon lekker", enzovoort... Voor meer info, klik op de respectievelijke afbeeldingen.
Ik schreef bij werken van onderstaande kunstenaars:
Hieronder samen met Rudy Baeten, kunstschilder, beeldhouwer en keramist.
Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.
Samen met Jacky Duyck, kunstschilder Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.
Yves Poelman, kunstschilder en beeldhouwer. Voor meer info, klik op onderstaand kunstwerk.
Samen met Remy Victor, kunstschilder Voor info, klik op onderstaand kunstwerk.
Samen met Rob DeLange, kunstschilder Voor info, klik op onderstaande kunstwerk.
Toon Torrekens, kunstschilder en bronssculpteur. Klik op de afbeelding voor meer info.
Keramiekatelier "Den Boelover" Marnic De Lange
Henri Victor, kunstschilder Klik op de afbeelding voor meer info.
Enkele dichters/schrijvers uit mijn kennissenkring. Viviane Burssens, dichteres Voor meer info, klik op de foto.
Dichter Rik Wouters
Welkom op de site van Lidy De Brouwer.
Thierry Deleu, dichter/schrijver Voor meer info, klik op de foto.
Frank De Vos, dichter. Klik op de afbeelding voor meer info.
Ruud Poppelaars, dichter. Voor meer info, klik op de foto.
Bob van Laerhoven, schrijver
Nicole Van Overstraeten, dichteres
Paul Bernhard, poëzie en fotografie. Voor meer info, klik op de foto.
Sabine Luypaert, verhalen en gedichten. Voor meer info, klik op de foto.
Marc Eyskens Voor meer info, klik op onderstaande foto.
Lin, dichteres. Klik op de afbeelding voor meer info.
Stater, dichter. Klik op de afbeelding voor meer info
Hannie Rouweler, dichteres Voor meer info, klik op de foto.
Muzikanten: Michel Kuijken, bezieler van Rue Haute, een geweldig ensemble,sloot de partituren voor ietsnieuw in ontwikkeling. Michel Kuijken: zang, gitaar speelt samen met Laurent Bynens (accordeon) nieuwe akkoorden. Later meer. Maak alvast kennis via een klik op de eerste foto.
Jan Oelbrandt, gitarist, componist, producer. Voor meer info, klik op de foto.
Mixart is een ondersteuningproject voor kunstenaars. Bezieler is Hugo Tanghe.