In het Voerman Museum hangt dit schilderij van grote historische waarde.
Het is geschilderd door Peter Snayers uit Antwerpen in 1629 en laat het Spaanse
aanvalsregiment onder bevel van graaf Salazar zien. Op de achtergrond zie je de
Grote kerk en de burcht de Dikke Tinne. De aanval op de poort mislukte,
misschien wel zoals onderstaande legende vertelt, en de troepen trokken zich
plunderend terug.
De Hattemer toren richting Hoenwaard heeft nòg een
naam: de Vèrkentoren met de klemtoon op de eerste lettergreep en niet van het
woord verkèn dat van het werkwoord verkennen komt. Het komt van het woord
varken, knorremans, die in de Middeleeuwen vrij rondliep in het stadje en zn
kostje daar op kon scharrelen. Als klein maar strategisch gelegen
vestingstadje was Hattem in vroeger eeuwen vaak het doelwit van belegeringen.
Grote legertroepen vlijden zich dan neer in het veld, betrokken hun stellingen
en sloten de aan- en afvoerwegen af. Kaartspelen en dobbelstenen werden
tevoorschijn gehaald om de lange uren te vullen en de verveling te verdrijven
die gepaard ging met het langzaam uithongeren van de Hattemers binnen de muren.
Maanden en maanden kon dat spel zo doorgaan in een ultieme strijd om de
sterkste zenuwen.
Dat het met de moraal van de Hattemers wel goed zat
blijkt uit de legende die de ronde doet over de naamgeving van de Verkentoren
die een prachtig uitzicht gaf (en geeft) over de uiterwaarden en de weg richting
Heerde
Het was weer eens raak. Al maanden lag de vijand voor de
poorten van de stad om de Hattemers te dwingen een toontje lager te zingen. Er
zat niet veel schot in de zaak. Aanvallen op de stevige stadsmuren en dito
poorten hadden weinig effect en werden zonder al te veel moeite door de
Hattemers afgeslagen dankzij de ketels kokende pek en olie die klaar stonden en
de ervaren kruisboogschutters op de muren. Keer op keer toog de vijand
onverrichterzake terug het veld in waar het lange wachten weer begon. Maar
binnen de muren had men nog steeds voldoende voedsel. In de stallen van de vele
stadsboerderijen liep tenslotte genoeg eetbaars rond en ook de molenaar op de
stadswal had nog een aardige voorraad graan liggen voor het malen van meel en
het bakken van verse broden. Toch werd men het wel zat om niet het vrije veld in
te kunnen. Jan de Slager werd het na geruime tijd eveneens zat en ging tot
actie over. Hij was niet groot, eerder klein, maar met spieren als kabeltouwen.
Hij dook de stal in, greep één van zijn varkens en toog ermee naar wat wij nu
kennen als de Verkentoren. Met enige moeite klom hij de trap op. Eenmaal
boven gekomen tilde hij het varken boven zijn hoofd en schreeuwde de vijand met
bravoure toe: Hé jongens, hebben jullie honger? Kom dan maar een stukje halen
als je durft! De vijand gaf het op en met de staart tussen de benen dropen ze
af. Sindsdien staat de toren richting Hoenwaard bekend als de
Verkentoren.
Op het kasteel de Wildenborch ging het er vergelijkbaar
aan toe, alleen was hier het vlees echt op, op één varken na. Elke morgen werd
het dier flink aan de staart getrokken zodat het gilde als een mager varken en
de vijand dacht dat er al weer een varken geslacht werd en de voorraad
onuitputtelijk leek. Ook daar droop de vijand af.
Hattem wordt er een versterkte stad op de noordrand van de Veluwe. Het
stadsplan van Hattem laat zien dat de huidige kerk dan al een belangrijke rol
speelt . De tufstenen toren dateert uit de 12e eeuw en er wordt aangenomen dat
er naast de parochiekerk op de Gadsbergh, al een kapel met toren stond op de
huidige plaats in het centrum van Hattem. Met het verlenen van de stadsrechten
in 1299 wordt dus ook het kerkelijke centrum verplaatst. De nieuwe kerk wordt
gewijd aan de apostel Andreas en is zo de patroonheilige van Hattem.[1] In
1401 kregen de burgers die binnen de stadsmuren woonden van hertog Willen de
Hoenwaard, in de volksmond Homoet, waar ze hun vee mochten laten grazen en steen
mochten bakken. In 1404 werd het kasteel St. Lucia gebouwd. Dit gebouw zou
bekend worden als "de Dikke Tinne". Deze naam dankt het kasteel aan de dikke
muren, die de dikste van Nederland waren. In 1778 werd dit kasteel gesloopt
omdat de gemeente besloot om de stenen te verkopen. In 1786 werden Hattem en
Elburg bekend omdat daar de prinsgezinde kandidaten voor de vroedschap niet
werden geaccepteerd en de verkiezing als een interne zaak werd beschouwd. De
sterke patriottische beweging stond onder leiding van de advocaat Herman Willem
Daendels. Binnen een maand hebben de troepen van stadhouder Willem V de opstand
onderdrukt. In het Voerman Museum zagen we o.a. een schilderij dat de Spaanse
troepen, die in 1629 voor Hattem liggen, uitbeeldt. En deze tekening laat de de
troepen van stadhouder Willem 5 zien, bovenaan op de tekening. De patriotten uit
Hattem staan al klaar bij hun bootjes om over de IJssel te
vluchten.
In het Bakkerij Museum heb ik al eens horen vertellen hoe de naam Hattem
ontstaan zou zijn. Het is de 18e eeuwse legende van de duif. De burgemeester
had mooie duiven waarvan er op een dag eentje weg vloog. Hierdoor was de hele
stad in consternatie. De stadspoorten werden meteen gesloten zodat de duif niet
zou ontsnappen. Maar ja een duif hè die vloog er overheen. Het was een
geluk bij een ongeluk. Een oude vrouw die voor de poort stond ving de duif en
riep: Hier ik had 'em. En daarom is deze kreet verbasterd en werd het Hattem.
Het zou waar kunnen zijn.... In het Bakkerij Museum worden de Hattemer
duifjes verkocht. Ze worden gemaakt van bloem, honing, suiker èn wat verfijnde
specerijen. En daarbij nog wat noten en zuidvruchten. Dat Bakkerij museum is
zeker de moeite waard. Voor kinderen is er in vakantietijd en op woensdagmiddag
een speciaal programma waarbij er zelf broodjes gebakken mogen worden en wordt
er op een leuke manier een speciale voorstelling gegeven.
Wikipedia meldt
twee heel andere redenen voor de naam Hattem: De naam "Hattem" is een
typische heemnaam. Wat deze naam echter precies betekent is onduidelijk. Er zijn
grofweg twee veronderstellingen. Hattem zou het heem zijn van mensen die eerder
tot de stam van de Chattuarii (ook wel Hattuarii of Hatten) behoorden of het
heem van mensen wier leider Hatto heette. De laatste veronderstelling is
gebaseerd op het feit dat de meer dan de helft van de heemnamen afgeleid is van
een persoonsnaam. Waarschijnlijk vinden de Hattemers de laatste veronderstelling
de juiste of de leukste, gezien de naam van de voetbalclub Hatto Heim Hattem
wordt omstreeks 800 voor het eerst in de geschiedschrijving genoemd. Hattem
kreeg zijn stadsrechten in 1299 van graaf Reinoud I van Gelre en is een Hanze-
en vestingstad.
Nichtje Suze en haar vriendin bij Kladdegat, afgelopen jaar op de brug aan de Dorpsweg. Hij ligt veilig aan de ketting. Het beeld werd gemaakt door Jan Erik Barendsen in 1993.
Zoals wij vroeger in Linde de Bollebak hadden waarmee je bang gemaakt kon worden, hadden ze in Hattem Kladdegat. Het was een soort hondachtig beest. Ik denk ook dat die misschien dezelfde functie had. De bollebak, een soort watergeest, huisde voornamelijk in gevaarlijke kolken of beekjes en opoe hield ons op die manier bij de gevaarlijke laoke weg. Kladdegat was meer het Hattemer spook. Het hondachtige wezen huisde in de donkere tunnels onder de stadsmuren aan de Adelaarshoek, inderdaad, in het Spookhuys. De Hattemers rilden als ze s nachts het naargeestig gehuil en het gerammel van kettingen meenden te horen. De spookhond was zo levensecht dat ze het s avonds laat niet waagden om zich in donkere hoekjes rondom de stadsmuur te begeven. Tot in de 20ste eeuw bestond er nog een heilig ontzag voor Kladdegat, waarvan opvoeders dankbaar gebruik van maakten: Pas maar op, anders komt Kladdegat je halen.
Angst. Aan de ketting, de ogen vol vuur. Vastgeketend aan Hattems muur Met een boog er omheen, anders doet hij u wat! Waakt u voor spookhond 'Kladdegat'.
Het restaurant het Spookhuys in het enig overgebleven gedeelte van de
middeleeuwse burcht St. Lucia te Hattem, in de volksmond de Dikke Tinne genoemd
vanwege de imposante torens. Op deze unieke locatie waar volgens zeggen nog
steeds een spook rondwaart, kunt u genieten van onze specialiteiten.
Vier
jaar heb ik in Hattem gewoond, maar nooit heb ik verhalen als deze gehoord. Maar
het Spookhuis bestond toen allang net als het Daendels poortje waar je af moest
stappen als je er per fiets wilde passeren. Maar nu Kladdegat ter sprake komt,
vind ik dit volgende verhaal:
Lang geleden vertelden de Hattemers uit
eigen ervaringen dat de verhalen over spoken in 't Spookhuys geen sprookjes
waren. Spoken die in de nachtelijke uren rond dwaalden en heimelijk, in de
ondergrondse gangen, spookhond ´Kladdegat´ontmoetten. Er zijn verhalen rondom
die spookhond Kladdegat: Spoken bestaan.
Op een nacht zat Arend- Janszoon
rechtop in bed. Hij hoort de klok slaan en telt de slagen. Het is 12 uur, de
tijd van het spook, hij weet het zeker. De koeien houden op met eten en staren
verstijfd naar de trap als hij de klok 12 uur hoort slaan. Ze zien hoe het
spook de trap af dwaalt, over de deel zweeft en verdwijnt in de gangen onder ´t
Spookhuys. Na enkele minuten is het weer rustig, helemaal stil, alsof er niets
gebeurd is. In de tuin van het huis staat een geraamte met een sabel, het
ontzielde lichaam van een kozak, een verdwaalde Rus. In de nacht was deze
overvallen door generaal Souman, de dappere generaal die de kozakken keerde.
Nazaten van hem wonen nog in de stad. Broer Albert neemt op een nacht de
sabel mee in de hoop het spook te kunnen imponeren. Om twaalf uur 's nachts
staat hij onder aan de trap, zwaaiend met zijn zwaard. Al zwaaiend zakt hij
plotseling ineen als een pudding. Als hij bijkomt vertelt hij dat hij een
vreemde man onder aan de trap heeft gezien. "Daarboven aan de trap," zegt hij
"en hij heeft mij met vuurspuwende ogen aangekeken!" Het spook in ´t
Spookhuys deinsde nergens voor terug. In de onderaardse kerkers dwaalde hij
rond. De kreten van zijn slachtoffers, aan ketenen gebonden, waren in de wijde
omtrek nog te horen! Het was Jan Visscher, een stoere bewoner van Hattem, die
begin 1800 de spookhond te lijf ging. Het hondengat, waar de spookhond woonde,
werd door Jan eigenhandig dichtgemaakt. Een stenen muur van behoorlijk kalk
en steen maakte dat het spook 'Kladdegat' voorgoed
verdween...
Hattem is niet alleen een heel oud middeleeuws stadje, 700 jaar stad is
een paar jaar terug nog uitbundig gevierd, maar ook is heel veel bewaard
gebleven zoals wij in het Voerman Museum ook het een en ander tegen kwamen. Maar
wat ons bij de Dijkpoort meteen opviel was de stenen afbeelding van een zittend
mannetje. Daar word ik altijd zo nieuwsgierig van en ging op zoek en
vond.
De geutndrieter Wat zit er toch op de muur achter de
Dijkpoort? Is het echt een man die hier zijn behoefte doet? Jazeker. Het
beeld verwijst naar de uitbouw van de poort. Deze fungeerde in de negentiende
eeuw als toilet voor de poortwachters. Riolering hadden ze nog niet in de
middeleeuwen, dus de uitwerpselen vielen zo naar beneden. Het beeld kreeg al
gauw de bijnaam geutndrieter.
Toen ik Wim vertelde van de geutndrieter bij de Dijkpoort moest hij
lachen: Echt Hattems um der zoiets van te maken, net as de Strontkleppe'.
Dat woord drieten wordt ook in de Achterhoek gebruikt èn in Twente. Een paar
bekende uitdrukkingen: Noe he'j t schaop an t driet'n , --oh wat
erg, nu hebben we gedonder in de tent Ik loat mie nich in 'n tuk
driet'n. --Ik heb met jou nog een appeltje te schillen, Er is zelfs een
songtekst van Jovink En De Voederbietels met : Schoap An't Drieten s
Winters as de boer'n ies driet dan is t kold. -- 's Winters, als de boeren
ijs poepen dan is het koud) Opoe Bijenhof bezigde het woord drieten vooral
als ze kwaad was: Och loop toch hen drieten. En een klein kind werd
vaak wat liefkozend: mien drietebuul genoemd Wim kent trouwens nog een
uitspraak van een echte Hattemer die goed kwaad was op een van de neven van der
Kolk: Kom es hier ie dan zak oew köppien op een päöltien zettn. Wie
het herkent mag het zeggen
Soms komt er iets boven water waarvan je vergeten was dat je het had. Toen
Jos en Margo op de Boomgaard hun huis aan het inrichten waren kwamen er na 55
jaar een paar schoolschriftjes van mij te voorschijn. En als ik in de grote
hutkoffer van Wim kijk vind ik van onze kinderen het een en ander. Maar ik ben
niet de enige die dingen bewaart. Toen ik in Hattem begon aan mijn
onderwijzersloopbaan was het de tijd van Pinkeltje en ik heb in die tijd de
kinderen heel wat verhalen voorgelezen. Eén van de ouders zocht een model om te
schilderen en vroeg, ik denk via zijn dochter, of ik wel zou willen. Och waarom
ook niet. Ik had een kamer bij de fam. Sobering en had behalve mijn schoolwerk
weinig meer te doen. Het werd een aardig schilderij dat jarenlang bij mijn
ouders heeft gehangen en nu boven ons bureau een plekje heeft gekregen. Dochter
Hannie vond het niet echt lijken, ik sta er wat ernstig op en enigszins
geflatteerd. Als dank voor het meegekregen schilderij gaf ik toen een boek van
Pinkeltje. Dat werd zo gewaardeerd, dat ze het nog steeds als een soort relikwie
bewaart. 'Mijn zolder is net een museum', meldde ze, en stuurde de foto van het
50 jaar oude boek. 'Van juffr. Eggink 1963', staat er voorin. Zo kun je lekker
mijmeren als je eens op de zolder rondstruint. Toch erg leuk om te
horen.
Ik mag graag naar
huizenprogrammas kijken. Nee, ik blijf er niet voor thuis maar als ik er toch
ben kijk ik het liefst naar oude Engelse huizen, schuren, molens, die
gerenoveerd worden en dan in oude stijl. Wat later zie je op SBS 6 Huizenjacht
en dat is toch heel andere koek. Hoe vaak heb ik de kreet van de jongeren
gehoord: Dat is niet mijn smaak, wanneer er een toch splinternieuwe keuken of
badkamer in zit. Dan kun je nog beter een ouder huis nemen om op te knappen,
maar ook die zijn prijzig. Ons eerste onderkomen was bij juffr. van der
Meulen aan de Eijerdijk in Hattem, een grote woonkamer met banken onder de
ramen, een slaapkamer met planken vloer die aanvankelijk in de olie gezet werd,
een keukentje dat ook de doorloop naar de tuin was. En daarin werd eigenhandig
door Albert Sobering en Wim een granieten aanrechtblad geplaatst met twee
kastjes eronder en een gordijntje in het midden onder de gootsteen. Wel hadden
we een splinternieuw gasfornuis met een ruitje in de ovendeur waardoor je het
bakproces kon volgen. Dat was op dat moment de grootste wens van Wim wat betreft
de inrichting. Wanneer er gebadderd werd was dat aan het aanrecht nadat we een
paar ketels water aan de kook hadden gebracht. De geiser kwam pas toen we
Gerhard kregen.Verder was onze inrichting voor die tijd vrij strak te noemen en
beviel me de mix van oud en nieuw. Ons keukentje in Aalten was een standaard
Bruinzeelkeuken, ook niks mis mee. Ongeveer dezelfde zelfde kregen we in Hengelo
aan de Jan Voermanstraat, maar toen we eenmaal aan de Marnixstraat gingen wonen
in ons eerste eigen huis gingen we zelf aan de slag. Het werd een heel lang
aanrechtblad met daaronder een paar degelijke kastjes en losse apparatuur:
wasmachine, droger èn een afwasmachine. We waren er heel blij mee, vooral met de
afwasmachine want met opgroeiende kinderen en regelmatig invalwerk voor mij was
dat een uitkomst. En ook nu nog ben ik heel tevreden met mijn degelijke
landelijke keuken met losse apparatuur en kijk toch regelmatig naar de
interieurarchitecten die op de I-pad laten zien hoe een van de favoriete huizen
er na een verbouwing en met een strak interieur er uit zou kunnen
zien.
Moederdag ? Das een uutvinding van de
winkeliers, vond pa vroeger. Nee.. hij deed er niet aan. Wat wij deden moesten
we zelf weten. Bij mijn weten hebben we er thuis altijd wel iets mee gedaan toen
het in de mode kwam. Het zit hem natuurlijk niet in grote cadeaus. Ik meen zelfs
dat het pas begon te spelen omdat tante Hermien op moederdag voor opoe kwam, die
met opa bij ons in woonde. Toen wijzelf kinderen hadden hoefde ik alleen maar
thee op bed, mag toch wel eens per jaar. Na onze eerste gezamenlijk wakker
worden na onze trouwdag wilde ik graag met Wim een beschuitje eten op bed, maar
hij wist me heel tactisch aan het verstand te peuteren dat het verspilde moeite
was. Hij had een gruwelijke hekel aan krummels in bedde. Nou ja eens per jaar
dan, met verjaardag of moederdag. Ik moet er tegenwoordig ook nog ziek bij zijn
voor me zoiets overkomt. Het mooiste zijn de persoonlijk gemaakte frutsels
van de kinderen die ze meestal met de juf hadden gemaakt. Ik heb nog ergens wat
verfhandjes op een wit lapje liggen, een kleihangertje met een lachebekje en een
met een figuurzaagje uitgezaagde G van Gerhard. Judith is altijd heel
creatief op gebied van verrassingen. Zo nodigde ze beide moeders eens uit op een
soort brunch en vandaag ging ze met haar moeder naar de film terwijl Gerhard bij
ons kwam buurten met een mooi boek èn bloemetje. Mark en Jennifer kwamen wat
later langs met Eva en zo was de dag alweer rond. En Rick dan Rick? Die lijkt
wat dat betreft op zn opa. Het is trouwens zijn weekend niet. Hij volgt een
strak schema. Volgende week is het weer zover, dan komt hij deze kant weer op,
eerder niet of er moet iets heel bijzonders aan de hand zijn. En als ik hem zou
vragen:'Rick kom je zondag nog... het is moederdag?' Dan zou hij ad rem
antwoorden:'Moederdag... wat is dat?'
Tijdens een optreden van Normaal in de jaren 70 was Willem Duyn eens te
gast.
foto: Henk Braakhekke.
Ze hebben hun eigen publiek, altijd
al gehad, en hun fanclub heet Anhangerschap. Afgelopen week was de Achterhoekse
popgroep Normaal zelfs vlakbij ons in Schoonoord, nu al voor de 26e keer.
De hele omgeving liep uit, vanuit Westenesch ging het zelfs met een speciale kar
die kant op. Ie wet wel, vertelde de buurvrouw, waor ze allemaole met bier
gooit. Ja toen wist ik het wel. Het schijnt de dag van het jaar te zijn.
De week ervoor waren we in de Achterhoek op weg naar Doesburg en ineens
stuitten we op een oude zwartgeschilderde caravan met Zwarte Cross er op.
De jongens die blijkbaar even hoge nood hadden stonden aan de kant te plassen.
Die waren al flink aan het bier voordat ze op de beroemde Zwarte Cross in
Lichtenvoorde waren, waar ook Normaal zou optreden. Wat het mij doet?
Helemaal niks, nou ja . als ik Bennie Jolink eens op de tv hoor in een programma
en ook wel als hij zingt voel ik toch weer iets als verwantschap. Door de taal
of zou het komen omdat ik in die twee jaar, van 1960-1962 dat ik naar de Groen
van Prinsterer Kweekschool in Doetinchem fietste, af en toe stopte bij hun
latere stamcafé de Tol/ annex kruidenier in Velswijk. Op de terugweg van
school na een lange dag wil een mens wel eens wat hongerig worden. Nee van
Normaal met zn Hendrik Haverkamp hadden we toen nog geen idee.
Toch schijnt dat dit café bij het ontstaan van de popgroep een centrale rol
gespeeld heeft.
Een nostalgisch plaatje. De tijd van de melkbus met een nummer is voorgoed
voorbij. In 1971 gingen we met pa en mama naar Hessen op vakantie. We logeerden
in een Natuurvriendenhuis op de Meissner. Iedereen hielp mee. De een hielp
opruimen, de ander afwassen. Pa zorgde s morgens dat het terras aangeveegd
werd. Ook hier kwamen de nieuwe plannen van de Nederlandse regering ter sprake:
alles moet groter, meer koeien, melkquotum... Toen we thuiskwamen op de
Boomgaard kwam het gesprek op de nieuwe melkstal met melktank die aangeschaft
zou moeten worden. De stal kwam er en waar de melkbussen met 575 er op van de
Boomgaard gebleven zijn? Geen idee. Misschien heeft er ook wel zon bord aan de
weg gestaan.
En... de binnenkant van de radio... voor de techneuten onder jullie.
Al hebben jullie deze foto al eens gezien, na de velomobile van opa Harwig kan deze er ook nog eens op: de zelfgebouwde radio van opa Eggink. Deze was het huwelijkscadeau van opa en opoe voor Gerrit en Hanna. Joop wist te vertellen dat deze zonder certificaat is, want dat kostte indertijd nog eens 2,50. Ze zullen er beslist blij mee geweest zijn, maar toch was er wat ongenoegen vertelde Hanna aan haar zus Heintje toen ze samen in het Zorgcentrum de Borkel verbleven. Heintje en Koos hadden bij hun huwelijk een bruidskoe gehad. En Hanna had het gevoel gehad dat ze met 'lege' handen het huwelijk in was gegaan. Maar misschien kwam dat gevoel pas later. De familie Voortman had al koeien zat, maar ja... het ging bij haar om het idee.
De beide opas, opa uut Barchem en opa Baard, om ze maar bij hun extra naam te noemen, hadden nog meer overeenkomsten. Geen van beide waren het doorsnee opas. Beiden waren het van die uitvinders. Opa Eggink bouwde al heel vroeg zijn eerste radio. Er is ook nog een perpetuum mobile geweest die een jaar lang bleef bewegen en tot opas verdriet het na een jaar begaf. Hij was een pacifist en socialist en als zodanig lid van de PSP die in 1957 ontstond. Opa Harwig was een vurig aanhanger van de SDAP, later de PvdA, een echte rooie rakker werd wel gezegd. Hij hield wel van nieuwe ideeën en kwam ergens in de jaren 30 met zijn tweepersoons fiets. Neef Jan wist te vertellen dat hij er wel een motortje onder had laten zetten. Hiermee deed hij mee in de Oranje optocht. Deze foto heb ik al eens eerder laten zien, maar ik vind hem zo speciaal dat hij nog eens mag.
Van de ene bijzondere opa naar de andere. Dit is de vader van oom Jaap, opa Harwig met zijn laatste vrouw. Hij wordt door neef Wim nog altijd opa Baard genoemd. Hoewel zeer verschillend hadden onze beide opa's wel eenzelfde passie. Ze waren allebei fel tegen het gebruik van alcohol. Hier waarschuwt hij tegen misbruik van alcohol.
Zijn anti- alcohol waarschuwing is duidelijk. Op de linkerkant zie je: Alcohol kweekt kinderleed Met alcohol op de wegen Grijnst de dood u tegen Wie drinkt denkt niet Wie denkt drinkt niet!
En speciaal voor het Oranjefeest op Koninginnedag het grotere plakkaat: Viert uw Oranjefeest Als mens en niet als beest Weest uitgelaten, dol Maar zonder alcohol
Het is al weer een paar weken geleden dat Jannie Dinkelman me deze aardige foto van opa Eggink toestuurde. Hij is afkomstig van Henk Braakhekke, in die tijd een buurjongen van de Egginks op de Boskamp. Hij stuurde een aantal fotos uit die goeie ouwe tijd naar een zus van Jannie en zo kwam deze weer via haar bij mij terecht. Ze noemde dit een foto van Johan oom, zo werden de buren wel genoemd net zoals opoe wel als Dine meuje aangeduid werd. Als Henk Braakhekke net zo fanatiek met fotos in de weer is als neef Joop, hoop ik dat er misschien nog meer los zal komen. Deze foto lijkt me gemaakt op de plek waar de melkbussen naar toe gebracht werden en ik zie behalve het melkkarretje waar opa op zit, nog een handvat van een ander melkkarretje. Waarschijnlijk is die van Braakhekke en Henk zal zn fototoestel meegenomen hebben naar dit afhaalpunt aan de weg.
Met dank aan Jannie Klein Ikkink- Dinkelman en Henk Braakhekke
Jannie reageerde op het vorige stukje. Zo blijf je als ex- Achterhoekse toch op de hoogte. Deze foto van oom Herman en tante Netty aan het ontbijt op de Boskamp is echt een heel mooie. Die zag ik ook op tafel staan bij de waarschijnlijk 90e verjaardag van opa. Zo waren Herman en Netty er toch bij, samen met de bandjes die Herman stuurde.
Hallo Hetty,
Even een aanvulling. Henk Braakhekke is een professionele fotograaf, heeft jaren voor de krant gewerkt. Hij maakte ook in de buurt foto's. De foto van ome Jan en tante Jantje met oom Herman en tante Nettie aan het ontbijt is ook door hem gemaakt. Henk is nu met pensioen en is zijn archief van duizenden foto's aan het bekijken en als hij weet wie hij er blij mee kan maken stuurt hij ze door.
Groeten Jannie
En nu maar hopen dat er ook iets leuks voor mij bij is.
Zomaar een foto uit de jeugd van mama toen ze op de Haar woonde. Ik vermoed dat het midden jaren 30 is. De zwarte kousen worden nog volop gedragen. De lage klompen met zo'n leertje over de wreef zaten wat beter dan de mannenklompen. En vaak bij een foto op De Haar is er een paard, veulen of hond in beeld. Dit moet wel een 'zinnig' ding zijn om zo los aan de hand te blijven staan voor de foto. Ik denk dat ome Sjoerd Aartsen al in beeld is met zijn vierkante boxje anders denk ik niet dat er veel foto's als deze zouden zijn.
Nog een plaatje uit de oude doos van Ton Heekelaar. Het is een foto uit de mobilisatietijd in 1939 en onze Gijs was al aardig kundig op de hoge noren. Tante Mies was ook een sportief schaatster wist mama te vertellen. Hadden ze de beginselen van het schaatsen al een beetje onder de knie gekregen op een ondergelopen stukje weiland achter een oude keukenstoel, dan konden de jongelui uit Barchem en de Wildenborch zich uitleven op de gracht van kasteel de Wildenborch.
De Onzalige bossen staan tijdens de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw in De-Steeg en wijde omgeving als "wereldberoemd " bekend onder de naam: "De varkensbaan van Ruys". Jaarlijks genoten tijdens de zomermaanden 10-duizenden recreanten van de relatief makke zwijnen. Veel kinderen o.l.v. de v.v.v.gids Henk van de Brink bewaren heel goede en ..spannende herinneringen tijdens een schoolreisje aan de Onzalige bossen. De wilde-zwijnen en biggetjes in hun "pyjamajasjes" staan nog altijd in hun netvlies gegrift! Toen de varkensbaan in 1977 werd opgeheven vroegen recreanten -jaren nadien- bij de uitspanning/pannenkoekenboerderij Carolinahoeve: Waar kunnen wij de wilde-zwijnen vinden?.
Volledigheidshalve: Directie Natuurmonumenten en jachtcombinatie hebben begin 1970 een zogenaamd Herenakkoord gesloten. Dus nog eenmalig werd de jacht met zes (6) -jaar verlengd.. Dan had chef jachtopzichter Gijs van Velthuizen in 1977 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, alsmede wegens een toenemende landelijke anti-jachtlobby, heeft men doen besluiten om de jacht in de Onzalige bossen definitief te beëindigen.
De jachtcombinatie heeft toen een herinneringstegeltje laten vervaardigen. Ook de gastjagers die de wilde-zwijnen in de Onzalige bossen hebben bejaagd, hebben zon tegeltje ontvangen, dus ook enkele leden van ons Koninklijk Huis. Kort nadien was in de wandelgangen van jagers te vernemen dat de tekst op het tegeltje niet juist was! Had volgens hen moeten zijn: "Een Onzalig einde aan de Zalige-Bossen".
Tot slot: Herman van Middelkoop (zoon van Koos en Heintje) en gehuwd met Ineke de Visser, behoorde in die tijd tot het vaste drijversgilde in de Onzalige bossen. Desgewenst, kan men bij hen in Gorssel hierover nader worden geïnformeerd.
Opgemaakt door: Ton Heekelaar te Velp, op 9-mei-2011.
Jachtopzichter van Minnen, mevr. van Minnen en jachtopzichter Gijs van Velthuizen.
Soms moet je een beetje geluk hebben.
Gijs van Velthuizen had in die tijd ca. 20-stuks geweren van diverse makelij van de Duitsers achter over gedrukt, hetgeen later -tegen het einde van de oorlog- nog goed van pas zou komen. Op een dag klopten twee Duitsers bij het boerderijtje aan de Lange Juffer aan de deur en vorderde eten. Het was een officier en onderofficier die collega jachtopzichter Minne in het jachthuis hadden opgesloten. In de loop van de avond ging van Velthuizen met onder zijn arm een aantal geweren geklemd naar het jachthuis om verhaal te halen. Toen van Velthuizen de grote broek aantrok en vroeg waar men toch in godsnaam mee bezig was, raakte een der moffen enigszins geïrriteerd. De lichaamstaal van die mof deed niet veel goeds vermoeden waarop van Velthuizen uit voorzorg ijlings achter de deur van het jachthuis dekking zocht. Terstond volgde een oorverdovende knal en schoot die mof dwars door de deur. Wonder boven wonder werd van Veldhuizen niet door de langs suizende volmantel patroon getroffen. Door de smalle streep van het wc-raampje kon van Velthuizen de mof zien lopen naar het tegenovergelegen huis van de toenmalige lange Willem Mateman. Het zou vrij eenvoudig zijn geweest die mof daar neer te knallen, doch van Velthuizen hield de vinger recht. De andere mof die reeds in het jachthuis verbleef werd door de aanwezige overmacht ontwapend. Hierna werd Minne uit zijn benarde positie bevrijd en hielden wij die mof onder schot. Diezelfde nacht werd diverse keren op de luiken van het jachthuis gebonsd met de mededeling dat men zijn/hun maat diende te laten gaan. Brunsting, Minne en van Velthuizen riepen gelijktijdig dat men op moest sodemieteren indien men hun maat nog levend terug wilde zien. Deze gespannen onderhandelingssituatie duurde onafgebroken tot in de loop van de middag van de volgende dag.
Om wederwaardigheden op te schrijven en te bewaren voor het nageslacht, was ik: Ton Heekelaar, faunabeheerder in dienst bij Vereniging Natuurmonumenten, bezig de oude gepensioneerde koddebeier Gijs van Velthuizen, wonende op het landgoed Heuven te Rheden te interviewen met een bandrecorder. Het hiervoor noemde heb ik overeenkomstig uit de mond van Gijs van Velthuizen opgetekend. Helaas is van mijn voornemen kort nadien van Velthuizen wederom te interviewen, wegens zijn plotseling overlijden d.d. 8 augustus 2001, helaas niets meer terecht gekomen.