Vrijdagmiddag is mama gaan wandelen met Denise. Zaterdagmiddag was Denise er ook en gingen we met zijn drieën naar buiten, vandaag trekken mama en ik er met ons tweetjes op uit. Door al die uitstapjes is ze bijzonder goedgezind. Ze is enorm blij dat ik er ben en praat er maar op los. De ene rare, onverstaanbare zin volgt de andere op, maar ik doe alsof ik alles begrijp.
Plots blijft ze staan, kijkt me aan en vraagt: Weet jij het ookniet? Omdat ik in het geheel niet weet waar ze het over heeft, antwoord ik: Nee mama, ik weet het ook niet.Dat is ambekant, zegt ze. Zonder dat ik er erg in heb, verbeter ik haar: Dat is ambetant. Normaal gezien wordt ze er niet graag aan herinnerd dat ze fouten maakt en wordt ze boos. Nu krijgt ze meteen midden op straat een ongecontroleerde lachbui. Is het ambetant ? En ik zeg ambekant! giert ze het uit.
Een paar vrienden, die aan het fietsen zijn, houden even halt bij ons. Ze weten van mamas ziekte. De man vraagt aan mama: En , hoe is het met u? Mama antwoordt vrolijk: Goed,en daarna gaan we naar de briek! Geen één van ons drie die weet wat de briek is, maar de man antwoordt doodnormaal: Gelijk heeft u, ga maar naar de briek. Waarop mama de daad bij het woord voegt. Zonder gedag te zeggen stapt ze in haar eentje verder. Ik neem vlug afscheid van de vrienden en haal haar in.
We keren terug naar het rusthuis. Mama is moe van haar wandeling, maar ze is gelukkig. En dat is het enige wat telt.
Maandagmiddag is het ziekenzalving op mamas afdeling. De familie is uitgenodigd om deze bij te wonen.
Als ik toekom, zitten de bewoners al in een hele grote kring bij elkaar. In het midden van de kring staan de tafels netjes gedekt voor de koffie en cake, die achteraf wordt aangeboden. Het ziet er weer allemaal prachtig en heel verzorgd uit. Ik ga bij mama zitten. Karoline, Marcel, die vandaag jarig is, en Jo zitten vlak naast ons.
De pastorale werkster van het rusthuis en de aalmoezenier leiden de ziekenzalving. Het is een pakkend moment, maar ik heb de indruk dat de ceremonie aan de meeste demente oudjes gewoon 'voorbij gaat'. Ook aan mama. Ze vindt de muziek, die zachtjes op de achtergrond speelt, helemaal niet mooi. Ze wijst met haar hoofd in de richting van de dvd-speler en zegt luidop: Dat trekt ook op niets! Ik vermaan haar om stil te zijn. De zalving zelf ondergaat ze gewoon, maar toch is het voor ons als familie een emotioneel moment. Vooral Karoline heeft het er moeilijk mee. Misschien zal hetMarcel toch een beetje beschermen fluistert ze mij toe. Ik heb medelijden met haar, ik vind het zo triest. Zich vastklampen aan iedere strohalm, ik ken dat ook. Als bij het einde van de ziekenzalving gezamenlijk het Onze Vader wordt gebeden, zegt mama luid en duidelijk het gebed mee. Daar schrik ik toch even van. Juist de laatste zinnetjes is ze kwijt. Elke bewoner krijgt nog een klein zakje lavendel en daarna drinken we gezellig samen koffie.
De aalmoezenier gaat bij elk oudje nog eens langs. Mama herkent de man helemaal niet meer. Ze zit hem dan ook duister aan te kijken als hij beweert dat hij haar zo net gezalfd heeft. Gij? zegt ze vol ongeloof. Jeherkent me waarschijnlijk niet meer, omdat ik mijn witte albe heb uitgetrokken probeert de arme man. Maar mama blijft erbij dat ze hem niet kent en eet gewoon haar stukje cake verder op.
Zondagmiddag komt Simone bij mama op bezoek. Zij is een achternicht van mama en één jaar jonger. Simone is iemand die de familieband in ere houdt. We hadden steeds telefonisch contact. Zij is van mamas ziekte op de hoogte, maar door omstandigheden hebben we elkaar een hele tijd niet gezien. Wij waren zo een twee jaar geleden samen met mama, die toen pas was opgenomen in het rusthuis, bij Simone thuis uitgenodigd. Toen ging het nog vrij goed met mama. Dat was de laatste keer dat ze elkaar hebben gezien.
Mama zit op haar kamer, vast in haar stoel. Ondertussen haalt een dement dametje, dat onlangs is opgenomen en nog vrij rondloopt, mamas kamer overhoop. Moet kunnen, denk ik. Mama zegt meteen tegen de nieuwe vriendin: Dat is mijn dochter. De dame kijkt me lief aan, ik breng de kamer weer op orde en het vrouwtje verdwijnt stilletjes. Terwijl ik mama klaar maak voor het bezoek, vertel ik haar dat Simone komt. Ze hebben als kind samen gespeeld. Ze hebben als volwassenen de goede en slechte momenten in hun leven gedeeld. Maar mama weet bij God niet over wie ik het heb! Misschien gaat het wel beter eens zij Simone ziet, denk ik. Misschien komt dan weer alles terug?
Rond half drie rijdt Simone met haar auto de parking van het rusthuis op. Simone is daar, mama, zeg ik. Simone? vraagt ze twijfelend. We lopen haar tegemoet, maar mama blijft stokstijf staan als Simone haar wil omhelzen. Ik ben Simone, lacht haar achternicht haar toe en neemt mama eens goed vast. Simone merkt meteen dat er iets verkeerd is. Mama herkent haar niet. Zoals steeds neem ik mama in bescherming en trek verontschuldigend de schouders op.
We gaan met zijn drieën naar de cafetaria. Simone wil bijpraten met mama. Maar algauw merkt ze dat ook dat niet meer lukt. Vol ongeloof om de afasie die mama parten speelt, zegt ze stilletjes tegen mij: Ik versta haar niet ik weet niet wat ze wil zeggen Ik leg haar uit dat mama door de ziekte van Alzheimer de meeste woorden al is kwijtgeraakt. Dat ze niet alleen geen gesprek meer kan voeren, maar het ook niet meer kan volgen. Voor Simone komt het hard aan, dit had ze niet verwacht. Nu pas dringt het tot haar door hoe erg mama er aan toe is. Als ze bovendien merkt dat ik mamas pannenkoeken met suiker bestrooi en die voor haar in stukjes snijd, wordt het haar teveel. Ze duikt weg onder tafel, haalt een zakdoek uit haar handtas en droogt stiekem haar tranen.
We proberen toch om herinneringen aan vroeger op te halen. Dat is niet aan mama besteed. Als het over mijn overgrootmoeder gaat, spreekt Simone over tante Elodie, ik over grote meme. De verwarring voor mama is kompleet. Ze zit binnen de kortste keer totaal ongeïnteresseerd aan tafel. Ze wordt lastig als een klein kind, gaat rechtstaan, gaat dan weer zitten, klaagt er voortdurend over dat ze het veel te warm heeft en wil uiteindelijk weg.
Simone had zich deze namiddag met mama helemaal anders voorgesteld. Triest kijkt ze mama aan en zegt dan tegen mij: Hetzou niet mogen op die manier oud worden, het zou niet mogen
Op donderdag 5 januari 2006 nodigde Marc Uytterhoeven in zijn talkshow De Laatste Show de toen nog jonge Vlaamse groep Yevgueni uit. Zij brengen Nederlandstalige nummers uit waarin ze knap chanson, kleinkunst en pop tot één geheel weten te vermengen.
Het liedje Oud en Versleten van lead-zanger Klaas Delrue is zeer duidelijk maatschappijkritisch bedoeld. Het is een pro-euthanasie lied die hij schreef naar aanleiding van het aftakelingsproces van zijn beide omas.
Denise, mama en ik gaan wandelen. Dat is een vaste gewoonte op zaterdagmiddag. Mama is blij en opgewekt dat ze weer naar buiten kan. En vandaag is ze goed. Als we de straat willen oversteken, kijkt ze naar links en rechts en zegt dan: t Isgoed, er komt niets! Eventjes heel helder, dan weer verward, zoals wij het nu al zoveel maanden gewoon zijn.
Plots zegt ze: Ik moet plassen. We hebben nochtans mama op de wc laten zitten vóór we gingen stappen, maar toen lukte het niet. Denise en ik kijken elkaar aan, we weten wat er nu gebeurt. Als mama zegt dat ze naar het toilet moet, moet ze ook meteen! Haar plas ophouden, lukt niet meer. Mama kijkt ons beteuterd aan: Ja, nu loop ik helemaal nat Gelukkig geniet ze toch nog van haar wandeling.
Van zodra we terug in het rusthuis zijn, krijgt mama een droge pamper aan. Denise neemt afscheid en gaat naar huis. Ik loop nog eventjes met mama de gangen door en wil haar dan naar haar tafel brengen voor het avondeten. Maar ze wil persé niet voorbij de grote ronde tafel, waar ze bijna een week lang verplicht moest zitten. Ze stopt bruusk: Neen, ons Ellen, niet naar daar! Ik dring een beetje aan om toch door te lopen, maar mama is boos: Neen, Ellen, neen, daar niet. Er zit daar een aardigaard! We gaan met een boog om de bewuste tafel heen en ik breng haar naar haar vaste stekje. Haar gezicht klaart op, Hier is t goed zegt ze. De tafelherschikking moet voor haar een enorme emotionele ervaring zijn geweest, die ze blijkbaar nog niet heeft verwerkt.
Dinsdagnamiddag hebben Karoline en ik een gesprek met Marianne, de stafmedewerker Zorg en Kwaliteit en met Bea, de hoofdver-pleegster. In een rustig gesprek wordt de tafelherschikking op mamas afdeling besproken. Er wordt naar ons geluisterd en wij luisteren naar hen. Wij staan er op dat Marcel en mama weer hun vaste en zó bekende plekje terugkrijgen. De hoofdver-pleegster heeft haar argumenten om de herschikking deels te bewaren. Die zorgt er volgens haar voor dat het werk van de verplegende vlotter verloopt. Daar kunnen wij inkomen, maar wij houden toch voet bij stuk.
De volgende dag zitten Marcel en mama, samen met hun vroegere tafelgenote, weer gezellig samen aan hun vertrouwde tafeltje. Het staat wel niet meer op dezelfde plek, maar daar kunnen wij mee leven: dat went wel. Mama is goedgezind en vrolijk. Als Karoline s avonds tegen Marcel zegt: Hier zitten jullie weer goed, hé antwoordt Marcel met de weinige woorden die hij nog kent: t zal wel zijn! En alleen al die enkele woordjes maken Karoline en mij blij. Wij zijn tevreden dat we zijn opgekomen voor onze twee lievelingen.
Van een onaangename verrassing gesproken! Vrijdagmiddag is er plots voor bijna alle bewoners van mama's afdeling een nieuwe tafelschikking uitgedokterd.
Op zondagmorgen mail ik de hoofdverpleegster het volgende:
Dinsdagmorgen mailt de hoofdverpleegster terug:
Mijn man en ik zijn niet akkoord en mailen dadelijk terug:
En nu maar het resultaat van een goed gesprek afwachten! Ik ben benieuwd of het iets zal uithalen!
Karoline en ik hadden het enkele weken geleden afgesproken: van zodra het weer het toelaat, gaan we met Marcel en mama eens samen naar buiten.
Mama loopt aan mijn arm. Zij is uitgelaten en druk. Marcel loopt stilzwijgend aan de hand van Karoline, die de erge pijn in haar rug dapper verbijt om haar man een wandeling in het park te kunnen gunnen. Mama doet weer wat extra gek en wordt door Marcel in de gaten gehouden. t Is soms een zotte triene, hé! zegt Karoline lachend tegen Marcel. Hij lacht terug: Ja, ja . Het gebeurt wel meer als mama grappig doet, dat Marcel daar plezier aan beleeft.
Mama is vlotter ter been dan Marcel en dat merkt ze blijkbaar op. Plots geeft mama mij een duwtje, knikt in de richting van Marcel en zegt: Zonde, hé. Wil zij hem helpen? Meteen gaat ze naast hem lopen en neemt hem bij zijn vrije arm vast. Na zijn ziek zijn in december, stapt Marcel terug, maar hij sloft met zijn voeten over de grond. Zijn door Alzheimer aangetaste hersens zenden blijkbaar geen signalen meer uit hoe het juist moet. Zijn vrouwtje doet haar best: Pa, je moet je voeten opheffen als je stapt. Maar deze opdracht dringt eigenlijk niet meer tot hem door. Het lukt ons toch om tweemaal het park rond te wandelen. Op het laatst is Marcel bijna niet meer bij te houden, hij gaat steeds vlugger stappen. Wordt hij moe en wil hij terug? vraagt Karoline zich bezorgd af. We keren meteen terug en gaan iets drinken in de cafetaria.
Omdat het zondag is, trakteren wij ons zelf op een porto. Mama wil er ook één en Marcel drinkt een spuitwater. We babbelen nog wat gezellig, en terwijl mama daar nog met volle teugen van geniet, is Marcel stilletjes ingedommeld.
Terwijl ik vrijdagmorgen mamas haar in de krulspelden draai, zit ze naar de foto te kijken van papa. Een reuze grote foto, die hij tijdens de oorlog liet maken. Het was een geschenk voor zijn moeder, net vóór zijn vertrek naar Duitsland. Hij was toen 18.
Mama hecht de laatste tijd meer belang aan deze foto, dan aan het geschilderde portret van papa op de leeftijd dat hij stierf. Hij was pas 47 jaar. Bij het schilderij is ze steeds vaker in de war wie er eigenlijk op staat. Soms zegt ze dat het haar vader is, soms noemt ze de naam van een verre neef. Ze weet het eigenlijk niet zo goed meer. Maar als mama naar de foto kijkt, dan weet ze zonder problemen dat het Urbain is, papa. Voor de zoveelste keer zegt ze triest: Het was toch zo een mooie man, hé? Enkele maanden geleden volgde hierop steeds dezelfde verdrietige zin: waarom werd hij zo vroeg van ons weggehaald, zo een brave mens, waarom Maar vandaag klaart mama s gezichtje ineens op, ze kijkt mij aan en zegt tevreden: Hij schrijft mij elke dag! Mij doet het pijn om zo iets te horen, maar ik laat mama gelukkig zijn met haar denkbeeldige brieven en zeg: Dat is lief!, waarop ze tevreden van ja knikt.
Duitse privékliniek vraagt fortuin voor nutteloze stamceltherapie.
Ze beweren al meer dan duizend zwaar zieke patiënten uit de hele wereld te hebben behandeld met stamcellen. Ja, ook al een dertigtal patiënten uit België had er bijna 8.000 euro voor over, zegt de patiëntverantwoordelijke van de Duitse privékliniek X-cell-Center in Keulen. In de aanbieding: stamceltherapie voor parkinson en beroertes maar evengoed voor ouderdomsblindheid en alzheimer. Zelfs erectiestoornissen zijn volgens de Duitse privékliniek te behandelen met volwassen 'stamcellen' uit het beenmerg van de patiënt.
Oplichterij, klinkt het unisono bij Vlaamse experts. Misbruik van de wanhoop van patiënten. Alzheimerexperte Christine Van Broeckhoven en professor neurologie Peter De Deyn van de Universiteit Antwerpen beamen dat er geen formeel goedgekeurde celtherapie is voor alzheimer. Volgens Van Broeckhoven is de Duitse aanpak "ethisch totaal onverantwoord".
Bekijk hier een fragment uit het VTM-nieuws van 26/2/2009:
Zondagnamiddag, het regent niet. Dus mama en ik profiteren ervan om te gaan wandelen. Vandaag spreekt ze mij weer aan met Ellen of zegt ze weer kindeke. Maar verder praat ze tegen een blaadje dat ze op de grond ziet liggen alsof het leeft. Ook de rode brandweerkraan op onze weg wordt aangesproken en gevraagd of hij mee wandelen gaat. Ik laat haar maar doen en speel het spelletje gewoon mee.
Op de terugweg naar het rusthuis begint mama plots vlugger te stappen. Waarom stap je ineens zo vlug? vraag ik haar, Wil je naar huis? Ze lacht en antwoordt: Ja, mijn maen pa komen mij halen! Ik ga er niet meer tegenin, zoals ik vroeger deed. Ik leg niet meer uit dat ze al lang overleden zijn. En zeg: Oké, dan steken we een tandje bij! en we stappen flink door.
Het doet mij denken aan het liedje van Harrie Jekkers, Terug bij af. Hij zingt over zijn oma, dement op haar tachtigste na een leven van zorgen voor haar kinderen en kleinkinderen.
Als ik zaterdagnamiddag bij mama toekom, is Denise al druk in de weer om mama klaar te maken voor een wandeling. Ze staan met hun tweetjes in de badkamer. Kijk wie daar is! zegt Denise, wijzend in mijn richting. Tante Margriet? zegt mama vertwijfeld. Ik doe ondertussen mijn jas uit en leg hem op mamas bed. Ik stap ook de badkamer binnen. Neen, neen, kijk eens goed probeert Denise. Is het de zuster van tante Margiet? vraagt mama nu heel onzeker. t Is Ellen, de kleine snelt Denise mama ter hulp. En dan weet ze het weer: Oh ja, ons kleine. Maar alle aandacht blijft naar Denise gaan, mama vleit zich tegen haar aan en zegt dat ze haar zo graag ziet. Terwijl mama Denise vastpakt en haar een zoen geeft, zegt mama tegen mij: Dat is toch zo een lief vrouwtje!... Echt hoor Ze wil best nog wel wat meer zeggen, maar ze geraakt niet uit haar woorden. Ze kijkt Denise een beetje hulpeloos aan en maakt alles goed met een dikke knuffel. Denise is er blij mee en neemt mama op haar beurt ook eens goed vast. Ik ben vertederd door zoveel warmte en vriendschap.
Wat later gaan we met zijn drieën op stap. We maken een grote wandeling. We kiezen voor het wandelpad langs het Schipdonkkanaal. Het is er zo rustig: enkele wandelaars, een handvol fietsers. Aan de ene kant de weien, waar schapen, geiten en ezeltjes lopen, aan de andere kant het kanaal waar enkel de wilde eenden voor wat deining op het water zorgen. Mama geniet er weer van. Als Denise vertelt dat ze zin heeft om binnenkort eens te gaan winkelen, vraagt mama stilletjes: Mag ik dan eens mee?Ja natuurlijk, wij gaan eens met ons tweetjeswinkelen. Dat deden we vroeger toch ook? zegt Denise. Mama straalt. Na ongeveer een uur stappen, keren we terug en gaan we koffie drinken in de cafetaria van het rusthuis. Denise en mama eten pannenkoeken. Een gezellige zaterdagnamiddag onder vriendinnen!
Zondagnamiddag zit ik samen met mama op haar kamer. Ik haal de chocolaatjes uit de kast, maak de doos open en geef haar eentje. Gisteren gekregen voor jouw verjaardag zeg ik. Mama kijkt me aan: Was het gisteren mijn verjaardag? Ik vertel haar wie er zaterdag allemaal zijn gekomen, dat we koffie en taart hebben gegeten. Maar ze blijft me vol ongeloof aankijken en luchtig zegt ze: Allesvergeten! Ik probeer het nog een keertje, toon haar de verjaardags-kaartjes, maar tevergeefs. Opnieuw krijg ik te horen: Vergeten, vergeten Ik dring niet verder aan, mama herinnert zich niets meer van haar verjaardagsfeestje.
We gaan samen wandelen. Ze doet weer een beetje gek, ze zingt luidop op straat. Als ze in de verte een hond hoort blaffen, doet ze met hem mee. Ze krijgt weer de ene lachbui na de andere. Ineens zegt mama: Dat ons Marie-Louise dat moestweten, ik zou ervan krijgen! Marie-Louise was mama's zus, die stierf aan kinkhoest toen ze negen was. Mama was toen drie jaar. Ze heeft ook de hele tijd weer waanvoorstellingen: ze ziet van alles dat er niet is. Volgens mama ligt er hondje midden op straat. Ze geeft er ook nog de nodige uitleg bij: Helemaal plat. Zonde! Allé, zie jij dat niet? Maar voor ik kan antwoorden, is mama al over iets anders bezig. Ik kan niet helemaal volgen, maar ze vraagt: t Is toch waar? Ik kijk haar aan en zeg lachend: Natuurlijk mama is het waar. Ik durf jou toch niet tegen te spreken? Ze blijft staan, nijpt me liefjes in mijn arm en zegt vrolijk: Neen, nú niet meer, maar vroeger wel! Heel eventjes is mama er weer bij.
Maar terug op haar kamer, zegt ze ineens: Ons Ellen moetik ook eens aanpakken. Ik ben benieuwd waarom en vraag het haar. Met haar garde-boue, 'verduidelijkt' mama.Ik snap er niets van: Wat heeft ze dan verkeerd gedaan? Maar mama is al alles kwijt: Ons Ellen?Niets!
Alzheimer is ook jarig zijn zonder er bij te zijn!
Op de deur van mamas kamer hangt een kleurrijke banner: Happy Birthday. Ze is jarig vandaag. Vanmorgen was ze is enorm verwonderd, toen ik haar een gelukkige verjaardag toewenste: Verjaar ik vandaag? Hoe ik ook mijn best doe, het dringt niet tot haar door. Met vol enthousiasme vertel ik wie er deze namiddag allemaal op de koffie komen. Helaas deelt mama dat enthousiasme niet. Ze antwoordt een beetje onverschillig, omdat ze het niet zo goed meer begrijpt: We zullen met velen zijn!
Deze namiddag zijn de vervangdochters, die de voorbije zomer mama vertroetelden toen Arsène en ik op reis waren, op de koffie uitgenodigd: Denise, Karoline, Greta, Lydia en haar ma Yvonne. Ook Robert, Lydias pa is van de partij en Marcel. Arsène heeft hen in de hall van het rusthuis opgewacht. Iedereen zit al aan tafel, als Karoline en Marcel en mama en ik binnenkomen. Mama is opgetogen als ze Denise ziet die haar feliciteert, maar daar houdt het ook mee op. Ze is totaal hulpeloos. Ik merk dat ze de anderen niet eens meer herkent. Mensen die ze al jarenlang kent, verschrikkelijk! Ik schiet meteen ter hulp en stel iedereen voor. Ze wordt proficiat gewenst en er wordt liefdevol heen en weer gekust.
We drinken koffie en genieten van een lekkere chocoladetaart. Wij vieren gezellig mamas verjaardag, maar alles gaat aan haar voorbij. Haar blik op oneindig, staart ze voortdurend voor zich uit, bijna onbeweeglijk blijft ze zitten, de beide armen gevouwen voor haar borst. Als ze iets gevraagd wordt, geeft ze het verkeerde antwoord. Mama is er niet echt bij.
Denise, mama en ik zitten, na een korte wandeling, in de cafetaria. Mama is weer in de war en trekt het ene gekke gezicht na het andere. Denise kijkt haar triest aan en zegt stilletjes tegen mij: Hoe kan dat nu toch? Daarnet was ze zo goed. En ze popelt om mij te vertellen wat er zojuist is gebeurd.
Vóór we gingen wandelen, hadden zij en mama in de hall van het rusthuis op mij staan wachten. Ik had nog wat te regelen met de mensen van de cafetaria voor mamas verjaardags-feestje. Mama werd ongeduldig van dat wachten. Denise had tegen mama gezegd: Ellen is weer aan t babbelen. Mama had het direct voor haar dochter opgenomen en was meteen in de verdediging gegaan: Laat haar maar babbelen. Toen Denise zei: Ja, maar ze blijft babbelen, hé? had mama prompt geantwoord: Ons Ellen kan nooit ophouden met babbelen als ze bezig is!
Terwijl ik mamas haar in de krulspelden draai, zeg ik dat ze volgende week jarig is. Ze schrikt er een beetje van. Eigenlijk kan ze zich niet meer herinneren wanneer ze verjaart en ze weet ook niet hoe oud ze is.
- Mama (verwonderd): Oh, ja? - Ik: Volgende week zaterdag, op 14 februari, op Valentijnsdag. - Mama: Ja. - Ik: Dan word je negenenzeventig. - Mama: Negenenzeventig al? - Ik: Ja, weer een jaartje erbij. De tijd vliegt hé, mama! - Mama: Ja, kindeke, t is al laat hé?
Zondagnamiddag zijn mama en ik op wandel. Van zodra Karoline, die met Marcel in de cafetaria zit, ons opmerkt, zwaait ze in onze richting. Kom er bij zitten, ik heb groot nieuws. Ik moet jou wat vertellen! zegt ze uitbundig en wijst drukdoende naar Marcel. Ik kan mijn ogen niet geloven: Marcel zit in geen rolstoel, maar op een gewone stoel. Na zijn thuiskomst uit het ziekenhuis, zat hij ook steeds gefixeerd in een geriatrische stoel, net zoals mama. Teveel verzwakt, gevaar voor vallen, versleten hart, er waren redenen genoeg om hem van s morgens tot s avonds veilig op te sluiten in zijn stoel. Maar Marcel is de laatste tijd flink wat opgeknapt.
Stralend begint Karoline te vertellen: Vrijdag hebben ze zich allemaal rot geschrokken. Iedereen dacht dat Marcel rustig op zijn kamer zat, in zijn stoel. Tot hij plots aan het bureau stond van de verpleegkundigen. Hij was op zijn eentje uit zijn stoel geraakt en was op stap gegaan. Hij heeft gewoon één van de vijzen, waarmee het tafeltje op de stoel is vastgemaakt, losgedraaid Zo is hij er waarschijn-lijk uitgeraakt Dat hij dat nog kan, hé? Ik heb de vijs in één van zijn broekzakken teruggevonden En nu weet ik dat hij terug kan stappen! Gisteren heeft hij boven wat gestapt met mij en mijn buurvrouw Jo. En vandaag ben ik met hem te voet naar de cafetaria gekomen. Goed hé?
En óf ik dat goed vind! Ik ben al even blij als zij. En ik geniet zo ongelooflijk veel van Marcels ontsnappingsverhaal. Het was me de laatste tijd al opgevallen dat Marcel voortdurend zat te prutsen aan het tafeltje op de stoel. Hij wou en zou het systeem kraken. Hij wilde blijkbaar weer vrij zijn. Uiteindelijk is het hem gelukt, en ik vind het fantastisch. We maken al enthousiast plannen om bij goed weer, samen met Marcel en mama buiten te gaan wandelen. We houden wel rekening met het risico van vallen. Alleen op stap, zonder een helpende arm om op te steunen, kan niet, zeker niet voor Marcel. En misschien ook niet meer voor mama?
We babbelen gezellig verder, en genieten in opperbeste stemming van een portoke. Marcel is tevreden met een coca, mama doet mee met ons. Goed, zegt ze voortdurend en drinkt met grote teugen van haar glas. Ze krijgt een licht blosje op de wangen, heeft het warm en trekt om de haverklap de col van haar trui naar beneden. Ze blaast ongegeneerd frisse lucht in haar decolleté. En ze blijft maar lachen. Tot ik, volgens haar, wat te veel aandacht aan Marcel besteed. Jaloers vraagt ze: Enik dan? Ik maak het direct goed met een kus. Ze is alweer tevreden, geeft mij een klinkende zoen terug en wrijft me liefdevol over mijn rug.
Plots wijst mama een kalende man aan en zegt veel te luid: Moet je zien, die kletskop daar. Hij heeft geen haar op zijn hoofd! Karoline en ik proesten het uit: "Mama, op een kletskop staat er nooit haar!" Maar voor Marcel is het genoeg geweest: hij gaat zonder hulp rechtstaan en geeft aan dat hij weg wil. We gaan samen, nog steeds goed gemutst, naar boven, het is toch etenstijd.
Toen ik nog kind was en mijn grootouders en ouders over de kleine spraken, dan hadden zij het over mij. Ook als volwassen vrouw, bleef ik voor hen de kleine.
Zaterdagnamiddag zegt mama tegen mij: Ik zie de kleine zo graag. Waarop ik glimlachend antwoord: Dat weet ik! Ze kijkt me aan: Ja, jij wel. Maar zou zij het ook weten? Die woorden doen zo een pijn. Mama beseft niet dat ik de kleine ben. Op zo een moment heb ik zin om het uit te schreeuwen: Ik ben Ellen, ik ben de kleine. Maar dat doe ik niet, mama kan het echt niet helpen. Terwijl de tranen in mijn ogen komen, neem ik haar eens goed vast en zeg: Ik zal het haarvertellen. Mama slaat ook haar armen om mij heen: Zou je datwillen doen? Dat is goed dan weet ze het!