Atheneum, 1990, deliberatietijd. Dus voldoende gelegenheid om tijdens de pauzes wat te kletsen met collega's, over vakantieplannen en zo. Simpel en gemoedelijk.
Maar er was ook een moeilijk gesprek met de islamleraar die mij wou duidelijk maken dat hij zéker niet aangesloten was bij de Grijze Wolven, dat hij geen radicale islamiet was, en dat hij zich distantieerde van extreme aanhangers van de islam.
Waarom moest ik dat weten? Er was geen enkele aanleiding hiervoor, niet één reden om mij dat te vertellen. Dus ik kwam uit de lucht gevallen, van de wolken afgetuimeld, uit de hemel naar beneden gevallen, omdat ik niet wist waarover die man het had. De geluiden over de 'Grijze Wolven' hoorde ik toen voor het eerst.
Zo vlug als ik het hier schrijf, zo traag en moeizaam ging het gesprek met de islamleraar. Geduldig en nieuwsgierig luisterde ik naar de man met de dikke volle snor. Hij beheerste de Nederlandse taal nauwelijks, een vlotte dialoog was onmogelijk, een beetje onverstaanbaar brabbelen met zelf uitgevonden Turkse zinsconstructies, zo ging dat.
Maar mijn nieuwsgierigheid verrichtte wonderen, mijn geduld en belangstelling ook. Met deze deugden kon een uitzichtloos gesprek toch nog fatsoenlijk afgerond worden.
Nu zit de islamleraar bij Allah en zijn huishouden thee te slurpen uit een gouden kopje met daarin een zilveren lepeltje om in de thee te roeren. Ik zie hem zitten naast de andere islamleraren uit andere scholen. Ze vergrijpen zich aan gemarineerde varkenshapjes in rode wijnsaus. Kistjes havannasigaren zijn er ook in overvloed. Samen zitten ze ijverig een snelcursus Nederlands te volgen. De engelen uit de hemel, die zich infiltreerden in het hiernamaals van Allah, dwongen alle islamleraren tot deze inburgering, een inburgering die ze tijdens hun aardse leven verwaarloosd hadden. De engelen uit de hemel organiseren een enkele reis naar de hel voor alle islamleraren die niet slagen voor hun examen Nederlands. En dan helpt het stuntelige gezeur over "Grijze Wolven' niet meer!
|