Het boek probeert de lezer mee te slepen en te overtuigen, ja te overmeesteren, ja sterker nog, `tot overgave en geloof te dwingen'. Maar de lezer moet eerst nog besluiten of hij zich door dit boek wel wil laten overmeesteren en dwingen. Hij ziet het geweld naderen en huivert. Hij stribbelt tegen. - Thomas Rosenboom.
***
De held van de roman van Thomas Rosenboom is een scheepsbouwer die niet kan ophouden met praten.
Maar zijn praten is Rosenbooms schrijven: een poging greep te krijgen op het leven.
Hij zoekt naar de middelen waarmee je de roman kunt schrijven met de grootst mogelijke sterkte.
De nieuwe man ,vertelt net als de vorige romans een onwaarschijnlijk schilderachtig en bizar verhaal, gesitueerd in een vergeten uithoek van de vaderlandse geschiedenis. Maar het is ditmaal met strenge hand getrimd tot niet meer dan ruim driehonderd bladzijden .
Het is 1912 en we bevinden ons in het holst van Noordoost-Groningen, te weten aan het Damsterdiep, dat in de negentiende eeuw nog druk bevaren werd maar sinds het graven van het Eemskanaal dood water is.
Daar in de stilte, achtergebleven in de tijd, ligt het dorpje Wirdum, en in dat dorpje ligt nog steeds, alsof er niets veranderd is, een werf.
Werfeigenaar Berend Bepol, midden vijftig, houdt de zaak dankzij een hoogconjunctuur zo'n beetje draaiende met kleine klussen en is een tevreden man.
Naast zijn directiewerk vindt hij de tijd om zich aan hogere zaken te wijden. Hij doet goede werken voor het dorp en geeft de ruimte aan zijn `filosofische inslag'.
Er zijn echter twee grote taken in het leven waar hij in zijn eigen ogen toch niet onderuit komt. Hij zal op de werf zijn opvolging moeten verzorgen en hij zal zijn schuwe dochter Ilse aan de man moeten helpen.
Beide kwesties spelen hoog op als acht jaar later, 1920, een eind komt aan de hoogconjunctuur.
Alle vooruitzichten voor de zestigjarige Berend Bepol zijn dus slecht.
Altijd nog geen opvolger.en altijd nog geen man voor Ilse.
Hij heeft er niets aan gedaan, zoals hij nergens iets aan heeft gedaan, zijn hele leven eigenlijk al niet, en dat acute inzicht zet hem in beweging.
Hij vraagt zijn ontslagen meesterknecht Niesten terug in het bedrijf als zijn beoogde opvolger maar meteen als zijn beoogde man voor Ilse.
.Zo komt vervolgens de intrige aan het rollen, want de meesterknecht laat er geen gras over groeien.
De jonge Niesten gaat op een dag naar Bremerhaven en komt thuis met een order voor de bouw van een tweemotorige zeesleper van de modernste soort, voor een van de voornaamste bergingsmaatschappijen van Europa.
Bepol is opgetogen, ja, de toekomst gaat nu echt beginnen.
Aan de ene kant vereenzelvigt Bepol zich steeds sterker met de man die zijn werf weer bestaan geeft en de toekomst waarlijk tegemoet stormt .. maar er kiert ook twijfel door zijn blijheid.
Hoe hij ook met Niesten aanpapt, hij krijgt maar geen hoogte van de jongen.
Geen stom woord komt eruit. Niet eens een woord van dank voor alles wat hij in de schoot geworpen krijgt.
Bepol schrikt voor al het nieuwe terug en zijn wantrouwen groeit tegen diezelfde redder, die hem overspeelt en voorbijstreeft. Hij voelt zich de mindere, kan dat niet zetten en gaat in zijn rol van directeur, wat hij per slot nog altijd is, op zijn strepen staan.
Er ontspint zich tussen Bepol en Niesten een soort koningsdrama wanneer de laatste, door Bepol ertoe aangezet om in Duitsland werk voor de werf te zoeken, terugkomt met een prachtige, maar ongebruikelijke opdracht, namelijk het bouwen van een motorzeesleepboot.
Bepol heeft dan net een paar baggerschuiten op de helling, uit nood geboren, en hij weigert de hellingen ter beschikking te stellen van het nieuwe project.
In feite wenst hij niet opzij te gaan voor zijn opvolger of misgunt hij hem zijn succes.
Dan gaat Niesten zijn sleepboot gewoon bouwen in de nabijgelegen paardenwei, vlak aan het Damsterdiep. Daarmee hebben beiden hun lot bezegeld.
De arme Bepol kan niet kiezen of hij Niestens vriend of vijand is en wisselt beide rollen af, tot stijgende verwarring van zijn naasten en hemzelf.
Steeds obsessiever zoekt hij naar een houding tegenover de onpeilbare Nieuwe Man, maar hoe meer hij daar zijn best op doet, hoe minder hij zijn lot ontloopt, en zo gaat hij dan onontkoombaar op het einde af, waar hem de afgrond wacht.
Het drama volgt precies de theorie, het is een vleeswording daarvan, en je moet Rosenboom nageven dat het effect verbluffend is.Er hangt een beladen sfeer, het moet allemaal wel fout gaan. geheel in overeenstemming met de literatuuropvatting van Rosenboom.
De spanning loopt op, het boek werkt als een hogedrukpan. Na de eerste scénes gaat er niets meer in of uit en het wordt almaar warmer, iedere gebeurtenis stookt het vuur hoger op, de druk neemt toe en toe.
Maar het interessante is dat de roman zich met alleen die spanning niet tevreden stelt.De plot vult zich al gauw met de vraag wat deze Bepol nou toch eigenlijk bezielt.
De romans van Rosenboom, draaien steevast om een machtsspel met een ondoorgrondelijke Ander aan wie de held zich spiegelt.Met Bepol tekent hij een held die in zijn zelfgeschapen vormenrijk de kracht van de verbeelding viert, tot hij ontdekt dat die kracht zo groot is dat hij er niet meer uit kan.
Bepol is daarmee de angstdroom van het Rosenboomse schrijven. Een figuur uit 1912, geheel verzonnen, licht potsierlijk en pompeus, in een verhaal dat ook al helemaal verzonnen is, gesitueerd in een welhaast onwerkelijk verre wereld en toch een zelfbeeld van de schrijver, misschien zelfs wel het meest intieme dat hij ooit gegeven heeft. Dat is grote kunst.
Net als Dickens, met wie hij een interesse in de social novel en een uitzinnig gevoel voor ironie deelt, spreekt Rosenboom alle mogelijke lezers aan zelfs al grossiert hij (anders dan zijn grote voorganger) in onsympathieke, om niet te zeggen perverse helden.
Thomas Rosenboom : 1956

***
Nederlands roman- en verhalenschrijver, (Doetinchem 08-01-1956).
Hij groeide op in Arnhem, waar hij in 1974 zijn eindexamen Atheneum-B haalde.
Daarna vertrok hij naar Nijmegen om psychologie te studeren. Deze studie voltooide hij niet.
Hij besloot schrijver te worden en ging Nederlands studeren in Amsterdam
Zijn eerste publikatie dateert van 1982: het verhaal 'Bedenkingen' in De Revisor. Dit verhaal werd opgenomen in zijn eerste verhalenbundel De mensen thuis, die verscheen in 1983.
Eén jaar later werd de bundel bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en zijn leven als beroepsschrijver nam een aanvang.
Dat de Gelderse neerlandicus een bijzonder schrijver was, wisten sommigen al sinds de verschijning van De mensen thuis (1983, drie verhalen over een wereldvreemd ettertje) en Vriend van verdienste (1985, roman over een jonge sadist).
In 1994 onderstreepte hij het met Gewassen vlees. De monumentale historische roman, over een gefrustreerde 18de-eeuwse burgemeesterszoon, was misschien iets te barok van stijl, maar maakte de belofte van zijn twee eerdere boeken meer dan waar.
In 2000 won Antonius Henricus Rosenboom als eerste schrijver voor de tweede keer de Librisprijs.
Een echt uitzonderlijk schrijver toonde Rosenboom zich vijf jaar later met Publieke werken, een roman over twee gedoemde 19de-eeuwse weldoeners die enthousiast ontvangen werd door zowel de literaire kritiek als het grote publiek..
In 2001 verscheen een hertaling door Thomas Rosenboom van het beroemde Journaal van Bontekoe.
Bibliografie :
De mensen thuis -1983
Vriend van verdienste
-1985