De Vitalist -2000
Uitgeverij : QUERIDO
132 blz.-PAPERBACK ISBN 9021471043
Er is behoefte aan inzicht onder de mensen. Aan meer inzicht, aan dieper inzicht en ieder is bezig met zijn eigen inzicht. Ieder graaft, op weg naar inzicht, een kuil en de kluiten gooit hij in de kuil van de ander.
(Gerrit Krol, 'n Kleintje Krol, blz. 18)
*** Met :"De Vitalist" , heeft Krol een heel bijzondere, bijna religieuze roman geschreven. .Vitalisme is één worden met het leven en er in onderduiken. Vitalisme is de drift tot leven, en dat overal op aarde, de drang om zich in te leven in vreemde werkelijkheden en bestaanstoestanden. In een gedetermineerde wereld vertegenwoordigt het vitalisme de theorie dat uiteindelijk niet alles wetenschappelijk verklaard kan worden, maar dat er in elk organisme een mystieke oerkracht werkzaam is die het leven bestuurt en het daarmee een doel geeft Het verhaal is dramatisch, de plot metaforisch en het einde pathetisch, maar alles bij elkaar is Krol precies binnen de perken van het aannemelijke gebleven. Het verhaal begint ook gewoon op een oudejaarsavond als een klein gezelschap van vrienden hun wensen uitspreekt voor het nieuwe jaar. In het vervolg komen de typische Gerrit Krol thema's één voor één aan de beurt. Wat is wiskunde? Wat is schuld? Waarom de doodsstraf? Wie is God en daaraan gekoppeld: wat is liefde? Inderdaad, slechts 132 pagina's telt De Vitalist, maar als het om de grote thema's gaat is Krol deze keer voor geen kleintje vervaard. Hier en daar, als hij op zoek gaat naar tegenstellingen en paradoxen, is Krol ook een beetje Mulisch-achtig. Zo is God voor Johan het verdwijnpunt in de meetkunde. Hoe dichter je bijkomt, hoe verder weg het blijkt te liggen. God is daarnaast overal, tenminste zo lang wij hem niet kennen. Hij is almachtig, tenminste zo lang wij niet kunnen ingrijpen. En hij is oneindig, tenminste zo lang wij eindig, dat wil zeggen sterfelijk, zijn. Liefde daartegen is God niet, want Hij laat oorlogen woeden en laat ons treffen door ziekte en verdriet. God is geen persoonlijke God. Hij is een onkenbaar natuurverschijnsel, een axioma, want "waar God is zijn wij niet en waar hij niet is, zijn wij". De dood daarentegen is God wel, maar "hij is ook het leven. Hij is luxe, zoals ook het leven een luxe is. Een teveel".
Het is typisch Krol om dit vitalisme te projecteren op een hoofdpersoon, Johan E. genaamd, die al op zijn vierentwintigste tot hoogleraar wiskunde is benoemd. Johan is zo iemand die buiten de wereld staat, een verschijnsel dat nu eenmaal hoort bij wonderkinderen. Maar als Johan ouder wordt, zal hij - geheel op zijn eigen manier - het leven gaan ontdekken, of zoals Krol het uitdrukt: "Hij zou misschien wereldberoemd geworden zijn, als hij tevredener met zijn talent was geweest".
En dat kan hij juist niet. Het begint ermee dat hij ontdekt geen groot schaker te zijn. Hij bestudeert de openingen, maar slaagt er niet verder te komen dan het niveau van een tweedeklasser. Dat ergert Johan. Hij kan maar niet begrijpen waarom hij zo dom is. Een wiskundige zou logischerwijs ook goed in schaken moeten zijn. Na het schaken komt de misdaadfilm. Terwijl zijn vrouw Roetie bij Dial M for Murder onmiddellijk door heeft wie het heeft gedaan en waarom de bewuste huissleutel lag waar die eigenlijk niet liggen kon, mist Johan de plot waarmee alles op zijn plaats valt. Daarna komt de liefde, ook zo'n fenomeen waar Johan, hoewel getrouwd, nauwelijks oog voor heeft gehad. De liefde brengt zijn hoofd op hol. Hij raakt in de war. De platonische werkelijkheid van de wiskunde moet het afleggen tegen irrationale dromen, waarin het onmogelijke gebeurt. Het is die tegenstelling die Johan niet langer kan verdragen en die hij tenslotte oplost door het plegen van een moord. Een moord op Barbara, de vrouw, niet zijn eigen vrouw, die hij lief heeft.
In zekere zin keert Johan daarmee terug in de eenzame, afgesloten toestand waarin elk wonderkind verkeert: de gevangenis. Maar Johan komt vrij. Hij moet wegens gebrek aan bewijs ontslagen worden. Toch zal de situatie nooit meer dezelfde zijn. Zijn vrienden achten hem schuldig en er worden stenen door het raam gegooid. Een geheimzinnige zin van Stendhal, die Krol in het begin heeft aangehaald en die hij aan het eind weer herhaalt, krijgt plotseling een betekenis. Die zin, in Johans geest uitgesproken door de dode Barbara, luidt: "Soms heb ik het gevoel dat ik een even zware misdaad moet begaan als jij, om te bereiken dat je niet bang meer voor me zult zijn".
De misdaad die Barbara moet begaan, , bestaat eruit dat zij Johan zal dopen. Johan, de wetenschappelijke, Johan, de goddeloze, wordt gedoopt in de zee. Samen lopen zij het water in, tot zij tenslotte onder water verdwijnen.
"Zij stonden stil, in het licht van een gouden koepel", schrijft Krol.
"De zon en de zee springen bliksemend open; waaiers van vuur en zij", schreef Marsman in zijn gedicht Paradise regained.
In De Vitalist schrijft Krol graag zinnen die hij net als Stendhal honderd pagina's later uitlegt en op hun plaats laat vallen. Het is even wennen bij zo'n nuchter mens, maar af en toe balanceert Krol op de rand van het esoterische. Doden spreken in het hoofd van Johan en zij nemen ook beslissingen in Johans werkelijkheid. Johan is daar trouwens aan gewend. Als hij naar zijn werk fietst, wordt hij vaak vergezeld door een denkbeeldige journalist die hem allerlei vragen stelt. Johan is zo iemand zijn die in zichzelf praat en die met zichzelf discussieert en ruzie maakt. Er zit geen kwaad bij Johan, maar hij heeft wel iemand vermoord. "De mens is goed", zegt hij ergens, "maar hij is slecht". De mens is in wezen goed, maar zijn handelen is slecht.
"Alles wat mij is mislukt, beleeft een renaissance in mijn romans. Een en ander bij elkaar opgeteld, is mij dus niet zoveel mislukt. Mijn grootste mislukking: ik heb ooit een thriller geschreven, die goddank nooit is uitgegeven."
***
GERRIT KROL -1934
Gerrit Krol werd op 1 augustus 1934 in Groningen geboren. Hij is de zoon van de leraar Nederlands Idzerd Krol, en Tjitske Groenhof. Hij studeerde wiskunde en werkte als computerprogrammeur bij Shell en als systeemontwerper bij de NAM.In deze periode was hij vijf jaar werkzaam in Venezuela en drie jaar in Nigeria. Hij was een van de eerste Nederlanders die zich toelegde op het programmeren van computers. Hij debuteerde in 1961 met gedichten in de tijdschriften Barbarber en Hollands Weekblad. Zijn eerste roman, De rokken van Joy Scheepmaker, verscheen in 1962. In 1981 kwam er een herschreven versie. In de jaren daarna ontwikkelde hij een eigen schrijfstijl die vooral tot uiting kwam in Het gemillimeterde hoofd. In dit boek, dat ook in het Italiaans en het Engels werd vertaald, verloochent Krol's bèta-achtergrond zich niet; abstracties die in tekeningen en formules aan de lezer worden gepresenteerd zijn er niet ongewoon. In 1986 won hij de Constantijn Huygensprijs. Zijn roman :De weg naar Sacramento werd in 1978 bekroond met de Multatuliprijs. Gerrit Krol kreeg ook de P.C. Hooftprijs toegekend (2001)- de belangrijkste literaire oeuvre-prijs die ons land kent. De invloed van wiskunde in het werk van Gerrit Krol is onmiskenbaar en hij bewees in 2001 nogmaals dat alfa en bèta prima samen kunnen gaan toen hij aan de TU in Delft een aantal gastcolleges verzorgde over techniek en cultuurfilosofie.Deze elementen keren wat minder uitbundig in Krol's latere werk terug. Krol liet zich i n 1990 opmerken door een pleidooi voor het invoeren van de doodstraf: Voor wie kwaad wil. Een bespiegeling over de doodstraf.
De dichter heeft inmiddels een groot aantal werken op zijn naam staan. Naast verhalen en gedichten schreef hij ook recensies in NRC Handelsblad, columns in De volkskrant en verzorgde hij vertalingen en bloemlezingen. De korte gedichten met een strakke versvorm hebben in zijn latere bundels plaatsgemaakt voor experimentele proza-gedichten, waarin losse observaties en flarden van gesprekken de boventoon voeren. Deze ontwikkeling in vorm en stijl heeft de dichter, zoals hij zelf niet nalaat te zeggen, 'ijzersterke gedichten' opgeleverd. Rondo Veneziano is zijn laatste essay, voor de liefhebbers van Krol: Met een stijl die het midden houdt tussen essay, poëzie en fictie, met geweldige invallen en prachtige parodieën (bijvoorbeeld op de geslachtsregisters in de bijbel. In die stijl wordt hier de voortgang van de wetenschap beschreven, met 'leerde' in plaats van 'gewon'). Bij de 125ste verjaardag van de Vrije Universiteit-Amsterdam op 20 oktober 2005 wordt hem een eredoctoraat verleend "wegens zijn bijzondere verdiensten voor de Nederlandse cultuur door een vorm van schrijverschap die uitmuntende literaire kwaliteit paart aan theoretische reflectie en inzichten uit de wetenschappen, in het bijzonder de exacte wetenschappen en de wijsbegeerte".Krol lijdt aan de ziekte van Parkinson . Zijn roman Rondo Veneziano is volgens eigen zeggen zijn laatste boek.
Bibliografie:
De rokken van Joy Scheepmaker (roman, 1962) Kwartslag (verhalen, 1964) Het gemillimeterde hoofd (roman, 1967) De ziekte van Middleton (roman, 1969) De laatste winter (roman, 1970) APPI (essay, 1971) De man van het lateraal denken (essay, 1971) De chauffeur verveelt zich (roman, 1973 In dienst van de 'Koninklijke' (roman, 1974) Hoe ziet ons gevoel er uit? (essay, 1974) De gewone man en het geluk of Waarom het niet goed is lid van een vakbond te zijn (essays, 1975) Halte opgeheven (verhalen, 1976) Polaroid (poëzie, 1976) De weg naar Sacramento (roman, 1977) Over het huiselijk geluk en andere gedachten (columns, 1978) De t.v.-b.h. (columns, 1979) Een Fries huilt niet (roman, 1980) De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels (essay, 1981) De man achter het raam (roman, 1982) Het vrije vers (essays, 1982) Scheve levens (roman, 1983) De schriftelijke natuur (essays, 1985) Maurits en de feiten (roman, 1986) Bijna voorjaar (columns, 1986) De weg naar Tuktoyaktuk (roman/essay, 1987) De schoonheid van de witregel (essays, 1987) Helmholtz' paradijs (essays, 1987) Een ongenode gast (novelle, 1988) De Hagemeijertjes (roman, 1990) Voor wie kwaad wil (essay, 1990) Wat mooi is is moeilijk (essays, 1991) Oude foto's (verhalen, 1992) Wat mooi is is moeilijk (essays, 1992) De reus van Afrika (reportages, 1992) Omhelzingen (roman, 1993) Okoka's Wonderpark (roman, 1994) De mechanica van het liegen (essays, 1995) Middleton's dood (roman, 1996) De kleur van Groningen (gedichten, 1997) 60000 uur (autobiografie, 1998) Missie Novgorod (novelle, 1999) De vitalist (2000) Geen man, want geen vrouw (poëzie, 2001) Minnaar (poëzie, 2001) 'n Kleintje Krol (2001) De onhandige mens (essays, Vermeerlezing aan de TU Delft, 2001) Een schaaknovelle (novelle, 2002) Rondo Veneziano (roman, 2004) Beitelen aan de eeuwigheid (verzamelde essays, 2006)
Gedichten :
Een morgen in maart-1967 Over het uittrekken van een broek -1970 De Groninger veenkoloniën-1974 De rechte lijn-1975 Polaroid: gedichten, 1955-1976 Wie in de leegte van de middag zweeft-1980 Afsluitdijk -1984 Laatste gedichten -1988. - 13 p. Ameland 1994. - [24] p. Een rei van ger / 1994. - [10] p.[Uitgave ter gelegenheid van de 60e verjaardag van Gerrit Krol]. Friese sterren / , 1996. - 17] p De waarheid en de enkeling / 1997. Het is onze ervaring - 1998. Vijf vingers van dezelfde hand -1999. De vergeten kaars -1999 Minnaar - 2001. - 27 p.[Uitgave ter gelegenheid van de toekenning van de P.C. Hooftprijs 2001]. Geen man, want geen vrouw - Querido, 2001. - 64 p. Eratosthenes & Ptolemeus -2004. 't Komt allemaal goed - 2005. - 81 p.
Ontving de poëzieprijs van de gemeente Amsterdam in 1970. - de Multatuli-prijs 1981 - de Constantijn Huygensprijs 1986 - in 1996 de Busken Huëtprijs voor De mechanica van het liegen -de P.C. Hooft-prijs 2001 Uitreiking VU-eredoctoraat aan Gerrit Krol, Amsterdam, 20 oktober 2005
|