Met glimmend rode wangen zingt Olga voor: 'Drink, drink en eet, het is zo goed voor je. Dan klinkt het hele gezelschap hard met de glaasjes zelf gestookte wodka (samogon) tegen elkaar en iedereen neemt een slok. Olga zingt verder, met wodkalichtjes in haar ogen: Maak je geen zorgen. We eten en drinken wanneer we dat willen.' Haar gekookte kip smaakt in allerlei lagen goddelijk, de bonensoep is koud ook lekker en de ingemaakte komkommer ziltzuur. We zitten met een man of tien in de echt niet zo grote keuken van Olga Matsukevich, een prominente inwoonster van Motol, een flink dorp zon 350 kilometer ten Zuid-Westen van Minsk, de hoofdstad van Wit-Rusland, oftewel Belarus. Olga is ook directeur van het plaatselijke museum, ze is een vrouw met aanzien en geeft ons een cursus borsjt maken, bonensoep op zijn Wit-Russisch, met veel paddenstoelen. En hoe je die paddenstoelen en andere zaken inmaakt, legt ze intussen ook uit. Je kunt zien dat Olga het heeft gemaakt. Haar keuken heeft echte tegels op de vloer en de enorme kachel, waar ook het brood in gebakken wordt, is versierd. Ze heeft me bij binnenkomst als eerste haar inpandige toilet laten zien, een teken van welstand. Olgas man heeft geholpen bij het schonen van Tsjernobyl, dat verdiende goed. Hij loopt nu verdwaasd rond, zijn huid heeft de kleur van een slecht schoongemaakte melkfles. Maar praat niet over Tsjernobyl, niet over president Loekasjenko en ook niet over de verdwenen Joodse medebewoners. Neem nog een slok wodka, ja?