Byzantijn-Russisch icoon
De oorsprong van de icoonschilderkunst is terug te voeren op de Romeins-Egyptische Fajoemportretten van rond de 4e eeuw na Christus. Deze natuurgetrouwe, op hout geschilderde portretten kregen overledenen mee op hun sarcofaag. De mummieportretten waren een grote inspiratiebron voor de eerste iconenschilders, werkzaam in het Sint-Catharinaklooster in de Sinaï. In de collectie Vozyakov bevindt zich een Fajoemportret uit de 4e eeuw, te zien in de tentoonstelling. De icoonschilderkunst is rond de tiende eeuw in Rusland terecht gekomen; in Kiev huurde men destijds Byzantijnse kunstenaars in om allerlei kunstvoorwerpen te maken. Er ontwikkelde zich in de daaropvolgende eeuwen over heel Rusland een op Byzantijnse leest geschoeide icoonkunst. In steden als Novgorod, Moskou, Kazan, Vladimir-Soezdal en Pskov kwam de icoonkunst tot grote bloei.
Een icoon (van het Koinè Griekse εἰκόνα "tekening", "icoon"; en het Oudgrieks εἰκών "beeld", "afbeelding") van het Griekse eikoon - beeld)
Zijn afbeeldingen van heiligen of hoogfeesten, meestal geschilderd op een paneel. Zij worden geschilderd volgens door de kerk vastgestelde regels, de zg. canon. De Kerk heeft deze regels vastgesteld om voor zuiverheid en uniformiteit te zorgen en zij mogen niet afwijken van de leerstellingen van de Kerk.
Het schilderen is voor de orthodoxe kerk een werk waarvoor Gods zegen gevraagd wordt en dat gepaard gaat met gebed en vasten. Een icoon wordt niet gesigneerd, want het is Gods hand die de icoon geschilderd heeft. Iconen behoren tot de Oosters-orthodoxe Kerk en de Oriëntaals-orthodoxe Kerk en zijn onlosmakelijk verbonden met het kerkelijke en spirituele leven van de deze kerken en hun gelovigen. Iconen worden vanouds vooral geschilderd in landen waar de Oosterse orthodoxie of de Oriëntaalse orthodoxie de inheemse vorm van christendom is, zoals Griekenland, de Balkanlanden en Oost-Europa.
|